Ten opzichte van 2015 stegen de totale belasting- en premieontvangsten – gecorrigeerd voor beleid – met 7,1 procent. De groei van de belasting- en premieontvangsten kwam daarmee hoger uit dan de waardeontwikkeling van het bbp waarmee deze samenhangt. Dat kwam mede door de samenstelling van de groei. Ook speelden incidentele (uitvoerings)effecten een rol. Kijkend naar de verschillende belastingsoorten vielen niet alleen de overdrachtsbelasting (+ 26,7 procent) en de vennootschapsbelasting (+ 29,9 procent) op, maar ook de omzetbelasting (+ 7,9 procent) en de loon- en inkomensheffing (+ 6,1 procent) groeiden flink.
De totale kostprijsverhogende belastingen namen in 2016 toe met 6,1 procent. Van deze belastingen was de omzetbelasting de grootste met 60 procent van de totale kostprijsverhogende belastingen. De groei van de omzetbelasting met 7,9 procent hing samen met de waardegroei van de consumptie van de huishoudens (+ 2,6 procent) en consumptie en investeringen van de overheid. Daarbinnen was het aandeel van de met 21 procent belaste duurzame goederen gestegen wat daarbovenop bijdraagt aan hogere ontvangsten. Ook namen de investeringen in woningen sterk toe (+ 18,2 procent).
De ontvangsten uit de BPM kwamen endogeen 4,7 procent hoger uit. Dat lag aan een toename van het bedrag per voertuig: gemiddeld zijn minder zuinige – vaak grotere – voertuigen gekocht in 2016.14 Dat is een gebruikelijke ontwikkeling in een opgaande conjunctuur. Het aantal nieuw verkochte motorvoertuigen nam juist af, mede door anticipatie op de aangepaste fiscale bijtelling per 1 januari 2016.
In lijn met de gunstige economische ontwikkeling namen de accijnsinkomsten toe (+ 3,9 procent). Onderliggend hing ongeveer de helft van deze toename samen met hogere accijnsinkomsten op lichte oliën (voornamelijk benzine) en minerale oliën (voornamelijk diesel). Deze kunnen samenhangen met meer woon-werkverkeer door een gunstigere ontwikkeling op de arbeidsmarkt en de toegenomen economische bedrijvigheid. De andere helft van de totale toename hing samen met de hogere ontvangsten van de tabaksaccijnzen. Dat laatste was met name het gevolg van kasverschuivingen door anticipatie op beleidsmatige verhogingen.
De positieve ontwikkeling van de consumptie bleek ook uit hogere ontvangsten uit de assurantiebelasting (+ 3,9 procent). De grondslag – verzekeringen waarover assurantiebelasting verschuldigd is – nam in omvang toe. De ontvangsten uit de motorrijtuigenbelasting vielen 3,1 procent hoger uit door een groei van het wagenpark.15
De groei van de overdrachtsbelasting in 2016 ten opzichte van 2015 (+ 26,7 procent) hing samen met de gunstige ontwikkeling van de huizenmarkt. De huizenprijzen stegen in 2016 met 5,1 procent en de volumemutatie van de verkopen van bestaande woningen ging met 20,5 procent omhoog. Beide factoren zorgden voor een grotere ontvangsten van de overdrachtsbelasting in 2016.
Drie belastingsoorten lieten een negatieve ontwikkeling zien. De belastingen op een milieugrondslag daalden licht met 1,4 procent. Daaraan liggen lagere ontvangsten uit de energiebelasting ten grondslag. Bij de bankbelasting en de verhuurderheffing zijn de endogene ontvangsten gedaald.
2016 | |
---|---|
Kostprijsverhogende belastingen | 6,1% |
Omzetbelasting | 7,9% |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | 4,7% |
Accijnzen | 3,9% |
Overdrachtsbelasting | 26,7% |
Assurantiebelasting | 3,9% |
Motorrijtuigenbelasting | 3,1% |
Belastingen op een milieugrondslag | – 1,4% |
Bankbelasting | – 1,0% |
Verhuurderheffing | – 4,2% |
Overige kostprijsverhogende belastingen | 0,3% |
Belastingen op winst, inkomen en vermogen en premies volksverzekeringen | 9,5% |
Loon- en inkomensheffing | 6,1% |
Dividendbelasting | 5,7% |
Vennootschapsbelasting | 29,9% |
Overige belastingen op inkomen, winst en vermogen (m.n. erf- en schenkbelasting) | 8,2% |
Belastingen en premies volksverzekeringen in totaal | 8,2% |
Premies werknemersverzekeringen | 3,3% |
Belastingen en premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen in totaal | 7,1% |
Nominale groei BBP | 3,1% |
De directe belastingen en premies volksverzekeringen namen in 2016 in vergelijking met 2015 met 9,5 procent toe. De toename van de werkgelegenheid (arbeidsvolume) bedroeg 1,9 procent en de toename van de contractlonen bedroeg 2,1 procent. Beide ontwikkelingen hadden een positieve invloed op de hoogte van de loon- en inkomensheffing. Dat gold ook voor de hypotheekrenteaftrek die sterk in omvang afnam, met hogere belastingontvangsten als gevolg. Daarnaast vielen de winsten van ondernemers belastingplichtig voor de inkomstenbelasting uit eerdere jaren (met name 2014) flink hoger uit. Het is zeer waarschijnlijk dat de tijdelijke verlaging van het tarief van box 2 in 2014 daar een rol bij heeft gespeeld.
In lijn met de economische ontwikkeling en de toegenomen winsten namen de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting toe. De ontvangsten uit de vennootschapsbelasting groeiden met bijna 30 procent zelfs bijzonder sterk. De betaalde belasting over winsten uit zowel het lopende jaar als oudere transactiejaren – in dit geval 2013 tot en met 2015 – nam sterk toe. Naast hogere winsten16 zijn er nog meer verklaringen voor de hogere kasontvangsten in 2016. Ten eerste liepen compensabele verliezen uit het verleden af. Ten tweede legde de Belastingdienst actiever voorlopige aanslagen op, waarmee inkomsten uit toekomstige kasjaren naar 2016 zijn verschoven. Ten derde bleken ondernemingen in 2016 vaker dan in het verleden om een (aangepaste) voorlopige aanslag over jaar T-1 gevraagd te hebben om op een later moment geen belastingrente te hoeven betalen. Bij oplopende winsten zorgt ook dat voor hogere kasontvangsten in het betreffende kasjaar, 2016. De dividendbelasting nam in 2016 tenslotte toe met 5,7 procent.
De sterke groei van de ontvangsten uit de schenk- en erfbelasting (+ 14 procent) hingen hoogstwaarschijnlijk samen met de gestegen huizenprijzen. Vastgoed vormde verreweg het belangrijkste vermogensbestanddeel van erfenissen.
Tenslotte nam de endogene ontwikkeling van de premieontvangsten van de werknemersverzekeringen in 2016 ten opzichte van een jaar eerder toe met 3,3 procent. De stijging hing samen met een grotere grondslag, waarover deze werknemerspremies geheven werden. De grondslag nam toe door de positieve ontwikkeling van de lonen en werkgelegenheid.