Het overheidssaldo valt positiever uit dan in 2021, ondanks de omvangrijke maatregelen rondom de oorlog in Oekraïne en het herstellen van de koopkracht. Het EMU-saldo voor 2022 komt uit op een klein overschot van 88 miljoen euro, ofwel 0,0% van het bbp. Dit betekent dat de uitgaven en inkomsten van de overheid in evenwicht zijn. Het saldo valt positiever uit dan de ‒ 1,0% van het bbp die was geraamd bij de Najaarsnota 2022. Bij de Miljoenennota 2023 werd een EMU-saldo van ‒ 0,9% van het bbp geraamd. Dit komt met name door het positieve EMU-saldo van de decentrale overheden en onderuitputting op verschillende uitgavenposten, vooral vanwege de krapte op de arbeidsmarkt. Deze ontwikkelingen worden nader toegelicht in hoofdstuk 2.
In het Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt gebruikelijk gekeken naar de ontwikkeling tussen het verwachte saldo bij de Miljoenennota en de uiteindelijke realisatie over het desbetreffende begrotingsjaar. In de Miljoenennota 2022 werd een EMU-saldo geraamd van ‒ 2,4%. De ontwerpbegroting 2022 is echter opgesteld voordat er een nieuw kabinet was. Vanuit het coalitieakkoord kwamen additionele middelen om de kabinetsambities vorm te geven. Bij de Startnota en de Voorjaarsnota zijn deze middelen verwerkt in de begroting. Bij de Voorjaarsnota 2022 werd er nog een tekort van ‒ 3,4% geraamd, bij de Najaarsnota 2022 werd dat bijgesteld naar ‒ 1%, en nu komt het saldo uit op 0,0%. Deze verbetering wordt veroorzaakt door hogere belasting- en premieinkomsten, door verbetering van het saldo mede- overheden en is het gevolg van onderuitputting en lagere uitgaven aan coronamaatregelen. Niet alle middelen die voor beleidsdoelen gereserveerd waren, zijn uitgegeven. Bij de Najaarsnota is het eerste beeld hiervan meegenomen, maar sinds de Najaarsnota is sprake van meer onderuitputting over 2022 (zie voor verdere toelichting paragraaf 2.1.1). Dat er sprake is van onderuitputting, betekent echter niet per definitie dat er meer budgettaire ruimte is voor komende jaren. De gereserveerde middelen op de begrotingen voor investeringen komen bijvoorbeeld op een gegeven moment tot besteding, wat in latere jaren het saldo belast. Met een EMU-saldo van 0,0% blijft Nederland in 2022 binnen de Europese grenswaarde van 3% van het bbp, zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact. De ontwikkeling van het overheidssaldo sinds 1970 is weergegeven in figuur 1.3.4.
Figuur 1.3.4 Ontwikkeling van het overheidssaldo (in procenten bbp)
(in procenten bbp, + is saldoverbeterend) | Miljoenen euro | Procenten bbp |
---|---|---|
EMU-saldo MN 2022 | ‒ 21.276 | ‒ 2,4% |
Noemereffect | 0,1% | |
Belasting en premie-inkomsten | 16.354 | 1,7% |
Coronamaatregelen (uitgaven op kasbasis) | ‒ 11.198 | ‒ 1,2% |
Loon- en prijsbijstelling | ‒ 1.677 | ‒ 0,2% |
Niet-beleidsmatige mutatie WW en bijstand | 34 | 0,0% |
Reguliere uitgaven onder het uitgavenplafond | 2.088 | 0,2% |
Dividend financiële staatsdeelnemingen | ‒ 88 | 0,0% |
Ontvangsten ETS | 236 | 0,0% |
Nationaal Groeifonds | 2.218 | 0,2% |
EMU-saldo lokale overheden | 3.539 | 0,4% |
Overige uitgaven niet-relevant voor het uitgavenplafond | 1.659 | 0,2% |
Kastransactieverschillen coronamaatregelen | ‒ 4.067 | ‒ 0,4% |
Storting in begrotingsreserves en risicovoorzieningen | 1.021 | 0,1% |
KTV gasbaten | 7.271 | 0,8% |
Overig | 3.975 | 0,4% |
EMU-saldo Financieel Jaarverslag van het Rijk 2022 | 88 | 0,0% |