Base description which applies to whole site

Bijlage 1: Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten

Rijksrekening van de uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsen 2014
(x € 1.000)
 

Rekening van

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

I

Koning

39.987

40.116

129

IIA

Staten-Generaal

138.100

132.065

– 6.035

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

115.713

116.145

432

III

Algemene Zaken

60.492

59.520

– 972

IV

Koninkrijksrelaties

255.753

434.957

179.204

V

Buitenlandse Zaken

9.069.127

10.513.245

1.444.118

VI

Veiligheid en Justitie

11.807.861

12.624.891

817.030

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

635.896

980.610

344.714

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

35.022.913

35.994.893

971.980

IX

Nationale Schuld

48.741.322

65.887.383

17.146.061

IX

Financiën

13.009.668

10.565.884

– 2.443.784

X

Defensie

7.602.033

7.787.751

185.718

XII

Infrastructuur en Milieu

10.253.769

9.899.488

– 354.281

XIII

Economische Zaken

5.032.290

4.935.650

– 96.640

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

33.784.574

32.625.672

– 1.158.902

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

14.817.147

16.066.229

1.249.082

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.795.676

2.813.131

17.455

XVIII

Wonen en Rijksdienst

3.485.390

3.687.093

201.703

A

Infrastructuurfonds

6.594.555

6.108.160

– 486.395

B

Gemeentefonds

18.381.232

18.741.101

359.869

C

Provinciefonds

1.171.987

1.295.743

123.756

F

Diergezondheidsfonds

10.900

13.751

2.851

H

BES-fonds

36.853

38.686

1.833

J

Deltafonds

1.230.838

1.267.371

36.533

         
 

Totalen

224.094.076

242.629.535

18.535.459

Rijksrekening van de ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen 2014
(x € 1.000)
 

Rekening van

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

I

Koning

0

196

196

IIA

Staten-Generaal

5.166

4.520

– 646

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

5.747

6.665

918

III

Algemene Zaken

6.530

6.390

– 140

IV

Koninkrijksrelaties

32.215

45.490

13.275

V

Buitenlandse Zaken

764.408

744.156

– 20.252

VI

Veiligheid en Justitie

1.353.330

1.444.151

90.821

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

383.524

549.477

165.953

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.232.113

1.254.495

22.382

IX

Nationale Schuld

51.649.014

54.654.124

3.005.110

IX

Financiën

126.999.165

129.199.102

2.199.937

X

Defensie

326.797

291.043

– 35.754

XII

Infrastructuur en Milieu

261.273

214.969

– 46.304

XIII

Economische Zaken

12.733.810

11.485.657

– 1.248.153

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.766.181

1.919.500

153.319

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

72.662

1.038.083

965.421

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

96.030

131.844

35.814

XVIII

Wonen en Rijksdienst

643.598

653.994

10.396

A

Infrastructuurfonds

6.594.555

6.144.585

– 449.970

B

Gemeentefonds

18.381.232

18.741.101

359.869

C

Provinciefonds

1.171.987

1.295.743

123.756

F

Diergezondheidsfonds

10.900

23.521

12.621

H

BES-fonds

32.709

38.686

5.977

J

Deltafonds

1.230.838

1.227.358

– 3.480

Totalen

225.753.784

231.114.850

5.361.066

Op grond van artikel 61, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 neemt de Minister van Financiën in het Financieel Jaarverslag van het Rijk de rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk op. Deze rekening, de Rijksrekening genoemd, is het overzicht op het totaalniveau van de rijksbegroting van alle kasuitgaven en kasontvangsten van de rijksdienst in een jaar die binnen begrotingsverband zijn gerealiseerd en geboekt.

In bovenstaande tabel is de Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten over het jaar 2014 weergegeven. De uitgaven en ontvangsten in deze tabel zijn op kasbasis opgenomen. Een uitzondering hierop vormen de uitgaven en de ontvangsten van begroting IX, Nationale schuld. Deze uitgaven en ontvangsten zijn op kasbasis opgenomen, met uitzondering van de rente-uitgaven en de rente-ontvangsten die op transactiebasis zijn opgenomen. Dit gebeurt op basis van artikel 7, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001. De verschillen in de verschilkolom worden niet toegelicht. Dat gebeurt in de departementale en niet-departementale jaarverslagen. Daarin worden, voor zowel de uitgaven als de ontvangsten, per begrotingsartikel de verschillen tussen de realisaties en de ramingen in de oorspronkelijk vastgestelde begrotingen toegelicht.

Het gerealiseerde saldo van de uitgaven en de ontvangsten over 2014 op grond van deze Rijksrekening – het verschil tussen € 242,6 miljard en € 231,1 miljard, zijnde een negatief verschil (tekort) van € 11,5 miljard – heeft geen directe relatie met het gerealiseerde EMU-saldo 2014 van het Rijk. De saldoberekeningen van beide opstellingen verschillen daartoe teveel van elkaar. Een belangrijk verschil vormen de uitgaven en ontvangsten van Nationale Schuld (IX) die betrekking hebben op de financieringstransacties (de aflossingen en de aangetrokken leningen in verband met de tekortfinanciering en de herfinanciering). Daarnaast vormen de financiële transacties een belangrijk verschil; deze zijn wel in het overzicht van de Rijksrekening meegenomen, maar tellen niet mee in de berekening van het EMU-saldo. Ook wordt het EMU-saldo opgesteld op transactiebasis, terwijl de hier gepresenteerde opstelling (gedeeltelijk) op kasbasis is. Het «Europese Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010» schrijft voor welke uitgaven en ontvangsten als relevant voor het EMU-saldo worden aangemerkt.

Licence