Base description which applies to whole site

2.2.1 De ontwikkeling van het overheidssaldo

De overheid kwam in 2014 op jaarbasis 15,0 miljard euro tekort. Ten opzichte van het bbp komt dat neer op een tekort van 2,3 procent van het bbp. In de Miljoenennota 2014 werd nog uitgegaan van een tekort van 19,9 miljard euro. Het tekort is dus in vergelijking met de raming verbeterd met 4,9 miljard euro. Ondanks deze verbetering is nog altijd sprake van een tekort van dezelfde procentuele omvang als in 2013.

Als percentage van het bbp is de vergelijking tussen raming en realisatie minder eenduidig, omdat in september 2014 de macro-economische data voor Nederland herzien zijn (zie box 2.1.2). De gegevens in de Miljoenennota 2014 zijn nog gebaseerd op oude data van voor de bronnenrevisie.

Figuur 2.2.1 Ontwikkeling EMU-saldo (in procenten van het bbp)

Figuur 2.2.1 Ontwikkeling EMU-saldo (in procenten van het bbp)

Bron: CBS, bewerking Ministerie van Financiën

Het EMU-tekort is het tekort van de gehele collectieve sector, dus niet alleen het tekort van het Rijk, maar inclusief de tekorten van sociale fondsen en decentrale overheden. Figuur 2.2.2 toont de aandelen van de verschillende onderdelen van de collectieve sector in het EMU-saldo, zowel in de raming als in het uiteindelijke tekort.

Figuur 2.2.2 Opbouw van het EMU-saldo (in procenten van het bbp)

Figuur 2.2.2 Opbouw van het EMU-saldo (in procenten van het bbp)

Bron: CBS, bewerking Ministerie van Financiën

De Wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet Hof), die eind 2013 van kracht werd, schrijft een gezamenlijke inspanning voor alle overheidslagen voor om het EMU-tekort binnen de perken te houden. Het kabinet heeft met decentrale overheden een procedure afgesproken om de gelijkwaardige inspanning van de decentrale overheden te bereiken en vast te houden. Al voordat de wet Hof in werking trad, heeft het kabinet met decentrale overheden afspraken gemaakt over hun bijdrage aan de verbetering van de overheidsfinanciën gedurende de kabinetsperiode. Zo gold voor 2014 een maximaal tekort van 0,5 procent van het bbp voor alle decentrale overheden samen en de ambitie om dit percentage terug te brengen tot 0,3 procent van het bbp. Dit is gelukt. Uiteindelijk kwam het tekort van alle decentrale overheden samen uit op 0,3 procent van het bbp.

Tabel 2.2.1 Ontwikkeling EMU-saldo in 2014 (in procenten van het bbp)
   

2014

EMU-saldo Miljoenennota 2014

– 3,3%

Belasting- en premie-inkomsten

– 0,2%

Uitgaven

 
 

Rijksbegroting in enge zin

– 0,1%

 

Sociale zekerheid (incl. werkloosheidsuitkeringen)

0,4%

 

Zorguitgaven

0,4%

Gasbaten (transactiebasis)

– 0,3%

Rentelasten

0,1%

Kas-transactieverschillen

0,3%

Agentschapsrekening en rest centrale overheid

0,1%

EMU-saldo lokale overheden

0,0%

Overige uitgaven

0,1%

Noemereffect

0,2%

EMU-saldo Financieel Jaarverslag van het Rijk 2014

– 2,3%

Het verschil tussen het EMU-saldo in de Miljoenennota 2014 en het Financieel Jaarverslag over 2014 wordt geduid in tabel 2.2.1. Hoewel belasting- en premie-inkomsten tegenvielen en ook de aardgasbaten lager uitkwamen dan geraamd verbeterde het EMU-saldo van de geraamde – 3,3 procent van het bbp tot een tekort van 2,3 procent van het bbp. De meevallende uitgaven aan sociale zekerheid en zorg overschaduwen de licht tegenvallende uitgaven onder het uitgavenkader Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng).

De lager dan verwachte rente heeft uiteraard ook een positief effect op de rentebetalingen van nieuwe overheidsschuld. De lagere rentekosten worden deels tenietgedaan door de afspraak dat rente-ontvangsten vanuit renteswaps volgens de nieuwe internationale richtlijnen (ESA 2010) niet langer meetellen voor het EMU-saldo. In totaal heeft het Rijk in 2014 minder rentelasten gehad dan werd geraamd.

Het saldo van de agentschapsrekening en de rest van de centrale overheid levert een positieve bijdrage aan het EMU-saldo. Het tekort van decentrale overheden is vrijwel onveranderd ten opzichte van de begroting. De herziening van de macro-economische gegevens heeft het bbp doen stijgen, zodat het EMU-saldo als percentage van het bbp lager uitvalt. Box 2.1.2 legt (de redenen achter) dit noemereffect in meer detail uit.

Licence