Wetsartikelen 1 tot en met 3
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2022 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De behandeling van de OCW-begroting in de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft plaatsgevonden en is bij stemming op 7 december 2021 aangenomen. Vanwege de snelle opeenvolging van begrotingswetsvoorstellen, om het budgetrecht van de Staten Generaal te waarborgen, bevat de kolom «Vastgestelde begroting» zowel de vastgestelde stand bij ontwerpbegroting als de aangenomen amendementen en de ingediende Nota's van Wijziging op de OCW-begroting 2022.
Aangezien het besluit in deze Incidentele Suppletoire Begroting, namelijk het verwerven van een kunststuk, niet kan wachten tot de reguliere Eerste Suppletoire Begroting worden de middelen die benodigd zijn nu toegevoegd aan de OCW-begroting. De middelen worden nu overgeboekt om tot een snelle afhandeling van de verwerving richting de eigenaar/verkoper over te gaan. De aankoop zal daadwerkelijk plaatsvinden nadat de Staten-Generaal deze begrotingswet heeft geautoriseerd. Voor de indiening van deze Incidentele Suppletoire Begroting is uw Kamer vooraf geïnformeerd per brief van 8 december 2021 over «Voorstel tot aankoop schilderij Rembrandt door Nederlandse Staat».
De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
Wetsartikel 2
De vaststelling van de begrotingsstaat geschiedt in duizenden euro's.
Wetsartikel 3
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wet.
Mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven