Base description which applies to whole site

2.2 Ontwikkeling van de ontvangsten

In 2018 zijn de belasting- en premieontvangsten 0,3 miljard euro lager uitgekomen dan werd geraamd in de Startnota. Dat is een relatief klein verschil van 0,1 procent ten opzichte van de geraamde belasting- en premieontvangsten in de Startnota. De Startnota bevatte een raming van de belasting- en premieontvangsten inclusief de vertaling van de financiële afspraken uit het Regeerakkoord.

Tabel 2.2.1 toont het verschil in miljarden euro voor de belasting- en premieontvangsten tussen de Startnota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2018.

Tabel 2.2.1 Ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis (in miljarden euro)1

Startnota 2017

FJR 2018

Verschil

Belastingen en premies volksverzekeringen

219,7

221,1

1,3

- waarvan belastingen

172,4

178,4

6,0

- waarvan premies volksverzekeringen

47,3

42,7

‒ 4,6

Premies werknemersverzekeringen

65,5

63,9

‒ 1,7

Totaal

285,3

284,9

‒ 0,3

1

Door afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal

Deze paragraaf laat zien hoe de ontvangsten zich hebben ontwikkeld aan de hand van de veranderingen in onderliggende macro-economische indicatoren. Daarbij komt eerst het verschil aan bod tussen de uiteindelijke ontvangsten over 2018 en de geraamde ontvangsten in de begroting voor dat jaar (verticale toelichting). Daarna volgt de ontwikkeling van 2018 ten opzichte van 2017 (horizontale ontwikkeling).

2.2.1 Belasting- en premieontvangsten ten opzichte van de raming

Hoewel het totale verschil tussen de raming voor de Startnota en dit Financieel Jaarverslag van het Rijk relatief klein is, zijn er onderliggend grotere verschillen tussen de verschillende belastingsoorten. Dat is ook te zien in figuur 2.2.1. Van de grote belastingsoorten vallen de loon- en inkomensheffing (-1,1 miljard euro), de premie werknemersverzekeringen (-1,7 miljard euro) en de omzetbelasting (-0,9 miljard euro) lager uit. De vennootschapsbelasting (+1,4 miljard euro), de auto- en milieuheffingen (+0,4 miljard euro) laten meevallers zien. Ook de dividendbelasting komt hoger uit dan geraamd in de Startnota (+1,3 miljard euro).3

Figuur 2.2.1 Raming uit Startnota 2017 en gerealiseerde belasting- en premieontvangsten in 2018 (in miljarden euro)

Bron: Ministerie van Financiën

Tabel 2.2.2 splitst de hogere ontvangsten uit in verschillen die zijn ontstaan door nieuw beleid dat na het Regeerakkoord (Startnota) tot stand is gekomen en de endogene ontwikkeling. De endogene ontwikkeling volgt uit verschillen zoals een hogere of lagere economische groei dan werd geraamd, of wijzigingen in de uitvoering die niet voorzien waren.

Tabel 2.2.2 Ontwikkeling ontvangsten vanaf de Startnota 2017 gesplitst naar oorzaak (in miljarden euro) op EMU-basis1

Startnota 2017

285,3

Totale mutatie

‒ 0,3

Beleidsmatige ontwikkeling

‒ 1,5

-waarvan premies werknemersverzekeringen (inclusief zorgpremies)

‒ 0,8

-waarvan vennootschapsbelasting

‒ 0,4

-waarvan dividendbelasting

‒ 0,1

-waarvan loon- en inkomensheffing

‒ 0,2

-waarvan overige belastingsoorten

0,0

Endogene ontwikkeling

1,1

-waarvan vennootschapsbelasting

1,8

-waarvan loon- en inkomensheffing

‒ 0,9

-waarvan omzetbelasting

‒ 0,9

-waarvan premies werknemersverzekeringen

‒ 0,9

-waarvan accijnzen

0,3

-waarvan overdrachtsbelasting

0,3

-waarvan schenk- en erfbelasting

‒ 0,2

-waarvan invoerrechten

‒ 0,2

-waarvan belastingen op een milieugrondslag

‒ 0,2

-waarvan dividendbelasting

1,4

-waarvan belasting op personenauto's en motorrijtuigen

0,5

-waarvan overige belastingsoorten

0,3

Financieel Jaarverslag 2018

284,9

1

Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

Beleidswijzigingen na de Startnota

Beleidswijzigingen die na de Startnota in de begroting verwerkt zijn, zorgden voor 1,5 miljard euro lagere ontvangsten. De belangrijkste aanpassing is de lagere nominale zorgpremie dan het kabinet verwachtte bij het opstellen van het Regeerakkoord. Dit zorgt voor een beleidsmatige lastenverlichting van 0,8 miljard euro. Ook zijn er twee gerechtelijke uitspraken gedaan, die een derving als gevolg hadden. Bij de vennootschapsbelasting is sprake van een tot 0,4 miljard euro oplopende incidentele derving door de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de fiscale eenheid. Daarnaast heeft een gerechtelijke uitspraak rond de RVU-heffing4 geleid tot een derving van 0,2 miljard euro.

Endogene ontwikkeling

De belasting- en premieopbrengsten vielen mee, als we de Startnota vergelijken met de uiteindelijke inkomsten van de rijksoverheid in 2018. De endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten komt in 2018 met 1,1 miljard euro relatief wat hoger uit, ondanks dat de economische ontwikkeling iets geringer was dan op voorhand verwacht. De grootste meevallers zijn te vinden bij de vennootschapsbelasting met 1,8 miljard euro en bij de dividendbelasting met 1,4 miljard euro. Dat hangt samen met hogere bedrijfswinsten en hogere uitgekeerde dividenden. Zo was in 2018 de brutowinst van niet-financiële bedrijven 24,4 miljard euro hoger dan in 2017.5 Overigens was meer dan de helft van deze winsttoename toe te schrijven aan buitenlandse dochters en daardoor, door de deelnemingsvrijstelling, niet belast met vennootschapsbelasting in Nederland. Er is meer dividendbelasting ontvangen in 2018 door meer en/of hogere dividenduitkeringen en inkoop van eigen aandelen dan eerder voorzien. Uit de aangiftegegevens blijkt dat deze hogere ontvangsten zowel volgen uit dividenduitkeringen van (grote) beursgenoteerde bedrijven als uit hogere dividenden van het midden- en kleinbedrijf (mkb).

Ook zijn de ontvangsten uit belasting op personenauto’s en motorrijtuigen (bpm) hoger uitgekomen dan geraamd bij de Startnota. Er zijn meer auto’s verkocht. Daarnaast lijkt de verkoop te verschuiven naar grotere en duurdere auto’s met een hogere CO2-uitstoot. Door de sterk progressieve tarieven van de bpm heeft dat een relatief sterk effect op de bpm-ontvangsten.

Bij de loon- en inkomensheffing deed zich een tegenvaller voor van 0,9 miljard euro. Dat komt mede door de 0,4 miljard euro lagere opbrengst bij de afkoop van pensioen in eigen beheer.6 Met de afkoop van pensioen in eigen beheer was in de loonheffing 0,1 miljard euro gemoeid in 2018.7 In de raming was het ex ante ingeboekte bedrag van 0,5 miljard euro verwerkt.8 Het verschil is een incidentele tegenvaller. Vorig jaar was er door de afkoop van het pensioen in eigen beheer juist een omvangrijke incidentele meevaller, die – op basis van de huidige inzichten – dus ten koste is gegaan van de ontvangsten in 2018. De afkoop van pensioen in eigen beheer is niet de enige verklarende factor voor de ontwikkeling van de ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing. De groei van de werkgelegenheid zorgde juist voor de hogere ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing.9 Het arbeidsvolume steeg in 2018 0,5 procentpunt meer dan geraamd in de Startnota (tabel 2.5.3). Ook minder hypotheekrenteaftrek zorgde voor een opwaarts effect op de ontvangsten uit de inkomensheffing. De gerealiseerde loonstijging (incidenteel en contractueel) is echter juist lager uitgekomen dan eerder geraamd. Vooral de incidentele loonstijging zorgde voor een tegenvaller door een ontwikkeling die 0,9 procentpunt lager uitkwam. De lagere loonontwikkeling vormt ook de verklaring voor de tegenvaller bij de endogene ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen van 0,9 miljard euro. Voor de premies werknemersverzekeringen vormen de ontwikkeling van de werkgelegenheid en lonen eveneens de belangrijkste factoren.

Tabel 2.2.3 Macro-economische variabelen die relevant zijn voor de loon- en inkomensheffing1

Startnota 2017

FJR 2018

verschil

Arbeidsvolume in arbeidsjaren

2,2%

2,7%

0,5%

Contractloonstijging

2,2%

2,1%

‒ 0,1%

Incidentele loonstijging

0,9%

‒ 0,1%

‒ 0,9%

Tabelcorrectiefactor

0,8%

0,8%

0,0%

Aftrek pensioenpremies

‒ 0,1%

‒ 0,1%

0,0%

Omvang hypotheekrenteaftrek

‒ 14,9%

‒ 12,4%

2,6%

Arbeidsinkomenquote (niveau)

74,7%

75,0%

0,3%

1

Eventuele verschillen komen door afronding

De endogene ontvangsten uit de omzetbelasting (btw) waren in 2018 0,9 miljard euro lager dan geraamd in de Startnota. In Nederland is iets meer geconsumeerd (tabel 2.2.4). Ook de investeringen in woningen stegen meer in waarde dan eerder geraamd. Bij de aankoop van een nieuwbouwwoning is namelijk btw verschuldigd en geen overdrachtsbelasting. Daar staat tegenover dat de overheid in het afgelopen jaar minder heeft geïnvesteerd dan in de Startnota voorzien was met een neerwaarts effect op de btw-ontvangsten als gevolg.

Tabel 2.2.4 Macro-economische indicatoren relevant voor de omzetbelasting1

Startnota 2017

FJR 2018

verschil

Particuliere consumptie, waardemutatie

4,3%

4,4%

0,1%

Investeringen in woningen, waardemutatie

8,6%

12,8%

4,2%

Overheidsinvesteringen, waardemutatie

8,1%

5,2%

‒ 2,9%

1

Eventuele verschillen komen door afronding

Uit accijnzen heeft de overheid 0,3 miljard euro meer ontvangen dan eerder geraamd. Dat komt vooral door de hogere accijnsontvangst op lichte olie (benzine) en tabak. De ontvangsten uit de overdrachtsbelasting hebben een meevaller van 0,3 miljard euro opgeleverd. Onderliggend is de prijsontwikkeling van woningen sterker uitgevallen dan geraamd bij de Startnota, terwijl het aantal verkochte woningen juist lager is uitgekomen.

De schenk- en erfbelasting is 0,2 miljard euro lager uitgevallen dan geraamd in de Startnota. In de raming in de Startnota was geen rekening gehouden met de vertraagde oplevering van de nieuwe systemen voor de schenk- en erfbelasting in, die gevolgen had in 2018. Enerzijds had de kasrealisatie hoger dan deze raming kunnen uitvallen vanwege het wegwerken van de aangiftevoorraad in 2018 met als gevolg een vertraagde doorwerking in de kas in 2018, anderzijds is een raming van elke belastingsoort afhankelijk van de ontwikkeling van de desbetreffende grondslag. De schenk- en erfbelasting is een belasting op de overdracht van vermogen. Daarmee ligt het voor de hand dat de schenk- en erfbelasting samenhangt met de vermogensontwikkeling. Het CPB zal nader kijken naar de ontwikkeling van deze grondslag.10

Tabel 2.2.5 Overige relevante economische variabelen voor de belasting- en premieontvangsten1

Startnota 2017

FJR 2018

verschil

Bbp-groei, waardeontwikkeling

5,1%

4,6%

‒ 0,5%

Prijsmutatie, verkopen bestaande woningen

6,3%

9,3%

3,0%

Volumemutatie, verkopen bestaande woningen

‒ 4,3%

‒ 9,7%

‒ 5,4%

1

Eventuele verschillen komen door afronding

2.2.2 Belasting- en premieontvangsten in 2018 ten opzichte van 2017

Ten opzichte van 2017 stegen de totale belasting- en premieontvangsten — gecorrigeerd voor beleid — met 5,1 procent. Dat is meer dan de waardeontwikkeling van het bbp (+4,6 procent). Veruit de meeste belastingsoorten namen endogeen toe ten opzichte van 2017.

De totale endogene kostprijsverhogende belastingen namen in 2018 toe met 4,9 procent. Van de kostprijsverhogende belastingen is de omzetbelasting de grootste belastingsoort, met een aandeel van ongeveer 60 procent. De groei van de omzetbelasting met 5,1 procent hing in 2018 samen met de toegenomen particuliere consumptie (+4,4 procent), de waardetoename van de investeringen in woningen (+12,8 procent) en de waardetoename van de overheidsinvesteringen (+5,2 procent).

De bpm-ontvangsten namen met 15,8 procent toe. Dat lag zowel aan een groter aantal nieuw verkochte auto’s als aan een toename van het bedrag per voertuig: gemiddeld zijn er minder zuinige voertuigen gekocht in 2018.11 Dat is een gebruikelijke ontwikkeling bij een opgaande conjunctuur.

De invoerrechten stegen in lijn met de stijging van de import, in zowel volume als prijs. De accijnzen stegen met 4,1 procent. Onderliggend namen vooral de accijnzen op lichte oliën (voornamelijk benzine) en tabak toe. De endogene ontvangsten uit de overdrachtsbelasting stegen vorig jaar met 11,5 procent ten opzichte van 2017. Er zijn minder huizen verkocht ten opzichte van 2017, maar de verkoopprijzen lagen gemiddeld hoger. Ook de assurantiebelasting laat een sterke positieve ontwikkeling (9,2 procent) zien. De ontwikkeling van de verhuurderheffing volgde de toegenomen WOZ-waarde. De bankbelasting is 6,5 procent lager uitgekomen dan in 2017.

Tabel 2.2.6 Endogene ontwikkeling van belasting- en premieontvangsten in 2018 (in procenten)

2018

Kostprijsverhogende belastingen

4,9%

Invoerrechten

2,4%

Omzetbelasting

5,1%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

15,8%

Accijnzen

4,1%

Overdrachtsbelasting

11,5%

Assurantiebelasting

9,2%

Motorrijtuigenbelasting

2,0%

Belastingen op een milieugrondslag

‒ 1,6%

Bankbelasting

‒ 6,5%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

4,6%

Belasting op zware motorrijtuigen

‒ 0,5%

Verhuurderheffing

7,4%

Belastingen op winst, inkomen en vermogen en premies volksverzekeringen

5,6%

Loon- en inkomensheffing

3,3%

Dividendbelasting

29,9%

Kansspelbelasting

8,6%

Vennootschapsbelasting

11,6%

Schenk- en erfbelasting

21,0%

Overige belastingontvangsten

‒ 6,0%

Belastingen en premies volksverzekering in totaal

5,3%

Premies werknemersverzekeringen

4,4%

Belastingen en premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen in totaal

5,1%

Nominale groei BBP

4,6%

De directe belastingen en de premies volksverzekeringen namen in 2018 ten opzichte van 2017 toe met 5,6 procent. Daarvoor is de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing het belangrijkste. De werkgelegenheid nam toe en de contractlonen stegen. Daarnaast stegen de ontvangsten doordat mensen minder hypotheekrente aftrokken van hun inkomen — mede door lagere hypotheekrentes — en doordat IB-ondernemers meer winst maakten.

De stijging van de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting met 11,6 procent in 2018 hangt samen met de stijgende winsten van niet-financiële vennootschappen van 10,6 procent.12 Overigens zijn er niet alleen macro-economische verklaringen voor de hogere inkomsten uit de vennootschapsbelasting; ook de vormgeving van de vennootschapsbelasting is van invloed. Zo kunnen bedrijven belasting over hun winsten verrekenen met verliezen uit het verleden. Door de opgaande conjunctuur ligt het in de rede dat minder verliezen uit het verleden verrekend werden dan in de jaren ervoor. Bedrijven keerden deze stijgende winsten ook veel meer uit aan hun aandeelhouders. Dat zorgde er in 2018 voor dat de ontvangsten uit de dividendbelasting groeiden met 29,9 procent. Uit de aangiftegegevens blijkt dat daaraan zowel hogere dividenduitkeringen van (grote) beursgenoteerde bedrijven als hogere dividenden van het mkb ten grondslag liggen.

De ontvangsten uit schenk- en erfbelasting kwamen 21,0 procent hoger uit dan in 2017. Gedurende 2018 is de voorraad aangiften erfbelasting gereduceerd. De verwerking van die aangiften heeft zich (vertraagd) vertaald in kasontvangsten in 2018.

‘Overige belastingontvangsten’ vormt een kleine post, waarbij een kleine mutatie in euro’s een grote mutatie in procenten veroorzaakt. Onder deze post vallen de belasting- en premieontvangsten uit Caribisch Nederland. Deze categorie veroorzaakte geen grote mutatie ten opzichte van 2017.

Ten slotte stegen de premies uit de werknemersverzekeringen in 2018 ten opzichte van een jaar eerder met 4,4 procent door de gestegen werkgelegenheid en de lonen.

Licence