Base description which applies to whole site

2.1 Kerncijfers overheidsfinanciën

De overheidsschuld eind 2015 viel flink lager uit dan eerder gedacht; de Miljoenennota verwachtte nog een schuld van 467 miljard euro, maar uiteindelijk bleek dat 442 miljard euro en dus een verbetering van 26 miljard euro. Het tekort van de overheid over 2015 valt ook lager uit dan ten tijde van de Miljoenennota 2015 werd verwacht. De begroting ging nog uit van een feitelijk tekort van 14,6 miljard euro, maar de overheid kwam over vorig jaar uiteindelijk 12,4 miljard euro tekort.

Het overheidssaldo – tekort of overschot – en de overheidsschuld uitgedrukt in absolute eurobedragen zeggen niets over de relatieve omvang. Daarover zeggen saldi en schulden als percentage van het bruto binnenlands product (bbp), een maatstaf voor de omvang van de totale economie per jaar, meer. Het feitelijk tekort in 2015 bedroeg 1,8 procent van het bbp, en dat is een verbetering van 0,4 procentpunt ten opzichte van de verwachting in de Miljoenennota 2015. De overheidsschuld is uitgekomen op 65,1 procent van het bbp, tegen de eerder verwachte 70,0 procent van het bbp, zoals tabel 2.1.1 toont.

Het tekort van de overheid was lager dan verwacht door hogere inkomsten en lagere uitgaven. Daar staat tegenover dat de uitgaven die niet onder het uitgavenkader vallen – dat een groot deel van de uitgavencategorieën van de overheid maximeert – hoger waren dan gedacht. Vooral de lagere aardgasbaten – die als negatieve uitgaven geboekt worden – leiden tot hogere netto uitgaven.

Tabel 2.1.1 Budgettaire kerngegevens (in miljarden euro)
   

MN 2015

FJR 2015

Verschil

Netto uitgaven onder de kaders

249,7

247,5

– 2,2

 

waarvan Rijksbegroting in enge zin

106,3

107,0

0,6

 

waarvan Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid

77,0

75,4

– 1,6

 

waarvan Budgettair Kader Zorg

66,4

65,1

– 1,2

Overige netto uitgaven

0,8

4,9

4,1

 

waarvan gasbaten (kasbasis)

– 9,1

– 6,4

2,7

 

waarvan rentelasten

8,3

7,9

– 0,4

 

waarvan zorgtoeslag

4,0

3,9

0,0

 

waarvan overig

– 2,4

– 0,5

1,9

Totale netto uitgaven

250,5

252,4

1,9

         

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

237,7

242,3

4,6

         

EMU-saldo centrale overheid

– 12,8

– 10,2

2,7

         

EMU-saldo lokale overheden

– 1,8

– 2,3

– 0,5

         

Feitelijk EMU-saldo

– 14,6

– 12,4

2,2

Feitelijk EMU-saldo (in procenten bbp)

– 2,2%

– 1,8%

0,4%

         

EMU-schuld

467

442

– 26

EMU-schuld (in procenten bbp)

70,0%

65,1%

– 4,9%

         

bbp

667

679

11

Het tekort van de centrale overheid lag uiteindelijk 2,7 miljard euro lager dan bij de begroting nog verwacht werd. Decentrale overheden – gemeenten, provincies, waterschappen en hun samenwerkingsverbanden – gaven daarentegen 0,5 miljard euro meer uit dan verwacht. Bij de begroting ging het kabinet nog uit van een tekort bij de decentrale overheden van 1,8 miljard euro, maar dit bleek eind 2015 op 2,3 miljard euro uit te komen.

De economische groei viel aanzienlijk hoger uit in 2015 dan bij het opstellen van de begroting in september 2014 werd gedacht, zoals ook hoofdstuk 1 al beschreef. Tabel 2.1.2 toont dat de groei 0,7 procentpunt hoger lag dan de geraamde 1,3 procent groei. De inflatie en de loonontwikkeling bleven achter bij de raming, net als de werkloosheid. Dat gold overigens ook voor de lange rente, de olieprijs en de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar.

Tabel 2.1.2 Macro-economische kernvariabelen
 

MN 2015

FJR 2015

Verschil

Volume bbp

1,3%

2,0%

0,7%

Contractloon markt

1,5%

1,2%

– 0,3%

Consumentenprijsindex

1,2%

0,6%

– 0,6%

Werkloosheid (in duizenden personen, internationale definitie)

670

614

– 56

Lange rente

1,8%

0,7%

– 1,1%

Eurokoers (dollar per euro)

1,35

1,11

– 0,24

Olieprijs (in $ per vat)

107

52

– 54

Licence