Ultimo 2011 bedroeg de EMU-schuld 65 procent van het bbp ofwel 393 miljard euro. Dit is de resultante van alle tekorten van de overheid in het verleden. Het gaat dan zowel om schulden opgebouwd door de staat als de schulden van de lokale overheden. Sinds 2009 is de overheidsschuld hoger dan de Europese referentiewaarde voor de overheidsschuld van 60 procent van het bbp.
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
---|---|---|---|---|
EMU-schuld (in procenten bbp) Idem (in mld euro) | 58,5% 348 | 60,8% 347 | 62,9% 370 | 65,2% 393 |
Waarvan schuld lokale overheden(in mld euro) | 43 | 44 | 47 | 50 |
De EMU-schuld is een zogenoemd bruto-schuldbegrip. Dat betekent dat financiële bezittingen van de overheid – zoals het bezit aan staatsdeelnemingen als Schiphol, Nederlandse Spoorwegen en ABN AMRO – niet in mindering mogen worden gebracht op de uitstaande schuld. In het EMU-schuldcriterium blijven de financiële bezittingen dus volledig buiten beschouwing. Een deel van de staatsschuld hangt zelfs samen met aankoop van financiële activa van de staat, zoals aankoop van Fortis in 2008. Voor de beoordeling van de schuldontwikkeling kan daarom niet worden geabstraheerd van de bezittingen. Informatie over zowel de bezittingen als de schulden van de overheid is terug te vinden op de overheidsbalans en de Staatsbalans. Het CBS publiceert jaarlijks in de zomer de overheidsbalans in de Nationale Rekeningen, tot 2014 op experimentele basis. Voor het aandeel van de staat is de staatsbalans beschikbaar. De Staatsbalans is opgenomen in dit FJR als bijlage 3. De overheidsbalans van het CBS en de Staatsbalans van het Ministerie van Financiën geven elk een overzicht van de bezittingen en schulden van de overheid. De balans van het CBS brengt de hele overheid in beeld; de Staatsbalans beperkt zich tot de rechtspersoon Staat der Nederlanden. Het gaat zowel om financiële activa (vorderingen) en financiële passiva (schulden) als om niet-financiële activa als gebouwen, wegen en de gasvoorraad. De activerings- en waarderingsgrondslagen van het ESR 1995 worden voor beide balansen gehanteerd. Daarmee is er eenheid van methodologie bij de opstelling van de overheidsbalans, de EMU-schuld en het EMU-saldo.
De balans geeft een momentopname van het netto-vermogen van de overheid. Toekomstige rechten en verplichtingen ontbreken. Denk bijvoorbeeld aan toekomstige belastingcapaciteit en aan AOW-verplichtingen. De balans – dat geldt zowel voor de overheidsbalans als de staatsbalans – geeft daarom geen inzicht in de ontwikkeling in de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn. Daarvoor zijn andere bronnen als de middellange termijn ramingen van het CPB en de ageing studies van het CPB beschikbaar (zie ook paragraaf 2.5.4).
Overheidsbalans
De overheidsbalans ultimo 2010 laat zien dat de bezittingen van de overheid bijna 850 miljard euro bedroegen en de schulden ruim 450 miljard euro. Per saldo was er dus sprake van een positief vermogen van de overheid van ruim 380 miljard euro ofwel 65 procent van het bbp. Voor de periode 2007–2010 bedraagt het vermogen van de overheid circa 70 procent van het bbp. Bij de bezittingen valt op dat 2/3 van de bezittingen zogenoemde niet-financiële activa betreffen zoals grond-, weg- en waterbouwkundige werken, olie- en gasreserves en gebouwen. De waarde van de olie- en gasreserves flucteert aanzienlijk van jaar op jaar. Deze fluctuaties hangen nauw samen met de grote gevoeligheid ervan voor prijsschommelingen in de olieprijs en de euro/dollarkoers. Voorts laat tabel 2.5.2 in regel 4 zien dat de schulden op de overheidsbalans jaarlijks hoger zijn dan de EMU-schuld. Dat lijkt opmerkelijk omdat in beide gevallen sprake is van exact dezelfde afbakening van de overheid. Het verschil hangt vooral samen met waarderingsgrondslagen en reikwijdte van definities. De schulden op de balans worden tegen marktwaarde geregistreerd en de EMU-schuld tegen nominale waarde. De marktwaarde is gevoelig voor mutaties in de rentevoeten. Voorts is de EMU-schuld gedefinieerd exclusief transitorische balansposten.
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
---|---|---|---|---|
1. Activa (niet-financiële activa) wv gebouwen wv gww wv olie- en gasreserves | 537,4 91,2 219,5 127,4 | 586,8 95,3 233,0 172,0 | 587,2 99,9 234,6 224,3 | 586,7 102,7 246,1 157,1 |
2. Vorderingen (financiële activa) | 163,0 | 264,3 | 263,1 | 257,2 |
3. Bezittingen (3=2+1) | 700,4 | 851,1 | 850,3 | 843,9 |
4. Schulden (EMU-schuld) | – 322,3 (– 259,0) | – 424,6 (– 347,5) | – 433,0 (– 347,1) | – 459,5 (– 369,9) |
5. Vermogen overheid (5=3+4) 6. Vermogen overheid in % bbp | 378,2 66% | 426,5 72% | 417,3 73% | 384,4 65% |
Staatsbalans
De Staatsbalans verschijnt jaarlijks als bijlage bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Het doel van de Staatsbalans is het verschaffen van inzicht in omvang en samenstelling van het vermogen van de Staat, wijziging in de vermogensbestanddelen en de oorzaken van deze wijzigingen. De reikwijdte van de Staatsbalans is beperkt tot de rijksoverheid; medeoverheden en zelfstandige bestuursorganen zijn niet opgenomen op de Staatsbalans. Door die beperking ontstaat een mismatch tussen bezittingen en schulden op de Staatsbalans. Immers een deel van de bezittingen van andere overheden is in het verleden gefinancierd door de staat. Zo bedraagt het verschil tussen de overheidsschuld en staatsschuld in 2010 bijna 60 miljard euro en het verschil tussen de overheidsbezittingen en de bezittingen van de staat bijna 400 miljard euro. Ten overvloede zij opgemerkt dat ook voor de Staatsbalans geldt – net als bij de overheidsbalans al gesignaleerd was – dat het netto vermogen dat uit de Staatsbalans blijkt onvolledig is. Toekomstige rechten (bijvoorbeeld de belastingontvangsten) en verplichtingen (bijvoorbeeld de AOW-verplichtingen) ontbreken. Andere beperking is dat er bij de waardering van vooral de niet-financiële activa arbitraire keuzes gemaakt moeten worden. Tot slot zij opgemerkt dat de balansstand ultimo 2011 voor de niet-beursgenoteerde staatsdeelnemingen nog gebaseerd is op de jaarverslagen van vorig jaar omdat niet alle recente cijfers tijdig beschikbaar komen.
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
---|---|---|---|---|
1. Activa (niet-financiële activa) | 167,4 | 164,9 | 190,7 | 219,7 |
wv rijksgebouwen | 12,1 | 13,0 | ||
wv gww | 61,3 | 64,7 | ||
wv olie- en gasreserves1 | 108,9 | 133,8 | ||
2. Vorderingen (financiële activa) | 163,0 | 167,5 | 169,6 | 182,3 |
wv staatsdeelnemingen | 67,3 | 72,8 | 77,2 | |
wv leningen | 48,1 | 44,3 | 49,9 | |
3. Bezittingen (3=2+1) | 330,4 | 332,4 | 360,3 | 402,0 |
4. Schulden | – 351,0 | – 350,9 | – 374,8 | – 403,0 |
(Staatsschuld EMU-definitie) | (– 199) | (– 212) | (– 240) | (– 265) |
5. Vermogen staat (5=3+4) | 16,9 | – 18,5 | – 14,5 | – 1,0 |
De ontwikkeling van het staatsvermogen laat over een langere periode een grillig verloop zien. Uit een onderzoek over de periode 1996–2006 is gebleken dat de grootste schommelingen zich voordoen door waardeveranderingen van de olie- en gasreserves, de staatsdeelnemingen en de staatsobligaties. De waarde van de olie- en gasreserves is nogal gevoelig voor prijsschommelingen in de olieprijs en de euro/dollarkoers. Hetzelfde geldt voor de staatsobligaties: deze zijn tegen marktprijs geactiveerd en als zodanig gevoelig voor ontwikkelingen in de rentevoet.
De meeste jaren is het in de staatsbalans gepresenteerde staatsvermogen negatief. Dit wordt veroorzaakt doordat de rijksoverheid schulden aangaat, maar dat de er uit resulterende bezittingen voor een groot deel elders in de collectieve sector zijn ondergebracht bijvoorbeeld bij lokale overheden, zelfstandige bestuursorganen en scholen.