Iedere minister legt op basis van de ministeriële verantwoordelijkheid in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementale jaarverslag verantwoording af over:- de rechtmatigheid van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het ministerie;- het gevoerde financieel beheer door het ministerie;- het gevoerde materieelbeheer door het ministerie;- de totstandkoming van de beleidsinformatie van het ministerie;- de overige aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie.
De vakministers zijn verantwoordelijk voor de resultaten en het oplossen van problemen (onvolkomenheden) op de eigen ministeries. De ministers van Financiën en van BZK houden toezicht op de brede bedrijfsvoering bij de ministeries, zodat zij de (systeem)verantwoordelijkheden voor de rijksbrede bedrijfsvoering kunnen dragen21. Hoe zij dit toezicht invullen, hangt af van de verantwoordelijkheidsverdeling. Het gebeurt meestal in samenspraak, bijvoorbeeld door het monitoren van de ministeries.