Aangeboden 17 mei 2006
Omvang gerealiseerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten 2005 per beleidsartikel van het Ministerie van Economische Zaken
Gerealiseerde verplichtingen 2005 (in mln €) (totaal € 2 704,2 mln)
Gerealiseerde uitgaven 2005 (in mln €) (totaal € 1 864,9 mln)
Geraliseerde ontvangsten 2005 (in mln €) (totaal € 7 541,5 mln)
A. | Algemeen | 7 |
1. | Voorwoord | 7 |
2. | Verzoek tot dechargeverlening | 8 |
3. | Leeswijzer | 11 |
B. | Beleidsverslag | 13 |
4. | Beleidsprioriteiten | 13 |
5. | Beleidsartikelen | 22 |
1. Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa | 22 | |
2. Bevorderen van innovatiekracht | 32 | |
3. Een concurrerend ondernemingsklimaat | 47 | |
4. Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 62 | |
5. Internationale economische betrekkingen | 74 | |
8. Economische analyses en prognoses | 82 | |
9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken | 85 | |
10. Elektronische communicatie en post | 88 | |
6. | Niet-beleidsartikelen | 100 |
21. Algemeen | 100 | |
22. Nominaal en onvoorzien | 102 | |
23. Afwikkeling oude verplichtingen | 103 | |
7. | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 104 |
C. | Jaarrekening | 106 |
8. | De jaarrekening | 106 |
8.1. De verantwoordingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken | 106 | |
8.2. De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten | 107 | |
8.3. Toelichting bij de baten-lastendiensten | 108 | |
8.4. Saldibalans en toelichting | 121 | |
D. | Bijlagen | 131 |
9. | Toezichtsrelaties en ZBO’s/RWT’s | 131 |
10. | Aanbevelingen Algemene Rekenkamer | 132 |
11. | Publicatieplicht op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het Ministerie van Economische Zaken | 134 |
Hierbij bied ik u met genoegen het Jaarverslag 2005 aan. In het Jaarverslag 2005 doe ik verslag van de realisatie van beleidsdoelstellingen, de activiteiten en de hiervoor aangewende financiële middelen in 2005.
Het bevorderen van het groeivermogen door een concurrerend ondernemingsklimaat, goed werkende markten en innovatie stonden voor mij centraal in 2005. Dit was het tweede volledige jaar waarin het Kabinet kon werken aan deze drie prioritaire thema’s. Alleen langs deze drie sporen kunnen we in mijn ogen de Nederlandse economie structureel versterken en zorgen dat Nederland succesvol inspeelt op bijvoorbeeld de globalisering.
Zoals hierna duidelijk wordt, zijn op de drie genoemde terreinen tal van acties uitgevoerd in 2005. Belangrijk daarbij waren voor mij in het bijzonder de wijziging van de Europese Lissabon strategie (meer nadruk op groei en werkgelegenheid), de dienstenrichtlijn, de herijking van het financiële instrumentarium van Economische Zaken, het wetsvoorstel om de energiebedrijven te splitsen en mijn activiteiten om de Noordwest Europese elektriciteitsmarkt beter te laten werken.
In de samenvatting van het beleidsprioriteitendeel van dit jaarverslag vindt u handzaam samengevat alle belangrijke activiteiten en resultaten in 2005.
2. VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Economische Zaken aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2005 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administratie;
c. de financiële informatie in het jaarverslag en jaarrekening;
d. de departementale saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Economische Zaken. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005, dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.
b. De slotwet van het Ministerie van Economische Zaken over het jaar 2005; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.
c. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.
d. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2005 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.
e. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2005, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2005 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 84, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Opbouw Jaarverslag en afwijkingen van de rijksbegrotingsvoorschriften.
2. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens.
3. Resultaatverantwoordelijkheid versus systeemverantwoordelijkheid.
4. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.
1. Opbouw Jaarverslag en afwijkingen van de rijksbegrotingsvoorschriften
Het Jaarverslag bevat een beleidsverslag en een jaarrekening. Het beleidsverslag bevat informatie over het gevoerde EZ beleid. In de jaarrekening worden de financiële gevolgen van het gevoerde beleid verantwoord.
Resultaten van beleid worden zo veel mogelijk met concrete prestatie-indicatoren toegelicht. Deze prestatie-indicatoren zijn terug te vinden in het beleidsartikelendeel van het beleidsverslag. Dit geldt ook voor de prestatie-indicatoren van beleid dat door agentschappen wordt uitgevoerd.
De begroting 2005 wijkt op een aantal punten af van de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) 2004. Zo worden bijvoorbeeld in de begroting 2005 bij de beleidsartikelen verplichtingenramingen in plaats van uitgavenramingen gespecificeerd. Verder worden de budgettaire en financiële gevolgen van beleid in de beleidsartikelen verantwoord, en niet in het beleidsprioriteitendeel van het Jaarverslag 2005; dit om onnodige dubbelingen te voorkomen. De beleidsmatige conclusies die getrokken worden o.b.v. dit jaarverslag zijn verwerkt in zowel het beleidsprioriteitendeel als in de beleidsartikelen. Het Jaarverslag 2005 is een spiegel van de begroting 2005. Daar waar de begroting 2005 afwijkt van de voorschriften volgt het Jaarverslag 2005 de begroting.
2. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens
Het Jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de CW 2001 en de RBV 2006. De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid (RPE) en het Referentiekader Mededeling over de Bedrijfsvoering.
Ter borging van de betrouwbaarheid van de informatie inzake prestatie-indicatoren (pi’s) in de begroting en het Jaarverslag, heeft de AD net als in voorgaande jaren een audit uitgevoerd. Hoofdconclusie van deze audit is dat er bij slechts 6% van het aantal pi’s een risico is voor de totstandkoming, een verbetering ten opzichte van 2004.
3. Resultaatverantwoordelijkheid versus systeemverantwoordelijkheid
De minister van EZ is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het realiseren van duurzame economische groei. Voor een goede werking van de economie is het nodig dat private partijen binnen bepaalde randvoorwaarden hun gang kunnen gaan. EZ werkt als een katalysator die de (potentiële) economische groei moet voortstuwen. Vaak is EZ één van de relevante partijen. Ook worden ontwikkelingen op de beleidsterreinen van EZ voortdurend door externe factoren beïnvloed. De eigen sturing op de mate van doelbereik wordt hierdoor beperkt. Gelet op het voorwaardenscheppende karakter van het beleid, is er sprake van een systeemverantwoordelijkheid voor de minister van EZ. Dit betekent dat het accent in dit Jaarverslag ligt op de wijze waarop EZ invulling heeft gegeven aan de inrichting van het «beleidssysteem». Uiteraard gebeurt dit nadrukkelijk in de context van de beleidsresultaten.
4. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen
De personele uitgaven van het kernministerie EZ die direct verband houden met beleidsuitgaven zijn verbijzonderd naar de betreffende artikelen. De personele uitgaven voor de Directoraten-Generaal die onder het kernministerie vallen, zijn geraamd bij de beleidsartikelen 1 tot en met 5 en 10. De personele uitgaven worden verantwoord op basis van de formatieve sterkte en de gemiddelde loonsom. Als verdeelsleutel is het aantal fte’s per beleidsartikel gehanteerd.
De in dit opzicht als indirect te beschouwen personele uitgaven van het kernministerie (algemene leiding, stafdirecties) worden verantwoord op artikel 21 Algemeen. De materiële uitgaven van het kernministerie en de overige apparaatsuitgaven van het ministerie worden eveneens verantwoord op artikel 21 Algemeen. Er heeft geen toerekening van deze uitgaven aan de beleidsartikelen plaatsgevonden.
Voor de diensten van EZ (NMa/DTe, SodM, CPB) geldt dat de integrale apparaatsuitgaven zijn verantwoord op de betreffende beleidsartikelen (respectievelijk de artikelen 1 en 8).
Voor de baten-lastendiensten (SenterNovem, EVD, Agentschap Telecom en Octrooicentrum Nederland) geldt een andere systematiek. De vergoedingen van EZ aan deze baten-lastendiensten worden verantwoord op de beleidsmatig daarvoor in aanmerking komende artikelen. De paragrafen inzake de baten-lastendiensten geven inzicht in de apparaatsuitgaven van SenterNovem, EVD, Agentschap Telecom en Octrooicentrum Nederland.
De bijdrage van EZ aan het zelfstandig bestuursorgaan CBS wordt verantwoord op artikel 9.
De economische groei over 2005 is uitgekomen op 0,9%. Dit is ongeveer gelijk aan de gemiddelde groei over de afgelopen vijf jaar. Wel was sprake van een aantal lichtpunten, zo ontwikkelden de consumptie en de werkgelegenheid zich gunstig. Verder verbeterde onze innovatie- en concurrentiepositie licht en zijn we inmiddels nummer twee in de wereld als het gaat om breedbandaansluitingen.
Belangrijke stappen voor structureel herstel zijn in 2005 gezet door het Kabinet. Zo werd gewerkt aan reductie van de administratieve lasten en tegenstrijdige regelgeving en er is begonnen met het doorlichten van alle vergunningenstelsels van de overheid. In 2005 werden daarnaast de EZ-instrumenten grondig herzien om te komen tot minder regelingen en minder loketten. Hierdoor moet de ondernemer beter bediend worden en wordt nadrukkelijker ingezet op voor de Nederlandse economie belangrijke gebieden.
In Europees verband werd door het akkoord over de financiële perspectieven duidelijk dat het budget voor Lissabon-gerelateerde uitgaven (zoals voor innovatie en ICT) fors stijgt. Daarnaast werd bij de mid term review van de Lissabon strategie (maart 2005) besloten om meer nadruk te leggen op groei en werkgelegenheid. Met het Nationaal Hervormingprogramma heeft Nederland hieraan succesvol invulling gegeven, aldus de Europese Commissie.
In 2005 werd verder onder meer:
• de splitsingswet naar de Tweede Kamer gestuurd. Hiermee wordt het netwerk gescheiden van productie en levering en krijgt de concurrentie op de elektriciteitsmarkt een impuls;
• besloten tot een aanzienlijke investeringsimpuls in kennis, innovatie en onderwijs (€ 1060 mln) uit de vrije ruimte in het Fes als gevolg van de meevallende aardgasbaten. Verder wordt er voortaan naar gestreefd dat circa 50% van de aardgasmeevallers naar kennis en innovatie gaat.
• een wetsvoorstel uitgewerkt dat beoogt graafincidenten rond kabels en leidingen terug te dringen (jaarlijkse schade geschat op € 175 mln per jaar), door o.a. verplichte informatie-uitwisseling.
• door Economische Zaken het hoogste aantal nieuwe investeringsprojecten van buitenlandse bedrijven ooit aangetrokken (3 121 extra arbeidsplaatsen).
• het actieplan Ons creatief vermogen uitgebracht om de bijdrage van de creatieve sector aan de economische groei te vergroten;
• het functioneren van de Kamers van Koophandel geëvalueerd. De Kamers van Koophandel moeten efficiënter en effectiever georganiseerd en bestuurd worden, o.a. door meer taken landelijk uit te voeren.
• het Energierapport gepresenteerd. Dit rapport bevat acties om de voorzieningszekerheid te verhogen, het energiebeleid beter af te stemmen op het buitenlands beleid en het tempo van energiebesparing te verhogen;
• gerealiseerd dat de EU-quota voor textiel en kleding alsnog verruimd werden. Als gevolg van deze quota stond voor zo’n € 150 mln. aan textiel op de kades van de Rotterdamse haven;
• een regeling voor kennismigranten gelanceerd, waarmee voor de Nederlandse economie belangrijke personen makkelijker in Nederland aan de slag kunnen (zo’n 1500 mensen maakten in 2005 al van deze nieuwe regeling gebruik);
In de hiernavolgende paragrafen doe ik op hoofdlijnen verslag van onze activiteiten in 2005. Achtereenvolgens komen aan de orde de drie prioritaire thema’s in 2005:
versterken van de dynamiek in de economie (§ 2); het verbeteren van het ondernemingsklimaat (§ 3) en het bevorderen van innovatie (§ 4). Eerst volgt een korte terugblik op de economische situatie in 2005 (§ 1.1) alsmede enkele internationale economische ontwikkelingen (§ 1.2).
1.1 Economische situatie in 2005
Lage groei in 2005 als gevolg van de hoge olieprijs
De groei in 2005 is uitgekomen op 0,9%. Dit is lager dan in 2004, toen de groei uitkwam op 1,7%. De belangrijkste oorzaak van deze lagere groei in 2005 is de fors gestegen olieprijs. Kijkend naar de ontwikkeling gedurende het jaar liet de Nederlandse economie over 2005 wel sterke verbeteringen zien. Dit is vooral zichtbaar op de arbeidsmarkt waar het aantal vacatures is toegenomen en de werkgelegenheid is verbeterd. Daarnaast is in de loop van het jaar het vertrouwen van de producenten toegenomen en zijn de consumentenbestedingen gestegen. De positieve ontwikkeling gedurende 2005 zet volgend jaar naar verwachting door waardoor de groei in 2006 uitkomt op 2¾%.
Tabel 1: economisch beeld 2004–2006 | |||
Volumemutaties (in %) | 2004 | 2005 | 2006 |
BBP | 1,7 | 0,9 | 2¾; |
Particuliere consumptie | 0,0 | 0,3 | 1½ |
Bedrijfsinvesteringen | 3,3 | – 0,1 | 8¼ |
Export van goederen | 9,4 | 6,3 | 8¼ |
Binnenslands geproduceerd | 1,2 | 2,3 | 4 |
Wederuitvoer | 20,1 | 10,9 | 13 |
Import van goederen | 9,0 | 5,5 | 8¼ |
Werkloosheid | 6,4 | 6,5 | 6 |
Koopkracht (mediane inkomen) | – 0,4 | – 1,7 | 1¼ |
Olieprijs ($ per vat) | 38,2 | 54,4 | 60 |
Bron: CPB, dec. 2005
1.2 Internationaal economische ontwikkelingen in 2005
De groei van de Europese economie internationaal vergeleken
De groei van de wereldeconomie was in 2005 iets minder dan in 2004 toen een recordgroei bereikt werd. In het Eurogebied viel, als gevolg van een nog altijd magere groei van de binnenlandse vraag en ook hier de hoge olieprijs, de groei terug van 2,1% naar 1,3%. De VS bleef in 2005 dan ook de motor van de wereldeconomie. De Amerikaanse economie groeide met 3,5%, na een groei van 4,2% in 2004. Onderliggend kampt de VS wel met structurele problemen. Zo is het tekort op de lopende rekening verder opgelopen, terwijl het begrotingstekort zeer hoog blijft. Internationale investeerders zijn echter nog steeds bereid om deze tekorten te financieren.
In 2005 hebben opkomende markten als China en India weer onstuimige groeicijfers laten zien van rond de 9% en 7% en er is nog steeds een groot potentieel voor verdere groei. Deze sterke groei in China is overigens één van de oorzaken van de hogere prijs van olie en van andere grondstoffen zoals ijzer. Omgekeerd zorgen de goedkope Chinese producten voor lagere prijzen op de wereldmarkt.
Succesvol inspelen op de globalisering
Uit onderzoek naar de effecten van de globalisering blijkt vooralsnog geen sprake van grootschalige verplaatsing van bedrijfsactiviteiten van Nederland naar het buitenland.1 Wel werd duidelijk dat ons ondernemingsklimaat verder moet verbeteren. De inspanningen van het kabinet om het vestigingsklimaat te verbeteren lijken overigens hun eerste vruchten af te werpen. In de meest recente ranglijst van het World Economic Forum steeg Nederland van de dertiende naar de elfde plaats.2 De belangstelling van buitenlandse bedrijven om te investeren in Nederland nam het afgelopen jaar ook daadwerkelijk toe. Economische Zaken was in 2005 betrokken bij 112 nieuwe investeringsprojecten van buitenlandse bedrijven, het hoogste aantal ooit.3
Per 1 januari 2005 werd ook gestart met een speciale regeling voor kennismigranten. In 2005 zijn al ongeveer 1 500 voor de Nederlandse economie belangrijke functionarissen (bijvoorbeeld bepaalde technici) onder de regeling toegelaten.
Belangrijke Europese doorbraken in 2005
Op Europees niveau werden in 2005 enkele voor Nederland belangrijke resultaten behaald. Zo bereikte de Europese Raad in december 2005 een akkoord over de Financiële Perspectieven 2007–2013. Voor Nederland betekent dit een verlaging van de jaarlijkse afdracht aan de EU met ca. € 1 mld. per jaar. Daarnaast is belangrijk dat het budget voor Lissabon-gerelateerde uitgaven sterk stijgt. Zo zal het budget voor onderzoek in 2013 75% hoger liggen dan in 2006. Het bedrag voor versterking van de regionale economie (cohesiebeleid) in Nederland komt in de gehele periode uit op ca. € 1,7 mld. Dit alles sluit goed aan bij de inzet van het kabinet met de nota Pieken in de Delta.
Verder werd in maart 2005 bij de mid term review van de Lissabon strategie besloten om meer nadruk te leggen op groei en werkgelegenheid. Nederland heeft dit uitgewerkt in het Nationaal Hervormingprogramma (NHP) van september 2005 met acties op terreinen als innovatie, ICT, leven lang leren, mededinging, ondernemerschap, etc.. Nederland presteert internationaal gezien op veel terreinen goed. Aandacht verdient vooral de arbeidsparticipatie van specifieke groepen (o.a. ouderen en jongeren) en de verdere versterking van het innovatievermogen.
Concurrentie levert een belangrijke bijdrage aan de groei van de economie. Concurrentie leidt tot vernieuwing en dynamiek; het houdt bedrijven scherp. Om de concurrentie te bevorderen zijn in 2005 zowel internationaal (zie § 2.1) als nationaal (zie § 2.2) acties in gang gezet. Ook kreeg de rol van de consument op markten veel aandacht (zie § 2.3).
2.1 Internationale activiteiten
Hieronder volgt een korte terugblik op enkele belangrijke internationale acties in 2005:
• Akkoord bereikt op de Ministeriële WTO Conferentie; op 19 december 2005 werd de conferentie in Hongkong afgesloten met de aanvaarding van een ministeriële verklaring. Hierin staat een einddatum (2013) voor de afschaffing van agrarische exportsubsidies en disciplinering van alle andere vormen van exportsteun. Daarnaast krijgen vrijwel alle producten uit de minst ontwikkelde landen vrije markttoegang tot de markten van ontwikkelde landen.
• Succesvolle aanpak van de textielcrisis; halverwege 2005 heeft de EU invoerbeperkingen ingesteld voor textiel en kleding uit China. Als gevolg van deze quota stond voor zo’n € 150 mln aan textiel op de kades van de Rotterdamse haven. Na nationale en internationale interventies door Economische Zaken, werden in september de quota alsnog verruimd.
• Dienstenrichtlijn; in 2005 ging veel aandacht uit naar de zogenaamde Dienstenrichtlijn. Juist voor Nederland met een sterke dienstensector is deze richtlijn van groot belang. Er zijn in 2005 diverse notities over (aspecten van) de richtlijn naar de Tweede kamer gegaan. Daarnaast kwam een belangwekkend SER advies uit dat op hoofdlijnen werd overgenomen door het Kabinet. In februari 2006 is in het Europees Parlement in eerste lezing gestemd. De uitslag wijkt op aantal belangrijke punten af van de oorspronkelijke Nederlandse positie. Het nieuwe commissievoorstel wordt afgewacht op basis waarvan de discussie in de Raad zal worden voortgezet. Nederland zal hierbij conform de Nederlandse positie inzetten op een aantal essentiële aanpassingen van het voorstel van het Europees Parlement.
• REACH; eind 2005 is op de hoofdlijnen van een voor de chemiesector belangrijke Europese verordening (REACH) overeenstemming bereikt. Door inzet van Nederland is bereikt dat de extra kosten van REACH voor het Nederlandse bedrijfsleven (m.n. voor het MKB) met 60% (€ 300 mln) zijn gereduceerd. REACH treedt 2007 in werking.
• Regulering Kabelmarkt: in december 2005 is overeenstemming bereikt tussen OPTA en de Europese Commissie over passende maatregelen ten aanzien van de drie grote aanbieders van de kabeltelevisie in Nederland. Het akkoord betekent dat OPTA in het belang van de consument een aantal stevige maatregelen kan treffen. Het gaat om bijvoorbeeld de verplichting voor de kabelaanbieders om concurrenten op het netwerk toe te laten en de verplichting om toegang te leveren tegen kostengeoriënteerde en transparante tarieven.
2.2 Bevorderen dynamiek op (semi-publieke) markten
De belangrijkste acties in 2005 op een rij:
• Splitsing van de energiebedrijven; in 2005 is het wetsvoorstel dat splitsing beoogt naar de Tweede Kamer gestuurd en zijn diverse nadere onderzoeken verricht (o.a. naar de werkgelegenheidseffecten en het effect op de CBL’s). Kern van het wetsvoorstel is dat de netwerken gesplitst worden van productie, handel en levering. Door splitsing ontstaat een eerlijker speelveld, grotere transparantie, beter toezicht. In 2006 vindt parlementaire behandeling plaats.
• Eén Noordwest-Europese energiemarkt; Nederland tracht met buurlanden, de Europese Commissie, netbeheerders en toezichthouders een grote regionale gas- en elektriciteitsmarkt in Noordwest-Europa tot stand te brengen. In 2005 is hiertoe een Memorandum of Understanding (MoU) getekend. In 2005 is ook besloten tot de aanleg van de elektriciteitsverbinding met Noorwegen en een gasverbinding met het Verenigd Koninkrijk.
• Duurzame energie en energiebesparing: Nederland is goed op weg naar het doel van 9% duurzame elektriciteit in 2010. Zo werd in 2005 reeds 6,2% van de elektriciteit op duurzame wijze geproduceerd. Het Energierapport 2005 (kamerstuk 29 023, nr 14) bevat acties om onder meer de voorzieningszekerheid te verbeteren, het tempo van energiebesparing te verhogen en voor energietransitie. In 2005 kwamen hiervoor ook extra middelen beschikbaar op basis van de afspraken rond Borssele, uit het Waddenfonds en uit het FES. Ook zijn maatregelen getroffen om de Milieukwaliteit Elektriciteitsproductieregeling (MEP) beter te beheersen.
• Nieuwe postwet gereed; het wetsvoorstel voor de nieuwe Postwet is in november 2005 naar de Raad van State gestuurd. Het wetsvoorstel beoogt de postmarkt in 2007 volledig te liberaliseren, waarbij de universele postdienst blijft gegarandeerd.
• Ongelukken met kabels en leidingen voorkomen; in 2005 is een wetsvoorstel uitgewerkt dat beoogt het aantal graafincidenten rond kabels en leidingen in Nederland terug te dringen door onder meer verplichte informatie-uitwisseling tussen zogenaamde grondroerders en kabel- en leidingbeheerders. De financiële schade van dit soort ongelukken wordt op € 175 mln. per jaar geschat.
• Tegengaan oneerlijke concurrentie; op voorstel van Economische Zaken wordt de mededingingswet zodanig gewijzigd dat oneerlijke concurrentie door overheden wordt voorkomen. De Nederlandse Mededingingsautoriteit zal er op toezien dat publieke middelen niet zomaar worden ingezet voor commerciële activiteiten.
• Splitsing NOZEMA; per 1 januari 2005 is de splitsing van Nozema in een diensten- en een mastenbedrijf gerealiseerd.
2.3 Een sterke consumentenbescherming
Om de consument beter te wapenen in zijn rol op (nieuwe) markten is in 2005 gestart met de oprichting van een consumentenautoriteit. Met het daadwerkelijke toezicht en de handhaving wordt begonnen als de Wet handhandhaving consumentenbescherming is aangenomen. Dat is naar verwachting vanaf 1 januari 2007.
In 2005 is verder vooral gewerkt aan een betere consumentenbescherming op markten in transitie zoals energie, telecommunicatie en post. De administratieve achterstand bij de energiebedrijven (bijvoorbeeld bij verhuizingen van mensen en bij wisseling van leverancier) werd succesvol aangepakt door streng optreden van de Nma/DTE en Economische Zaken. Op de markt van elektronische communicatiediensten zijn acties als verplichte alternatieve geschilbeslechting, het tegengaan van stilzwijgende contractduurverlenging en maatregelen rond slamming1 in gang gezet (kamerstuk nr. 27 879, nr. 12).
3. Een concurrerend ondernemingsklimaat
Ter verbetering van het ondernemingsklimaat kende EZ in 2005 acties op drie terreinen:
1. vermindering van regeldruk
2. meer ruimte voor het MKB en ondernemerschap
3. een nieuw gebiedsgericht beleid
3.1 Vermindering van regeldruk
Administratieve lasten, tegenstrijdige regels en langdurige vergunningentrajecten zijn een doorn in het oog van het Nederlandse bedrijfsleven. In 2005 werd dan ook veel aandacht besteed aan het reduceren van de administratieve lasten, teneinde de kabinetsdoelstelling voor 2007 te halen (reductie met 25% t.o.v. 2002). Onderstaande box bevat enkele concrete acties uit 2005.
BOX: drie voorbeelden van administratieve lastenreductie door het Kabinet
1. Frequentiebeleid gemoderniseerd; de uitgifte van frequenties voor o.a. mobiele telefoons, marifoons, etc. werd in 2005 drastisch vernieuwd (zie de nota Frequentiebeleid). Ter illustratie: Van de 90 000 vergunningen voor mobiele toepassingen worden er vanaf 2006 al ca. 50 000 vergunningvrij gemaakt of omgezet in de lichtere vorm van registratie.
2. CBS vermindert de enquêtedruk; mede door toedoen van het CBS worden substantieel minder bedrijven vanuit Brussel verplicht tot het aanleveren van statistische gegevens. Deze verhoging van de drempelwaarde is per 1 januari 2005 effectief geworden.
3. Deponeren jaarrekening vereenvoudigd; in december 2005 is een wijziging van de Handelsregisterwet aangenomen. De verplichte melding in de Staatscourant van het deponeren van de jaarrekening van NV’s en BV’s komt te vervallen. Dit kan per 1 januari 2006 via de website www.KvK.nl. De kosten voor publicatieplichtige ondernemingen zijn daarmee geheel komen te vervallen.
In 2005 werd naast de aanpak van de administratieve lasten vooral ook aandacht besteed aan vergunningtrajecten en het tegengaan van strijdige regels:
• Stroomlijning vergunningen; het Kabinet heeft de aanbevelingen van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen, onder leiding van de heer Kraaijeveld, overgenomen. De vergunningenstelsels (ruim 900) van alle overheden worden sinds het najaar van 2005 doorgelicht op nut en noodzaak. Via een aantal sectorprojecten (horeca, grote chemie, kleine industrie, bedrijf in landelijk gebied en bouw) wordt daarnaast gekeken naar de samenhang tussen de diverse vergunningenstelsels. Verder wordt er onderzoek gedaan naar de (opbouw) van de leges.
• Strijdige regels; na de succesvolle oplossingen voor de 800 strijdige regels in 2004 is in 2005 gewerkt aan het breed bekend maken van de oplossingen onder gemeentes en inspectiediensten. Hiertoe zijn in 2005 workshops voor gemeenten georganiseerd. Daarnaast zijn 32 convenanten «stroomlijning dienstverlening aan ondernemers» tussen Economische Zaken en de G-31 gemeenten en Almere gesloten. Deze gemeenten hebben werkgroepen opgericht die strijdige regels identificeren en aanpakken.
3.2 Meer ruimte voor MKB en ondernemerschap
Om het ondernemerschap te bevorderen en het MKB een impuls te geven is in 2005 onder meer gewerkt aan:
• Grondige herziening van de instrumenten voor ondernemers; omdat de afgelopen periode steeds duidelijker werd dat het huidige (financiële) instrumentarium van Economische Zaken aan vernieuwing toe was is in 2005 een grondige herziening van de instrumenten voor ondernemers in gang gezet gericht op toegankelijke en herkenbare loketten voor ondernemers en een forse reductie van het aantal regelingen.1 De nieuwe opzet bestaat uit een basispakket, vooral gericht op het MKB, voor voorlichting en advies (bijvoorbeeld over export en innovatie) en een samenhangend kapitaalmarktinstrument. Naast dit basispakket introduceert EZ een programmatisch pakket (zie § 4.2).
• Modernisering van het stelsel van Kamers van Koophandel; in 2005 is het functioneren van de Kamers van Koophandel geëvalueerd. De Kamers van Koophandel moeten efficiënter en effectiever georganiseerd en bestuurd worden, o.a. door meer taken landelijk uit te voeren.
• Veel aandacht voor het MKB; in 2005 werd het budget voor de borgstellingregeling (BBMKB) tussentijds met € 78 miljoen verhoogd.1 Hiermee kreeg het MKB een belangrijke steun in de rug bij het aantrekken van vreemd vermogen. In 2005 is de regeling ook geëvalueerd. De uitkomsten geven een positief beeld van het functioneren en het nut van de regeling voor het MKB. Andere voor het MKB belangrijke acties waren bijvoorbeeld de uitgifte van extra innovatievouchers (zie § 4.1) en de verhoging van de WBSO (zie§ 4.1).
• Bedrijfsoverdrachten: ondernemers bleken zeer tevreden met het in 2004 ontwikkelde pakket voor succesvolle bedrijfsoverdrachten. Daarom heeft in 2005 opnieuw verzending plaatsgevonden aan ondernemers die 55 jaar zijn geworden.
• Nieuw ondernemerschap; voorjaar 2005 is het Actieplan Nieuw ondernemerschap uitgebracht. Dit plan heeft als doel meer en betere nieuwe (allochtone) ondernemers, o.a. door de inzet van rolmodellen en door coachingtrajecten.
3.3 Nieuw gebiedsgericht economisch beleid
De nota Pieken in de Delta is in 2005 nader uitgewerkt door o.a.:
• Effectief beleid in de regio; in september 2005 is de nota Pieken in de Delta (PiD) in een brief aan de Kamer nader uitgewerkt (Kamerstuk 2004–2005, 29 697, nr. 11). In de zes PiD-gebieden worden programmacommissies in het leven geroepen, waarin de belangrijkste publieke en private spelers van het gebied vertegenwoordigd zijn.
• Bedrijventerreinen; op 1 januari 2005 is het «Besluit subsidies Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen» (Topper) in werking getreden. Er is voor € 17,4 mln. ondersteuning verleend aan zeven voor de regionale en nationale concurrentiekracht cruciale projecten.2
Om onze innovatiepositie te versterken voerde EZ op drie terreinen acties uit in 2005:
1. meer innovatieve bedrijven
2. meer aandacht voor strategische innovatiegebieden
3. een betere benutting van ICT
De Nederlandse innovatiepositie is volgens de Europese Commissie licht verbeterd in 2005.3 Ook is Nederland opgeklommen tot de nummer twee in de wereld qua aantal breedbandaansluitingen. Met name het actief stimuleren van marktwerking heeft aan dit laatste bijgedragen. Ons innovatievermogen blijft echter een aandachtspunt. Om de Nederlandse positie verder te versterken is in 2005 dan ook besloten aanzienlijke extra middelen beschikbaar te stellen uit de vrije ruimte in het Fes als gevolg van de meevallende aardgasbaten (€ 1060 mln). Voortaan gaat verder ca. 50% van de aardgasmeevallers naar innovatie. Hiermee onderstreept het kabinet het belang dat het hecht aan innovatie.
4.1 Meer innovatieve bedrijven
Ook binnen het innovatiebeleid neemt het MKB een centrale plaats in:
• Innovatievouchers; met de vouchers kunnen MKB bedrijven eenvoudig kennis inkopen bij kennisinstellingen. Met het tweede en derde experiment van respectievelijk 400 en 600 vouchers werd in 2005 voortgebouwd op het eerste succesvolle experiment in 2004. Met ingang van 2006 is er een definitief systeem voor innovatievouchers (3000 vouchers in 2006).
• WBSO verhoogd voor procesinnovaties; in 2005 werd de fiscale faciliteit voor stimulering van R&D (de WBSO) met € 25 mln. verhoogd voor procesinnovaties Juist op het terrein van procesinnovaties is in Nederland nog veel winst te behalen. In 2005 is er al door ruim duizend aanvragers van deze nieuwe mogelijkheid gebruik gemaakt.
• Extra aanbod van durfkapitaal voor innovatieve starters; via de seedfaciliteit van Technopartner kwam een zevental nieuwe durfkapitaalfondsen beschikbaar voor innovatieve starters met een totale omvang van € 41,2 miljoen.
• Meer onderzoeksopdrachten voor innovatief MKB; de zogenaamde SBIR-regeling zorgt in de VS voor meer betrokkenheid van het innovatieve MKB bij het uitvoeren van (publiek) onderzoek. Economische Zaken is in 2005 met een aantal bedrijven een «pilot» gestart op het gebied van elektromagnetische vermogenstechniek. Dit leidt afhankelijk van de uitkomsten mogelijk tot de invoering van een met de SBIR vergelijkbare regeling in Nederland.
4.2 Strategische innovatiegebieden en versterking van de kennisinfrastructuur
De herijking van het financiële instrumentarium van Economische Zaken voorziet naast een basispakket voor alle ondernemers in een programmatisch pakket. Via dit programmatische pakket worden krachten gebundeld om potentiële sterktes in de Nederlandse economie verder te ontwikkelen. De nieuwe aanpak is in nauw overleg met bedrijven, kennisinstellingen en andere overheden gestart op onder meer innovatie terrein (zie onderstaande box).
BOX: twee voorbeelden van meer programmatisch gericht innovatiebeleid
1. Holst centrum; een voorbeeld van de nieuwe programmatische manier van innovatiebeleid is het Holst Centrum, dat beoogt – op het terrein van polymeren, elektronica en microsystemen – het in Nederland aanwezige potentieel van kennis en bedrijvigheid een nieuwe impuls te geven met de uitvoering van gezamenlijke R&D-programma’s. Op 25 mei 2005 heeft Minister Brinkhorst het startschot gegeven voor het Gilles Holst Centrum door € 12,5 miljoen beschikbaar te stellen voor de eerste opstart. Het centrum is een open innovatie R&D-centrum en wil internationaal excellent op zijn onderzoeksgebied zijn. Uit het FES (Paasakkoord) is in totaal € 40 mln. beschikbaar gekomen voor het Holst Centrum.
2. Creatieve industrie; een ander voorbeeld is de creatieve sector. In oktober 2005 is de brief «Ons creatieve vermogen» naar de Kamer gestuurd. De brief bevat acties om de economische potentie van cultuur en creativiteit te versterken, met name door de wisselwerking tussen de creatieve sector en het overige bedrijfsleven te versterken.
Daarnaast heeft het Kabinet in 2005 de volgende acties in gang gezet om de kennisinfrastructuur te versterken:
• Dynamisering van het publieke onderzoek; in november 2005 is een sturings- en financieringsmodel gereed gekomen voor de invoering van vraagprogrammering bij kennisinstellingen als TNO en de Grote Technologische Instituten (GTI’s). Dit is in lijn met de aanbevelingen van de commissie Wijffels.
• Smart-mix regeling; in 2005 hebben Economische Zaken en het ministerie van OCW de zogenaamde «Smart Mix»-regeling uitgewerkt. Deze heeft tot doel te komen tot betere benutting van het Nederlandse publieke onderzoek. Vanaf 2007 wordt € 100 mln. per jaar geïnvesteerd in innovatieprojecten van consortia van bedrijven en publieke kennisinstellingen.
4.3 Stimuleren van het gebruik van ICT
ICT kan een belangrijke bijdrage leveren aan de productiviteitsgroei. De uitdaging voor Nederland is ICT beter te benutten:
• Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT; het Actieprogramma is eind 2005 van start gegaan. In totaal wordt € 80 mln. ingezet voor het ondersteunen van succesvolle ICT-initiatieven in de sectoren mobiliteit, onderwijs, veiligheid en zorg.
• ICT-Regie; ICT-Regie is in 2005 gestart en brengt vraag naar en aanbod van ICT-kennis bij elkaar.1
• Mobiel betalen en via internet; het bankwezen, webwinkels en ICT-bedrijven hebben gezamenlijk een visie ontwikkeld op het gebied van betalen via de mobiele telefoon en internet. Het bankwezen heeft in 2005 een on-line betaalstandaard voor internetbetalen (Ideal) geïntroduceerd.
• World Summit on the information society (WSIS); in November 2005 zijn in Tunis internationale afspraken gemaakt over o.a. het toekomstige beheer van het internet en de veiligheid van het internet, inclusief de bestrijding van spam. Hiertoe is o.a.het Internet Governance Forum (IGF) opgericht dat hierbij een belangrijke rol krijgt. Nederland was één van de landen die het belang hiervan steeds op de voorgrond heeft gebracht.
Zoals hiervoor duidelijk werd was in 2005 wederom sprake van een groot aantal acties op de drie prioritaire thema’s concurrentie, innovatie en versterking van het ondernemingsklimaat. Daarbij hebben wij in 2005 ook kritisch naar ons eigen functioneren gekeken. Zo zijn we gestart met een forse vernieuwing van het instrumentarium voor ondernemers.
De eerste signalen over een verbetering van het Nederlandse ondernemingsklimaat en onze innovatiepositie stemmen daarbij hoopvol. Door verder te gaan op de ingeslagen weg moeten we één van de meeste dynamische kenniseconomieën van de Europese Unie worden.
1 GOED FUNCTIONERENDE ECONOMIE EN MARKTEN IN NEDERLAND EN EUROPA
Het bevorderen van een goed functionerende economie en goed functionerende markten in Nederland en in Europa, en het stimuleren van verdere economische integratie in Europa.
Daartoe heeft EZ onder meer de volgende acties uitgevoerd: het opstellen en het uitvoeren van het Nationaal Hervormingsprogramma in het kader van de Lissabonstrategie, het verwezenlijken van een interne markt voor diensten (de dienstenrichtlijn), aanpassen Mededingingswet, opstellen Metrologiewet en het opzetten van een consumentenautoriteit.
1.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 1: Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Vastgestelde begroting 2005 | Verschil 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 61 708 | 65 363 | 60 375 | 66 642 | 65 276 | 1 366 |
Programma-uitgaven | 24 560 | 25 481 | 19 196 | 19 433 | 21 893 | – 2 460 |
Operationeel doel C: Versterken van concurrentie op Nederlandse markten | 19 337 | 23 008 | 16 580 | 16 018 | 16 565 | – 547 |
– Bijdrage aan het NMI | 15 963 | 21 379 | 14 800 | 14 370 | 14 616 | – 246 |
– Raad Deskundige Nationale Standaard | 60 | 130 | 69 | 55 | 54 | 1 |
– Kenniscentrum aanbesteden | 659 | 600 | 59 | |||
– Bijdrage diverse instituten | 3 314 | 1 499 | 1 711 | 934 | 1 295 | – 361 |
Operationeel doel D: Versterken van de positie van de consument | 681 | 600 | 81 | |||
– Toezichthouder consumenten | 681 | 600 | 81 | |||
Algemeen | 5 223 | 2 473 | 2 616 | 2 734 | 4 728 | – 1 994 |
– Onderzoek en Opdrachten Economische Politiek | 4 258 | 2 035 | 2 098 | 2 604 | 3 558 | 954 |
– Onderzoek en Opdrachten Kenniscentrum Ordeningsvraagstukken | 965 | 438 | 242 | 53 | 1 170 | – 1 117 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 276 | 77 | 77 | |||
Apparaatuitgaven | 37 148 | 39 882 | 41 179 | 47 209 | 43 383 | 3 826 |
– Personeel EP | 6 516 | 6 334 | 6 188 | 8 179 | 8 935 | – 756 |
– Apparaatuitgaven NMa/Dte | 30 632 | 33 548 | 34 991 | 39 030 | 34 448 | 4 582 |
Uitgaven (totaal) | 59 462 | 67 297 | 60 691 | 64 481 | 63 640 | 841 |
Ontvangsten (totaal) | 119 599 | 120 364 | 10 778 | 107 583 | 114 919 | – 7 336 |
– Ontvangsten NMa | 105 | 6 355 | 5 537 | 104 879 | 110 000 | – 5 121 |
– Ontvangsten Dte | 4 479 | 641 | 4 231 | 2 695 | 4 719 | – 2 024 |
– Opbrengsten casino’s | 106 589 | 111 022 | ||||
– Opbrengst vergunning | 7 513 | 1 610 | 257 | |||
– Ontvangsten NMI | 723 | 661 | 616 | |||
– Diverse ontvangsten EP | 190 | 75 | 137 | 9 | 200 | – 191 |
In 2005 heeft de NMa extra budget gekregen voor het uitvoeren van de extra werkzaamheden rond de bouwfraudeaffaire (€ 2,4 mln), het versterken van economische kennis en uitbreiding van internationale activiteiten (€ 0,7 mln) en voor de uitvoering van een onderzoek naar de administratieve processen in de energiesector (Move On).
Als gevolg van lopende procedures is de oorspronkelijke boeteraming net niet gehaald. Wanneer tegen een besluit van de NMa beroep of bezwaar wordt aangetekend, heeft dat opschortende werking voor de betaling, het moment van daadwerkelijk ontvangen van de boetes is daardoor lastig in te schatten.
1.3 Operationele doelstellingen
1.3.1 Operationele doelstelling A. Optimale strategie- en besluitvorming ten behoeve van het vergroten van de structurele economische groei van Nederland.
Structurele groei bestaat uit de groei van werkgelegenheid (in personen en uren) en van de arbeidsproductiviteit. In Nederland vertoont de structurele groei de afgelopen jaren een dalende trend. Om deze trend te keren, zodat we ook op langere termijn onze welvaartsstaat kunnen bekostigen, zullen belemmeringen in onze economische structuur moeten worden weggenomen die een negatieve invloed hebben op de groei van het aantal personen dat werkt, van het aantal uren dat zij werken en van de hoeveelheid die per uur geproduceerd wordt. De acties uit de nota «Kiezen voor Groei» (i.c. de Groeibrief) leveren hier een bijdrage aan.
Indicatoren en streefwaarden | |||
Indicator | Streefwaarde | Waarde 2000–2003 | Waarde 2004–2005 |
Relatieve structurele groei in Nederland | Top 5 EU-15 | Top 5 EU-15*:1. Ierland (6,4%)2. Griekenland (3,2%)3. Spanje (2,9%)4. Finland (2,8%)5. Portugal (2,7%)10. Nederland (2,3%) | Top 5 EU-15:1. Ierland (5,4%)2. Griekenland (4,0%)3. Luxemburg (3,7%)4. Spanje (3,2%)5. Verenigd Koninkrijk (2,6%)11. Nederland (1,7%) |
Absolute structurele groei in Nederland | 2½% ** | 2,3% | 1,7% |
* Cijfers Luxemburg onbekend.
** Gebaseerd op 2% BBP-groei per capita en bevolkingsgroei van ½%.
Nederland is t.o.v. de waarde 2000–2003 één plaats gedaald. Dit heeft te maken met het feit dat Luxemburg nu is opgenomen in de tabel.
De reden dat de streefwaarde van 2½ % niet gehaald is wordt voornamelijk veroorzaakt door de hoge olieprijs die de groei van de economie wereldwijd belemmerd heeft.
Hieronder worden de resultaten van een aantal voor EZ belangrijke actiepunten besproken. Basis hiervoor is het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP), dat is verschenen in september 2005. Het onderstaande is geen uitputtende opsomming van alle actiepunten zoals genoemd in de notitie «Kiezen voor groei» (ook wel Groeibrief genoemd). Voor de zomer wordt een tweede voortgangsrapportage van de Groeibrief aan de Tweede Kamer verstuurd, waarin voor ieder actiepunt de stand van zaken wordt gerapporteerd.
1. Minder regels en kortere procedures
Op het gebied van vergunningenbeleid, tegenstrijdige regelgeving, toetsing voorgenomen regelgeving en reductie administratieve lasten zijn meerdere acties opgepakt. Deze acties worden in artikel 3 toegelicht.
Ter verbetering van het vestigingsklimaat is het VPB-tarief verlaagd van 34,5% in 2004 naar 31,5% in 2005 en naar 29,6% in 2006. Een verdere verlaging met ongeveer 3% is voorzien in de nota Werken aan Winst (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 107, nr. 2) . Daarnaast heeft het kabinet besloten om de kapitaalbelasting (een heffing op het bijeenbrengen van ondernemingskapitaal) per 2006 af te schaffen. Het pakket is voorzien van flankerend beleid voor het MKB.
3. Toelating van buitenlandse kenniswerkers
Er wordt een regeling voorbereid die toeziet op de condities waarbinnen zelfstandigen worden toegelaten binnen Nederland. Zie ook artikel 2.
4. EU-richtlijnen: implementatietekort
De achterstand van Nederland bedroeg in januari 2005 nog 2,0% en in juni 1,6%. Aan de 0% doelstelling voor richtlijnen waarvan de implementatietermijn meer dan twee jaar verlopen is, voldoet Nederland nog niet.
Het kabinet heeft de SER gevraagd in het middellange termijnadvies over sociaal economisch beleid (MLT-advies) in te gaan op de vraag hoe sociale partners sociale innovatie kunnen bevorderen en hoe de overheid hieraan kan bijdragen door belemmeringen weg te nemen. Naar verwachting zal het MLT-advies mei 2006 gereed zijn.
6. Een meer dynamische arbeidsmarkt
Het kabinet heeft omtrent ontslag een aantal besluiten genomen waar onder een overgang van het lifo-beginsel naar het afspiegelingsbeginsel, het niet langer op bedrijfseconomische noodzaak toetsen van collectieve ontslagen als de werkgever een verklaring overlegt van de belanghebbende vakbonden en het beperken van de verwijtbaarheidstoets in de WW. Dit alles leidt tot versoepeling van de ontslagpraktijk en vermindering van ontslagkosten voor werkgevers.
7. Een meer activerende sociale zekerheid
Op 1 juli heeft de Tweede Kamer ingestemd met de WIA, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. In juni is de nieuwe pensioenwet naar de Raad van State gestuurd. Ook heeft het kabinet besloten het unanieme advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) over de toekomst van de Werkloosheidswet (WW) te volgen en ermee ingestemd de voorstellen van de SER uit te werken in wetgeving.
8. Aantrekkelijk maken van meer en langer werken.
Vanaf 2006 worden de fiscale kinderkortingen geïntegreerd en gestroomlijnd om grote inkomensvallen bij het overschrijden van een bepaalde inkomensgrens te voorkomen. Met invoering van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (AWIR) zal vanaf januari 2006 alleen de Belastingdienst verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de huursubsidie, tegemoetkoming kinderopvang en de zorgtoeslag. Daarnaast zal de aanvullende combinatiekorting voor de minstverdienende partner per januari 2006 worden verhoogd evenals de arbeidskorting. Tevens zal het kabinet meer geld beschikbaar stellen voor kinderopvang.
Andere acties uit de begroting 2005:
• Groei en de publieke sector
In 2005 heeft EZ het in 2004 gestarte onderzoek naar de relatie tussen groeivermogen en uitgaven en kosten in de publieke sector voorgezet. Dit heeft o.a. geresulteerd in het nieuwjaarsartikel van de SG en zal verder in 2006 ondermeer resulteren in een publicatie van een onderzoek naar de woningmarkt.
• Programma Andere Overheid
De commissie Teuling heeft haar rapport «Marktordening economische sectoren» afgerond.
• OESO-landenexamen
De OESO heeft Nederland gecomplimenteerd met de grote structurele aanpassingen op o.a. het gebied van arbeidsmarkt, houdbare openbare financiën, concurrentie- en innovatiebevordering. Deze zijn in lijn met de beleidsaanbevelingen uit het vorige rapport en bevorderen duurzame groei. Aanbevelingen voor de middellange termijn zijn in overeenstemming met de lijn van EZ, bijvoorbeeld t.a.v. de woningmarkt, open bestel in het onderwijs, arbeidsmarktflexibiliteit en participatie.
1.3.2 Operationele doelstelling B. Optimale strategie- en besluitvorming ten behoeve van het vergroten van het groei- en concurrentievermogen van de EU, onder meer door het verdiepen en verbreden van de interne markt.
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2002 | 2005 | 2005 |
Interne Markt Index EU-15 | 160 | 165 | |
Interne Markt Index NL | 141 | 145 |
De presentatie-indicatoren zijn gebaseerd op de Interne Markt index uit het Score Bord Interne Markt van de Europese Commissie. In juli 2004 is er een nieuwe Score Board Interne Markt over 2002 uitgekomen, waaruit een vooruitgang 3% voor de EU als geheel bleek. Een vergelijking van de onderlinge versies van de Interne Markt Index is gecompliceerd, omdat er gebruik is gemaakt van een ander basisjaar, verfijndere methodologieën en van meer en betere data. Sinds juli 2004 is er geen recentere versie van de Interne Markt Index uit het Score Bord Interne Markt verschenen. De Commissie heeft inmiddels aangegeven geen Interne Markt index meer te zullen uitbrengen, in de begroting van 2007 wordt deze daarom niet meer opgenomen.
• Lissabonstrategie
Tijdens de Voorjaarsraad in 2005 is, op basis van het rapport «Facing the challenge» van de Commissie Kok, besloten tot aanpassing van de Lissabonstrategie (Mid Term Review). Kernpunten van de herziening waren een focus op groei en werkgelegenheid en verbetering van de governance door een duidelijker verantwoordelijkheidsverdeling. Zo is onder meer besloten dat lidstaten nationale hervormingsprogramma’s (NHP) zullen schrijven en de Commissie een Communautair Lissabonprogramma. Het Centraal Economisch Comité (CEC) heeft het Nederlandse NHP (Kamerstukken II, 2004–2005, 21 501-20, nr. 290) voorbereid. Nederland heeft haar NHP in oktober doen toekomen aan de Commissie.
• Interne markt voor diensten
In 2005 is er actief gecommuniceerd met de Tweede Kamer over de dienstenrichtlijn (o.m. Kamerstukken II, 2004–2005, 21 501-30, nrs. 68, 107, 101, 111, 116, 117, 120 en 122). In mei 2005 kwam de SER met een advies over de dienstenrichtlijn. Hieruit blijkt dat de SER de dienstenrichtlijn steunt. De SER maakte hierbij wel een aantal kanttekeningen, o.a. over de neutraliteit ten opzichte van arbeidsrecht en de afbakening van het land van oorsprongbeginsel. Het Kabinet heeft dit advies vervolgens overgenomen in een reactie op hoofdlijnen in september 2005 en vervolgens in november met een meer uitgebreide reactie. In september heeft het Kabinet de Tweede Kamer drie notities toegezonden over de dienstenrichtlijn en diensten van algemeen economisch belang, de dienstenrichtlijn en zorgdiensten en de dienstenrichtlijn en ZZP-ers (zelfstandigen zonder personeel). Deze notities vormden een aanvulling en een verbijzondering van het Kabinetsstandpunt dat de Kamer eerder was toegezonden. (Kamerstukken II, 2004–2005, 21 501-30, nrs. 115, 118 en 119)
• Chemische stoffen
In december 2005 bereikte de Raad van Concurrentievermogen tijdens een extra ingelaste bijeenkomst een politiek akkoord op REACH (Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals, Kamerstukken II, 2004–2005, 50 130, nr. 107). Dankzij de inzet van Nederland zijn de administratieve lasten ten opzichte van eerdere voorstellen voor het bedrijfsleven sterk verminderd. In april 2006 zal formeel de eerste lezing van REACH afgerond zijn. Hierna volgt de tweede lezing door het EP en de Raad, eventueel gevolgd door een conciliatieprocedure (indien in tweede lezing geen overeenstemming kan worden bereikt tussen Raad en EP). Vooralsnog is de verwachting dat de richtlijn in de herfst van 2006 definitief zal kunnen worden vastgesteld. REACH zal in dat geval op 1 april of 1 juli 2007 in werking kunnen treden.
• Nieuwe financiële perspectieven – Agenda 2007
Tijdens de Europese Raad in december werd onder het Britse voorzitterschap een politiek akkoord bereikt over de nieuwe financiële perspectieven. De belangrijkste afspraken zijn onder meer dat aan de Europese Commissie is gevraagd een «full and wide-ranging» herziening te doen van alle EU-uitgaven. In 2008 en 2009 moet dit leiden tot een rapport op basis waarvan besluiten voor herziening genomen kunnen worden. Daarnaast krijgt Nederland jaarlijks € 1 mld korting op de afdrachten aan de Europese Unie. Het Europees Parlement heeft dit politiek akkoord tijdens een stemming in januari 2006 verworpen. Momenteel is een tripartiete overleg gaande om te komen tot een nieuw institutioneel akkoord op basis waarvan de begroting in 2007 in werking kan treden.
• Economische verantwoorde uitbreiding van de EU
Op 3 oktober 2005 werden de toetredingsonderhandelingen met Turkije en Kroatië gestart. Daarnaast is besloten om Macedonië de status van kandidaat-lidstaat te verlenen. Voor de ratificatie van het Toetredingsverdrag met Roemenie en Bulgarije zijn belangrijke stappen genomen. EZ richt zich bij de toetredingsonderhandelingen op de economische aspecten en criteria voor opening van onderhandelingen, de opening van hoofdstukken en de uiteindelijke toetreding, waarbij het goed blijven functioneren van de interne markt voorop staat.
• SOLVIT
SOLVIT is het Europese netwerk dat zich richt op het oplossen van problemen bij de toepassing van Europese interne markt. Het doel van SOLVIT is concrete klachten over de werking van de interne markt van ondernemers en burgers snel en pragmatisch op te lossen, zodat formele juridische procedures (met name inbreukprocedures) kunnen worden voorkomen.
In 2005 was het Nederlandse SOLVIT Centre betrokken bij de behandeling van 43 grensoverschrijdende klachten, waarvan 29 vanuit Nederland tegen andere landen en 14 vanuit andere landen tegen Nederland (in heel Europa werden in deze periode 226 klachten behandeld). In ongeveer driekwart van de gevallen leidt behandeling tot een oplossing. Daarnaast werd het Nederlandse SOLVIT Centre circa 150 keer benaderd met klachten en vragen waarvoor inschakeling van het netwerk niet nodig of mogelijk was. Deze klachten werden hetzij zelfstandig afgedaan, hetzij doorverwezen.
1.3.3 Operationele doelstelling C. Versterken van concurrentie op Nederlandse markten
Prestatiegegevens | ||||
realisatie | begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005** | 2005 |
Concurrentie en de mate waarin overheidsbeleid concurrentie versterkt of beperkt* | Positie 5 | Positie 7 | Positie 6 | Top-5 positie |
* Deze prestatie-indicator is een samengestelde indicator, opgebouwd uit 12 variabelen. Deze indicator zegt onder meer iets over de mate van effectiviteit van het mededingingsbeleid en de mate van concurrentie tussen bedrijven, de aanwezigheid van verstorende overheidssubsidies en de aanwezigheid van beleid met betrekking tot het aanbesteden door de overheid.
** Nederland heeft over 2005 een 6e positie behaald, achter Nieuw Zeeland, Finland, Denemarken, de VS en het VK. Nederland scoort ongeveer gelijk aan het VK (en Duitsland, dat op een 7e positie staat). Er zijn ten opzichte van de vorige meting enkele verbeteringen opgetreden, met name de variabelen die betrekking hebben op het oordeel over de effectiviteit van mededingingswetgeving en de kwaliteit van regelgeving. Dit zijn ook de variabelen waarop Nederland in het algemeen relatief goed scoort ten opzichte van andere landen.
• Mededinging
Het wetsvoorstel tot aanpassing van de Mededingingswet naar aanleiding van de evaluatie van die wet is in april 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 071, nr. 1–3). Met deze wijziging wordt beoogd de effectiviteit en de doelmatigheid van de Mededingingswet te vergroten door versterking van het NMa-instrumentarium, onder meer door het kunnen opleggen van boetes aan bestuurders. Daarnaast moet de wet in lijn worden gebracht met het Europese mededingingsrecht.
Per 1 juli 2005 is de top van de NMa definitief omgevormd tot Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO). De NMa is hierdoor meer op afstand komen te staan van EZ, met name in individuele zaken. De Minister blijft wel politiek verantwoordelijk voor het mededingingsbeleid en het functioneren van de NMa in zijn algemeenheid.
De Tweede Kamer is in 2005 diverse malen geïnformeerd over de voortgang van de NMa-onderzoeken in de bouwsector (zie o.m. Kamerstukken II 2004–2005, 28 244, nrs. 89, 97, 106 en 110).
• Tegengaan oneigenlijke concurrentie door overheden (Markt & Overheid)
Voor de aanpassing van de mededingingswetgeving in het kader van Markt & Overheid is, mede op verzoek van de Kamer, eerst nader onderzoek gedaan naar nut en noodzaak van een wettelijke regeling en de uitvoeringskosten daarvan, alsmede naar de verhouding met de Europese staatssteunregels (Kamerstukken II 2004–2005, 28 050, nr. 11). Een voorstel tot wijziging van de Mededingingswet met daarin gedragsregels wordt nu voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Commerciële taken door overheden en non-profitorganisaties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een publieke taak zijn uitgezonderd van de regeling.
• Aanpakken concurrentiebeperkende maatregelen bij vrije beroepen
In september 2005 heeft de commissie Hammerstein een rapport gepubliceerd met conclusies over de ingevoerde marktwerking in het notariaat. De commissie, waarin EZ participeerde, concludeert dat er geen noodzaak is om tot herintroductie van tariefregulering over te gaan. Het ministerie van Economische Zaken stelt samen met het ministerie van Justitie een kabinetsstandpunt op over dit rapport. Dit standpunt wordt begin 2006 verwacht.
• Stroomlijnen aanbestedingsregelgeving
De in april 2004 gepubliceerde Europese richtlijnen voor overheidsopdrachten zijn geïmplementeerd in een tweetal uitvoeringsbesluiten welke op 1 december 2005 in werking zijn getreden.
In het jaar 2005 is een conceptwetsvoorstel voor een nieuwe aanbestedingswet opgesteld dat in november 2005 aan de Raad van State is aangeboden voor advies.
• Stimuleren en ondersteunen van aanbesteden diensten
In september 2005 is het Kenniscentrum Professioneel & Innovatief Aanbesteden, Netwerk voor Overheidsorganisaties (PIANOo) volledig van start gegaan. PIANOo is opgezet door VROM en EZ gezamenlijk en wordt aangestuurd door een stuurgroep samengesteld uit de doelgroepen waar PIANOo voor werkt, zijnde alle aanbestedende diensten. PIANOo heeft tot taak het stimuleren en faciliteren van een vergroting van de expertise over aanbestedingen bij alle aanbestedende diensten.
• Bevorderen van meer concurrentie in de (semi) publieke sector, met name zorg
EZ heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de nieuwe Zorgverzekeringswet en is nauw betrokken geweest bij de voorbereidingen van de Wet Marktordening Gezondheidszorg op grond waarvan de Zorgautoriteit opgericht gaat worden. Ook heeft EZ geparticipeerd in het IBO AWBZ.
Wat betreft het hoger onderwijs heeft EZ meegewerkt aan de uitwerking van experimenten met een Open Bestel (Kamerstukken II 2004–2005, 29 891, nr. 3), welke in september 2007 zullen starten.
• Certificatie en accreditatie
In november 2005 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen in certificatie en accreditatie in het kader van overheidsbeleid (Kamerstukken II 2005–2006, 29 304, nr. 4). Op nationaal niveau is de overeenkomst tussen de Staat en de Raad voor Accreditatie aangescherpt. Tevens is inzicht gegeven in de Europese context. Omdat de door de Europese Commissie voorgenomen versterking van de Nieuwe en Globale Aanpak nog niet heeft geleid tot een wetgevend voorstel bleek nog geen afweging mogelijk over nut en noodzaak van mogelijke accreditatiewetgeving.
• Metrologie
Het voorstel voor een nieuwe Metrologiewet is 20 december 2005 door de Tweede Kamer aangenomen en op 31 januari 2006 door de Eerste Kamer. In deze wet worden verschillende Europese richtlijnen op metrologisch gebied geïmplementeerd. Nadere, onderliggende regelgeving zal in de loop van 2006 tot stand komen.
In 2005 heeft het Nederlands Meetinstituut (NMi) evenals in voorgaande jaren de aan haar opgedragen publieke taken naar behoren uitgevoerd. Daarnaast heeft het NMi metrologische ondersteuning verleend aan EZ bij onderhandelingen op Europees niveau en bij de vertegenwoordiging in internationale gremia zoals de Meterconventie en de Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie. Met ingang van 2005 wordt gewerkt met strategische meerjarenplannen en prestatie-indicatoren.
• Waarborgwet
In 2005 is het traject van de verhoging van de gewichtsgrenzen waarboven gouden en zilveren voorwerpen verplicht gekeurd moeten worden, afgerond. Dit in het kader van de reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De nieuwe drempels (1 gram voor goud en 8 gram voor zilver) gelden vanaf 1 januari 2006 (Stb. 2005, 499).
• Projecten Interdepartementale Commissie Marktordening (ICM)
Het project Vraagsturing is afgerond. In het rapport van de werkgroep zijn enkele kansrijke terreinen geïdentificeerd waarop (verdere) invoering van vraagsturing kan bijdragen aan het overbruggen van de kloof die tussen overheid en burger is ontstaan.
Binnen het ICM-project Arbeidsproductiviteit en Innovatieve Kracht is geïnventariseerd hoe het dreigend tekort aan arbeidskrachten in de zorg voorkomen kan worden door innovatie en productiviteitsgroei. Hieruit volgden aanbevelingen die erop gericht zijn doelmatigheidsprikkels in de zorg te bevorderen en belemmeringen te verwijderen, onder andere door instellingsbudgettering af te schaffen en te vervangen door prestatiebekostiging.
De projecten Openingstijden, Breedband en Transparantie waren reeds in 2004 afgerond.
Alle openstaande projecten ICM zijn hiermee afgesloten. Toekomstige projecten op het gebied van de marktordening zullen plaatsvinden binnen het Kenniscentrum voor Ordeningsvraagstukken.
• Projecten Kenniscentrum voor Ordeningsvraagstukken (KCOV)
Het Kenniscentrum biedt een platform om Rijksbreed ervaringen uit te wisselen en lessen toe te passen over hervormingen in netwerksectoren en semi-publieke sectoren. Het Kenniscentrum heeft in 2005 de volgende projecten afgerond: Ordening van de woningmarkt, Prestatiefinanciering, Toegankelijkheid van publieke diensten en Betrouwbaarheid van netwerken. Naast deze projecten heeft het KCOV workshops, expertmeetings en andere bijeenkomsten georganiseerd. Daarnaast is het KCOV ook geregeld door departementen gevraagd om te adviseren over de ordening van markten. Tenslotte zijn in 2005 ook een aantal nieuwe projecten van start gegaan: Consumentengedrag en de «psychologie van het kiezen», Publieke belangen en Aandeelhouderschap en Winstuitkering door maatschappelijke ondernemingen.
1.3.4. Operationele doelstelling D. Versterken van de positie van de consument
Prestatiegegevens | ||||
realisatie | begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005** | 2005 |
Transparantie en klanttevredenheid* | Positie 4 | Positie 8 | Positie4 | Top-5 positie |
* Deze indicator is een samengestelde indicator, samengesteld uit 20 variabelen. De indicator zegt onder meer iets over de algemene aspecten van transparantie en klanttevredenheid, tevredenheid over diensten van algemeen belang en de afhandeling van klachten bij diensten van algemeen belang.
** In 2005 is een tussentijdse berekening gemaakt van deze prestatie-indicator ten behoeve van de begroting 2006. Nederland kwam toen uit op positie 6.
Uit de definitieve berekening over 2005 blijkt dat Nederland uiteindelijk is uitgekomen op een 4e positie, na Finland, België en het VK. Overigens scoren Denemarken en Frankrijk ongeveer gelijk aan Nederland. Voor deze berekening is gebruik gemaakt van de meest recente gegevens van de Eurobarometer, over de algemene klanttevredenheid over diensten van algemeen belang. Op deze variabelen is de score van Nederland sterk verbeterd. Over de afhandeling van consumentenklachten bij diensten van algemeen belang is het beeld over het algemeen minder positief.
• Strategisch Actieprogramma voor de consument, inclusief oprichten consumentenautoriteit
Op 15 november 2005 is de Consumentenautoriteit opgericht als ambtelijke dienst van het ministerie van Economische Zaken (Staatscourant 28 november 2005, nr. 31). Deze dienst zal als publiekrechtelijke instantie kunnen optreden tegen collectieve inbreuken op het consumentenrecht. De hiertoe strekkende bevoegdheden worden geregeld in een daarvoor nog in te voeren Wet handhaving consumentenbescherming. Dit wetsvoorstel is op 19 december 2005 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2004–2005, 30 411, nrs. 1–3).
– Samen met de NMa (DTe) en Opta zijn in 2005 de voorbereidingen gestart voor de bouw van een Informatieloket voor consumenten. Dit loket zal geplaatst worden in de organisatie van de Consumentenautoriteit en medio 2006 operationeel zijn. Consumenten kunnen hier terecht met al hun vragen omtrent rechten en plichten en zullen ofwel direct door het loket van informatie worden voorzien, ofwel naar het juiste adres worden doorverwezen. Met betrekking tot dit laatste worden samenwerkingsafspraken gemaakt met onder meer de AFM, de VWA, het Juridisch Loket en de Stichting Reclame Code.
– Zoals aangekondigd in de begroting 2005 is de website www.staiksterk.nl eind augustus 2005 uitgebreid met informatie voor het bedrijfsleven. Op de genoemde website kunnen ondernemers onder meer informatie vinden over het voeren van een goed klachtenmanagement. Daarnaast geeft de site informatie over rechten en plichten van consumenten, maar dan vanuit het perspectief van de ondernemer. Het bezoek aan de website heeft de afgelopen drie jaar een flinke groei doorgemaakt. Van 100 000 bezoekers in 2003, naar 330 000 in 2004 en meer dan 530 000 bezoekers in 2005.
– Na voorbereidende verkenningen in 2005 zullen in de loop van 2006 meerdere (mogelijk 10) branches – na overleg over algemene voorwaarden met de Consumentenbond en indien nodig andere consumentenorganisaties – tot de oprichting van Geschillencommissies besluiten. Het ministerie van Economische Zaken heeft daarbij een faciliterende rol.
– In het kader van het vergroten van de transparantie op (deel)markten heeft het ministerie van Economische Zaken medio 2005 een overleg tussen de reisbranche en de Consumentenbond geëntameerd. Medio 2006 moet dit leiden tot een gedragscode met betrekking tot de aanbieding van reizen waarbij de consument in staat wordt gesteld om zowel op het aspect van de prijs als op het aspect van de beschikbaarheid van het aangeboden product, een goede aankoopbeslissing te kunnen maken.
2 BEVORDEREN VAN INNOVATIEKRACHT
Het versterken van het innovatievermogen van de Nederlandse economie
Innovatie is een sleutelfactor voor het realiseren van een duurzame economische groei. De instrumenten onder artikel 2 dragen bij aan een duurzame economische groei door: het versterken van de innovatiekracht van de Nederlandse economie op het gebied van kennis, technologie, arbeid en innovatieve starters. Het Hoofdlijnenakkoord van mei 2003 geeft aan dat Nederland tot de Europese voorhoede moet behoren op het terrein van onderzoek en innovatie. In 2005 heeft Nederland de ambities ten aanzien van het behalen van de Lissabondoelstellingen verwoord in het Nationaal Hervormingsplan. Ook is in het Paasakkoord van 2005 afgesproken dat van de Fes-gelden een substantieel deel zal worden ingezet voor de versterking van onderzoek en innovatie.
Beoordeling innovatiepositie van Nederland
In onderstaande tabel zijn drie indicatoren opgenomen die een indruk geven van innovatiecreatie en innovatietoepassing binnen de Nederlandse economie.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde | |||
Effectindicatoren | 2000 | 2002 | 2004 | (Begroting 2005) |
Omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten in de industrie als % van de totale omzet van de industrie* | NL: 21% (9e plaats in EU-15)EU-15: 30% | NL: 14%EU-15: nog niet beschikbaar | NL: 12% EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006): 8e positie in de EU; op middellange ter- mijn (2010): top 5 van de EU |
Omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten in de diensten als % van de totale omzet van de diensten** | NL: 9% (13e plaats in EU-15)EU-15: 19% | NL: 3%EU-15: nog niet beschikbaar | NL: 5% EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006): 10e positie in de EU; op middellange ter- mijn (2010): top 5 van de EU |
Aantal aangevraagde Europese octrooien, per miljoen personen van de beroepsbevolking*** | NL: 480 (5e plaats in EU-25)EU-25: 293 | NL: 469 (4e plaats in EU-25)EU-25: 284 | NL en EU-25: nog niet beschikbaar | Handhaven positie in top 5 van de EU |
* Bron: Eurostat (database) en CBS, Ierland ontbreekt in de EU-15 cijfers over 2000.
** Idem.
*** Bron: Eurostat (database); 2002 is het meest recente jaar waarover volledige gegevens beschikbaar zijn.
In de European Innovation Scoreboard van 2005 is Nederland op de samengestelde innovatie-index inmiddels gestegen van een 8e naar een 7e positie binnen de EU-25 (gemeten over een termijn van 3 jaar tot 2004). Ten opzichte van 2004 is Nederland in 2005 dan ook opgeschoven van «losing momentum» naar «moving ahead»; een relatieve verbetering van de Nederlandse prestaties dus. Nederland scoort nog altijd goed wat het aantal octrooien en de omvang van publieke R&D-uitgaven betreft. Daarentegen blijven onder andere de private R&D-uitgaven en het aantal afgestudeerden in wetenschap en techniek aanzienlijk onder het Europees gemiddelde.
Statistische gegevens van het CBS, Eurostat en de OECD komen met een vertraging beschikbaar. Uitkomsten van de innovatie-enquête over 2004 in Nederland (CBS-cijfers) zijn al beschikbaar. Voor andere Europese landen (Eurostat-cijfers) komen deze pas later beschikbaar. Dit betekent dat voor cijfers uit de innovatie-enquête 2000 nu nog het meest recente jaar is waarvoor een internationale vergelijking plaats kan vinden. Voor Nederland zijn ook cijfers uit een tussentijdse innovatie-enquête over het jaar 2002 beschikbaar. In de toekomst zal in alle EU-landen eens per twee jaar een innovatie-enquête worden gehouden (eens per vier jaar een volledige en tussentijds minimaal een verkorte voor een aantal kernindicatoren).
Het IP heeft het onderwerp innovatie hoger op de politieke en maatschappelijke agenda gezet. In 2005 bracht het IP adviezen uit over Overheid en Innovatie, Innovatie in het MKB, Grootschalige Researchinfrastructuur, Onconventionele financieringsmethoden voor wetenschappelijk onderzoek, ICT en Innovatie en over de creatieve industrie.
Tijdens het Nationale Innovatie Event op 7 december 2005 presenteerde de Minister-President de toekomstbeelden voor Nederland in 2027. Veel bedrijven en overheden hebben op het Event het belang van innovatie onderstreept en tal van nieuwe initiatieven gedemonstreerd.
In 2005 is het Innovatieplatform begonnen met een adviesproject voor een lange termijn kennisinvesteringsagenda.
2.2 Budgettaire gevolgen beleid:
Artikel 2: Bevorderen van innovatiekracht (in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 604 580 | 500 411 | 713 097 | 420 209 | 427 399 | – 7 190 |
Programma-uitgaven | 549 641 | 444 215 | 653 548 | 368 634 | 371 976 | – 3 342 |
Operationeel doel B: Meer starters die technologische kennis ontwikkelen en benutten | 11 702 | 9 730 | 3 098 | 36 798 | 24 996 | 11 802 |
– TechnoPartner algemeen | 200 | 3 000 | – 2 800 | |||
– Subsidieregeling KennisExploitatie | 11 702 | 9 730 | 3 098 | 15 998 | 9 996 | 6 002 |
– Seed-regeling | 20 600 | 12 000 | 8 600 | |||
Operationeel doel C: Meer toepassing van kennis in het MKB | 44 751 | 42 254 | 43 985 | 26 753 | 44 322 | – 17 569 |
– Bijdrage aan Syntens | 32 905 | 35 028 | 34 442 | 11 373 | 32 322 | – 20 949 |
– SKO en SKB / Kennisoverdracht | 11 846 | 7 226 | 9 543 | 4 067 | 12 000 | – 7 933 |
– Innovatie vouchers | 11 313 | 11 313 | ||||
Operationeel doel D: Meer ontwikkeling en benutting van technologische kennis door bedrijven | 149 701 | 132 209 | 111 458 | 97 851 | 99 056 | – 1 205 |
– Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten | 149 701 | 132 209 | 111 458 | 97 851 | 99 056 | – 1 205 |
Operationeel doel E: Versterken kennisbasis door samenwerking van bedrijven en kennisinstellingen | 331 574 | 253 510 | 483 078 | 199 071 | 193 381 | 5 690 |
– Bijdrage aan TNO | 29 510 | 31 120 | 30 814 | 28 634 | 28 511 | 123 |
– Bijdrage aan Technologische Topinstituten | 29 532 | 32 109 | 31 747 | 28 567 | 29 169 | – 602 |
– Bijdrage aan STW | 19 195 | 19 478 | 19 462 | 19 548 | 19 292 | 256 |
– Innovatiegerichte onderzoeksprogramma’s | 10 851 | 16 919 | 11 566 | 16 739 | 14 603 | 2 136 |
– Kennisimpuls actielijn 1 | 150 | 2 466 | – 2 316 | |||
– Besluit subsidies investering kennisinfrastructuur (Bsik) | 263 200 | |||||
– Bijdrage aan NIVR | 7 053 | 3 949 | 7 430 | 4 098 | 9 479 | – 5 381 |
– Bijdrage aan NLR | 3 736 | 2 092 | 3 936 | 2 171 | 2 144 | 27 |
– Bijdrage aan Marin | 2 862 | 2 552 | 3 505 | 2 348 | 2 318 | 30 |
– Bijdrage aan WL/Hydrolics | 1 890 | 1 686 | 2 316 | 1 551 | 1 511 | 40 |
– Bijdrage aan overige instituten | 180 | 200 | – 20 | |||
– Holst Center | 12 500 | 12 500 | ||||
– Micro-elektronicastimulering | 48 075 | 47 861 | 49 261 | 45 471 | 36 303 | 9 168 |
– ICT-kennis en -innovatie | 12 270 | 13 216 | 5 263 | 837 | 1 445 | – 608 |
– Actieplan Life Sciences / Biopartner | 141 | 1 800 | – 1 659 | |||
– Katalyse | 179 | 121 | 58 | |||
– Smart mix | 20 000 | – 20 000 | ||||
– Internationale ruimtevaart | 93 277 | 54 716 | 38 907 | 33 021 | 18 877 | 14 144 |
– Civiele luchtvaartontwikkeling | 4 282 | 4 322 | 3 600 | 1 802 | 1 802 | |
– Actieplan beta-techniek/Casimir | 1 000 | 1 000 | ||||
– Diversen technologische vernieuwing (incl. STT) | 64 340 | 22 722 | 12 052 | 134 | 3 340 | – 3 206 |
– Technologie en Samenleving | 2 328 | 19 | ||||
– Overige regelingen milieutechnologie | 2 373 | 768 | ||||
Algemeen | 11 913 | 6 512 | 11 929 | 8 161 | 10 221 | – 2 060 |
– Onderzoek Innovatie | 7 561 | 4 477 | 3 782 | 2 511 | 1 661 | 850 |
– Voorzitterschap EU en Eureka | 1 | 601 | 236 | 2 625 | – 2 389 | |
– Beleidsexperimenten Innovatie | 4 352 | 2 034 | 7 546 | 5 414 | 5 935 | – 521 |
Apparaatuitgaven | 54 939 | 56 196 | 59 549 | 51 575 | 55 423 | – 3 848 |
– Personeel Innovatie | 11 002 | 11 330 | 8 434 | 8 443 | 9 662 | – 1 219 |
– Bijdrage DGOI aan Octrooi Centrum Ned. 16 616 | 16 824 | 14 452 | 11 755 | 16 481 | – 4 726 | |
– Bijdrage aan WIPO via Octrooi Centrum Ned. | 320 | 326 | 346 | – 20 | ||
– Bijdrage Pensioenen EOB | 1 298 | 1 891 | 2 206 | 2 664 | 2 623 | 41 |
– Uitgaven TWA-netwerk | 2 135 | 2 274 | 2 373 | 2 454 | 3 614 | – 1 160 |
– Bijdrage DGOI aan SenterNovem | 23 645 | 23 749 | 31 644 | 25 839 | 21 896 | 3 943 |
– Adviesraad WT en Eureka-secretariaat | 243 | 128 | 120 | 94 | 801 | – 707 |
Uitgaven (totaal) | 468 590 | 523 666 | 526 026 | 498 545 | 529 176 | – 30 631 |
Ontvangsten (totaal) | 91 690 | 183 689 | 166 574 | 106 665 | 135 374 | – 28 709 |
– Terugontvangst Senter | 962 | 1 008 | 547 | 472 | 472 | |
– Ontvangsten Rijksoctrooiwet | 50 699 | 27 474 | 23 930 | 28 197 | 25 412 | 2 785 |
– Ontvangsten TOP | 38 255 | 54 026 | 39 363 | 8 879 | 23 802 | – 14 923 |
– Ontvangsten uit het Fes | 80 792 | 67 068 | 61 998 | 76 324 | – 14 326 | |
– Ontvangsten EET-geld | 13 072 | 11 509 | 6 645 | 8 248 | – 1 603 | |
– Diverse ontvangsten Innovatie | 1 774 | 7 317 | 24 157 | 474 | 1 588 | – 1 114 |
Subsidieregeling KennisExploitatie
Omdat de beleidsdoelstellingen van de in 2004 stopgezette Subsidieregeling Infrastructuur Technostarters (SIT) worden gerealiseerd door middel van de Subsidieregeling KennisExploitatie (SKE), is het resterende budget (€ 8,6 mln) van de SIT overgeboekt naar de SKE. Daarnaast is, zoals aangekondigd in de Nota Cultuur en Economie, € 3,2 mln doorgeschoven naar 2006 voor de pilot «creatieve starters».
In 2005 is de SEED-faciliteit opgehoogd met een bijdrage uit het Fes van € 12 mln. Daarnaast was de kwaliteit van een aantal bij de laatste tender ingediende subsidieaanvragen niet voldoende om het gehele budget te verplichten daarom wordt een bedrag van € 2,9 mln naar 2006 doorgeschoven.
De committering aan Syntens voor het jaar 2006 is niet geheel in 2005 verstrekt vanwege discussie over de goedkeuring van het businessplan. In plaats daarvan is in december een voorschot gecommitteerd van € 11,4 mln. Het restant van € 20,9 mln wordt doorgeschoven naar 2006.
De mutatie wordt voornamelijk verklaard doordat ter financiering van de Innovatievouchers € 8,6 mln is overgeheveld van de regelingen SKO/SKB naar het programma Innovatievouchers.
Het programmabudget voor innovatievouchers is onder andere opgehoogd met € 7,5 mln vanuit de SKO regeling en € 3 mln uit de regeling Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten.
In 2005 was uit hoofde van het Revolving Fund voor het luchtvaartbeleid € 4,6 mln beschikbaar. Aangezien het kabinetsstandpunt ten aanzien van het luchtvaartcluster een jaar is vertraagd, is het budget doorgeschoven naar 2006.
In 2005 is uit het Fes een bedrag van € 40 mln toegekend aan het Holst Center. Daarnaast is hiervoor vanuit de Smartmix € 4,5 mln. vrijgemaakt. De committering kon echter niet meer geheel in 2005 plaatsvinden zodat € 12 mln wordt doorgeschoven naar 2006.
Het oorspronkelijk vastgestelde budget voor MEDEA van € 6,8 mln. is opgehoogd met € 9,2 mln. Van dit bedrag was € 6,8 mln. reeds binnen de begroting van artikel 2 (Kennisimpuls, Innovatiesubsidie samenwerkingsprojecten, subsidieregeling Ondernemerschap en Onderwijs) vrijgemaakt, doch nog niet aan het MEDEA-budget toegevoegd. Verder is onder meer een bedrag van € 1,4 mln vanuit OCNL en € 0,8 mln vanuit de TROS-regeling aan het MEDEA-budget toegevoegd.
Aan het budget voor de Smart Mix is in 2005 € 20 mln uit de Fes-middelen toegevoegd. De Smartmix-middelen 2005 en 2006 worden ingezet voor drie innovatieprogramma’s: het onderzoekprogramma van het Holst Center, Scheidingstechnologie en Food & Nutrition/WCFS+.
Gezien de onzekerheid over mogelijke aanvullende financiering vanuit het Fes en vertraging van de businessplannen van Scheidingstechnologie en Food & Nutrition, kan nog niet voor de gehele looptijd van de programma’s worden gecommitteerd. De middelen worden daarom deels doorgeschoven naar 2006 (€ 34,9 mln) en deels gebruikt ter financiering van het Holst Center.
Om inschrijvingen op ESA-programma’s op de driejaarlijkse ministersconferentie in december 2005 mogelijk te maken, is een bedrag van€ 8,3 mln. uit 2007 naar voren gehaald. Daarnaast is voor de PEP-regeling een bedrag van € 5,8 mln naar voren gehaald, zodat de toezegging voor 2006 reeds in 2005 gedaan konden worden.
Bijdrage DGOI aan Octrooi Centrum Nederland
De lage realisatie wordt deels veroorzaakt doordat € 2,5 mln reeds was ingezet in 2004. Daarnaast is € 1,4 mln overgeheveld naar MEDEA. Voorts is op basis van de eindafrekening BIE tot en met 2004 een bedrag toegevoegd van € 2,3 mln. De uiteindelijke onderuitputting op dit artikel van ca. € 3 mln is doorgeschoven naar latere jaren.
De ontvangsten voor de TOP waren € 14,9 mln lager dan geraamd, doordat enkele geraamde omvangrijke terugontvangsten niet zijn gerealiseerd.
In 2005 zijn de kasuitgaven voor innovatieprojecten die uit het Fes worden gefinancierd in totaal € 14,4 mln lager uitgevallen dan geraamd. Dit bedrag is het saldo van de Fes-middelen voor BSIK en de IS-regeling die in 2004 niet volledig zijn betaald en zijn doorgeschoven naar 2005 (€ 7,4 mln), de lagere uitgaven voor BSIK en de regeling IS-regeling (resp. € 21,7 en € 4,1 mln) in 2005 en hogere uitgaven voor de Kennis- en innovatie-impuls (€ 4,0 mln).
2.3 Operationele doelstellingen
Effectindicatoren | 2000 | 2002 | 2004 | Streefwaarde begroting 2005 |
Aandeel van innovatieve bedrijven dat de laatste drie jaar één of meer octrooien heeft aangevraagd; industrie* | NL: 19% (8e plaats in EU-15)EU-15: 20% | NL en EU-15: nog niet beschikbaar | NL: 20EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006) en op middellange termijn (2010): handhaven van positie rond EU-15 gemiddelde |
Aandeel van innovatieve bedrijven dat de laatste drie jaar één of meer octrooien heeft aangevraagd; diensten** | NL: 10% (7e plaats in EU-15)EU-15: 11% | NL en EU-15: nog niet beschikbaar | NL: 9EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006) en op middellange termijn (2010): handhaven van positie rond EU-15 gemiddelde |
* Bron: Eurostat (database) en CBS.
** Idem.
Bij het Gemeenschapsoctrooi was in 2005 sprake van een reflectieperiode. Eind 2005 bleek dat de Europese Commissie consultaties wil starten naar het Europese octrooisysteem als geheel, inclusief het intergouvernementele stelsel onder het Europees Octrooi Verdrag (EOV).
Het ter aanvulling van het EOV tot stand gekomen Vertalingenprotocol – waarmee door een kopgroep van EOV-landen een goedkoper talenregime is afgesproken – wordt in Nederland geïmplementeerd in de Rijksoctrooiwet (ROW). In 2005 keurden de Eerste en Tweede Kamer het daartoe strekkende wetsvoorstel goed. Tegelijkertijd stemde het parlement in met een revisie van het EOV en de implementatie van het (mondiale) Patent Law Treaty.
Het Europese Parlement besloot medio 2005 om het richtlijnvoorstel voor de octrooiering van de in computers geïmplementeerde uitvindingen af te wijzen.
Europees merken- en modellenrecht
In 2005 zijn uitvoeringsverordeningen bij de Gemeenschapsmerkverordening in werking getreden. Hiermee worden onder meer de organisatie en de werkwijze van de Kamers van Beroep bij het EG-Merkenbureau geregeld. Ook worden de taksen voor Gemeenschapsmerken verlaagd.
Begin 2005 zijn de onderhandelingen over de wijziging van de bestaande EG-richtlijn inzake het modellenrecht gestaakt omdat zich in de EU een blokkerende minderheid van landen verzet tegen een dergelijke wijziging. De wijziging zou een geharmoniseerd modelrechtelijk regime voor reserveonderdelen (spare parts) hebben opgeleverd.
Er tekende zich in 2005 een compromis tussen de Raad en het Europees Parlement af voor een verordening inzake de verlening van dwanglicenties voor de productie en export van geneesmiddelen naar derde landen. Als de Raad dit compromis in 2006 formaliseert, zal de EG-Verordening de huidige beleidsregels in Nederland onder de Rijksoctrooiwet (ROW) vervangen.
EZ is in 2005 gestart met een evaluatie van de ROW alsmede met een onderzoek naar octrooikosten. Belangrijk oogmerk is het systeem onder de ROW zo in te richten dat dit beter beantwoordt aan de behoeften bij doelgroepen als het MKB, uitvinders en kennisinstellingen.
2.3.2 Meer starters die technologische kennis ontwikkelen en benutten
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie (x mln. €) | Streefwaarde (Begroting 2005) | ||||
Effectindicator | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |
Totale door technostarters gerealiseerde omzet* | 1908 | 1330 | 1 316 | Beschikbaar najaar 2006 | € 2,65 mld in 2010 |
Prestatie-indicator | |||||
Totaal gerealiseerde omzet van de door het TechnoPartner-programma ondersteunde technostarters** | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | Beschikbaar najaar 2006 | € 450 mln in 2010 |
* Bron: EIM, Monitor Ondernemershap.
** Idem.
Via de eerste tender van de TechnoPartner Seed-faciliteit zijn in 2005 zeven fondsen gehonoreerd. Deze fondsen hebben een totale omvang van € 41,2 mln. De EZ-bijdrage hieraan bedraagt € 20,6 mln.
Ook heeft TechnoPartner in 2005 zeven projecten in het kader van de Subsidieregeling KennisExploitatie (SKE) gehonoreerd, met een gezamenlijke omvang van bijna € 34 mln. Hieraan droeg EZ € 16 mln bij.
Voor technostarters die willen internationaliseren, is een inventarisatie van relevante subsidiemogelijkheden op de site (www.technopartner.nl) geplaatst. Voor buitenlandse technostarters is een Engelstalig onderdeel ingericht op de website van Technopartner. In 2005 is de Technopartner Award voor de beste combinatie tussen technostarters en launching customer opgezet. De eerste Award zal medio 2006 worden uitgereikt. Het VALOR project, waarbij samen met Europese partners werd gewerkt aan het valoriseren van kennis door spin-offs is in 2005 afgerond en krijgt geen vervolg. Het project heeft geleid tot een beter inzicht in het Technostartersbeleid.
2.3.3 Meer toepassing van kennis in het MKB
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2005) | |||
Effectindicatoren | 2000 | 2002 | 2004 | |
Aandeel innovatieve bedrijven in het MKB; industrie* | NL: 49% (3e plaats in EU-15)EU-15: 40% | NL: 33%EU-15: nog niet beschikbaar | NL: 38%EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006): handhaven 3e positie in EU-15; op middellange termijn (2010): top 5 van de EU |
Aandeel innovatieve bedrijven in het MKB; diensten** | NL: 35% (8e plaats in EU-15)EU-15: 34% | NL: 22%EU-15: nog niet beschikbaar | NL: 28%EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006): minimaal EU15-gemiddelde; op middellange termijn (2010): top 5 van de EU |
* Bron: Eurostat (database) en CBS; MKB gedefinieerd als bedrijven met minder dan 250 werkzame personen. Ierland ontbreekt in de EU-15 cijfers over 2000.
** Idem.
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2005) | |
Prestatie-indicatoren | 2004 | 2005 | 2005 |
Klanttevredenheid over Syntens* | 7,7 | 7,7 | 8,0 |
Aantal DDU’s (direct declarabele uren) aan klanten van Syntens per € 1 miljoen EZ-subsidie** | 6 966 | 7 223 | 8 300 |
Klanttevredenheid m.b.t. TNO voor het deel met doelfinanciering van EZ*** | 3,41 | beschikbaar medio 2006 | 4,0 in 2006 |
Aandeel MKB-bedrijven dat een samenwerkingscontract heeft met TNO als gevolg van EZ doelfinanciering ten opzichte van het totale aantal bedrijven**** | 54% | beschikbaar medio 2006 | tenminste 50 % |
* Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een extern bureau in opdracht van Syntens.
** Bron: Syntens.
*** Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een extern bureau in opdracht van TNO.
**** Bron: TNO.
Ad 2: Syntens heeft met de instemming van EZ in 2005 een nieuwe werkwijze ingevoerd (Innovatie-ActiePlannen). Daarnaast heeft Syntens geïnvesteerd in de makel-en-schakel functie door middel van indirecte stimulering (opzetten van en participeren in netwerken, overleg stakeholders, etc.). Dit heeft geleid tot een lager aantal directe uren besteed aan het MKB (7 223 in plaats van de geraamde 8 300). EZ is nu in overleg met Syntens om te kijken wat de balans zou moeten zijn tussen directe en indirecte stimulering.
Innovatievouchers en InnovatiePrestatieContracten (IPC’s)
In 2005 zijn twee nieuwe tranches met innovatievouchers beschikbaar gesteld, in maart 400 en in oktober 600. Onderzoek onder het MKB en de kennisinstellingen heeft uitgewezen dat de innovatievouchers positief zijn beoordeeld (Kamerstukken II 2005/2006, 29 800, nr. 92). In 2005 is dan ook gestart met het opstellen van een definitieve regeling voor innovatievouchers (onderdeel van het nieuwe basispakket).
Daarnaast zijn in het najaar van 2005 de eerste twee pilots van de InnovatiePrestatieContracten met de brancheverenigingen Focwa (carrosseriebouw) en de NRK (rubber en kunststof) van start gegaan.
Innovatieve overheid: SBIR (Small Business Innovative Research)
In 2005 is het Amerikaanse SBIR-concept vertaald naar de Nederlandse situatie. Verschil met de aanpak in de Verenigde Staten is dat het bij de Nederlandse variant niet om subsidies gaat. De overheid gunt rechtstreeks in competitie R&D-opdrachten aan het MKB. Om de methode te testen, heeft EZ een eerste SBIR-pilot gestart op het gebied van energiebesparing door elektromagnetische vermogenstechniek. Vier bedrijven hebben een haalbaarheidsonderzoek (fase 1) afgerond. Het R&D-traject (fase 2) is inmiddels met twee bedrijven gestart. Met andere ministeries wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor kabinetsbrede invoering van SBIR.
In 2005 was er speciale aandacht voor het belang van de creatieve industrie voor het innovatievermogen van Nederland. Dit naar aanleiding van de benoeming van de creatieve industrie tot sleutelgebied door het Innovatieplatform. In oktober 2005 is de beleidsbrief «Ons Creatieve Vermogen» aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarin is een aantal acties aangekondigd, waaronder de Creative Challenge Call. Deze richt zich op het creëren van nieuwe kansrijke netwerken tussen de creatieve bedrijfstakken, kennisinstellingen en andere sectoren.
Ter verbetering van de kennisoverdracht door publieke kennisinstellingen is een specifieke octrooimodule binnen de SKE-regeling gecreëerd. De octrooimodule bevordert de aanvraag van universitaire octrooien en de overdracht ervan aan het bedrijfsleven. Verder is samen met de VSNU en OCW het universitaire expertisenetwerk kennisexploitatie (TAK) per 1 april 2005 opgericht.
2.3.4 Meer ontwikkeling en benutting van technologische kennis door bedrijven
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2005) | |||
Effectindicatoren | 2000 | 2002 | 2004 | |
R&D-uitgaven van bedrijven als % van het BBP* | NL: 1,06% (10e plaats in EU-25)EU-25: 1,14% | NL: 0,98% (10e plaats in EU-25)EU-25: 1,15% | NL: 1,03% (10e plaats in EU-25)EU-25: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2007): minimaal EU-25 gemiddelde; op middellange termijn (2010): top 5 van de EU |
Aandeel technologisch innovatieve bedrijven met samenwerkingsverbanden als % totaal innovatieve bedrijven (totaal van industrie en diensten)** | NL: 24% (6e plaats in EU-15)EU-15: 19% | NL: 36%EU-15: nog niet beschikbaar | NL: 39%EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006): 6e positie in EU handhaven; op middellange termijn (2010): top 5 van de EU |
* Bron: Eurostat (database), OECD (Main Science and Technology Indicators) en CBS.
** Bron: Eurostat (database) en CBS.
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2005) | |
Prestatie-indicatoren | 2004 | 2005 | 2005 |
1. Aantal ingediende samenwerkingsverbanden (met een goede beoordeling) tussen innovatieve bedrijven onderling en/of met kennisinstellingen in het kader van de IS-regeling.* | n.v.t. | 190 | 136 |
2. Aantal gehonoreerde samenwerkingsverbanden (excl. Haalbaarheidsstudies)** | n.v.t. | 99 | 91 |
3. Aantal aanvragers WBSO*** | 13 075, waarvan 810 zelfstandigen | 13 420, waarvan 955 zelfstandigen | Toename in lijn met effectindicator R&D- uitgaven bedrijven (zie hierboven) |
4. Toegekende WBSO in arbeidsjaren**** | 55 700 | 55 500 | Toename in lijn met effectindicator R&D- uitgaven bedrijven (zie hierboven) |
* Bron: Opgave SenterNovem.
** Idem.
*** Idem.
**** Idem.
Ad 1. Er zijn meer projectvoorstellen (en daarmee ook meer goede voorstellen) ingediend dan was verwacht. Deze toename is waarschijnlijk het gevolg van het nieuws dat de IS-regeling zal opgaan in de innovatie-omnibus. Het aantal projectvoorstellen waaraan subsidie is toegezegd, is hoger uitgevallen dan begroot. Dit heeft te maken met het feit dat in de laatste IS-tender de maximale subsidie is verlaagd van € 2 mln naar € 1 mln, waardoor meer projecten konden worden gehonoreerd.
Ad 2. Het aantal uren dat een zelfstandige aan S&O dient te besteden om voor WBSO in aanmerking te komen is verlaagd. Hierdoor is het aantal WBSO-toekenningen voor zelfstandigen in 2005 met 18% gestegen.
Ad 3. Het aantal arbeidsjaren van zelfstandigen maakt geen deel uit van dit aantal. Bij de berekening is uitgegaan van 1 400 uur per arbeidsjaar.
In 2005 is het WBSO-budget met € 25 mln verhoogd. Om procesinnovatie te stimuleren zijn twee maatregelen genomen. Ten eerste komen nu ook onderzoeken naar technische haalbaarheid voor WBSO in aanmerking. Ten tweede is de uitleg van het begrip «technisch wetenschappelijk onderzoek» verruimd. In 2005 is door ruim duizend aanvragers van deze nieuwe mogelijkheid gebruik gemaakt.
Op 15 december 2004 is het rapport van de Werkgroep stroomlijning uitvoering WBSO aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 515, nr. 47). In 2005 heeft de implementatie van de aanbevelingen uit het rapport plaatsgevonden, waarmee aan de motie Vroonhoven-Kok en Dezentjé Hamming is voldaan1. Op 17 augustus 2005 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 515, nr. 92).
Op communautair niveau is in 2005 gestart met de voorbereiding van een aantal programma’s voor de periode 2007–2013 die gericht zijn op het versterken van het innovatief vermogen van het Europese bedrijfsleven en de kennisinstellingen, met als doel de concurrentiepositie van Europa te versterken. Hierbij is het Zevende Kaderprogramma het meest prominente. In 2005 heeft Nederland bovengemiddeld deelgenomen aan projecten in het nog lopende Zesde Kaderprogramma, dat dezelfde doelstelling heeft.
In 2005 heeft Nederland als voorzitter van Eureka een substantiële bijdrage geleverd aan het versterken en vergroten van de deelname van het bedrijfsleven (m.n. MKB) aan Eureka-projecten. Nederland was in 2005 de initiatiefnemer van het Eurostars-programma. Dit programma (in 2007 operationeel) is er op gericht om nationaal beleidsgeld in een «commonpot» samen te brengen om internationale samenwerkingsprojecten tussen high-tech MKB-bedrijven te ondersteunen.
Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten
Vooruitlopend op de programmatische aanpak voor innovatie is in 2005 een thematische tender van de Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten (IS) gehouden op de sleutelgebieden food & flowers, hightech systemen & materialen en water. Het subsidieplafond van deze tender bedroeg circa € 19 miljoen. In totaal hebben 23 excellente onderzoeksprojecten subsidie toegezegd gekregen (3 water, 12 food & flowers en 8 hightech systemen & materialen).
2.3.5 Versterken kennisbasis door samenwerking van bedrijven en kennisinstellingen
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2005) | |||
Effectindicatoren | 1996/2000 | 2002 | 2004/2005 | |
Aandeel innovatieve bedrijven dat innoveert in samenwerking met universiteiten als % van het totaal aantal bedrijven* | 1996:NL: 6%EU-15: 8% 2000:NL: 6%EU-15: n.b. | NL: 14%EU-15: nog niet beschikbaar | 2004:NL: 12%EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006): minimaal EU15-gemiddelde; op middellange termijn (2010): top 5 van de EU |
Aandeel innovatieve bedrijven dat innoveert in samenwerking met researchinstellingen als % totaal aantal innovatieve bedrijven.** | 1996:NL: 7%EU-15: 8% 2000:NL: 7%EU-15: n.b. | NL: 14%EU-15: nog niet beschikbaar. | 2004:NL: 9%EU-15: nog niet beschikbaar | Huidige kabinets-periode (2006): minimaal EU15-gemiddelde; op middellange termijn (2010): top 5 van de EU |
Aandeel kern-HRST in totale werkgelegenheid*** | 2000:NL: 17% (10e plaats in EU-25)EU-15: 15% | NL: 17% (10e plaats in EU-25)EU-15: 15% | 2004:NL: 21% (6e plaats in EU-25)EU-15: 16% 2005 (eerste 3 kwartalen):NL: 22% (6e plaats in EU-25)EU-15: 17% | Huidige kabinets-periode (2007): handhaven van positie ruim boven het EU25-gemiddelde; op middellange termijn (2010): top 5 van de EU |
* Bron: Eurostat (database) en CBS; onvoldoende data beschikbaar voor het EU-15 gemiddelde in 2000.
** Idem.
*** Bron: Eurostat (database). HRST = Human Resources in Science and Technology (Nederlandse benaming: wetenschappelijk en technologisch arbeidspotentieel). De kern van de HRST wordt gevormd door hoger opgeleiden (personen met een tertiaire opleiding) die werkzaam zijn binnen een van de volgende beroepsgroepen volgens de internationale beroepenclassificatie: «professionals» en «technicians en associate professionals».
In 2005 heeft dit beleid invulling gekregen door een stevige inzet op de versterking van vraagsturing (door bedrijven) bij publiek onderzoek, verankering van publieke-private samenwerking en overdracht van onderzoeksresultaten.
Door de vernieuwing van het financiële EZ-instrumentarium in 2005 is een forse koerswijziging ingezet. De nieuwe programmatische aanpak richt zich op innovatiethema’s waarop Nederland internationaal onderscheidend is. Er is in 2005 een projectdirectie Innovatieprogramma’s opgezet, zodat in 2006 een start kan worden gemaakt met vraaggestuurde innovatieprogramma’s binnen de thema’s High Tech Systemen en Materialen, Water en Food & Flowers.
Smart mix/Dynamisering innovatieketen
In 2005 hebben EZ en OCW een gezamenlijk raamwerk ontwikkeld voor een «Smart Mix»-regeling. Vanuit deze regeling zal door beide ministeries vanaf 2007 samen € 100 mln jaarlijks worden geïnvesteerd in grootschalige onderzoekprogramma’s van consortia van bedrijven en/of maatschappelijke organisaties met publieke kennisinstellingen (HBO’s, Technologische instituten, universiteiten, wetenschappelijke onderzoeksinstituten). De programma’s kunnen elk gewenst deel dan wel het geheel van de innovatieketen bestrijken. In maart 2006 zal de Smart Mix-regeling worden gepubliceerd en worden geopend voor programmavoorstellen.
Medio 2005 is door de Minister van OCW de Commissie Dynamisering (Commissie Chang) ingesteld. Haar opdracht is om aanbevelingen te doen voor dynamisering van het universitaire onderzoek en een systeem van onderzoeksevaluaties. De Commissie rondt in april 2006 haar onderzoek af met een eindrapportage. Mede op basis hiervan zal het kabinet zijn standpunt bepalen ten aanzien van de wenselijke dynamisering van het onderzoeksysteem en bevordering van publiek-private wisselwerking (conform het advies «Vitalisering van de kenniseconomie» van het Innovatieplatform).
Samenwerking drie Technische universiteiten
De drie technische universiteiten (3TU’s) hebben na overleg met de bewindslieden van EZ en OCW eind 2005 een plan ingediend voor de gezamenlijke ontwikkeling van vijf Centers of Excellence. De 3TU’s zetten met dit plan sterk in op «excellentie» van het onderzoek, waarmee het proces van focus en massa in het onderzoek en de federatievorming (2007) wordt versneld. In 2006 neemt het kabinet een besluit over het plan.
Programmatisch samenwerkingsinstrumentarium
De Subsidieregeling IOP-TTI-module voor de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprogramma’s is in 2005 van start gegaan. De regeling draagt bij aan verlaging van de administratieve lasten en biedt meer mogelijkheden. De resultaten van de IOP- en TTI-evaluatie krijgen hiermee invulling. In 2005 zijn twee nieuwe IOP’s gestart: self healing materials en photonic devices. De sinds 1997 bestaande TTI’s op de gebieden metalen, voeding, telematica en polymeren zijn in 2005 geëvalueerd. Het rapport hierover is op 30 januari 2006 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 300XIII, nr. 66). De moderniseringsslag biedt ook mogelijkheden voor Technologische Topinstituten die o.a. ontstaan in het kader van de nieuwe programmatische aanpak.
Eind 2005 was de voorbereiding van de kaderregeling voor het programmatisch pakket, de Experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprogramma’s (de «Innovatie Omnibus»), nagenoeg afgerond. Deze regeling is op 1 februari 2006 in de Staatscourant gepubliceerd.
Op 21 november 2005 verscheen de voortgangsrapportage van het kabinet over de implementatie van de kabinetsreactie op de evaluatie van TNO/GTI’s door de Commissie Wijffels (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 338, nr. 41). Hiermee is het sturings- en financieringsmodel gereed voor de invoering van vraagprogrammering. Er zijn 12 strategische thema’s vastgesteld. Per thema is een departement als regisseur verantwoordelijk. Vragers en financiers (overheid en marktpartijen) zijn bepalend voor de inhoud van de onderzoeksprogramma’s. EZ is regisseur voor de thema’s «Energie» en «Hoogwaardige systemen, processen en materialen».
Actieplan Concurreren met ICT-competenties, «Regie en rendement in de ICT-kennisketen»
ICTRegie is in 2005 gestart. Het strategisch plan is begin oktober door de ministers van EZ en OCW goedgekeurd. Het plan noemt een 12-tal gebieden waarop onderzoeksbehoefte en -potentie nader in kaart worden gebracht. ICTRegie heeft ook een rol in onderzoek en kennisoverdracht t.b.v. breedbandontwikkelingen, Maatschappelijke sectoren & ICT en de lopende BSIK-programma’s op ICT-gebied.
In 2005 hebben meer dan 900 bedrijven in 505 onderzoeksprojecten van STW samengewerkt met Nederlandse universiteiten. Op basis van de onderzoeksresultaten uit langlopende STW-projecten werden in 2005 14 octrooien aangevraagd, 114 overeenkomsten gesloten (o.m. licenties) en 6 nieuwe ondernemingen gestart om de verworven kennis te commercialiseren. In december 2005 is begonnen met de evaluatie van STW voor de periode 2001–2004.
EZ heeft in 2005 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de voorgenomen activiteiten uit het Actieplan Life Sciences (brief d.d. 8 december 2005, Kamerstukken II, 2005–2006, 27 406, nr. 61). In de toegezonden Life Sciences-Monitor is ook de eindevaluatie van het Biopartner-programma (looptijd 2000 t/m 2004) opgenomen. Deze rapportage is na aanbieding aan de Tweede Kamer tijdens een aparte netwerkbijeenkomst aan de relevante actoren gepresenteerd en met hen besproken.
TNO heeft in opdracht van EZ een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om de spin-off van ruimtevaart te vergroten. De resultaten en aanbevelingen hieruit zijn in de zomer van 2005 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2004–2005, 24 446, nr. 31) en zijn onderdeel van een nog lopende herijking van het nationale flankerende ruimtevaartbeleid. In het voorjaar van 2005 is gestart met de voorbereiding van het Nederlandse voorzitterschap van de ESA-ministerconferentie. De voorbereiding van de Nederlandse inzet bij de ministerconferentie heeft plaatsgevonden door een interdepartementale projectgroep onder leiding van EZ met als adviseurs het NIVR en SRON. Als gevolg van een doorgevoerde bezuiniging op het EZ-budget voor ruimtevaart zijn de Nederlandse inschrijvingen in nieuwe en doorlopende R&D-programma’s lager uitgevallen dan het niveau in de jaren daarvoor.
Begin 2005 is de evaluatie van het Regeringsstandpunt (1997) met betrekking tot het luchtvaartcluster naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2004–2005, 25 820, nr. 12). Op 6 april heeft het luchtvaartcluster, in het bijzijn van de minister en zijn Franse collega, een Memorandum of Understanding (MoU) met Airbus getekend. Gemeenschappelijk doel van het MoU is een langdurig strategisch partnerschap op het gebied van onderzoek en technologieontwikkeling, dat uitmondt in deelname van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in Airbus-programma’s. Het MoU vormde – naast de uitkomsten van de hiervoor genoemde evaluatie – de basis voor de nieuwe beleidsvisie met betrekking tot het luchtvaartcluster (Kamerstukken II, 2005–2006, 25 820, nr. 13). Onderdeel hiervan is een eerste invulling van de kennisvraag van de diverse departementen aan het NLR. Hiervoor waren het advies van de Commissie Wijffels over de aansturing van TNO/GTI’s en de Kabinetsreactie op dit advies uitgangspunten. Het luchtvaartcluster is zich in 2005, naast vliegtuignieuwbouw, ook meer gaan richten op innovaties in vliegtuigonderhoud, -reparatie en -modificatie (MRO). Onder de naam «Maintenance Valley» (MV) startten private en publieke organisaties samen een grootschalig initiatief, dat door een combinatie van innovatie, technologische ontwikkeling, logistiek, ICT en educatie moet leiden tot een groter aandeel van Nederland in de Europese en mondiale MRO-markt. Het Innovatieplatform heeft «Maintenance Valley» aangemerkt als onderdeel van het sleutelgebied Hightech Systemen en Materialen. Aan EZ is vervolgens gevraagd het voortouw te nemen in de nadere uitwerking van het MV-initiatief. Hiermee heeft EZ in 2005 een start gemaakt.
ElektroMagnetische VermogensTechniek (EMVT)
De implementatie van de testfaciliteit, het zogenaamde EMVT-Lab, is in 2005 een stap dichterbij gekomen doordat de betrokken partijen in het veld (ECN, KEMA, de Technische Universiteit Delft en de Technische Universiteit Eindhoven) een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten. Het doel van dit samenwerkingsverband is kennis te verwerven op het gebied van EMVT.
Eind 2005 is de stichting DSTI (Dutch Separation Technology Institute) opgericht. DSTI is een samenwerkingsverband van bedrijven en kennisinstellingen die actief zijn in de chemische- en voedingsmiddelensector. Belangrijkste taak van de stichting is het (laten) uitwerken en uitvoeren van het onderzoeksprogramma scheidingstechnologie. Dit is gebaseerd op de Innovation Roadmap uit 2004. Voor de uitvoering van haar taken streeft de stichting naar een publiek-privaat samenwerkingsverband met de rijksoverheid.
In mei 2005 heeft het kabinet zijn reactie op de eindrapportage van de Commissie van Wijzen over het inhoudelijke en financiële verloop van de ICES/KIS-2 impuls aan de Tweede Kamer gezonden. Vrijwel alle ICES/KIS-3 programma’s hebben hun nulmetingen in het kader van de monitoring van het ICES/KIS-3 traject afgerond. De Tweede Kamer is daarover in november 2005 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2005–2006, 25 017, nr. 54). Ook is eind 2005 de evaluatie van het ICES/KIS-3 proces opgeleverd. Centrale onderzoeksvraag was in hoeverre de procesdoelen van het ICES/KIS-3 traject, betrokkenheid van het veld, transparantie en rechtszekerheid, zijn gerealiseerd. De kabinetsreactie op het evaluatierapport zal in maart 2006 aan de Tweede Kamer worden toegezonden.
Nanotechnologie/Micro-elektronica stimulering
De ontwikkeling van een omvangrijk innovatieprogramma op het gebied van High Tech Systemen en Materialen is gestart. Dit Nederlandse Pôle de Compétitivité Nanoelectronics & Embedded Systems (PdC) wordt door de industrie opgezet met een focus op onderzoek, samenwerking bedrijfsleven en kennisinfrastructuur, open innovatie en het midden- en kleinbedrijf.
Het in september 2005 georganiseerde High Tech Connections Forum in het Amerikaanse Boston was een succes. Het Forum bevordert technologische samenwerking tussen Nederlandse en Amerikaanse bedrijven en kennisinstellingen op het terrein van ICT en life sciences. Circa 150 Nederlandse en 200 Amerikaanse partijen namen aan het Forum deel.
In 2005 is de website www.hollandtrade.com/ict gelanceerd om Nederland als vestigingsland voor ICT- en nanotechnologie-onderzoek te promoten. De site biedt informatie over de Nederlandse competenties op drie terreinen: embedded systemen, nanotechnologie en breedband/grids.
Op 25 mei 2005 hebben Minister Brinkhorst samen met zijn Vlaamse ambtsgenoot Minister Moerman, TNO, Philips en het Leuvense IMEC, het startschot gegeven voor het Gilles Holst Centre door € 12,5 mln beschikbaar te stellen voor de eerste opstart. Het centrum, dat de krachten van bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten bundelt, gaat technologieën en technologieplatforms ontwikkelen waardoor de industrie nieuwe producten sneller en efficiënter op de markt kan brengen. Het Holst Centre is een open innovatie R&D-centrum op het gebied van intelligente, draadloze microsystemen en polymeren-elektronica. Het wil internationaal excellent en leidend zijn op het gebied van micro- en nanotechnologie. Uit het Fes (Paasakkoord) is € 40 mln beschikbaar gekomen om de opstart van het Holst Centre een impuls te geven.
De Kennismigrantenregeling, waarmee werknemers uit derde landen soepeler toegang krijgen tot Nederland, is per 1 januari 2005 van start gegaan. In augustus 2005 is via een uitzondering in de Wet Arbeid Vreemdelingen van SZW een oplossing gevonden voor het niet door de regeling gedekte probleem van de gedetacheerde werknemers.
In de «India-brief» van de Minister van EZ die in 2006 zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer wordt ingegaan op de problemen die Indiase bedrijven ondervinden met het Nederlandse arbeidsmigratiesysteem. De in deze brief behandelde problematiek sluit aan op de Motie Bakker die eveneens aangrijpt bij nog bestaande knelpunten in het arbeidsmigratiesysteem inclusief de Kennismigrantenregeling.
Eind 2005 is de evaluatie van de kennismigrantenregeling afgerond. De regeling wordt door gebruikers positief beoordeeld. Circa 1 000 bedrijven hebben zich inmiddels aangemeld om gebruik te maken van de regeling. In 2005 zijn ongeveer 1 500 kennismigranten onder de regeling toegelaten.
Naast arbeidsmigranten als werknemer van een Nederlands bedrijf of als een naar ons land uitgezonden werknemer van een buitenlands bedrijf kan een arbeidsmigrant ook als zelfstandige naar ons land komen. Hoogopgeleide starters zijn van groot belang voor het innovatievermogen van ons land. Met het oog op deze groep is de bestaande set van criteria vervangen door een puntenstelsel (een set gewogen criteria). Dit is gebeurd in de Notitie Zelfstandigen. Eind 2005 is deze notitie afgerond en klaargemaakt voor bespreking in de Ministerraad.
Het beleidskader voor 2006 is door het Platform Bèta-Techniek voorbereid en in overleg met de Ministers van EZ en OCW in augustus 2005 vastgesteld. Met het «Deltaplan bèta/techniek» investeerde het kabinet in 2005 € 31 miljoen om het dreigend tekort aan kenniswerkers, waaronder bèta’s en technici, te bestrijden. Onderdeel hiervan is de Casimir-regeling waaraan minimaal € 3 mln van de middelen voor het Deltaplan Bèta-Techniek wordt besteed. Doel van deze regeling is bevordering van mobiliteit van kenniswerkers tussen publieke en private instellingen. Na de selectieprocedure hebben 23 onderzoekers een Casimir-subsidie gekregen. Voor extra activiteiten op het terrein van de regionale arbeidsmarkt (samenwerking op regionaal niveau tussen arbeidsmarktpartijen gericht op een stimuleren van bèta-techniekbanen) heeft EZ € 1 mln aan het Deltaplan toegevoegd.
3 EEN CONCURREREND ONDERNEMINGSKLIMAAT
Bevorderen concurrerend ondernemingsklimaat
De groei van de Nederlandse economie viel in 2005 terug tot circa 0,75%, terwijl in 2004 nog een economische groei van 1,7% kon worden genoteerd. Het groeitempo van de bedrijfsinvesteringen vertraagde eveneens. De investeringsquote lag vorig jaar met 14,5% op ruwweg hetzelfde niveau als in 2004, maar nog wel iets boven het referentiepunt van 14% in 1993. De quote ligt echter nog altijd duidelijk beneden de voorlopige investeringspiek in 2000 (18%).
De Voortgangsrapportage Industriebrief uit oktober 2005 (Kamerstukken II, 2005/2006, 29 826, nr. 17) schetst de stand van zaken omtrent de kabinetsinitiatieven. Het kabinetsstreven blijft onverminderd gericht op het verder verbeteren van de kwaliteit van het Nederlandse ondernemingsklimaat.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | |||
Effectindicatoren | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 |
Ranglijst World Economic Forum – Growth Competitiveness Index (GCI) en Business Competitiveness Index (BCI)* | GCI 9eBCI 12e | GCI 12eBCI 9e | GCI 11eBCI 9e | Een verbetering t.o.v. 2003 en in 2007 in de top vijf |
Investeringsquote van bedrijven** | 14,3 | 14,6 | 14,5 (voorlopig) | Ondergrens 14% en investeringspiek 2000 18%*** |
* Bron: World Economic Forum, Global competitiveness Report 2005–2006; jaarlijks worden deze twee ranglijsten gepubliceerd waarin landen op belangrijke deelaspecten van het vestigings- en investeringsklimaat worden vergeleken.
** Bron: CPB, Centraal Economisch Plan, tabel 3.4 pagina 84; indicator wordt jaarlijks gepubliceerd door het CPB en geeft weer de ontwikkeling van bedrijfsinvesteringen in Nederland.
*** Het CBS heeft in 2005 een revisie van de Nationale rekeningen doorgevoerd. Door deze herziening (van de definities en ramingsmethoden) liggen de CBS-investeringscijfers over de gehele linie circa 2%-punt lager dan de oude reeks. Als (logisch) gevolg zijn dan ook de cijfers uit de EZ-begroting 2005 aangepast.
De streefwaardes op de indexen van het World Economic Forum staan onder druk. Oorzaak van de relatieve daling ten opzichte van 2003 houdt verband met de druk van wet- en regelgeving, het fiscale klimaat, ruimte en infrastructuur en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en met de toepassing van nieuwe technologie. Deze punten heeft het kabinet de afgelopen jaren reeds geadresseerd in o.a. de Groeibrief, de Innovatiebrief, Nota Ruimte en Nota Mobiliteit, Pieken in de Delta en uiteraard de Industriebrief.
3.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 3 Een concurrerend ondernemingsklimaat (in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 618 049 | 599 999 | 563 686 | 857 358 | 787 004 | 70 354 |
Programma-uitgaven | 600 869 | 582 064 | 544 361 | 840 122 | 770 819 | 69 303 |
Operationeel doel A: Aantrekkelijke regio’s en steden om te kunnen ondernemen | 217 467 | 147 659 | 121 194 | 296 896 | 282 391 | 14 505 |
– Bedrijventerreinen | 81 680 | 24 149 | 14 799 | 17 605 | 22 887 | – 5 282 |
– Gebiedsgerichte regionale stimulering | 60 032 | 60 722 | 61 653 | 51 802 | 61 654 | – 9 852 |
– Centraal deel IPR | 30 939 | 17 241 | 12 973 | 44 018 | 13 115 | 30 903 |
– Suppletieinstrument Infra/Kennis | 9 032 | 7 000 | 2 337 | 2 442 | 2 375 | 67 |
– Cofinanciering EZ in EFRO-projecten | 2 319 | 375 | ||||
– Bijdrage NBTC | 26 266 | 22 808 | 20 924 | 20 296 | 20 036 | 260 |
– Bijdrage WTO en EVD | 204 | 197 | 182 | 193 | 208 | – 15 |
– Overig Toerisme | 919 | 1 093 | 750 | 343 | ||
– Bijdrage aan apparaatkosten ROM’s | 6 995 | 7 460 | 7 407 | 7 362 | 7 266 | 96 |
– Bijdrage aan financiering ROM | 6 807 | |||||
– Stadseconomie | 152 085 | 154 100 | – 2 015 | |||
– Regio-& infrastructuurprogramma’s | 900 | |||||
Operationeel doel B: Meer en beter ondernemerschap | 360 830 | 362 239 | 370 559 | 492 761 | 462 798 | 29 963 |
– Borgstellingen MKB | 356 189 | 357 448 | 362 790 | 478 533 | 452 536 | 25 997 |
– Actieplan veilig ondernemen | 728 | 2 632 | 1 522 | 1 110 | ||
– Bijdragen aan instituten | 4 641 | 4 791 | 7 041 | 6 363 | 4 654 | 1 709 |
– Bevorderen Ondernemerschap | 5 233 | 4 086 | 1 147 | |||
Operationeel doel C: Aantrekken van buitenlandse investeringen | 14 818 | 66 946 | 39 633 | 35 705 | 16 665 | 19 040 |
– Uitgaven CBIN-netwerk | 6 735 | 5 939 | 5 246 | 5 516 | 6 665 | – 1 149 |
Operationeel doel D: Level Playing Field | ||||||
– Bijdrage Scheepsbouwindustrie | 2 444 | 60 000 | 34 387 | 20 189 | 10 000 | 10 189 |
– Garantieregeling Scheepsbouw (garantieverplichting) | 10 000 | 10 000 | ||||
– Codema-regeling | 5 639 | 1 007 | ||||
Algemeen | 7 754 | 5 220 | 12 975 | 14 760 | 8 965 | 5 795 |
– Opdrachten & Onderzoek Onderrnemingsklimaat | 2 698 | 2 807 | 3 909 | 2 276 | 5 780 | – 3 504 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 349 | |||||
– Algemene crisesbeheersing | 562 | 173 | 76 | 87 | 200 | – 113 |
– Bijdragen aan NML en NDL | 364 | 589 | – 225 | |||
– Vernieuwingsprogramma’s | 4 198 | 1 633 | 8 641 | 12 033 | 2 396 | 9 637 |
– Bijdrage aan ACTAL | 296 | 607 | ||||
Apparaatuitgaven | 17 180 | 17 935 | 19 325 | 17 236 | 16 185 | 1 051 |
– Personeel Ondernemingsklimaat | 15 176 | 14 690 | 16 119 | 12 778 | 14 024 | – 1 246 |
– Bijdrage DGOI aan Agentschappen | 2 004 | 2 587 | 3 190 | 4 458 | 2 161 | 2 297 |
– Personeel ACTAL | 658 | 16 | ||||
Uitgaven (totaal) | 274 111 | 333 329 | 311 851 | 267 870 | 280 147 | – 12 277 |
Ontvangsten (totaal) | 23 002 | 41 584 | 41 016 | 32 135 | 26 815 | 5 320 |
– Terugontvangsten agentschappen | 77 | 47 | 47 | |||
– Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid | 202 | 979 | 4 504 | 336 | 336 | |
– Provisie kredieten | 13 887 | 10 758 | 3 129 | |||
– Terugbetalingen verliesdeclaraties | 9 282 | 4 107 | 5 175 | |||
– Rente KMKB | 15 901 | 22 088 | 18 657 | 81 | 91 | – 10 |
– Garantieregeling scheepsbouw | ||||||
– Ontvangsten uit Fes (Ondernemingsklimaat) | 6 300 | 11 900 | 14 335 | 7 854 | 9 774 | – 1 920 |
– Diverse ontvangsten (Ondernemingsklimaat) | 522 | 6 617 | 3 520 | 648 | 2 085 | – 1 437 |
Van het beschikbare bedrag bij ontwerpbegroting kon een bedrag van € 4,5 mln voor de projecten Mainport Rotterdam en Spaanse polder, niet worden gecommitteerd in 2005. Dit zal in 2006 plaatsvinden.
Gebiedsgerichte regionale stimulering/Kompas van het Noorden
Het beschikbare budget voor de IPR-centraal tot en met 2006 dreigde tekort te schieten om omvangrijke investeringsprojecten te kunnen ondersteunen. In overleg met het Noorden is daarom besloten om ten laste van de Kompas-middelen € 10 mln toe te voegen aan het budget van de IPR-centraal.
Centraal deel IPR/Kansenzone Rotterdam
De uitputting van het budget is fors hoger dan geraamd, doordat de ministeries van EZ, BZK, VROM, Justitie en Financiën een bedrag van in totaal 24 mln beschikbaar gesteld voor het project Kansenzone Rotterdam. Ook is het budget opgehoogd met een bedrag van € 12,5 mln (bruto) uit de Kompasmiddelen. Van deze verhoging is in 2005 € 3,7 mln gebruikt; het restant wordt in het kader van de Langmanafspraken doorgeschoven naar 2006.
Uit contacten met de banken bleek medio 2005 dat het garantieplafond BBMKB ontoereikend was en dat het noodzakelijk was om het garantieplafond met € 78 mln te verhogen tot € 530 mln. Uiteindelijk is € 26 mln van de verhoging benut, waarmee de benutting van het beschikbare plafond op 90% kwam (ten opzichte van zo’n 80% in andere jaren).
Een bedrag van € 10 mln was geraamd als dekking voor de start van de borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw. Dit bedrag is in 2005 overgeheveld naar een aparte begrotingspost en eind 2005 gestort in de interne reserve. Daarnaast is in 2005 € 21 mln overgeheveld vanuit 2004 voor de afwikkeling van de aanvragen voor de TROS-regeling.
De mutatie wordt grotendeels veroorzaakt doordat van de voor 2005 geraamde middelen € 2,3 mln is ingezet voor de financiering van diverse projecten op met name het terrein van Ondernemerschap.
Op het onderdeel Regioprogramma’s en infrastructuur is € 10 mln ingetrokken op het project knooppunt Born en opnieuw ingezet voor pilotprojecten in het kader van Pieken in de Delta.
Ontvangsten provisies kredieten en terugbetalingen verliesdeclaraties BBMKB
De hogere ontvangsten worden met name veroorzaakt door extra provisies als gevolg van de meer aangegane garanties in 2005 en een hogere terugontvangst op verliesdeclaraties als gevolg van enkele grote terugontvangsten.
3.3 Operationele doelstellingen
3.3.1 Aantrekkelijke steden en regio’s om te kunnen ondernemen
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Begroting | |
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2005 |
1. Plan van aanpak per Topproject2. Voldoende herstructurering in Topprojecten3. Voldoende nieuwe bedrijventerreinen in Topprojecten. | 1. nvt2. nvt3. nvt | Indicatoren nog niet van toepassing, pas in 2006 en 2012 | Bedrijventerreinen*1. 90% van de top- projecten heeft een plan van aanpak in 20062. In 2012 is 3500 ha van de topprojecten geherstructureerd.3. In 2012 is 7000 ha. nieuwe terreinen aangelegd( top projecten) |
Grote Stedenbeleid (GSB)**1. aantal ha geherstructureerd bedrijventerrein 2. aantal delicten tegen bedrijven en ondernemers 3. onveiligheidgevoel lokale bedrijfsleven 4. aangiftebereidheid ondernemers 5. aanbestedingsronde breedband en aantal instellingen aangesloten op breedband 6. mate van aansluiting bij elektronisch bedrijvenloket 7. tevredenheid ondernemer gemeentelijk ondernemingsklimaat | Indicatoren betreffen de periode 2005–2009 | Indicatoren betref- fen de periode 2005–2009 en zullen pas gemeten worden in de loop van de GSB- periode. | De omvang van de streefwaarden was bij de opstelling van de begroting nog niet bekend. |
Kompas voor het Noorden***1. extra werkgelegenheid Noord NL door Kompas | 1. 2 335 fte gemiddeld per jaar in 2000–2004 | 1. gemiddeld per jaar 2000–2005: 2447 | 1. Extra werkgelegenheid per jaar 2000–2006 van 1990 fte. |
2. Uitgelokte investeringen Kompas | 2. € 441 mln gemiddeld in 2000–2004 | 2. gemiddeld voor de periode 2000–2005: € 431 miljoen | 2. Uitgelokte investeringen van € 398 mln per jaar 2000–2006 |
3. Extra bedrijventerreinen en kantoorruimte 2000–2006 (voor het Noorden) | 3. Bedrijventerrei- nen: Nieuw 2000–2004: 215 ha; herstructurering 200–2004: 915 ha | 3. Bedrijventerreinen 2000–2005Nieuw: 262 ha.Herstructurering: 978 ha | 3. Extra bedrijventerreinen 2000–2006:Nieuw: 1000 haHerstructurering 1100 ha |
Extra kantoorruimte 2000–2005Nieuw en gerenoveerd respectievelijk 406325 m2 en 5800 m2 | Extra kantoorruimte periode 2000–2006Nieuw en gerenoveerd beide: 200 000 m2 | ||
Toerisme****Belang toerisme | Weliswaar is de groei van inkomend toerisme in 2004 met 5% toegenomen t.o.v. 2003, maar in de omringende landen is de groei toegenomen met 7,3%. | N.n.b. cijfer komt halverwege 2006 beschikbaar | Marktaandeel inkomend toerisme van Nederland stijgt met 1% ten opzichte van de ons omringende landen |
* Bron: Eye Locus, Monitor Bedrijventerreinen
** In maart 2005 zijn met 30 grote steden convenanten afgesloten. De effecten zullen in een later stadium worden gemeten.
*** Bron: Samenwerkingsverband Noord-Nederland, Voortgangsrapportage
**** Bron: NBTC, CBS/Statline en Eurostat
Het kabinet heeft in 2005 in het vervolg op de nota Pieken in de Delta een besluit genomen over de omvang en de regionale verdeling van het gebiedsgerichte economische budget en de uitvoering van het nieuwe beleid (Kamerstuk 2004–2005, 29 697, nr. 11). EZ stelt tot en met 2010 in totaal een bedrag van € 296 mln beschikbaar voor de uitvoering van het gebiedsgerichte beleid. Van dit budget is € 80 mln bestemd voor het transitieprogramma van Noord-Nederland. In 2006 zal er met een klein gedeelte van dit budget (€ 25 mln) een start worden gemaakt. De voorbereidingen hierop en de eerste contouren van het programma hebben in 2005 zijn beslag gekregen. Eind 2005 heeft dit concreet geleid tot een programmabeeld voor elk gebied. Ook is er in 2005 hard gewerkt aan de vorming van de programmacommissies en aan de eerste opzet van een AMvB.
Gebiedsgericht innovatiebeleid (GIB)
In 2005 is verder geëxperimenteerd met het gebiedsgericht innovatiebeleid. Behalve in Zuidoost-Nederland en Oost-Nederland hebben ook de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad in de pilot geparticipeerd.
In totaal heeft EZ in 2005 voor een bedrag van € 8 mln aan projecten gehonoreerd. Aan deze projecten is verder bijgedragen door regionale overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven. De totale omvang van de projecten bedroeg dan ook bijna € 35 mln.
Internationaal concurrerende mainports en bereikbaarheid
Het Ministerie van EZ heeft diverse bijdragen geleverd aan de nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Op grond van deze nota’s krijgen investeringen op de hoofdverbindingsassen (weg, water, spoor) prioriteit. Daarnaast heeft EZ bijdragen geleverd aan het achtergronddocument met beleidsinformatie over de mainport Schiphol1. In 2005 vond er een aantal belangrijke ontwikkelingen plaats op weg naar de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Begin september 2005 tekenden de betrokken partijen de Uitwerkingsovereenkomsten. Voor de realisering van de 750 hectare natuurgebied heeft EZ in totaal € 28 mln en voor Bestaand Rotterdams Gebied € 3 mln bijgedragen.
Economische kerngebieden en Grote Steden Beleid (GSB)
In 2005 hebben de steden zich verantwoord voor de uitvoering van het GSB II. De evaluatie van de GSB II-periode zal naar verwachting in 2e helft van 2006 aan de Kamer worden aangeboden.
Het Rijk heeft in maart 2005 met 30 grote steden convenanten afgesloten voor de nieuwe periode Grotestedenbeleid (2005–2010). Stadseconomie is een van de drie pijlers van GSB III – naast het domein Fysiek en het domein Sociaal/Integratie en Veiligheid.
EZ heeft met de steden maatwerkafspraken gemaakt over de door hen te leveren prestaties op de thema’s herstructurering bedrijventerreinen, breedbandaansluiting, innovatie & starters en toerisme. In totaal wordt in GSB III € 152,1 mln geïnvesteerd. De steden investeren zelf in totaal circa € 272 mln.
Er zijn inclusief EZ 6 departementen bij deze subsidieregeling betrokken. EZ is aan Rijkszijde de trekker van de economische kansenzones in Rotterdam. Met de € 24 mln van het Rijk, waarvan € 4 miljoen van EZ, worden sinds medio april 2005 investeringen van MKB-ondernemers in de aangewezen wijken gesubsidieerd. Tot februari 2006 zijn door Rotterdam reeds ruim 250 projecten gesubsidieerd voor € 1,7 miljoen met een totale investeringsomvang van ruim € 17 mln.
In 2005 heeft EZ de nieuwe beleidslijn voor de ROM’s naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuknummer 26 570 nr. 21).
Topprojecten bedrijventerreinen
Het totaal aangevraagde bedrag om financiële steun voor herstructurering beliep in 2005 € 28,5 mln (12 aanvragen). Van het voor 2005 beschikbare budget van € 20 mln is € 17,4 gecommitteerd in 7 projecten.
EZ heeft een monitor opgezet waarin zal worden bijgehouden hoeveel hectares op Topprojecten geherstructureerd zijn. Die monitor moet in 2006 operationeel worden.
Het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) heeft als taak om het marktaandeel inkomend toerisme te verhogen met jaarlijks 1% ten opzichte van de ons omringende landen1. In 2005 is gemeten in hoeverre Nederland op koers ligt met de doelstellingen in de prestatieafspraak. Het blijkt dat in 2004 het inkomend toerisme met 5% groei sterk is toegenomen ten opzichte van 2003. De landen waarmee Nederland wordt vergeleken hadden gemiddeld een grotere groei (7,3%). Momenteel wordt bekeken wat daar de oorzaken van kunnen zijn.
In december 2005 is in de Europese Raad een akkoord bereikt over de Financiële Perspectieven. Nederland zal ongeveer € 1,7 miljard aan structuurfondsen ontvangen voor de periode 2007–2013. In 2006 stelt het kabinet via het Nationaal Strategisch Referentiekader definitief vast hoe deze middelen worden ingezet en worden de operationele programma’s opgesteld. De Lissabondoelstellingen staan daarin centraal, met een focus op «innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie».
Stroomlijning representatie EZ in de regio
De stroomlijningsactie is in 2005 geïntegreerd in het traject voor de algehele herziening van het EZ-instrumentarium. In dit verband is in het najaar 2005 de projectdirectie ondernemerspleinen van start gegaan. Binnen EZ zijn de ondernemerspleinen gepositioneerd binnen de brede eerstelijnsaanpak met de website bedrijvenloket.nl en het gemeenschappelijk frontoffice van de agentschappen EVD, SenterNovem en het Octrooicentrum Nederland.
In 2005 is aan acht projecten centrale IPR toegekend. Het betreft één project in Limburg en zeven in het Noorden. Voor deze projecten is in totaal € 20,85 mln subsidie toegekend, waarmee zo’n € 272 mln aan bruto investeringen is uitgelokt. De te creëren werkgelegenheid omvat 539 arbeidplaatsen.
De werkgelegenheidsontwikkeling ligt ruim boven de streefwaarde. Hoewel we hier nog niet te maken hebben met realisatiecijfers, maar met cijfers op basis van verwachtingen van projectindieners, kunnen we constateren dat de toename in 2005 vooral een gevolg is van toekenningen van premies bedrijfsgerichte regelingen. Bij het realiseren van de bedrijfsruimte blijft het beeld wisselend. Voor bedrijventerreinen is er een achterstand bij de uitgifte van nieuwe terreinen. Het doel voor de hele periode is zo ambitieus dat dit waarschijnlijk niet gehaald wordt. De verwachting is echter wel dat er in 2006 nog positieve besluitvorming zal plaatsvinden over een aantal grote projecten. Daarnaast valt op dat het aantal hectares geherstructureerde bedrijventerreinen goed op schema ligt. Voor kantoorruimte is het beeld ook wisselend. Er zijn vooral projecten ingediend voor nieuwe kantoorruimtes. Wel zal het totaaldoel voor extra kantoorruimte ruimschoots gehaald worden.
3.3.2 Meer en beter ondernemerschap
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||
Effectindicatoren | 2004 | 2005 | 2005 |
Ondernemersquote – aantal ondernemers als % van de beroepsbevolking* | 11,1% | 11,5% | Minimaal 10% en 0,5%-punt hoger dan het EU-gemiddelde (EU-gemiddelde 2004 / 11,5%. 2005 nog niet bekend. |
TEA – volwassenen actief bezig met opzetten eigen bedrijf** | 5,1% (7e plaats) | 4,4% (12e plaats) (EU-gemiddelde 2005 is 5,3%) | In 2010 bij de vijf hoogst scorende lidstaten van de EU-15 |
Meer starters (in absolute aantallen)*** | 48 300 | 54 000 (voorlopig) | Meer |
Reductie van Administratieve Lasten voor het bedrijfsleven**** | 4% (cumulatief t/m 2004) | 4,2% (cumulatief t/m 2005. | Reductie van 18% in 2007 ten opzichte van 2002, (Kamerstukken II 2004–2005, 29 515 nr. 59). Streefwaarde in de begroting 2005 was nog 25% |
Aantal bedrijven dat verantwoording aflegt over MVO middels richtlijn 400 of middels een Maatschappelijk jaarverslag***** | Nulmeting | 30% van alle bedrij- ven in de Transparantiebenchmark 2005 laat een stijging zien ten op- zichte van de Transparantiebenchmark 2004 | Streefwaarde is na vaststelling van de begroting 2005 geformuleerd. |
* Bron: EIM onderzoeksprogramma MKB
** Bron: GEM-Global Entrepeneurship Monitor
*** Bron: EIM Ondernemerschapsmonitor
**** Bron: Coördinatiestructuur Administratieve Lasten Economische Zaken
***** Bron: EZ transparantie Benchmark 2005, deel 1: bedrijven, pagina 27.
De ondernemersquote ontwikkelde zich in 2005 positief, ze nam toe tot 11,5% van de beroepsbevolking. Deze ontwikkeling vertaalde zich ook in meer starters. Het aantal starters steeg naar 54 000 in 2005. Daarentegen daalde de TEA-index naar 4,4%, waardoor Nederland binnen de EU-15 op dit punt sterk daalde.
Het Actieplan Veilig Ondernemen dat begin 2004 is gelanceerd door EZ en andere belanghebbenden (Justitie, BZK, VNO-NCW, MKB-Nederland en Verbond van Verzekeraars) heeft een intensivering gekregen met vijf nieuwe projecten. Met de sector detailhandel is er een specifiek vervolgconvenant gesloten.
Aanpak transportsector, Cybercrime en het project aanpak urgente Bedrijvenlocaties
– In 2005 hebben er 19 locaties subsidie ontvangen vanuit de subsidieregeling aanpak urgente bedrijvenlocaties. Tezamen met de twee pilots zijn er nu 21 projecten gestart. Hiermee is voldaan aan de doelstelling uit het Actieplan Veilig Ondernemen voor 2005.
– Na de ondertekening van het convenant over de aanpak van criminaliteit in de transportsector in oktober 2004 is er in 2005 gestart met het realiseren van de eerste vervolgacties. Het belangrijkste deel van de acties zal in de eerste helft van 2006 gerealiseerd worden. Het gaat om het onderzoek naar criminaliteit in de transportsector, het plan van aanpak veilige parkeerplaatsen. Tevens is er in 2005 een opleidingsmodule criminaliteitspreventie ontwikkeld en is het handboek met aanbevelingen die criminaliteitsreductie in transportketens realiseren gereed gekomen.
– Het in oktober 2004 gestarte project Cybercrime ligt goed op schema. Aan de hand van een inventarisatie van het krachtenveld op het terrein van cybercrime is een advies in voorbereiding met aanbevelingen voor de manier waarop ervaringen, kennis en problemen uitgewisseld kunnen worden tussen de betrokken spelers. In dit kader wordt gesproken van een Nationale Infrastructuur Cybercrime. Begin 2006 zal voor de uitwerking van het advies een (ontwikkel)-programma starten.
Administratieve Lasten (AL) reductie
Bij de administratieve lasten van EZ is er per saldo in 2005 een reductie van € 1,2 mln aan administratieve lasten (0,2%). In de EZ-begroting van 2005 was een netto voorziene departementale reductie opgenomen van € 11,3 miljoen. Een deel daarvan zal worden gerealiseerd in 2006 (i.p.v. in 2005). Bovendien waren er enkele relatief omvangrijke extra toenames. Deze zijn met name veroorzaakt door de nieuwe handelsqouta op Chinees textiel (€ 4,2 mln) en tegenvallende uitkomsten bij enkele voorziene toenames rond ministeriële regelingen voor gas en electriciteit (ongeveer € 4 mln). De netto reductie voor de periode 2003–2005 bedraagt € 28,4 mln (4,2 %).
Project Vereenvoudiging Vergunningen.
De Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen heeft in de zomer van 2005 haar rapport opgeleverd. Het Kabinet heeft de aanbevelingen bijna compleet overgenomen in de Kabinetsreactie (Kamerstukken II 2004–2005, 29 515, nr. 93). Het kabinet is overtuigd van de noodzaak om op het gebied van vergunningen een aanmerkelijke vereenvoudiging te realiseren. Als doel is dan ook gesteld een aanzienlijke vermindering van het aantal vergunningen voor bedrijven en burgers en het zo eenvoudig mogelijk en binnen aanvaardbare termijnen verkrijgen van een vergunning.
Voor de uitvoering is een projectorganisatie opgezet. Inmiddels is een werkplan met tien actielijnen vastgesteld en is de uitvoering gestart (www.vereenvoudigingvergunningen.nl). Over de doorlichting van de vergunningenstelsels en het legesonderzoek zal voor mei 2006 aan de Kamer worden gerapporteerd.
Convenant stroomlijning dienstverlening aan ondernemers
Op 12 december 2005 hebben de Staatssecretaris en de wethouders van Economische Zaken van de G31 en Almere convenanten ondertekend met afspraken om het ondernemersklimaat te verbeteren. De afspraken geven een extra impuls aan het stroomlijnen van de aanpak van strijdige regels, de vereenvoudiging van vergunningen en de realisatie van het landelijke bedrijvenloket. Daarmee doen deze steden mee in de actie van het kabinet. De digitale gemeentelijke bedrijvenloketten worden gekoppeld aan het landelijk bedrijvenloket www.bedrijvenloket.nl dat op 12 januari 2006 van start is gegaan. De basistekst van het convenant en de achtergrondinformatie is te vinden op www.strijdigeregels.nl.
Verplichte publicatie van Handelsregistermededelingen.
Op grond van Europese regelgeving moet van o.a. het deponeren van de jaarrekening van NV’s en BV’s mededeling worden gedaan in een daartoe aangewezen medium. In december 2005 is middels een wijziging van de Handelsregisterwet de website «KvK.nl» aangewezen als dat medium. Deze wijziging, die per 1 januari 2006 van kracht is geworden, betekent een reductie van de administratieve lasten met in totaal circa € 10 mln.
Conform de kabinetsreactie op de motie Aptroot-Smeets over het in kaart brengen van nalevingskosten, heeft het EIM een model ontwikkeld om nalevingskosten voor nieuwe regelgeving in kaart te brengen en te kwantificeren. Om deze methode te testen en te stroomlijnen zijn er, onder de coördinatie van EZ vier Pilots uitgevoerd.
In 2005 zijn op EU-niveau alle ingrediënten voor een goede aanpak van regeldruk op hun plaats gebracht. Nadat 2003 en 2004 aanloopjaren waren voor de toepassing van effecttoetsen (impact assessments) op voorgenomen regelgeving worden deze toetsen vanaf 2005 standaard uitgevoerd voor alle voorstellen in het werkprogramma van de Commissie. Het komt er nu op aan dat deze informatie over kosten en baten van de verschillende beleidsopties goed wordt gebruikt door de Raad, het Parlement en de lidstaten.
Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken in 2004 heeft de heer Ten Hoopen een motie ingediend om voor succesvolle bedrijven Kansenzones te creëren (Kamerstukken II 2003–2004, 29 800 XIII, nr. 18). In maart 2005 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken het antwoord op de motie Ten Hoopen inzake kansenzones naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 800 XIII, nr. 67). Er is voor gekozen aan de motie invulling te geven door middel van het instellen van Kansenzones rond de drie technische universiteiten. Een formulemanager biedt de bedrijven coaching en assistentie bij het opbouwen van hun onderneming en de omgang met overheden bij o.a. aanvraag van subsidies en vergunningen. De ervaringen die worden opgedaan in de pilots zullen dienen als input in de diverse generieke trajecten.
Het beroep van de banken op de BBMKB-regeling lag in 2005 fors hoger dan in voorgaande jaren. Daarom is het budget voor 2005 tussentijds met € 78 mln verhoogd. Hoewel die verhoging niet volledig is benut, heeft die geresulteerd in een 30% hogere benutting van de regeling als geheel (t.o.v. 2004). In 2005 zijn 2 871 borgstellingen afgegeven voor een totaalbedrag van € 478,5 mln. De belangrijkste oorzaken van de hogere benutting zijn:
– inhaalvraag als gevolg van achterblijvende investeringen in de voorafgaande jaren;
– betere promotie van de mogelijkheden van de BBMKB door de banken, MKB-NL en SenterNovem;
– toename van het aantal borgstellingen tot € 100 000 als gevolg van de verruiming van de BBMKB voor die categorie.Ten opzichte van 2004 is het aantal borgstellingen tot € 100 000 met 20% toegenomen tot totaal 1 803.
Voor het Informal Investor-beleid heeft EZ in 2005 een Business Angel Programma opgestart. In dit programma worden informatiebijeenkomsten georganiseerd voor ondernemers en (beginnende) investeerders. Tevens is er een boekje uitgegeven over de kapitaalmarkt en zijn er voorbeelden van investeringscontracten opgenomen op de website. Het programma wordt uitgevoerd door Technopartner. Onder het kopje Technopartner (artikel 2) worden de resultaten over 2005 weergegeven.
Het teruggelopen gebruik van de borgstellingsregeling voor kleine zakelijke kredieten (onder de € 100 000) heeft geleid tot een aanpassing van de BBMKB-regeling. Vanaf begin 2005 is het maximaal gegarandeerde deel voor borgstellingskredieten in de startersfaciliteit verhoogd van 67% naar 80%. Verder onderzoek is in december 2005 gestart terzake van «microkredieten».
In 2005 is de borgstellingsregeling geëvalueerd. De uitkomsten eind 2005 geven een positief beeld van het functioneren en het nut van de regeling. De aanbevelingen uit de evaluatie zullen in 2006 met de bancaire sector worden besproken en leiden tot een kabinetsreactie.
Omdat onderzoek aangeeft dat er onvoldoende toegang is tot risicokapitaal voor bedragen tot € 5 miljoen, wordt gewerkt aan een hierop gerichte faciliteit voor financieringen door banken en venture capitalists; deze zal in 2006 operationeel worden. Deze nieuwe faciliteit – de groeifaciliteit – zal deel uit maken van het nieuwe kapitaalmarktpakket. In 2005 is dit pakket in het kader van de vernieuwing van het financiële EZ-instrumentarium aangekondigd.
In het kapitaalmarktpakket zullen naast de Groeifaciliteit de bestaande kapitaalmarktinstrumenten BBMKB, Technopartner Seed-Faciliteit, de Faciliteit Opkomende Markten en de Scheepsbouwborgstellingregeling op gaan.
De mede door EZ ingestelde monitoringcommissie Corporate Governance heeft in december zijn eerste rapport uitgebracht. Het overheidsbeleid en de Code Tabaksblat hebben er toe geleid dat het aanzien in het buitenland van de corporate governance in Nederland sterk is verbeterd. Overige resultaten in 2005 zijn:
– aanstelling hoogleraar corporate governance en ondernemingsklimaat;
– indiening wetsvoorstel tot implementatie van de overnamebodrichtlijn ingediend;
– aannemen op Europees niveau van de richtlijn grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen, waardoor vennootschappen grensoverschrijdend kunnen fuseren.
Menselijk Kapitaal en Onderwijs en Ondernemerschap
In november 2005 is het partnership Leren Ondernemen van start gegaan. Hiermee wordt het ondernemerschap in het onderwijs gestimuleerd door een projectenbank, een matchingtool, roadshows e.d. EZ participeert in de interdepartementale projectdirectie Leren & Werken.
In maart 2005 is het rapport «Kamers van Koophandel op een Kruispunt» afgerond, waarin de effectiviteit en de efficiëntie van de Kamers van Koophandel voor de periode 2001–2004 is onderzocht. Op basis van de deze evaluatie wordt momenteel in overleg met de Kamers van Koophandel gewerkt aan een nieuwe wet op de Kamers van Koophandel.
In 2005 was er veel media aandacht voor de salarissen in de publieke en private sector. Binnenkort zal nieuwe regelgeving ten aanzien van de salarissen binnen onder andere ZBO’s van kracht worden, waardoor meer uniformiteit wordt bereikt in beloningen bij zelfstandige organisaties.
In 2005 zijn de bestaande fiscale instrumenten ten behoeve van ondernemerschap en durfkapitaal geëvalueerd. De resultaten zijn overwegend positief. De kabinetsreactie op de evaluatie van de zelfstandigenaftrek zal in de loop van 2006 naar de Tweede Kamer worden gezonden; de kabinetsreactie Durfkapitaal is eind 2005 verzonden (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 XIII, nr. 57)
In het voorjaar van 2005 is het Actieplan Nieuw ondernemerschap uitgebracht. Dit actieplan heeft als doel meer en betere nieuwe ondernemers. Om dit te bereiken worden o.a. nieuwe ondernemers ingezet als rolmodellen, wordt het starten vanuit een uitkering gestimuleerd, worden coachingstrajecten aangeboden en wordt gepoogd nieuwe ondernemers te integreren bij de bestaande ondernemersnetwerken.
Naast nieuw ondernemerschap richt EZ zich ook op stimulering van vrouwelijk ondernemerschap. EZ is in dit kader onder meer betrokken bij de Zwarte Zakenvrouw van het Jaar prijs, de Elfstedentoer Vrouw en Techniek, het Equal2 project voor allochtone vrouwelijke ondernemers en de slotbijeenkomst van het derde ambassadeursnetwerk Glazen plafond.
In maart 2005 vond bij EZ de slotbijeenkomst plaats van het project «Seniorstart» van MKB Nederland. Er zijn drie netwerken van senior ondernemers opgezet: in Noord-Holland, Noord-Brabant en Gelderland. EZ is als ontwikkelingspartner betrokken bij het Equal2 project «Midlife Resourcing», gericht op het actief houden van oudere werknemers.
In 2005 heeft EZ samengewerkt met het ministerie van SZW om het starten van een eigen bedrijf vanuit een WW-uitkering makkelijker te maken. Er zijn in 2005 enkele wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer ingediend die deze oriëntatiefase van drie maanden vervangen door een startperiode van maximaal zes maanden, met behoud van uitkering.
IiP certificeert arbeidsorganisaties die hun opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten integreren in hun strategie en doelstellingen. Er zijn eind 2005 133 erkende bedrijven en 192 bedrijven hebben zich gecommitteerd om het IiP-traject te doorlopen.
EZ heeft vanaf 2005 sterker ingezet op kwaliteitsverbetering van het onderwijs op alle niveaus ter stimulering van de economische groei. Voorts is een bijdrage geleverd aan het IBO VMBO, IBO BVE en de kabinetsreactie op het IP-rapport Beroepswijs Beroepsonderwijs.
In december 2005 heeft de EU-Raad voor Concurrentievermogen het groene licht gegeven aan het REACH-voorstel. Mede door toedoen van Nederland is dat voorstel op vele punten aangepast, met name om de impact op het MKB-bedrijfsleven van het REACH-voorstel te beperken. De kosten worden door alle wijzigingsvoorstellen met 60% teruggebracht. Een verdere kostenbesparing zal worden gerealiseerd door het uitvoeren van een gerichte voorlichtingscampagne naar het NL-bedrijfsleven.
Nadat in 2004 het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) tot stand was gebracht, stond 2005 vooral in het teken van de beleidsontwikkeling rond het vervoer van gevaarlijke stoffen in Nederland. Dit vervoer neemt toe, terwijl tegelijkertijd de druk om de ruimte rond infrastructuur te bebouwen ook toeneemt.
In 2005 is het concept van het Basisnet ontwikkeld, waarbij keuzes worden gemaakt langs welke verbindingen grote stromen van gevaarlijke stoffen mogen worden afgewikkeld en wat dat betekent voor de ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij met name om verbindingen tussen de chemieclusters in Nederland en de verbindingen tussen Rijnmond en Duitsland respectievelijk Rijnmond en België.
In 2005 is door een externe commissie gewerkt aan voorstellen tot herziening van het insolventiesysteem. Deze herziening is gericht op meer en eerdere prikkels aan ondernemers in financiële moeilijkheden om hun schulden te saneren. Een wetsvoorstel zal in 2006 worden ingediend.
Het pilotproject schuldhulpverlening voor ondernemers in Friesland komt goed van de grond. Met ingang van 2006 worden de lagere overheden betrokken bij de financiering.
Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht
In 2005 heeft consultatie plaatsgevonden van het ambtelijk ontwerp van de nieuwe wet (eerste en tweede tranche). De consultatiedocumenten en de reactie daarop zijn te vinden op www.flexbv.ez.nl en www.justitie.nl. Over de derde en vierde tranche zal begin 2006 worden geconsulteerd. De consultatiedocumenten worden samengevoegd in één wetsvoorstel.
Verbetering bedrijfsoverdrachten
Het in 2004 ontwikkelde overdrachtspakket voor ondernemers is in 2005 geëvalueerd. Het pakket was een groot succes: een enorm hoge respons (meer dan 25%) en uit evaluatie bleek dat de ondernemers zeer tevreden waren over het pakket. Daarom heeft in 2005 opnieuw een brede verzending plaatsgevonden aan de ondernemers die 55 jaar zijn geworden. Naar aanleiding van de evaluatie en reacties uit het veld is het overdrachtspakket vernieuwd (onder andere de emotionele aspecten bij een bedrijfsoverdracht).
3.3.3 Stimulering van buitenlandse investeringen in Nederland
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Realisatie | streefwaarde | ||
Effect-indicatoren* | 2004 | 2005 | 2005 |
Omvang aangetrokken investeringen | € 265 mln in 102 projecten | € 506 mln in 112 projecten | € 200 mln in 100 projecten |
Hiermee gemoeide werkgelegenheid | 2 475 arbeidsplaatsen | 3 121 arbeidsplaatsen | 2 500 arbeidsplaatsen |
Percentage investeringen in High Tech sectoren | 57% | 56% | 50% |
Aantal schriftelijk bevestigde verzoeken tot ondersteuning CBIN | 327 | 360 | 240 |
* Bron: Opgave CBIN
Alle streefwaarden op het gebied van het stimuleren van buitenlandse investeringen in Nederland zijn in 2005 ruimschoots gehaald. In totaal zijn 112 investeringsprojecten gerealiseerd. Nooit eerder in de geschiedenis van het CBIN werd deze hoge score bereikt.
3.3.4 Bevorderen van level playing field
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 |
Aandeel Nederlandse bedrijven in defensie aanschaffingen* | Gemiddelde in 1999–2003: 57,5% (2003: 57%) | Gemiddelde in 2000–2004: 52,1% (2004: 45,3%) | Gemiddelde in 2001–2005: 56,3% (2005: 72,3%) | Minimaal 60% (5-jaars voortschrijdend gemiddelde) |
Gerealiseerde invulling compensatieverplichtingen** | Gemiddelde in 1999–2003: € 392 mln. gemiddeld per jaar (in 2003: € 618 mln.) | Gemiddelde in 2000–2004 € 419 miljoen (in 2004: € 358 mln.) | Gemiddelde in 2001–2005: € 471 (in 2005: € 675 mln.) | Minimaal €350 mln. per jaar (5-jaars voortschrijdend gemiddeld) |
* Bron: Ministerie van Defensie, jaarverslag
** Bron: Ministerie van Defensie, jaarverslag
EZ streeft in internationaal verband naar het maken van afspraken over het afschaffen van marktbelemmerende maatregelen. Tevens worden soms specifieke maatregelen genomen om verstoringen in het ontbreken van een gelijk speelveld deels te compenseren.
Deze aanpak is ook verwoord in de Industriebrief – Hart voor de Industrie. (Kamerstukken II 2005–2006, 29 826, nr. 17). De Industriebrief zet in op het op orde brengen van de randvoorwaarden van het ondernemingsklimaat. Ook biedt zij ruimte om waar nodig aandacht te besteden aan specifieke sectoren of groepen bedrijven.
In 2005 heeft de EZ-ondersteuning van de Regieraad Bouw (RRB) zich gericht op het faciliteren en stimuleren van de RRB bij de vertaling van zijn actieprogramma naar de dagelijks praktijk in de bouwsector en bij het vergroten van het draagvlak in de sector voor het veranderingsproces.
In 2005 hebben de RRB-werkgroepen een aantal zeer concrete experimenteerprojecten geadopteerd. Ook heeft de RRB een advies uitgebracht over de aanbestedingswetgeving in relatie tot innovatie in de bouw. Tevens heeft de RRB een aantal belangrijke organisaties in de bouw gecommitteerd aan het veranderingsproces in de bouw middels zogeheten vernieuwingsakkoorden. Het resultaat is een betere en bredere aansluiting van de vernieuwingsplannen van de RRB bij de bouwpraktijk.
Uit de voortgangsrapportage van oktober 2005 blijkt dat veel van de aangekondigde acties uit de Industriebrief (Hart voor de Industrie) in gang zijn gezet en de eerste resultaten inmiddels zijn geboekt. Het gaat dan onder andere om:
• Aanpak druk van wet- en regelgeving (aanpak administratieve lasten, tegenstrijdige regelgeving, vergunningen).
• Innovatiebeleid (herijking financieel EZ-instrumentarium en extra investeringen via het Fes).
• Verbetering financieringsmogelijkheden voor ondernemers zijn (o.a. aanpassing BBMKB).
• Level playing fieldproblematiek (o.a. garantieregeling scheepsbouw).
• Fiscaliteit (verlaging tarief Vpb en mogelijke innovatiebox in Vpb).
• Aansluiting beroepsonderwijs op bedrijfsleven (o.a. extra investeringen via het Fes).
De markt voor zeescheepsnieuwbouw
Vanaf 1 oktober 2002 was een tijdelijk defensief steunmechanisme van kracht als gevolg van een conflict van de EU met Zuid-Korea (de TROS-regeling). Doel van de TROS-regeling was het bereiken van een level playing field voor de Nederlandse scheepsbouwindustrie. De regeling was van kracht tot 31 maart 2005. In 2005 is op 23 orders met een totale waarde van € 299 mln. subsidie verleend. Het hiermee gemoeide subsidiebedrag bedraagt € 17,9 mln Daarmee is het beschikbare budget (van € 50 mln) volledig benut. Dankzij de regeling heeft de Nederlandse scheepsbouw voor een aantal scheepstypen zijn concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland kunnen handhaven.
In 2005 is in overleg met betrokken partijen invulling gegeven aan het Besluit Borgstelling Scheepsnieuwbouw (BBS), dat per 1 januari 2006 van is kracht geworden (Staatsblad jaargang 2005 nr. 608).
Deelname Internationaal overleg
Eind september 2005 zijn de OESO-onderhandelingen om te komen tot een mondiaal level playing field in de scheepsbouw, vastgelopen. Het bleek na bijna 3 jaar onderhandelen niet mogelijk om voldoende common ground te vinden om tot een voor alle partijen acceptabele oplossing te komen. Er is daarom besloten een zogenaamde «reflectieperiode» in te lassen. In de tussentijd wordt bezien of de onderhandelingen op een later tijdstip kunnen worden voortgezet.
Defensiegerelateerde industrie
Omdat op de internationale markt voor defensiematerieel nog steeds geen sprake is van open concurrentie hanteert Nederland het compensatiebeleid. EZ is belast met het vastleggen en bewaken van de afspraken hierover met buitenlandse defensieleveranciers. In dat kader is in 2005 voor € 675 mln aan compensatie activiteiten gerealiseerd, voornamelijk opdrachten bij Nederlandse bedrijven. Bij de uitvoering van dit beleid is ook de doelstelling om jonge en innovatieve bedrijven te stimuleren als prioriteit meegenomen. Een concreet resultaat is dat een aantal buitenlandse defensieleveranciers risicodragend vermogen beschikbaar heeft gesteld aan deze categorie bedrijven. Daarnaast wordt in compensatieovereenkomsten specifiek aandacht besteed aan het industriële MKB.
In het kader van het European Defence Agency (EDA) is het bevorderen van concurrentie op de markt voor defensiematerieel een belangrijk uitgangspunt voor de Nederlandse inbreng. Een concreet resultaat dat in 2005 is bereikt, is de overeenstemming voor een Code of Conduct bij aanschaffingen van defensiematerieel. Deze Code wordt per 1 juli 2006 van kracht. Een belangrijk onderdeel hiervan is het publiceren van de intenties tot aanschaffingen. Doel is het vroegtijdig informeren van het bedrijfsleven. Bedrijven kunnen dan bepalen of ze wensen te participeren in ontwerp en productie van het materieel. Hiermee wordt de transparantie bij aanschaffingen sterk vergroot. Dit is een stap richting meer internationale concurrentie.
In EU-verband wordt onderhandeld over verzoeken van Nederlandse bedrijven tot rechtenvrije import van goederen die niet of in onvoldoende mate vanuit de EU kunnen worden geleverd.
Zo is in 2005 € 57 mln ten goede gekomen aan de Nederlandse industrie/aanvragers. Dit bedrag is nog exclusief de baten n.a.v. de tariefschorsing voor LCD-schermen in 2005 voor de buitenlandse bedrijven die in Nederland zijn gevestigd.
4 DOELMATIGE EN DUURZAME ENERGIEHUISHOUDING
Bevorderen van een doelmatige en duurzame energiehuishouding
Een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame economische groei is een doelmatige en duurzame energiehuishouding. Dit streven richt zich op een energiehuishouding die goed scoort op de thema’s economische efficiency, milieukwaliteit en voorzieningszekerheid.
4.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 4: Doelmatige en duurzame energiehuishouding (in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 440 186 | 357 003 | 444 229 | 740 663 | 284 986 | 455 677 |
Programma-uitgaven | 404 409 | 335 379 | 388 627 | 704 750 | 257 123 | 447 627 |
Operationeel doel A: Optimale ordening en werking energiemarkten | 29 500 | 30 465 | 29 500 | 76 015 | 29 500 | 46 515 |
– Compensatie Demkolec/stadsverwarming | 29 500 | 30 465 | 29 500 | 76 015 | 29 500 | 46 515 |
Operationeel doel B: Duurzame energiehuishouding | 257 136 | 206 795 | 188 915 | 541 858 | 148 968 | 392 890 |
– Programma energie-efficiency | 33 383 | 19 021 | 16 267 | 9 988 | 8 114 | 1 874 |
– Programma efficiency DGOI | 4 569 | 3 399 | 3 300 | 99 | ||
– EINP | 42 409 | 502 | 82 | |||
– Programma duurzame energie | 37 343 | 4 338 | 30 966 | 15 537 | 9 376 | 6 161 |
– Bijdrage MEP | 176 000 | 176 000 | ||||
– Garantie leningen TenneT | 200 000 | 200 000 | ||||
– Overige uitgaven duurzame energie | 1 950 | 3 770 | 184 | 241 | 2 269 | – 2 028 |
– CO2-reductieplan | 67 933 | 65 254 | 912 | 9 841 | 9 841 | |
– Joint Implementation | 37 864 | 50 995 | 85 625 | 24 633 | 28 244 | – 3 611 |
– Lange Termijn Onderzoek | 7 290 | 46 464 | 47 137 | – 673 | ||
– TransitieManagement | 370 | 24 081 | 20 000 | 4 081 | ||
– Bijdrage aan ECN | 36 254 | 62 915 | 42 650 | 31 674 | 30 528 | 1 146 |
Operationeel doel C: Handhaving niveau voorzieningszekerheid | 112 416 | 92 040 | 90 844 | 81 568 | 75 349 | 6 219 |
– Doorsluis COVA-heffing | 84 891 | 88 868 | 87 874 | 78 020 | 71 998 | 6 022 |
– Beheer Mijnschadestichtingen | 13 | 5 | 3 | 3 | 91 | – 88 |
– O&O Bodembeheer | 5 367 | 2 998 | 2 822 | 3 403 | 2 210 | 1 193 |
– Bijdrage aan diverse instituten | 143 | 169 | 145 | 142 | 1 050 | – 908 |
– Dividenduitkering aandelen EBN | 22 002 | |||||
Algemeen | 5 357 | 6 079 | 79 368 | 5 309 | 3 306 | 2003 |
– Bijdrage Algemene Energie Raad | 668 | 360 | 344 | 98 | – 98 | |
– Diverse programmauitgaven Energie (HFR) | 2 | 29 754 | ||||
– Besluit subsidies investering kennisinfrastructuur (Bsik) | 45 700 | |||||
– O&O Energie | 4 687 | 5 719 | 3 541 | 5 305 | 3 208 | 2 097 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 29 | 4 | 4 | |||
Apparaatuitgaven | 35 777 | 21 624 | 55 602 | 35 913 | 27 863 | 8 050 |
– Personeel Energie | 6 812 | 6 995 | 6 708 | 7 858 | 5 676 | 2 182 |
– Bijdrage DGE aan agentschappen | 24 509 | 9 801 | 31 048 | 19 043 | 12 401 | 6 642 |
– Bijdrage JI DGE aan agentschappen | 435 | 791 | 1 853 | 928 | 928 | |
– Uitvoeringskosten agentschappen DGOI | 12 135 | 4 091 | 5 700 | – 1 609 | ||
– Apparaatuitgaven SodM | 4 021 | 4 037 | 3 858 | 3 993 | 4 086 | – 93 |
Uitgaven (totaal) | 287 655 | 330 999 | 350 399 | 503 419 | 253 136 | 250 283 |
Ontvangsten (totaal) | 2 490 434 | 2 528 516 | 2 597 570 | 7 232 609 | 2 623 649 | 4 608 960 |
– Terugontvangsten Senter | 132 | 335 | 621 | 1 219 | 1 219 | |
– Dividendontvangst UCN | 37 640 | 43 182 | 8 406 | |||
– Ontvangsten COVA | 84 891 | 88 868 | 87 874 | 78 020 | 71 998 | 6 022 |
– Ontvangsten Stadsverwarmingsleningen | ||||||
– Aardgasbaten | 3 973 747 | 4 044 457 | 4 220 145 | 9 706 540 | 4 300 000 | 5 406 540 |
– Bijdrage aan het Fes | – 1 629 800 | – 1 650 579 | – 1 724 430 | – 2 562 200 | – 1 758 000 | |
– 804 200 | ||||||
– Ontvangsten zoutwinning | 1 774 | 1 757 | 1 871 | 1 902 | 1 361 | 541 |
– Ontvangsten Fes | 2 800 | 5 835 | 8 140 | – 2 305 | ||
– Dividend EBN/Aardgas BV | 22 002 | |||||
– Diverse ontvangsten Energie | 48 | 496 | 283 | 1 293 | 150 | 1 143 |
Compensatie Demkolec/stadsverwarming
Conform het arbitraal vonnis in de Demkolec-zaak is in 2005 in totaal € 46,2 mln betaald. Dit betreft de compensatie van het verschil tussen de (begrote) boekwaarde en delagere veilingopbrengst van de in 2001 verkochte experimentele kolenvergassingscentrale Demkolec.
De verhoging is ter dekking van (een gedeelte van) de voorgenomen bijdrage aan het Warmtebedrijf Rotterdam.
Deze mutatie heeft betrekking op de overboeking van een op de aanvullende post van het ministerie van Financiën gereserveerde rijksbijdrage ten behoeve van de tekorten op de MEP in de jaren 2003–2005.
TenneT is de uitvoerder van de MEP-regeling. EZ staat conform de voorschriften garant voor de door TenneT op te nemen leningen bij het ministerie van Financiën uit hoofde van het «schatkistbankieren» tot een bedrag van maximaal € 200 mln.
Betreft de verhoging van de verplichtingenruimte voor CO2-reductie in verband met de voorgenomen bijdrage aan het Warmtebedrijf Rotterdam.
Het UKR-budget is opgehoogd met € 4 mln via een bijdrage van het ministerie van LNV aan het OCAP-project (Organische CO2 voor Assimilatie van Planten).
Bijdrage DGE aan agentschappen
De hogere bijdrage van DGE aan agentschappen betreft de vergoeding voor uitvoerende activiteiten door SenterNovem in het kader van energieonderzoekprogramma’s. Het betreft activiteiten die voor 2006 in opdracht zijn afgegeven.
De COVA-heffing is in 2005 € 6 mln (circa 8%) hoger uitgevallen dan begroot. De heffing wordt volledig uitbetaald aan COVA ter dekking van de kosten van aanhouding van strategische voorraden aardolieproducten.
Deze mutatie heeft drie oorzaken:
• Als gevolg van de aankoop van Gasunie Transport (GST) heeft het Rijk € 3,347 mld aan niet-belastingontvangsten terug ontvangen.
• Als gevolg van met name de hoge olieprijs zijn de aardgasbaten hoger dan aanvankelijk geraamd.
• Ontvangsten uit hoofde van het geschil inzake de Common-Areabaten (netto € 162 mln). Zie hiervoor ook de Voorjaarsnota 2005 (Kamerstukken II 2004–2005, 30 105, nr. 1, pagina 63).
De hogere gasbaten vertalen zich naar een hogere bijdrage aan het Fes.
4.3 Operationele doelstellingen
4.3.1 Optimale ordening en werking van de energiemarkten:
Prestatiegegevens1
Wetgeving ten aanzien van splitsing regionale energiebedrijven uiterlijk in 2005 in werking getreden
Op 30 augustus 2005 is het wetsvoorstel dat beoogt de onafhankelijkheid van de energienetwerken structureel te waarborgen (het zogenaamde splitsingswetsvoorstel; Kamerstukken II, 2005–2006, 30 212, nr. 1, 2, 3 en 4) ingediend bij de Tweede Kamer. In de memorie van toelichting heeft het kabinet ook zijn visie gegeven op privatisering van de energiebedrijven. Op 18 november 2005 is de nota naar aanleiding van het verslag ingediend. Deze onderzoeken en overleggen, alsmede de beantwoording van de vele schriftelijke vragen van de Tweede Kamer hebben meer tijd gekost dan was voorzien. De afronding van het wetgevingstraject is nu voorzien voor de eerste helft van 2006.
Bekendheid met mogelijkheid switchen van energieleveranciers: streefwaarde 85% in 2005
Aantal gebruikers dat heeft overwogen te switchen: streefwaarde 20% in 2005
Uit het onderzoek dat EZ door TNS-NIPO heeft laten uitvoeren, blijkt dat de prestatie-indicator bekendheid voor consumenten (89%) is gehaald. Die voor bedrijven niet (72%).
Wat betreft het switchgedrag blijkt uit onderzoek dat 19% van de afnemers overweegt in meer of mindere mate om over te stappen op een andere leverancier. Ook deze indicator is dus zo goed als gehaald.
Samenwerking omringende landen optimaliseren: structureel overleg (minimaal 2 maal per jaar) tussen overheden, netbeheerders en regulators
In 2005 is het structurele overleg tussen overheden, toezichthouders en netbeheerders gestart. Er zijn twee bijeenkomsten geweest tussen de overheden, netbeheerders en toezichthouders van Nederland, België, Frankrijk, Duitsland en Luxemburg. De ministers van deze landen hebben meerdere malen overleg gevoerd over de knelpunten op de elektriciteitsmarkt. Men tracht met de vijf landen tot een regionale markt te komen. In 2005 zijn de onderwerpen bepaald waarover men afspraken gaat maken. In 2006 zijn de werkgroepen van start gegaan die dit allemaal verder uitwerken.
Ordening van de energiemarkten
Shell, ExxonMobil en Energie Beheer Nederland zijn op 1 juli 2005 uit het transportbedrijf getreden en de Staat heeft hiermee op 1 juli 2005 het volledige eigendom van dit bedrijf verworven. Met uitvoering van deze splitsing maakt het transportbedrijf Gasunie niet langer deel uit van de samenwerking tussen de Staat, Shell en ExxonMobil in het Gasgebouw. De aandelen van de Staat in het transportbedrijf Gasunie worden sindsdien beheerd door de minister van Financiën. In dit kader is het Gasgebouw meer in lijn gebracht met de regelgeving van de interne Europese markt.
Interventie en Implementatiewet
In 2005 zijn de ministeriële regelingen inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en gas in werking getreden. Deze regelingen zijn gebaseerd op de Elektriciteitswet 1998, artikel 26b, respectievelijk de Gaswet, artikel 12. Deze regelingen bevatten het beleidskader voor de tariefstructuren en de voorwaarden die de netbeheerders jegens elkaar en jegens de netgebruikers hanteren.
Liquiditeit en de transparantie van de gas- en elektriciteitsmarkt
In 2005 heeft de DTe wederom haar monitoringsrapport voor de groothandelsmarkt voor elektriciteit gepubliceerd. De DTe constateert dat de liquiditeit in 2004 is verbeterd t.o.v. 2003, maar in dat laatste jaar liet deze ook te wensen over. De DTe heeft een aantal aanbevelingen gedaan om de liquiditeit te verbeteren. Deze zijn vooral gericht op het integreren van de Noordwest-Europese markt. In 2005 is een overleg met België en Frankrijk gestart om de belangrijkste knelpunten daarvoor weg te nemen. De transparantie scoort gemiddeld in Europees perspectief bezien.
Aanpassing tarieven maatstafconcurrentie
In 2005 is het bestaande tariefsysteem van maatstafconcurrentie voor elektriciteitsnetbeheerders aangevuld met een waardering voor de kwaliteit van de netwerken. Bij dit systeem krijgen netbeheerders een bonus/malus op de tarieven als gevolg van de geleverde kwaliteit. Voor de gasnetbeheerders is in 2005 het systeem van maatstafconcurrentie geïmplementeerd. Dit moet er toe leiden dat de tarieven van de verschillende netbeheerders aan het eind van de tweede reguleringsperiode op een economisch efficiënt niveau zullen zijn.
Monitoringssystematiek elektriciteits- en gasmarkt
De DTe heeft in 2005 haar monitoringssystematiek voor de groothandelsmarkt verder uitgewerkt. Voor de elektriciteitsmarkt is een aantal indicatoren ontwikkeld met behulp waarvan een oordeel kan worden gevormd over de mate van concurrentie op de groothandelsmarkt. Omdat het om een nulmeting ging, kon de DTe daarover nog geen uitspraken doen. Eind 2005 is EZ gestart met een inventarisatie van het instrumentarium dat kan worden ingezet om de concurrentie op de groothandelsmarkt te bevorderen indien dat wenselijk is
In 2005 is het pakket toezicht- en handhavingsmaatregelen uitgebreid en toegepast door DTe.
Er zijn onder andere verschillende bestuurlijke boetes opgelegd. Ook geschilbeslechting bleek een snel en effectief instrument om klachten van consumenten over netbeheerders op te lossen.
Ook MOVE ON (en het onderzoek over de kwaliteit van de meetgegevens) is van belang geweest: onderzoek gericht op het beoordelen en op orde laten brengen van administratieve processen. Hierbij ging het om het bereiken van optimale marktwerking waarbij een mix van toezichtsinstrumenten optimaal door DTe is ingezet.
Voor het aangekondigde strakkere toezicht op groene stroom hebben onder andere audits op het gebied van stroometikettering, om de naleving van de nieuwe regeling te toetsen, plaatsgevonden.
Totstandkoming international level playing field:
In 2005 zijn diverse gesprekken gevoerd met de buurlanden over het optimaal benutten van de interconnectiecapaciteit. Er is een structureel overleg ingevoerd tussen overheden, toezichthouders en netbeheerders waar dit onderwerp onderdeel van uitmaakt. Er is een Memorandum of Understanding getekend tussen de belangrijkste lidstaten. Uit deze MoU is een actieplan opgesteld om tot optimale benutting te komen.
In 2005 is het besluit genomen en is toestemming verleend door DTe voor de aanleg en financiering van de elektriciteitsverbinding met Noorwegen. Tevens is in 2005 positief besloten ten aanzien van de aanleg en financiering van de gasverbinding met het Verenigd Koninkrijk. De gesprekken tussen initiatiefnemers voor de elektriciteitsverbinding met het Verenigd Koninkrijk zijn gaande.
4.3.2 Duurzame Energiehuishouding
In 2005 is de operationele doelstelling Duurzame Energiehuishouding geëvalueerd door ECN.
Het rapport concludeert met name dat de mate van continuïteit en samenhang in het gevoerde beleid verbeterd moet worden. Daartoe zijn de volgende verbeteracties ingezet:
– Op basis van het IBO Kosteneffectiviteit energiesubsidies uit 2001 en de evaluatie van het operationele doel zal de monitoringssystematiek in 2006 versterkt worden.
– De beleidskaders die in het Energierapport geschetst worden, verbeteren de samenhang en de continuïteit van het beleid. Continuïteit, samenhang en betrouwbaarheid blijven voortdurend aandachtspunten in de beleidsvorming.
– Het duurzaamheidsbeleid zal kritisch worden bezien, enerzijds gericht op het beter in beeld brengen van de relatie tussen de ingezette middelen en de gerealiseerde doelen en anderzijds om het systeem van subsidiëring van duurzame elektriciteitsproductie meer beheersbaar en kostenefficiënt te maken.
– De coördinatie van het besparingsbeleid behoeft versterking, zeker nu het besparingsbeleid in de gebouwde omgeving en de sector verkeer en vervoer geïntensiveerd moet worden. In het Energierapport wordt hieraan richting gegeven.
Het onderdeel Joint Implementation is apart geëvalueerd. Over de resultaten hiervan is de Kamer geïnformeerd via de Evaluatienota Klimaatbeleid (Kamerstukken II 2005–2006, 28 240, nr. 37 en bijlage).
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||
2004 | 2005 | 2005 | |
Duurzaam elektriciteitsverbruik | 4,5% | 6,2%* | 9 % in 2010 |
Duurzaam energieverbruik | 1,8% | 2,4%* | 10% in 2020 |
Jaarlijkse verbetering energie-efficiency | 1,0% | 1,0% | 1,3% |
Absoluut plafond voor uitstoot van CO2 voor grote industrie en energiesector | n.v.t. | 112 Mton CO2 | 112 Mton CO2 in 2010 |
Handhaven van de EU bijdrage aan het Nederlandse energieonderzoek*** | 8,18% | 8,62% | Handhaven van het huidige niveau van 7–8% |
Relatieve omvang van het energieonderzoek in NL: R&D/BNP | Nog niet bekend | Nog niet bekend** | Top 5 positie in de IEA-landen handhaven |
* Voorlopig cijfer; het definitieve cijfer wordt in de loop van 2006 bekend.
** Dit cijfer wordt telkens drie jaar na het peiljaar bekend; cijfer voor 2005 wordt in 2008 bekend.
*** Deze realisatiecijfers betreffen het vóórafgaande jaar (dus cijfers 2004 voor begrotingsjaar 2005)
Prestatiegegevens CO2-beleid | Streefwaarde in Mton CO2 voor 2012 | Tot en met eind 2004 gecommitteerd in Mton CO2 | Gecommitteerd in 2005 in Mton CO2 | Begroting 2005 |
Hoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits in raamcontract EBRD | 6,0 | 0,26 | 0 | 2,4 |
Hoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits in raamcontract Wereldbank | 10,0 | 0 | 0 | 7,0 |
Hoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits in ERUPT | 15,0 | 12,3 | 3,4 | 2,7 |
Hoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits in PCF | 3,0 | 3,0 | 2,0 | 0 |
Totaal Joint Implementation | 34,0 | 17,1 | 5,4 | 12,1 |
Voor toelichting op bovenstaande tabel zie het onderdeel «CO2-beleid»
De stijging van het aandeel duurzame elektriciteit en duurzame energie wordt veroorzaakt door een sterke toename van het meestoken van biomassa in elektriciteitcentrales en de groei van windenergie op land. De groei kan met name worden toegeschreven aan het succes van de subsidieregeling MEP.
Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP)
De MEP heeft het investeringsklimaat sterk verbeterd. Dit succes heeft echter ook een keerzijde. Aangezien de MEP een open-einde regeling is, ontstaat het risico dat zich budgettaire overschrijdingen voordoen. In de praktijk heeft zich dit probleem voorgedaan doordat de productie van gesubsidieerde duurzame elektriciteit sneller is gestegen dan verwacht. Daarom zag EZ zich genoodzaakt om in 2005 enkele maatregelen te nemen. Voornaamste maatregelen betrof het tijdelijk op «0» stellen van de subsidiebedragen voor grootschalige biomassa en windenergie op zee. Voorts is een afzonderlijk bedrag voor renovatieprojecten wind op land ingevoerd en zijn de subsidiebedragen voor biomassa per 1 juli 2006 verlaagd.
Tevens zijn er enkele structurele maatregelen in de vorm van een wetsvoorstel opgenomen. Strekking van de wetswijziging is dat de groei van het te subsidiëren volume aan duurzame elektriciteit wordt gekoppeld aan de doelstelling van 9% in 2010, en de binnen EU-verband eventueel nader vast te stellen doelstelling voor na 2010. De Elektriciteitswet 1998 zal zodanig worden gewijzigd dat de minister van Economische Zaken de bevoegdheid krijgt om jaarlijks een subsidieplafond vast te stellen. Het streven is om de wet medio 2006 in werking te laten treden en hiervan in 2007 gebruik te maken.
Het actieplan Biomassa is gericht op een maximale bijdrage aan de duurzame doelstelling tot en met 2010. Deze maximale bijdrage zal 83 à 97 PJ kunnen zijn. In maart 2006 zal de evaluatie van het actieplan worden afgerond. De knelpunten, zoals bijvoorbeeld de duurzaamheid van import van biomassa, worden binnen de Interdepartementale Programmadirectie Energietransitie opgepakt.
In juni 2005 hebben Shell en Nuon de definitieve beslissing genomen om het Near Shore Windpark (thans Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ) genoemd) te gaan bouwen. Met name beroepsprocedures in het kader van de vergunningverlening hebben tot vertraging van de besluitvorming geleid. De start van de bouwactiviteiten moest daarom verschoven worden naar het voorjaar van 2006. Het plan is er thans op gericht om het park in het najaar van 2006 in bedrijf te hebben.
Kosten en baten van windenergie op zee
Naar aanleiding van een door de kamerleden De Krom en Hessels ingediende motie (Kamerstukken II, 29 575, nr. 2) is door het CPB en ECN een maatschappelijke kosten batenanalyse uitgevoerd. In deze motie werd de regering verzocht om te onderzoeken op welke wijze de duurzame energiedoelstelling zo kostenefficiënt mogelijk kan worden behaald en daartoe de kosten en baten van windenergie op zee in kaart te brengen, afgewogen tegen alternatieve vormen van duurzame energie. Centraal in de analyse stond het voormalige beleidsstreven van 6 000 MW windenergie op zee in 2020. In alle onderzochte scenario’s bleek het saldo van baten en kosten negatief. Alleen bij een gefaseerde ontwikkeling van wind op zee en een stevig Europees klimaatbeleid verbetert het saldo van kosten en baten.
De Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windnergie (BLOW) is medio 2005 geëvalueerd. Geconcludeerd werd dat de voortgang van de BLOW naar tevredenheid verloopt en er thans geen aanleiding is om afspraken te herzien. Het doel van 1 500 MW in 2010 zal naar verwachting bereikt worden. In 2005 is wederom het windvermogen op land toegenomen: met 197 MW tot een totaal van 1277 MW.
Transitieactieplan Taskforce Energietransitie
Minister Brinkhorst en Staatssecretaris Van Geel hebben in januari 2005 een Taskforce in het leven geroepen met als opdracht om een nationaal Transitieactieplan op te stellen dat concreet en in operationele termen aangeeft:
– Welke rol duurzame energie kan spelen in het realiseren van een gewenste toekomstige energievoorziening.
– Welke technologieën die rol kunnen ondersteunen.
– Welke kansen dat biedt voor Nederlandse bedrijven en welke kunnen worden gerealiseerd en benut.
Dit transitieactieplan is in ontwikkeling en naar verwachting in maart 2006 gereed.
Start transitieprojecten
In 2005 is de energietransitie op stoom geraakt. De platforms zijn van start gegaan, hebben hun visies afgerond en hebben nieuwe partijen aan zich gebonden. De oprichting van de Interdepartementale Programmadirectie Energietransitie, waarin zes ministeries participeren, heeft de betrokkenheid van een aantal ministeries verder vergroot en de eerste transitieprojecten zijn van start gaan. Sprekende voorbeelden daarvan zijn:
– Den Haag Geothermiestad
De vernieuwing van de wijk Den Haag Zuidwest wordt gecombineerd met een nieuw, duurzaam energiesysteem. Proefboringen moeten uitwijzen of het mogelijk is om aardwarmte van grote diepte aan te voeren voor de stadsverwarming van Den Haag.
– Uitrol Micro warmte kracht koppeling
In de transitie naar een duurzame energiehuishouding neemt decentrale opwekking van energie een belangrijke plaats in. Eén van de vormen van decentrale opwekking is microwarmtekracht (micro-wkk).
In het Energierapport (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 241, nr. 2) is uitgebreid ingegaan op hoe het percentage jaarlijkse verbetering van energie-efficiency omhoog kan worden gebracht. Er is een aanvang gemaakt met de uitwerking van het energiebesparingbeleid voor de vier betrokken ministeries in de vorm van een energiebesparingsplan dat medio 2006 gereed zal zijn.
EnergieInvesteringsAftrek (EIA)
Onder het instrument EIA is, volgens voorlopige cijfers, in 2005 voor ca. € 1 miljard aan investeringen aan belastingaftrek aangevraagd. Hiermee blijft de EIA een van de belangrijkste pijlers onder het huidige energiebesparingsbeleid.
In september 2005 is de rapportage over de Meerjarenafspraken energie-efficiency over 2004 naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 241, nr. 21). In september 2006 zal de rapportage over 2005 naar de Kamer worden gestuurd.
In 2005 is de website www.energieopmaat.nl volgens plan uitgebouwd. Daartoe is een nieuwe website ontwikkeld («Consument en Energie»), waarin «energieopmaat.nl» is opgenomen. «Consument en Energie» richt zich op alle consumenten en verschaft informatie over energiebesparing, duurzame energie en energieliberalisering.
Het vraagt meer tijd dan voorzien om JI-projecten te ontwikkelen, daarom is het de EBRD en de Wereldbank in 2005 niet gelukt om een substantieel aantal Megatonnen voor EZ te contracteren. De verwachting is dat dit wel in 2006 lukt. De teruggang bij Protype Carbon Fund (PCP) wordt veroorzaakt doordat veel projecten zijn omgevallen, waarvoor duurdere projecten in de plaats zijn gekomen, en doordat een deel van de verworven credits voor de periode ná 2012 zijn.
In reactie op de tegenvallende resultaten is EZ eind 2005 begonnen met een nieuwe Erupt-ronde. Resultaten hiervan zijn eind 2006 te verwachten. Zie ook de evaluatie van het JI-beleid (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 240, nr. 37).
De handel in emissierechten is in 2005 goed op gang gekomen. De markt is echter nog niet helemaal compleet, omdat de Europese Commissie nog niet alle allocatieplannen definitief heeft goedgekeurd en in een aantal lidstaten het CO2-register nog niet operationeel is. Met slechts één jaar handel achter de rug is het nog te vroeg om een oordeel te geven over het instrument.
EZ heeft samen met SenterNovem nieuwe afspraken gemaakt met ECN. Deze afspraken houden in dat ECN werkt aan die onderdelen van de EnergieOnderzoekStrategie-portfolio waar zij een dominante positie heeft. Voor de andere onderwerpen van de EOS-portfolio kan ECN indienen in de EOS tenders, net als andere partijen. Hiermee is een aanzet gegeven voor een effectieve uitvoering van het kabinetsstandpunt (Kamerstukken II, 27 406) naar aanleiding van het rapport van de commissie-Wijffels over TNO en de GTI’s. Enerzijds kan ECN zijn positie als het energieonderzoeksinstituut versterken en anderzijds blijven er voldoende incentives over in het publiek gefinancierde energie R&D-systeem.
4.3.3. Zekerstellen van voorzieningszekerheid, korte en lange termijn
Voorzieningszekerheid nationaal:
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2005 |
Verwacht rendement per geïnvesteerde $ | – | – | – |
Gewonnen volume aardgas kleine velden offshore | 29 mrd3 | 22 mrd3 | 26 mrd3 |
Gewonnen volume aardgas kleine velden onshore | 16 mrd3 | 11 mrd3 | 12 mrd3 |
Aantal boringen | |||
Offshore | 17 | 13 | 26 |
Onshore | 1 | 6 | 10 |
Investeringsniveau | |||
Kleine velden offshore | € 550 mln | € 1 035 mln | € 750 mln |
Kleine velden onshore | € 106 mln | € 58,6 mln | € 175 mln |
Als indicator van het mijnbouwklimaat worden verschillende indicatoren gehanteerd.
In de begroting van 2005 is onder andere de indicator verwacht rendement per geïnvesteerde $ opgenomen. Deze indicator is geen zuivere graadmeter voor het mijnbouwklimaat omdat er geen rechtstreekse relatie is tussen de status van het beleid en de met de door productiebedrijven gedane investeringen behaalde rendement. Daarnaast vergt de indicator extensief onderzoek door externe consultants om volledige cijfers ter beschikking te krijgen. Derhalve is besloten om deze indicator in de toekomst niet meer te hanteren en voor het jaar 2005 geen extern onderzoek hiernaar te verrichten.
De overige indicatoren voor het mijnbouwklimaat zijn: aantallen boringen, productie van gas en de omvang van de gedane investeringen door de productiemaatschappijen.
Opvallend is dat het aantal boringen beduidend lager is dan was voorzien. Dit heeft echter geen grote implicaties gehad voor het gewonnen gasvolume. Reden hiervan is dat de daling van het aantal boringen voornamelijk in de exploratieboringen heeft plaatsgevonden. Als deze trend zich voortzet zou dit in de toekomst kunnen leiden tot lager volume gewonnen aardgas. Het beleid van EZ is erop gericht om het investeringsklimaat voor gaswinning in Nederland te verbeteren en de gaswinning te optimaliseren. Hiertoe is afgelopen jaar een aanvang gemaakt om met beleidsinstrumenten de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van andere gasproducerende landen te verbeteren.
Voorzieningszekerheid internationaal
2005 kenmerkte zich door een verslechtering van de mondiale voorzieningszekerheid. Dit werd veroorzaakt door, ondermeer, de voortdurende problemen in het Midden-Oosten, de stillegging van de olieproductie en raffinage in de Verenigde Staten als gevolg van de orkaan Katrina, alsmede het conflict tussen het Russische Staatsbedrijf Gazprom en de Oekraïne, dat uiteindelijke resulteerde in een korte stopzetting van de gaslevering begin 2006. Deze problemen werden weerspiegeld in de hoge prijzen voor energie. Het Nederlandse beleid is vooral gericht op het verstevigen van de internationale relaties.
Intensiveren relaties Internationaal Energie Forum
Nederland heeft in 2005 deel uitgemaakt van de Executive Board van het International Energie Forum (IEF) waardoor de relaties die in 2004 tijdens het IEF in Amsterdam zijn opgebouwd, vastgehouden en geïntensiveerd zijn. Ook heeft Nederland mede de EU-OPEC dialoog opgestart. Deze dialoog bestaat uit tweejaarlijkse gesprekken tussen enerzijds de OPEC voorzitter en anderzijds de minister van Energie van het land dat het EU voorzitterschap heeft en de Europese Commissaris voor Energie.
Energierelaties EU en Russische Federatie
Nederland heeft de versteviging van de energierelaties tussen EU en Russische Federatie op de agenda van de Energieraad gehouden door een aantal thematische groepen met overheid en bedrijfsleven van beide zijden op te starten.
Onmiddellijk nadat de verstoring van het olieaanbod als gevolg van de orkaan Katrina duidelijk werd, besloten de 26 IEA-lidstaten op 2 september 2005 over te gaan tot een collectieve reactie in de vorm van een Initial Contingency Response Plan (ICRP). Hiermee werd het equivalent van 60 miljoen additionele vaten ruwe olie gedurende een eerste periode van 30 dagen voor de markt beschikbaar gesteld. De snelle en eensgezinde reactie – het was de tweede keer dat de IEA een ICRP coördineerde – had een gunstig effect op de oliemarkt. Het Nederlandse aandeel in het ICRP is ingevuld door de inzet van een deel van de door de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) aangehouden voorraden diesel.
Voorzieningszekerheid nationaal
Aanpassing onbalanssystematiek
TenneT heeft de opdracht gekregen om in samenwerking met DTe en EZ de bestaande systematiek van contracteren van regel- en reservevermogen door TenneT in 2005 aan te passen. Hiervoor is een uitgebreide analyse met diverse externe stakeholders uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in een uitgewerkt vangnet waarmee extra investeringsprikkels kunnen worden gegenereerd. Dit vangnet dient tegelijkertijd om ten tijde van schaarste, calamiteiten op te vangen. In juni 2005 is geconcludeerd dat het vangnet niet ingezet hoeft te worden aangezien uit de monitoringsrapportage blijkt dat de markt voldoende investeringsinitiatieven ontplooit.
Wel heeft TenneT per 1 juli 2005 220 MW aan afschakelbaar vermogen gecontracteerd om eventuele calamiteiten op te vangen.
Kwaliteitsregulering elektriciteit
In 2005 hebben de netbeheerders op grond van de ministeriële regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas voor de eerste maal hun kwaliteits- en capaciteitsdocumenten bij DTe ingediend. Daarin geven zij aan welk kwaliteitsniveau zij nastreven en hoe zij dat niveau willen bereiken en behouden. Op basis van de ervaringen die DTe hiermee opdoet zal besloten worden of en zo ja hoe de desbetreffende regels aanpassing behoeven.
Willekeurige Afschrijving Continentaal Plat
In 2005 heeft het CPB de evaluatie van de effecten van de afschaffing van de Willekeurige Afschrijving Continentaal Plat afgerond. Hoewel dit fiscale middel effectief heeft bijgedragen aan de exploratie en exploitatie van het kleine veldengas, lijkt herinvoering momenteel niet zinvol. Vanwege de olieprijsontwikkeling zijn veel velden ook zonder de mogelijkheid van willekeurige afschrijving al rendabel. Voor het kunnen realiseren van de doelstelling het mijnbouwactiviteitenniveau nog zeker vijftien jaar stabiel te houden, zodat in totaliteit zoveel mogelijk aardgas wordt gewonnen, worden maatregelen voorbereid en uitgewerkt die daaraan kunnen bijdragen.
In april 2005 hebben de ministers van EZ, VROM, LNV en VenW gezamenlijk besloten de rijksprojectenprocedure van toepassing te verklaren op projecten tot gaswinning onder de Waddenzee. Momenteel wordt gewerkt aan het Rijksprojectbesluit. Op 5 januari 2006 zal de NAM de MER en de daarbij behorende aanvragen voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer indienen. Daarnaast heeft het kabinet de Derde nota PKB Waddenzee voorbereid. Deze is eind december 2005 afgerond. Hierin is opgenomen dat gaswinning onder de Waddenzee alleen plaats kan vinden indien voldaan is aan aantal randvoorwaarden. Het kabinet heeft besloten via het Waddenfonds € 800 mln te investeren in duurzame versterking van ecologie en economie in het Waddengebied. Ook de schadeloosstelling als gevolg van de beëindiging van de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee zal uit het Waddenfonds worden gefinancierd.
Knelpunten gaswinning en windenergie
De B4 werkgroep knelpunten gaswinning en windenergie heeft in 2004 haar rapport opgeleverd. Het kabinet heeft bij brief van 6 april 2005 aangegeven de aanbevelingen uit dit rapport over te nemen. Zo zal op korte termijn de Rijksprojectenprocedure (RPP) uit de Wet Ruimtelijke Ordening van toepassing worden verklaard op energieprojecten. Het wetsvoorstel zal in de loop van 2006 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Tevens wordt in 2006 gewerkt aan het van toepassing verklaren van de Rijksprojectenprocedure op een windproject in de Noordoostpolder.
Verder zal per 1 januari 2006 een projectbureau van start gaan dat energieprojecten zal begeleiden. De RPP gaswinning onder de Waddenzee is het eerste project dat door het Bureau energieprojecten zal worden begeleid.
5 INTERNATIONALE ECONOMISCHE BETREKKINGEN
Impulsen geven aan en gunstige voorwaarden scheppen voor internationale economische activiteiten.
Een van de belangrijkste gebeurtenissen op het gebied van handelspolitiek in 2005 was de WTO-conferentie in Hongkong. Op bilateraal gebied was er veel aandacht voor de groeiende economieën in Azië en de betrekkingen met de buren van de EU. De Dutch Trade Board (DTB) speelde een belangrijke rol bij de bevordering van publiekprivate samenwerking in internationaal ondernemen. Daarnaast is het Crash Team Oneerlijke Concurrentie opgericht en van start gegaan met de behandeling van een groot aantal zaken.
In 2005 lijkt er een eind gekomen te zijn aan jaren van achteruitlopende concurrentiekracht van de Nederlandse exporteur. Een appreciërende dollar, loonmatiging en de aantrekkende wereldeconomie dragen bij aan het verbeteren van de concurrentieposities. Desalniettemin heeft de Nederlandse exporteur over het gehele jaar 2005 opnieuw marktaandeel moeten inleveren. De positieve effecten van de zich nu manifesterende verbetering van de concurrentiekracht zullen zich voor de exporteur pas in 2006 vertalen in een prijsvoordeel en waarschijnlijk pas in 2007 in winst van marktaandelen.
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 |
1. Ontwikkeling van het marktaandeel van Nederlandse goederenexporteurs op de wereldmarkt*. | 2,1% | – 3,3% | – 5,9% | – 3,25% | – 4,25% |
2. De positie van Nederland op de wereldranglijst** | Later dit jaar beschikbaar | ||||
– export van goederen | 9 | 7 | 6 | Later dit jaar beschikbaar | Top 10 |
– import van goederen | 9 | 8 | 7 | Later dit jaar beschikbaar | Top 10 |
– export van diensten | 8 | 8 | 8 | Later dit jaar beschikbaar | Top 10 |
– import van diensten | 7 | 7 | 7 | Later dit jaar beschikbaar | Top 10 |
– uitgaande stand directe buitenlandse investeringen | 5 | 5 | 5 | Later dit jaar beschikbaar | Top 10 |
– inkomende stand directe buitenlandse investeringen | 7 | 7 | 5 | Later dit jaar beschikbaar | n.v.t. |
* Bron: MEV2006-marktprestatie binnenslands geproduceerde uitvoer.
** Bron: WTO Trade Statistics, UNCTAD World Investment Report.
5.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 5 Internationale economische betrekkingen (in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 260 300 | 210 740 | 149 681 | 180 182 | 133 246 | 46 936 |
Programma-uitgaven | 220 862 | 158 843 | 115 424 | 112 780 | 92 397 | 17 761 |
Operationeel doel A: Europese Interne markt (oud) | 2 801 | 2 993 | 9 | |||
– Bijdrage Benelux | 2 801 | 2 993 | 9 | |||
Operationeel doel B: Vrijmaking internationale handels- en investeringsverkeer | 5 342 | 4 441 | 4 061 | 4 066 | 3 865 | 201 |
– Bijdrage aan diverse organisaties (o.a. WTO) | 5 342 | 4 441 | 4 061 | 4 066 | 3 865 | 201 |
Operationeel doel C: Bevorderen van internationaal ondernemen | 211 731 | 150 725 | 104 999 | 105 143 | 87 583 | 17 560 |
– Exportfinanciering BSE | 34 363 | 2 063 | ||||
– Herverzekering SENO/GOM | 70 839 | 55 086 | 18 818 | 23 388 | 6 906 | 16 482 |
– PESP | 10 841 | 9 780 | 10 642 | 10 578 | 11 118 | – 540 |
– PSB | 4 673 | 6 569 | 6 648 | 9 158 | 7 323 | 1 835 |
– Instrumentele uitgaven EVD | 2 876 | 1 410 | 2 627 | 8 936 | 3 014 | 5 922 |
– Exportfinanciering ODA | 20 | |||||
– TA-OM | 12 599 | 7 843 | 477 | 536 | 5 507 | – 4 971 |
– IFOM | 5 155 | 7 878 | 11 440 | 1 886 | 38 | 1 848 |
– PSO | 57 608 | 54 365 | 49 886 | 47 200 | 51 273 | – 4 073 |
– Trustfunds | 10 280 | 1 505 | 2 000 | 1 000 | 1 000 | |
– PSI ODA | ||||||
– Managementtraining | 2 497 | 4 206 | 2 461 | 2 461 | 2 404 | 57 |
– Overig | ||||||
Algemeen | 988 | 684 | 6 355 | 3 571 | 949 | 2 622 |
– Beleidsondersteuning | 988 | 684 | 1 135 | 2 021 | 949 | 1 072 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 2 245 | |||||
– Overig | 2 975 | 1 550 | 1 550 | |||
Apparaatuitgaven | 39 438 | 51 897 | 34 257 | 67 402 | 40 849 | 26 553 |
– Personeel BEB | 8 731 | 9 569 | 9 579 | 9 979 | 7 145 | 2 834 |
– Bijdrage DGBEB aan EVD | 21 531 | 26 264 | 23 597 | 43 325 | 24 461 | 18 864 |
– Bijdrage DGBEB aan EVD voor regelingen in het kader van internationaal ondernemen | 9 176 | 16 064 | 1 081 | 14 098 | 9 243 | 4 855 |
Uitgaven (totaal) | 221 994 | 184 604 | 160 127 | 139 747 | 135 456 | 4 291 |
Ontvangsten (totaal) | 11 433 | 13 221 | 20 786 | 12 405 | 1 815 | 10 590 |
– Terugontvangsten Senter | 154 | 166 | 1 | 341 | 341 | |
– Ontvangsten gemengde kredieten | 551 | 262 | 978 | 217 | 681 | – 464 |
– Ontvangsten uit garanties | 7 194 | 9 380 | 14 872 | 10 801 | 10 801 | |
– Ontvangsten EVD | 190 | 560 | 560 | |||
– Diverse ontvangsten BEB | 3 534 | 3 223 | 4 935 | 486 | 1 134 | – 648 |
Herverzekering SENO/GOM / Ontvangsten uit garanties
Deze mutatie vloeit voort uit een storting om de reserve op het gewenste peil te brengen. Deze storting is grotendeels gefinancierd uit de hogere ontvangsten SENO/GOM. Per ultimo 2005 heeft de SENO/GOM reserve een omvang van € 337,9 mln bereikt.
Vanaf 2005 worden de activiteiten onder de noemer Collectieve Promotionele Activiteiten (CPA) gefinancierd uit dit onderdeel. Voorheen werden deze kosten gefinancierd uit het onderdeel «Bijdrage DG BEB aan EVD voor regelingen in het kader van internationaal ondernemen».
Technische Assistentie in Opkomende Markten (TA-OM)
Deze regeling is met ingang van 1 januari 2005 stop gezet. De realisatie heeft betrekking op de uitvoeringskosten met betrekking tot nog lopende projecten.
Doordat de PSOM later is opengesteld dan aanvankelijk werd verwacht, zijn er minder verplichtingen aangegaan. Hierdoor hebben ook minder betalingen plaatsgevonden.
Doordat het Commissariaat Buitenlandse Investeringen in Nederland (CBIN) van artikel 3 naar artikel 5 is overgeplaatst zijn de personeelskosten toegenomen.
In 2005 is de jaaropdracht aan de EVD in tegenstelling tot 2004 voorafgaand aan het uitvoeringsjaar verstrekt, zodat in één begrotingsjaar voor twee uitvoeringsjaren opdracht is gegeven.
Bijdrage DGBEB aan EVD voor regelingen in het kader van Internationaal Ondernemen
In 2005 is de jaaropdracht aan de EVD in tegenstelling tot 2004 voorafgaand aan het uitvoeringsjaar verstrekt, zodat in één begrotingsjaar voor twee uitvoeringsjaren opdracht is gegeven.
Ultimo 2005 is de rekening-courant IFOM € 115,0 mln groot.
5.3 Operationele doelstellingen
5.3.1 Vorm en inhoud geven aan de economische diplomatie
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 |
Aantal uitgaande bilaterale bezoeken | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 34 | |
Aantal uitgaande handelsmissies | n.v.t. | n.v.t. | 12 | 17 | 14 |
Aantal inkomende handelsmissies | n.v.t. | n.v.t. | 6 | 8 | 8 |
Versterking van de economische bilaterale relaties met de nieuwe buren van de EU
In 2005 is veel aandacht besteed aan het versterken van de economische bilaterale relaties met de nieuwe buren van de EU, waarbij toetreding, handel en energie centrale thema’s waren.
In mei 2005 leidde de staatssecretaris een missie van 55 bedrijven in de Oekraïne. De stijgende trend in handelstromen zet zich hier door. De betrekkingen met Kazakstan zijn geïntensiveerd. In augustus 2005 bezocht de Kazakse minister van Energie Nederland, waarbij olie- en gaswinning een centraal thema was.
De overheidsbetrekkingen met Rusland t.a.v. economische samenwerking zijn in 2005 intensief geweest. Naast de gebruikelijke inkomende en uitgaande bezoeken en bedrijvenmissies, heeft in november 2005 het staatsbezoek van president Poetin aan Nederland plaatsgevonden. Dit bezoek werd gekenmerkt door een expliciete betrokkenheid van het bedrijfsleven. In de politieke contacten werd veel aandacht geschonken aan de energiesamenwerking.
In 2005 is de officiële bilaterale economische relatie met Turkije geïntensiveerd. Er was veel aandacht voor het EU-toetredingsproces. De Dutch Trade Board (DTB) heeft Turkije uitgekozen als prioritair land waarop extra handelsbevorderende activiteiten zullen plaatsvinden. In 2005 heeft een bedrijvenmissie naar Turkije plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft de Turkey Trade Award uitgereikt aan een Nederlands bedrijf dat zeer succesvol zakendoet in Turkije.
Aan de Westelijke Balkan is meer aandacht geschonken door middel van een bedrijvenmissie naar Kroatië en Servië en een conferentie gericht op zakendoen in de Westelijke Balkan.
In 2005 heeft een lichte accentverschuiving binnen het PSO Pré Accessie programma plaatsgevonden richting Roemenië en Bulgarije. 2005 was ook het jaar waarin het programma is opengesteld voor Kroatië, hetgeen consequenties heeft gehad voor het beschikbare budget. De meeste projecten zijn ontwikkeld op Bulgarije, gevolgd door Turkije, Roemenië en tot slot Kroatië.
Er zijn eerste stappen gezet om meer aandacht te besteden aan de zuiderburen van de EU, onder andere door handelsmissies naar Marokko en Egypte.
Versterken van de economische relatie van Nederland met Azië
Er is bijzondere aandacht geweest voor het versterken van de economische relatie met Azië en dan in het bijzonder met India en China.
Voor India is onder de DTB een actieplan verschenen; een praktisch plan gericht op de kansrijke sectoren en regio’s van de Indiase markt, waarin publieke en private partijen samen zullen optrekken om alle vormen van internationaal ondernemen op en met India substantieel te verbeteren. Verder is er groeiende aandacht voor technisch-wetenschappelijke samenwerking en werd er aandacht besteed aan innovatie. De minister heeft India bezocht met deelname van 50 bedrijven. Verder werd het eerste succesvolle Bollywood-festival georganiseerd, waarbij niet alleen de Indiase movie scene hierheen kwam, maar ook het Indiase bedrijfsleven.
De staatssecretaris heeft in januari 2005 een bezoek met 55 voornamelijk MKB-bedrijven aan China gebracht. Verder zijn er verschillende sectorale handelsmissies georganiseerd door EVD, NCH en Brancheverenigingen voor MKB-ondernemingen. Daarnaast was er steeds meer aandacht van andere vakdepartementen in de positionering van het Nederlandse bedrijfsleven in China. Ook was er aandacht voor de benodigde versterking van het postennetwerk met de opening van een CBIN-kantoor in Shanghai en een TWA-kantoor in Peking. Deze bevestigen de verbrede relatie met China, van alleen handelsrelatie tot interessante partner voor technologische en wetenschappelijke samenwerking en als potentiële investeerder in Nederland.
Maar er was ook een succesvol bezoek van de minister aan Indonesië, Singapore, Maleisië en Japan. Met betrekking tot Indonesië is het streven geweest om de relatie te intensiveren, waarbij bevordering van het investeringsklimaat als strategische prioriteit is benoemd.
Nederland heeft onder het Britse voorzitterschap de ASEM-conferentie voor ministers van Economische Zaken georganiseerd. Birma kreeg – op grond van het geldende gemeenschappelijke EU standpunt t.a.v. Birma – geen visum uitgereikt. De Aziatische deelnemers besloten op het laatste moment solidair te zijn met Birma en zijn niet aanwezig geweest op ministerieel niveau. De bijeenkomst heeft op hoogambtelijk niveau plaatsgehad.
Versterken van de economische relatie van Nederland met ontwikkelde markten zoals de VS en de EU
In 2005 zijn op een aantal landen, met name de VS en Duitsland, verdere stappen gezet in de richting van een meer eenduidige economische aansturing van de posten vanuit Den Haag. Het VS-platform speelt daar een belangrijke rol in, maar ook de zogenoemde specifieke jaarplanaanschrijving, die aangeeft wat EZ verwacht van de posten op economisch vlak. Dat heeft geleid tot een verdergaande prioritering van thema’s en sectoren op deze landen. Ook is binnen het postennetwerk zelf in deze landen steeds meer sprake van samenwerking. Daarnaast is een aantal succesvolle bedrijvenmissies georganiseerd, die ook steeds meer focus krijgen op een aantal thema’s in plaats van dat gekozen wordt voor een multisectorale aanpak.
In 2005 werd het Crash Team operationeel. Het Crash Team Oneerlijke Concurrentie heeft dit jaar de eerste zaken te behandelen gekregen en fungeert meer en meer als het loket voor bedrijven voor meldingen over oneerlijke concurrentie door buitenlandse overheden.
Eind 2005 waren ruim dertig meldingen in behandeling genomen. De onderwerpen varieren: zo zijn er meldingen over goedkope staalimport uit China, arrangementen voor goedkope energie voor aluminiumsmelters in Spanje en Frankrijk, toepassing van Europese tenderregels in Polen en Litouwen, toepassing handelswetgeving in Turkije, Franse exportsubsidies voor kassenbouw in Marokko en overheidsteun voor kapitaalgoederenexport in India.
5.3.2 Verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer en versterking van de internationale economische rechtsorde
Deze doelstelling bestaat uit:
A. Handhaving, uitbreiding en versterking van het multilaterale handelsstelsel en bevordering van een doorzichtig, stabiel en vrij investeringsklimaat. Dit onderdeel richt zich met name op de Nederlandse activiteiten in onderhandelingen in WTO- en OESO-kader, alsmede het verbeteren van de bilaterale en regionale betrekkingen op het gebied van investeringen.
B. Bevordering van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen over de grenzen
A. Handhaving, uitbreiding en versterking van het multilaterale handelsstelsel en bevordering van een doorzichtig, stabiel en vrij investeringsklimaat. Dit onderdeel richt zich met name op de Nederlandse activiteiten in onderhandelingen in WTO- en OESO-kader, alsmede het verbeteren van de bilaterale en regionale betrekkingen op het gebied van investeringen.
De logistieke en inhoudelijke voorbereiding van de zesde Ministeriële WTO-conferentie te Hongkong
De Ministeriële Conferentie te Hongkong is met een bescheiden doch belangrijk resultaat afgesloten. Overeengekomen is een heldere tijdplanning voor de afronding van de Doha-ronde in 2006.
Wat betreft de inhoudelijke voorbereiding zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd teneinde de Nederlandse positie vorm te geven en de inbreng in de verschillende overlegorganen voor te bereiden. Dit betrof onder meer de Brusselse en de Geneefse bijeenkomsten, bijeenkomsten in OESO-kader, – al dan niet informele – Europese Ministerraden en verschillende bilaterale gesprekken op alle niveaus met partners binnen en buiten de EU. Uiteraard is ook uitgebreid geconsulteerd met het Nederlands krachtenveld: werkgevers (o.a. VNO-NCW), NGO’s en de SER. De Tweede Kamer is zoals gebruikelijk op de hoogte gehouden van de stand van zaken van de onderhandelingen en de Nederlandse inzet.
Bij het beheer van de Europese invoerregelingen heeft Nederland, naast de lopende activiteiten op het gebied van anti-dumping, veel aandacht besteed aan het invoerregime voor textiel en kleding uit China. Bij de onderhandelingen over de toetreding van dat land tot de WTO was destijds vastgesteld dat de EU vrijwaringmaatregelen mocht nemen, als zou blijken dat Chinese textiel na afloop van de contingentering per 1 januari 2005 de EU markt zou overspoelen. Toen dit halverwege 2005 inderdaad het geval bleek, heeft de EU opnieuw quota ingesteld op een 10-tal textiel- en kledingcategorieën, ook wel bekend als het akkoord van Shanghai. Deze quota bleken al heel snel uitgeput. Veel Nederlandse (en andere Europese) importeurs hadden hier geen rekening mee gehouden en kwamen in de problemen. De staatssecretaris heeft vervolgens veel energie gestoken in nationale en internationale activiteiten om de verschillende containers met kleding die door deze maatregelen werden getroffen alsnog «binnen te krijgen». Met succes, in september werden de quota verruimd.
Verbeteren van transparantie en procedures in het exportcontrolebeleid
In 2005 werd veel aandacht gegeven aan de interne bedrijfsvoering rondom de uitvoering van het exportcontrolebeleid om deze te verbeteren en transparanter te maken. Verder werd de wettelijke meldplicht m.b.t. doorvoer uitgebreid tot alle militaire goederen en werd voor ontvangers van een zogenaamde catch-all beschikking een wettelijke verplichting gecreëerd om wijzigingen in de bestemming van de goederen in kwestie te melden. Tevens werd een begin gemaakt met de herziening van de In- en Uitvoerwet in het licht van nieuwe ontwikkelingen, waaronder de komst van een Algemene Douanewet. Het reguliere werk ging onverminderd door en bestaat o.a. uit de internationale beleidsontwikkeling, de behandeling van vergunningaanvragen en de rapportage daarover.
B. Bevordering van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen over de grenzen
In opdracht van EZ is de EVD in 2005 gestart met informatieverschaffing over MVO, waaronder de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. In dat kader is in twee grote handelsmissies (India en Brazilië) expliciet aandacht besteed aan MVO en de richtlijnen. Eind 2005 is onder leiding van MVO Nederland begonnen aan het maken van vijf MVO-toolkits voor het MKB voor China, Brazilië, Zuid-Afrika, India en Rusland.
Ook heeft EZ de internationale agenda in dit kader succesvol weten te beïnvloeden. Zo heeft Nederland het initiatief genomen om in OESO-kader een studie te laten verrichten naar de mogelijke rol van de overheid bij vrijwillige initiatieven op het gebied van MVO en handel (bijvoorbeeld informeren van consumenten via eco-labelling, keurmerken). Deze studie zal in 2006 van start gaan.
Voluntary Principles on Security and Human Rights
Voor de Voluntary Principles on Security and Human Rights (Richtlijnen ter voorkoming van schending van mensenrechten bij olie/gas-winning en mijnbouwactiviteiten) stond 2005 in het teken van de implementatie van deze MVO-richtlijnen in projectlanden. Zo was Nederland betrokken bij de implementatie in projectland Nigeria. Daarnaast was Nederland betrokken bij de voorbereiding van besluitvorming begin 2006 over een aantal cruciale onderwerpen, zoals de mogelijkheid voor toetreding van landen en/of bedrijven tot de kerngroep, monitoring van de handhaving van de Principles en het zoeken van samenwerking met internationale organisaties als IFC en OESO.
Seminar «Ondernemen tegen Armoede»
EZ heeft in samenwerking met BZ/OS een groot seminar georganiseerd over Ondernemen tegen Armoede. Op dit seminar werd nader gekeken naar de mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling door middel van verbetering van het lokale ondernemersklimaat via partnerships met en initiatieven van het Nederlandse bedrijfsleven.
Ondernemen in conflictgebieden (follow-up MVO-conferentie Maastricht)
Zoals gesteld in de slotverklaring van de Europese MVO-Conferentie in Maastricht (2004), is voor de beleidsontwikkeling m.b.t. het ondernemen in conflictgebieden nadere analyse en samenwerking tussen overheden en bedrijven noodzakelijk. De voor deze analyse belangrijke Mededeling van de Europese Commissie is echter nog steeds niet gepubliceerd en naar verwachting zal de door de OESO op te stellen checklist pas medio 2006 worden vastgesteld. In november vond een seminar plaats over het beleid ten aanzien van Birma, dat werd georganiseerd in samenwerking tussen de Ministeries van SZW, Buitenlandse Zaken en EZ.
Versterken MVO via het financieel buitenlandinstrumentarium
EZ heeft gezocht naar het versterken van MVO via het financieel buitenland-instrumentarium. Over de integratie van MVO-criteria in dat instrumentarium is de Tweede Kamer geïnformeerd per brief (Kamerstukken II 2004–2005, 26 485, nr. 35) met daarin conclusies en aanbevelingen ten aanzien van toetsing op de aspecten milieu, corruptie en sociale arbeidsnormen.
5.3.3 Bevorderen van internationaal ondernemen
Prestatiegegevens | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
realisatie | realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | |
Algemeen | Aantal MKB bedrijven dat exporteert | 12% | 13% | 14% | ||
EVD Algemeen | EVD bereik | 23% | 28% | 32% | 34% | 20% |
EVD Participatie* | Klanttevredenheid | 3,3 | 3,1 | 7,1 | 7,7 | 6,5 |
Internationalisatie | 2,7 | 2,4 | 5,7 | 6,3 | 6,5 | |
EVD Oriëntatie* | Klanttevredenheid* | 3,3 | 3,3 | 7,1 | 7,3 | 6,5 |
Internationalisatie | 2,7 | 2,9 | 6,1 | 7,1 | 6,5 | |
PSB | Bereik | 371 | 510 | 500 | 644 | 500 |
Starters | 47% | 51% | 51% | 46% | 40% | |
Bijdrage aan internationalisatie | 50% | 50% | 50% | |||
PESP | Succesratio | 36% | 27% | 31% | 33% | |
Exportmultiplier | 29 | 26 | 18 | 25 | ||
PSO | Succesratio | 84% | 80% | |||
PUM | Aantal projecten | 642 | 530 |
* Is, zoals aangegeven in de begroting 2006, vanaf 2004 omgerekend van een schaal die loopt van 1–4 naar een schaal die loopt van 1–10.
Implementatie van het actieprogramma internationaal ondernemen en instelling Dutch Trade Board (DTB)
Om de afstemming tussen publieke en private partijen te versterken is de Dutch Trade Board opgericht en geoperationaliseerd. Een continu aandachtspunt van de DTB-partijen is een betere onderlinge afstemming van activiteiten. Hiertoe is een overleg op uitvoeringsniveau ingericht, dat gelieerd is aan de DTB. Hiernaast heeft de DTB in 2005 een gezamenlijke focus aangebracht door drie landen en drie thema’s te benoemen waaraan zij door middel van publiekprivate krachtenbundeling een extra impuls wil geven. Met gebruikmaking van de kennis en expertise van relevante partijen binnen en buiten de DTB zijn voor de drie kansrijke markten, te weten India, Rusland en Turkije, publiekprivate actieplannen ontwikkeld. Hiernaast is de DTB actief op de thema’s onderwijs (koppelen van studenten aan bedrijven voor internationale stages in het MBO- en HBO-onderwijs); MKB financiering (oplossen van knelpunten en verbeteren van informatievoorziening aan het bedrijfsleven) en clustervorming (stimuleren en katalyseren van privaatprivate samenwerking bij internationaal ondernemen om de slagkracht van Nederlandse bedrijven op buitenlandse markten te vergroten). Het thema clustervorming hangt nauw samen met de ambities van EZ om publiekprivate samenwerkingsverbanden op sectoraal en thematisch niveau te bevorderen.
Aanpassing buitenland instrumentarium en versterkte samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse zaken.
In 2005 is interdepartementaal goede voortgang geboekt op het gebied van de afstemming van het gezamenlijke buitenlandinstrumentarium (o.a. via PSOM, PESP, ORET, EKV, SENO/GOM en IFOM). Door de herijking van het financieel instrumentarium) is de afstemming met het nationaal EZ – instrumentarium verder verbeterd.
Daarnaast is de samenwerking met BZ verder versterkt via een succesvolle missie onder leiding van de minister voor OS met DGBEB naar Oost-Afrika in het kader van ondernemen tegen armoede. Ongeveer 30 bedrijven namen deel aan deze missie.
8 ECONOMISCHE ANALYSES EN PROGNOSES
Het Centraal Planbureau (CPB) wil een breed vertrouwde bron van beleidsrelevante economische analyse zijn.
In de praktijk betekent dit dat het CPB onafhankelijke economische analyses en prognoses maakt die wetenschappelijk verantwoord en up to date zijn en die relevant zijn voor het beleid van de regering, het parlement en andere maatschappelijke organisaties, zoals politieke partijen en bedrijfsleven.
De inhoudelijk onafhankelijke positie van het CPB is geregeld in de Wet voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch Plan en het Protocol voor de planbureaufunctie van CPB, RIVM, RPB en SCP.
8.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 8: Economische analyses en prognoses (bedragen in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 13 196 | 13 799 | 13 927 | 13 311 | 11 545 | 1 766 |
Apparaatuitgaven CPB | 13 196 | 13 799 | 13 927 | 13 311 | 11 545 | 1 766 |
Uitgaven (totaal) | 13 044 | 14 039 | 13 944 | 13 305 | 11 545 | 1 760 |
Ontvangsten (totaal) | 1 314 | 1 307 | 1 726 | 1 429 | 43 | 1 386 |
Het verschil bij de uitgaven is veroorzaakt door toegevoegde middelen, zoals loon- en prijsbijstelling (€ 0,3 mln) en een compensatie werk voor derden (€ 1,4 mln).
De ontvangsten betreffen de inkomsten uit werk voor derden (€ 1,4).
Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000) en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
Raming 2005 | Realisatie 2005 | |||
Formatie* | Gemiddelde prijs | Formatie** | Gemiddelde prijs | |
CPB-personeel | 132,3 | 69,9 | 152,4 | 70,9 |
CPB-materieel | 132,3 | 17,4 | 152,4 | 16,5 |
* excl. personeel t.l.v. tweeden/derden, omdat bij de begroting het nog niet bekend was hoeveel personeel ten last van tweeden en derden zou vallen.
** incl. personeel t.l.v. tweeden/derden
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | |
1. Een goede beoordeling van de kwaliteit van het CPB | 1.a Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een visita- tiecommissie | De visitatiecommis- sie heeft zijn onderzoek afgerond en gepubliceerd in het openbare rapport «CPB in Focus». Het oordeel is goed | N.v.t., laatste evaluatie in 2003 | N.v.t., laatste evaluatie in 2003 | 1.a Elke 5 à 6 jaar onderzoek door (internationale) visitatiecommissie. De vorige visitatie heeft in 2003 plaatsgevonden |
1.b Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een toetsgroep van beleidsmakers | Dit jaar niet plaatsgevonden | N.v.t., laatste evaluatie in 2001 | N.v.t., laatste evaluatie in 2001 | 1.b Elke 5 à 6 jaar onderzoek door toetsgroep van beleidsmakers. De eerstkomende visitatie vindt plaats in 2007/2008 | |
2. Een goede beoordeling van CPB- producten | 2a Projectevaluatie van elk project > 3 maanden | Gedeeltelijk gerealiseerd. Het oordeel is goed | Gedeeltelijk gerealiseerd. Het oordeel is goed. | Gedeeltelijk gerealiseerd. Het oordeel is goed. | 2a. Oordeel goed, evenwicht tussen inzet en resultaat |
2b. Aantallen publicaties die aan wetenschappelijke standaarden voldoen | 10 Discussion papers en 11 artikelen in wetenschappelijke publicaties | 16 Discussion Papers en 23 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften | 10 Discussion Papers en 12 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften | 2b 10 Discussion papers en 9 artikelen in wetenschappelijke publicaties | |
3. Zowel specifieke klanten als het brede publiek bedienen met voor hen rele- vante ramin- gen en analy- ses | 3.a Mate van tevredenheid van CPC en CEC* over het CPB-werkplan en de CPB-jaarrapportage | Gerealiseerd. Het oordeel is goed | Gerealiseerd. Het oordeel is goed. | Gerealiseerd. Het oordeel is goed. | 3.a Goedkeuring werkplan en jaarrapportage op hoofdlijnen |
3.b Percentage persberichten bij CPB-publicaties | Gerealiseerd | Gerealiseerd | Gerealiseerd | 3.b Persberichten bij 90% van de CPB-pu- blicaties | |
3.c Aandacht in de landelijke pers n.a.v. CPB-persberichten | Gerealiseerd | Gerealiseerd | Gerealiseerd | 3.c Artikelen in ten- minste twee landelijke dagbladen bij tenminste 75% van de CPB-persberichten | |
3.d Aandacht in de landelijke pers | Gerealiseerd | Gerealiseerd | Gerealiseerd | 3.d Tenminste 1x per maand expertrol van CPB terugzien in publiciteit | |
3.e Leesbaarheid van publicaties en persberichten voor klanten d.m.v. onderzoek onder journalisten | Niet onderzocht | Onderzoek gepland in 2005 | Onderzoek is gepland in 2006. | 3.e Oordeel goed | |
3.f Jaarlijkse groei aantal bezoekers Internetsite | Bezoekersaantal gegroeid met 28% | Bezoekers-aantal gegroeid met 22% | KSF vervallen in 2005, vervangen door KSF internationaal toonaangevend. | 3.f Minimaal gelijk aan jaarlijkse groei Internetgebruik in Nederland |
* Centrale Plancommissie en Centraal Economische Commissie
Overzicht Activiteiten (bedragen in € 1 000) | ||
Raming 2005 | Realisatie 2005 | |
1. Centraal Economisch Plan (aantal) | 1 | 1 |
– apparaatskosten | 633 | 559 |
– aantal FTE’s | 7,2 | 6,4 |
2. Macro Economische Verkenning (aantal) | 1 | 1 |
– apparaatskosten | 609 | 548 |
– aantal FTE’s | 7,0 | 6,3 |
3. CPB Report (aantal) | ||
– apparaatskosten | ||
– aantal FTE’s | ||
4. Onderzoeksprojecten (aantal) | 40 | 47 |
– apparaatskosten | 7 225 | 7 681 |
– aantal FTE’s | 85,4 | 93,3 |
5. Aanvullende projecten (aantal) | 18 | 34 |
– apparaatskosten | 1 499 | 1 710 |
– aantal FTE’s | 14,0 | 14,2 |
6. Beantwoorde vragen i.h.k.v. beleidsondersteuning (aantal) | 80 | 43 |
– apparaatskosten | 608 | 424 |
– aantal FTE’s | 6,9 | 4,9 |
7. Overige publicaties | ||
* Nieuwsbrieven (aantal) | 4 | 4 |
* CPB documents (aantal) | 15 | 29 |
* Discussion papers (aantal) | 10 | 10 |
* Speciale publicaties (aantal) | 5 | 4 |
* Wetenschappelijke artikelen (aantal) | 9 | 12 |
– apparaatskosten | 2 263 | 2 389 |
– aantal FTE’s | 25,8 | 27,3 |
Totaal | ||
– apparaatskosten | 12 837 | 13 311 |
– aantal FTE’s | 146,3* | 152,4* |
* Inclusief aanvullende projecten (projecten in opdracht van andere overheidsorganisaties)
In 2005 heeft het CPB aan meer onderzoeksprojecten gewerkt dan geraamd (kengetal 4). Het aantal fte dat hieraan is besteed ligt eveneens hoger dan verwacht. Bij het opstellen van de begroting was nog niet duidelijk dat de ambitie na de reorganisatie om meer inzet te plegen op onderzoek in deze mate zou worden gerealiseerd. De tijd hiervoor is deels gewonnen uit efficiëntieverbetering bij CEP en MEV (kengetallen 1 en 2). Verder is het aantal verzoeken om beleidsondersteuning (kengetal 6) lager uitgevallen dan geraamd, waardoor de capaciteitsinzet eveneens omlaag kon. Daarnaast is het totaalaantal fte hoger dan bij begroting voorzien.
Het aantal aanvullende projecten (kengetal 5) ligt hoger dan geraamd, maar de inzet in fte is daar niet navenant hoog. Dit komt doordat er relatief veel kleine projecten zijn gestart, onder meer voor de Europese Commissie.
9 VOORZIEN IN MAATSCHAPPELIJKE BEHOEFTE AAN STATISTIEKEN
De taak van het CBS is vastgelegd als: «Het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken». Bovendien is het CBS op nationaal niveau belast met de productie van communautaire statistieken1. Daarmee is het CBS een nationale instantie als bedoeld in de Europese statistical law.2
9.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 9: Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken (bedragen in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 172 483 | 189 834 | 190 733 | 241 775 | 164 135 | 77 640 |
Bijdrage aan CBS | 172 483 | 189 834 | 190 733 | 241 775 | 164 135 | 77 640 |
Uitgaven (totaal) | 172 483 | 189 834 | 186 233 | 181 775 | 164 135 | 17 640 |
Ontvangsten (totaal) | 11 579 | 13 103 | 14 993 | 14 993 |
Het verschil bij de verplichtingen wordt onder andere veroorzaakt doordat twee rekeningcourant-kredieten zijn afgegeven. Één in het kader van de ZBO-vorming van het CBS (€ 10 mln) en één in het kader van de CBS-problematiek ten aanzien van sociale kosten (€ 50 mln). Deze kredieten betreffen alleen verplichtingen en kunnen uitsluitend onder bepaalde voorwaarden worden aangesproken, hetgeen in 2005 niet het geval was. Daarnaast zijn middelen (verplichtingen en uitgaven) toegevoegd, zoals loon- en prijsbijstelling (€ 4,8 mln), de boekwaarde van de kortlopende passiva (€ 12,5 mln) in het kader van de afrekening van de openingsbalans en een compensatie voor de salarisadministratie (€ 0,3 mln).
De ontvangsten betreffen de middelen die EZ van het CBS heeft ontvangen voor de overdracht van vermogensbestanddelen als gevolg van de ZBO-vorming van het CBS.
9.3 Operationele doelstellingen
Op. Doel | Externe stuurvariabele | Indicator | Realisatie 2005 | Begroting 2005 |
1.1 | Administratieve lasten | 1a Enquêtedruk | Afname t/m 2005 van 22% t.o.v. 2002 (voorlopige uitkomst februari 2006). CBS-totaal: € 18,4 mln over 2005 (in euro’s van 2002). | 4% verlaging per jaar, uitgaan- de van €23,5 mln voor 2002. Het target bedraagt voor 2005 € 20,8 mln. |
1.2 | Respons | 1b Realisatie normrespons | 73% (t/m 11/2005) | Bedrijfsenquêtes 65% |
1c Realisatie normrespons | 64,50% | Persoonsenquêtes 58% | ||
1.3 | Gebruik registers | 1d Bronneninventarisatie per statistiek | 60,9% van de processen maakt gebruik van registers | Toename CBS statistieken op basis van registerdata met 1%-punt per jaar, uitgaande van 30% voor 2003 |
1.4 | Tijdigheid | 1e Leveringen aan Eurostat | 86% | 1%-punt groei per jaar uitgaan- de van 80% in 2003 |
1f Persberichten | 95% | 1%-punt groei per jaar uitgaan- de van 75% in 2003 | ||
1g Publicaties in StatLine | 85% | 100% | ||
1.5 | Validiteit | 1h Afwijking tussen voorlopige en definitieve cijfers voor de economische groei | Geen enkele afwijking is groter dan 0.75%-punt (referentiejaar 2002). Streefwaarde is gehaald. | De indicator is «veilig» als het aantal grote afwijkingen maximaal één en «onveilig» als het aantal groter dan één is. |
1i Afwijking tussen voorlopige en definitieve cijfers voor de internationale handel | In 2004 zijn 2 van de 48 6-wekencijfers meer dan 4% gewijzigd t.o.v. het definitieve cijfer, dit is dus slechts in 4% van de gevallen. | De indicator is «veilig» is als het aantal keer dat de drempel wordt overschreden kleiner is dan 20%. | ||
2.1 | Kennisniveau | 2a Benchmark | Met een aantal andere statistische bureaus is een bench- mark gehouden. Einduitkomst nog niet beschikbaar. | Positief oordeel |
3.1 | Mate van gebruik | 3a Dekkingspercentage van persberichten | 62% | Handhaven dekkingspercentage op tenminste 70%. |
3b Gebruik StatLine | 70% groei t.o.v. 2003 (3 407 877 verzoeken) | 20% groei per jaar, uitgaande van 2000 000 in 2003 | ||
3c CBS in Kamerstukken | 784 keer geciteerd (13% groei t.o.v. 2004) | 1% groei per jaar, uitgaande van 2004 | ||
3.2 | Klanttevredenheid | 3d Gebruikersenquête | Index klanttevredenheid 2005: 7,13 | Positief oordeel van geënquêteerden |
4.1 | Bedrijfsvoering | 4a Financieel beheer op orde | Een goedkeurende accountantsverklaring is afgegeven. | Een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening |
4b Efficiency | € 3,9 mln | Een exploitatie resultaat van ten minste 0 | ||
4.2 | Kwaliteitszorg | 4c Aantal interne audits | Zes uitgevoerde audits | 6 uitgevoerde en opgevolgde audits van deelprocessen per jaar |
De weergegeven stuurvariabelen en de daaraan gerelateerde prestatie-indicatoren en streefwaarden zijn ontwikkeld tijdens de ZBO-vorming van het CBS. De voor 2005 gehanteerde verzameling indicatoren en streefwaarden is lichtelijk bijgesteld ten opzichte van de verzameling die voor 2004 is gehanteerd. In de EZ-begroting 2007 zullen voorzover mogelijk (streefwaarden bij) prestatie-indicatoren verbeterd worden, daar waar deze in de praktijk onvoldoende SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en termijngebonden) zijn gebleken.
De streefwaarden van de prestatie-indicatoren van het CBS zijn grotendeels bereikt. Van de volgende twee prestatie-indicatoren is de streefwaarde niet bereikt.
Het CBS streeft met betrekking tot de prestatie-indicator «tijdige publicaties in StatLine» een tijdigheidspercentage van 100% na. StatLine is volledig, maar een punctualiteit van leveringen ten opzichte van de oorspronkelijke planningen van 100% is een absoluut uiterste en blijkt in de praktijk niet haalbaar. De streefwaarde bij het dekkingspercentage van persberichten is niet bereikt. Evenals in het jaarverslag 2004 gemeld, is de oorzaak van dit resultaat de selectie van persberichten door de media.
Het exploitatieresultaat bedraagt € 3,9 mln, waarmee de doelstelling is behaald. De vermindering van de administratieve lastendruk door het CBS zet zich voort zoals beoogd. De definitieve uitkomst voor 2004 (ten opzichte van 2002) is een vermindering van de netto lastendruk van 14%. De voorlopige uitkomst voor 2005 is bijna 22% minder dan in 2002.
Hoewel de stijging van het gebruik van registers hoog lijkt, voldoet de indicator niet geheel. Weliswaar is er sprake van stijging, maar de bepaling van de verzameling eenheden (processen) die ten grondslag liggen aan de meting, belemmert een goede vergelijking in de tijd.
Het CBS heeft in 2005 met een aantal andere statistische bureaus een benchmark opgesteld. Het eindoordeel is nog niet beschikbaar.
10 ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE EN POST
EZ schept voorwaarden voor ontwikkeling en toepassing van een hoogwaardig aanbod van netwerken en diensten voor elektronische communicatie en post.
Het algemene beeld over 2005 laat zien dat er sprake is van toenemende convergentie en concurrentie tussen netwerkdiensten voor consumenten en bedrijfleven via verschillende soorten netwerken (infrastructuren). Bijvoorbeeld telefoneren via de kabel en televisie kijken via internet. Er is ook sprake van een verschuiving in infrastructuren. Het aantal vaste telefonieaansluitingen daalt als gevolg van mobiele telefonie en de opkomst van nieuwe technologieën via internet. Dit heeft een gunstig effect op de prijzen. Op dit gebied is Nederland één van de meest concurrerende landen van Europa. Nederland is koploper achter Korea als het gaat om de penetratie van breedband. Ook de liberalisering van de postmarkt heeft zich voortgezet. In 2005 is de wetgeving voorbereid, waarmee per 1 januari 2006 het monopolie van TPG Post van brieven tot 100 gram is terug gebracht naar 50 gram.
10.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 10: Elektronische communicatie en post (in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 123 723 | 68 046 | 77 116 | 92 313 | 60 289 | 32 024 |
Programma-uitgaven | 106 325 | 53 935 | 62 816 | 76 864 | 45 432 | 31 432 |
Operationeel doel A: Efficiënt werkende communicatie- en postmarkt | 10 921 | 10 552 | 5 928 | 3 962 | 5 660 | – 1 698 |
– Bijdrage Internationale Organisaties | 286 | 3 389 | 529 | 1 363 | 2 202 | – 839 |
– Bijdrage aan OPTA | 10 635 | 7 163 | 3 934 | 2 599 | 3 458 | – 859 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 1 465 | |||||
Operationeel doel B: Waarborg publieke belangen | 575 | 17 | – 17 | |||
– Subsidies Kerktelefonie | 575 | 17 | – 17 | |||
Operationeel doel C: Stimuleren voorzieningen, producten en diensten | 79 382 | 22 685 | 35 039 | 37 659 | 33 223 | 4 436 |
– Nationaal Actieplan Electronische snelwegen | 46 478 | 20 441 | 22 322 | 19 868 | 20 125 | – 257 |
– ICT- flankerend beleid en administratieve lasten | 11 449 | 13 874 | 12 098 | 1 776 | ||
– Demonstraties / pilots (Kenniswijk) | 32 904 | 2 244 | 1 268 | 3 917 | 1 000 | 2 917 |
Algemeen | 15 447 | 20 698 | 21 849 | 35 243 | 6 532 | 28 711 |
– Beleidsvoorbereiding en evaluatie | 15 447 | 20 698 | 21 849 | 35 243 | 6 532 | 28 711 |
Apparaatuitgaven | 17 398 | 14 111 | 14 300 | 15 449 | 14 857 | 592 |
– Personeel DGTP | 12 400 | 8 980 | 9 856 | 9 771 | 9 012 | 759 |
– Transitiekosten DGTP | ||||||
– Materieel DGTP | ||||||
– Bijdrage agentschap Telecom | 4 998 | 5 131 | 4 444 | 5 678 | 5 845 | – 167 |
Uitgaven (totaal) | 104 242 | 69 624 | 71 104 | 92 705 | 75 660 | 17 045 |
Ontvangsten (totaal) | 160 608 | 39 330 | 18 618 | 22 251 | 14 890 | 7 361 |
– Personeel DGTP | 1 407 | 297 | 227 | 2 | 860 | – 858 |
– Diversen Telecom | 613 | 4 538 | 648 | 1 237 | 323 | 914 |
– Kenniswijk | 3 719 | 2 397 | 4 117 | 11 197 | 13 544 | – 2 347 |
– Ontvangsten OPTA | 163 | 5 007 | 6 338 | 967 | 163 | 804 |
– HGIS TP | 92 | 92 | ||||
– Overige ontvangsten | 154 706 | 27 091 | 7 288 | 8 756 | 8 756 |
Op dit artikel wordt de bijdrage aan het project Kenniswijk EZ geraamd. De betalingen voor dit project zijn lager dan oorspronkelijk geraamd doordat de beoordeling van een aantal ingediende aanvragen in 2005 niet meer plaats heeft kunnen vinden. Hierdoor zijn minder verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk verwacht werd.
Beleidsvoorbereiding en evaluatie
De hogere uitgaven worden veroorzaakt door:
1. Vergoeding van omschakelkosten en kosten vanwege ontvangstklachten in het kader van Zero Base die in 2004 niet zijn gerealiseerd (€ 5,8 mln).
2. In 2003 zijn de radiofrequenties in het kader van Zero Base verdeeld. Als gevolg van een rechterlijke uitspraak moet de Staat aan een vijftal commerciële radiostations het zogenaamde eenmalig bedrag terugbetalen. Dit eenmalige bedrag was een «vaste prijs» per vergunning (de vergunningen zijn in mei 2003 uitgegeven). De terugbetaling wordt geheel uit het Fes gefinancierd.
3. Voorfinanciering van (toekomstige) frequentieverdelingen (€ 4 mln).
10.3 Operationele doelstellingen
10.3.1 Efficiënt werkende communicatie- en postmarkt
De enorme dynamiek en innovatie op de telecommarkt heeft zich ook in 2005 doorgezet. Het huidige regelgevend kader werpt dan ook zijn vruchten af. Actueel in 2005 waren verder o.a. de discussie over de Kabelmarkt in de Tweede Kamer en de uiteindelijke besluiten van OPTA op dit terrein, de evaluatie van OPTA en het beleid ten aanzien van Trusted Third Parties (TTP’s). Het evaluatieonderzoek OPTA is met een kabinetsstandpunt op 29 juni 2005 aan de Kamer aangeboden. Het beeld is dat de OPTA de afgelopen 4 jaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De in het kabinetsstandpunt genoemde acties hebben onder andere betrekking op het verbeteren van de transparantie in gemaakte kosten en de verhouding tussen directe en indirecte kosten en meer transparantie bij het uitvoeren van de wettelijke taak, zoals een betere onderbouwing van gemaakte keuzes (verbetering «procesrationaliteit»). Over de uitkomsten van de evaluatie van het beleid t.a.v. Trusted Third Parties (TTP’s) en de daaraan te verbinden consequenties is de Tweede Kamer per brief van 24 juni 2005 geïnformeerd. Het TTP-beleid zal worden voortgezet (onder andere omdat EU regelgeving Nederland daartoe verplicht) en de ontwikkelingen in de markt zullen worden gevolgd. De kans bestaat dat er alsnog veel meer behoefte aan «gekwalificeerde» elektronische handtekeningen zal ontstaan.
Prestatiegegevens | ||
---|---|---|
Realisatie | Begroting | |
prestatie-indicator(en) | 2005 | 2005 |
Positie Nederland t.o.v. een aantal benchmarklanden m.b.t. toegang tot internet via kabel, adsl en wireless | Geen gegevens bekend. | Nederland handhaaft positie t.o.v. deze benchmarklanden |
Marktwerking | ||
1) Concurrentie tussen en op infrastructuren | 1) Verschuiving in het gebruik van infrastructuren:– daling analoge en digitale telefoonaansluitingen– groei aantal mobiele telefonie aansluitingen naar 16,5 mln in 1e kwartaal 2005– aantal breedbandaansluitingen is sterk toegenomen; 21 per 100 inwoners in 2005. In 2001 was dit nog 4 per 100 inwoners en in 2003 12 per 100.– aantal ADSL-abonnees steeg in 1e helft 2005 met 16,6% tot 2,15 mln– aantal kabelabonnees steeg in 1e helft 2005 met 9,5% tot 1,42 mln | 1) Evenwichtige ontwikkeling van het gebruik van verschillende infrastructuren en groei van nieuwe aansluitingen voor breedband |
2) Concentratiegraden deelmarkten telecom (HHI= Herfindahl Hirschman Index) | 2) Vast telefonie HHI in 2005 is niet bekend omdat TNO door het ontbreken van de juiste gegevens geen HHI heeft kunnen opstellen. Wel is bekend dat het marktaandeel van KPN op de diverse deelmarkten van vaste telefonie de laatste jaren is afgenomen als gevolg van de opkomst van de mobiele telefonie en de concurrentie van carrier pre select aanbieders. Tevens is concurrentie met telefonie via de kabel ontstaan. Mobiele telefonie HHI 2 480 in 2005.KPN heeft in 2005 Telfort overgenomen, zodat het aantal mobiele operators gedaald is tot 4 in Nederland. Op retail niveau is de markt minder geconcentreerd door de aanwezigheid van een aantal service providers, die gezamenlijk zo’n 14% marktaandeel hebben eind 2005. Breedband internettoegang HHI 1 264 in 2005.Het algemene beeld is dat Nederland een van de meest concurrerende markten van Europa is. | 2) Streefwaarde: daling HHI richting 1800. Beneden deze waarde zijn er geen partijen met een dominante marktpositie. Vaste telefonie HHI 6 200 in 2002 Mobiele telefonie HHI 2 500 in 2003. Breedband internettoegang HHI 3 250 in 2003. |
3) Breedband als toegangstechno- logie, tarieven per 100kbits/s als % van maandelijks inkomen | 3) In Nederland zijn de kosten die in rekening worden gebracht voor breedband toegang relatief laag. Een ADSL abonnement (1 Mbps) in 2003 kostte minder dan 0,17% van een gemiddeld maandinkomen. Hiermee de kosten in Nederland lager dan bijvoorbeeld in Finland, Frankrijk en Engeland. | 3) NL bij de landen met de laagste breedbandtarieven. In 2003 lag NL met een percentage van 0,18% beduidend onder het gemiddelde. |
Gedeeld gebruik van frequenties | Streefwaarde van 10% meer gedeeld gebruik van frequentiegebruik reeds in 2004 behaald | 10% meer gedeeld gebruik van frequentiebanden in 2005 |
Mate van vergunningvrij gebruik | Streefwaarde van 20% meer frequentieruimte beschikbaar voor vergunningvrij gebruik reeds in 2004 behaald. | 20% meer frequentieruimte beschikbaar voor vergunningvrij gebruik in 2005 |
Reductie Administratieve lasten reducties in sectoren telecom en post | In 2005 zijn er op het terrein van telecom en post geen reducties gerealiseerd in de administratieve lasten voor bedrijven. De voor 2005 begrote reducties hadden betrekking op de door OPTA (in 2005) uit te voeren marktanalyses. Deze hebben echter in 2005 nog niet geleid tot effectuering van reducties van administratieve lasten. De voorstellen voor de 2005 begrote reducties worden nu in 2006 geïmplementeerd. | 25% minder administratieve lasten in 2006. De administratieve lasten bedroegen in 2002 € 65 mln voor telecom en € 7 mln voor post. |
Resultaten beoogde acties 2005:
• Implementatie beleidsregels voor de OPTA
De beleidsregels voor OPTA zijn 2 juni 2005 door de Minister vastgesteld. Binnen twee jaar nadat de eerste aanmerkelijke marktmacht-besluiten (artikel 6a.2 van de wet) in werking zijn getreden, zullen de effecten van de beleidsregels worden geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie zal worden beoordeeld of en zo ja, welke beleidsregels gehandhaafd zouden moeten worden en, bij een keuze voor continuering van een beleidsregel, of wijzigingen en aanvullingen noodzakelijk zijn. Met de beleidsregels geeft de minister de OPTA meer duidelijkheid over hoe bepaalde ontwikkelingen te interpreteren.
• Evaluatie Universele Dienstverleningsverplichting
De Europese Commissie heeft medio 2005 een consultatie gehouden over de omvang van de universele dienst. Eind 2005 heeft de Commissie ook een algemene consultatie gestart over de herziening van het reguleringskader voor de elektronische communicatiesector. Daarin komen ook andere aspecten van de UD-richtlijn aan bod (o.a. consumentenbescherming, minimumpakket huurlijnen). Medio 2006 zal de Europese Commissie met voorstellen komen voor wijzigingen van de richtlijnen en dus ook voor wat betreft de UD-richtlijn. In 2006 zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de rol en betekenis van de universele dienst in Nederland nu en in de toekomst. De uitkomsten daarvan zullen worden gebruikt voor de inbreng in het herzieningsproject van de Europese Commissie en voor het maken van een nationale keuze voor de omvang en invulling van de universele dienst in Nederland in de toekomst.
• Nota Frequentiebeleid
Bij brief van 7 november 2005 (Kamerstukken II, 2005–2006, 24 095, nr. 188) is de Nota Frequentiebeleid 2005 door de minister van Economische Zaken namens het Kabinet aan de Tweede Kamer aangeboden. De rode draad van het nieuwe frequentiebeleid is flexibilisering door vereenvoudiging van regelgeving en procedures en het verlagen of wegnemen van drempels. Door flexibilisering kan sneller worden aangesloten bij ontwikkelingen in markt en techniek, en ontstaat er meer ruimte voor innovatie en kennisontwikkeling. Ook zal meer ruimte worden geboden voor gedeeld gebruik en medegebruik van frequentieruimte, waardoor het frequentiespectrum doelmatiger kan worden gebruikt en schaarste kan worden teruggedrongen. Tenslotte zal, waar dit mogelijk is, vergunningvrijheid worden ingevoerd. De overheid zal zich minder regulerend opstellen in het frequentiebeleid voor economische activiteiten. Consumenten zullen kunnen profiteren van een breder aanbod, verhoging van kwaliteit en lagere prijzen in een steeds meer draadloze ICT-omgeving. Toepassingen met een publiek karakter, zoals publieke omroep en hulpdiensten, blijven door de overheid gewaarborgd.
• Postwet
Ter uitvoering van de Postrichtlijn is wetgeving voorbereid om per 1 januari 2006 het monopolie van TPG Post terug te brengen van brieven tot 100 gram naar brieven tot 50 gram. Dit is gerealiseerd: de wetgeving voor het terugbrengen van het monopolie naar 50 gram is per 1 januari 2006 geïmplementeerd.
Het wetsvoorstel voor de nieuwe Postwet is in november 2005 naar de de Raad van State gestuurd. De verwachting is dat het wetsvoorstel in maart 2006 naar de Tweede Kamer gaat. Het wetsvoorstel beoogt de postmarkt in 2007 volledig te liberaliseren met garantie voor de levering van de universele postdienst.
10.3.2 Waarborgen van publieke belangen: veilig, betrouwbaar, toegankelijk en transparant
In 2005 is een aantal concrete activiteiten uitgevoerd op het gebied van veilige elektronische communicatie. Dit bleef wederom een belangrijke prioriteit gelet op het belang van een veilige electronische communicatie voor het bedrijfsleven en het maatschappelijk leven in het algemeen. In het kader van de intensivering van bewustwordingsactviteiten is bijvoorbeeld een programma Veilige Elektronische Communicatie ontwikkeld dat per 1 januari 2006 voor de duur van drie jaar wordt uitgevoerd door ECP.NL. In de Taskforce on Spam is in OESO-verband gewerkt aan de totstandkoming van een anti-spam toolkit. Deze zal in het voorjaar van 2006 worden gepresenteerd. De OPTA heeft in het kader van de handhaving van het spamverbod in 2005 verschillende boetes uitgedeeld. Voor de aanpak van cybercrime is gewerkt aan de projecten National high-Tech Crime Center (NHTCC) en het Nationaal Platform Cybercrime (NPC-project)
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
realisatie | realisatie | begroting | |
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2005 |
Het aantal bezoekers van de website waarschuwingsdienst.nl | Gemiddeld 50 875 visits per maand in 2004 | Gemiddeld 59 089 visits per maand | Gemiddeld 60 000 visits per maand in 2005 |
Het aantal leden van de mailinglist van de waarschuwingsdienst.nl | 50 521 leden van de mailinglist op 31 december 2004 | 61 484 leden van de mailinglist op 31 december 2005 | 55 000 leden van de mailinglist eind 2005 |
Aantal aanbieders van openbare telecommunicatie netwerken en -diensten dat aan de wettelijk vastgelegde aftapverplichting voldoet | 79 inspecties28 voldoen niet | 60 inspecties28 voldoen niet | Alle aanbieders voldoen aan de aftrapverplichting uiterlijk eind 2005 |
Aantal postkantoren TPG in relatie tot wettelijke marges | Het oordeel van OPTA van afgelopen najaar 2005 over het postvestigingenbeleid van TPG in 2004 was positief. TPG voldeed dat jaar aan de wettelijk gestelde eisen. | Nog niet bekend. TPG rapporteert jaarlijks aan OPTA. De Minister van Economische Zaken informeert de Tweede Kamer over de rapportage en bevindingen van OPTA. Dit wordt naar verwachting najaar 2006. | Woonkern > 5000 inwoners 1 postkantoor binnen straal 5 km; in stedelijke gebieden met meer dan 50 000 inwoners per elk 50 000 inwonerstal een postkantoor extra. Daarnaast gelden regels voor gebieden buiten de woonkernen. |
Toelichting prestatie-indicator «Aftapverplichting»:
In de twee jaren dat de handhaving plaatsvindt, zijn nog niet alle relevante aanbieders van openbare telecommunicatie netwerken en -diensten, die aan de aftapverplichting moeten voldoen, bezocht. In de begroting 2006 is de planning voor de prestatie-indicator aangepast tot 2007. Ook in het jaarverslag over de begroting van 2004 is reeds aangegeven dat eind 2005 niet gehaald zou worden.
Operators die niet voldoen, krijgen kort na de eerste inspectie een tweede bezoek. Mocht de zaak dan nog niet op orde zijn, dan volgt een last onder dwangsom: in 2004 12 keer in 2005 6 keer. Inmiddels heeft Agentschap Telecom via een mailing alle relevante operators (ca. 350 in NL) geïnformeerd over hun verplichtingen, zodat onwetendheid geen argument meer kan zijn. In maart 2006 ontvangt de Tweede Kamer de resultaten van de Evaluatie van Hoofdstuk 13 TW (aftapbeleid) met een regeringsstandpunt terzake. Hierin zal ook op de handhaving worden ingegaan.
Resultaten beoogde acties 2005:
• Surf op Safe; Waarschuwingsdienst; programma KWINT
In 2005 is het programma KWINT (Kwetsbaarheid Internet) formeel afgerond. Tegelijkertijd is als vervolg een nieuw driejarig programma Veilige Electronische Communicatie (VEC)/Digibewust voorbereid dat, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, vorm geeft aan het vergroten van de bewustwording onder burgers en MKB omtrent de risico’s van elektronische communicatie en wat zij daar zelf tegen kunnen doen. VEC gaat in 2006 van start. De activiteiten rondom Surf op Safe zullen hier in worden meegenomen. De Waarschuwingsdienst is in 2005 als onderdeel van Govcert ondergebracht bij de GBO (Gemeenschappelijke Beheers Organisatie) en is daarmee een structurele activiteit geworden.
• Consumentenbescherming
Consumentenbescherming op de telecommarkt kreeg in 2005 veel aandacht. In juli 2005 is het actieplan «Een slimme consument in een snelle markt» (kamerstuk 27 879, nr. 12) naar de Tweede Kamer gestuurd, met daarin een negental acties, waaronder de in de begroting van 2005 aangekondigde elementen van transparantie, vergelijkbaarheid van kwaliteit van de verschillende diensten en de aansluiting van internetaanbieders bij een geschillencommissie.
• Actieplan World Summit on the information society (WSIS)
In November 2005 is in Tunis overeenstemming bereikt over de Tunis Agenda voor de Informatiemaatschappij. Zeer uitvoerig wordt daarin aandacht gegeven aan het vraagstuk van het toekomstige beheer van het internet en de veiligheid van het internet, inclusief de bestrijding van spam.
WSIS heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan de internationale aanpak van spam. Spam is als een van de kernpunten benoemd die internationaal moeten worden aangepakt. Dit gaat gebeuren via internationale afstemming in het (in Tunis) nieuw opgerichte Internet Governance Forum (IGF).Daarnaast zal ook in bestaande organisaties over spam worden gesproken en zal er gerapporteerd worden over de voortgang aan de Secretaris Generaal van de VN. Daarmee is het doel behaald. Afgesproken is een zogenaamd Internet Governance Forum op te richten, waarin alle zaken aan de orde kunnen komen die nu mogelijk niet internationaal in voldoende mate worden opgepakt. Daarnaast zullen de bestaande organisaties, die zich bezighouden met de essentiële taken op het gebied van internet, een proces van «versterkte» samenwerking ingaan, waarbij meer aandacht zal worden gegeven aan de publieke belangen die gemoeid zijn met het internet.
• Nationaal Antennebeleid
In september 2005 is de evaluatie gestart van het Nationaal Antennebeleid (uitvoerend bureau: Dialogic). Afronding van deze evaluatie was gepland voor december 2005. De hoeveelheid te verwerken informatie, die als gevolg van interviews, enquêtes en deskresearch beschikbaar kwam, was echter dusdanig omvangrijk dat de evaluatie niet in december 2005 kon worden afgerond. Afronding vindt plaats in februari 2006. Op basis van de evaluatie is voor de eerste helft van 2006 een kabinetsstandpunt met betrekking tot de evaluatie van het Nationaal Antennebeleid voorzien.
10.3.3 Stimuleren dat de markt voorzieningen, producten en diensten ontwikkelt en dat burgers, bedrijven en overheden die benutten
De sterke positie die Nederland heeft op het gebied van haar ICT-infrastructuur resulteert nog onvoldoende in het optimale gebruik hiervan. Mede daarom is het Kabinet in 2005 gestart met het actieprogramma Maatschappelijke Sectoren en ICT. Dit programma bevordert de opschaling van toepassingen en diensten in de sectoren mobiliteit, veiligheid, onderwijs en zorg. Hierop vooruitlopend zijn twee projecten afgerond in de zorg:
• door uitwisseling van digitale beelden hoeven fysiotherapeuten vanuit verschillende locatie in de provincie Twente minder te reizen om gezamenlijk diagnose en behandelplan op te stellen.
• In Zuid-Limburg zijn patiënten met hartproblemen op afstand begeleid met minder ziekenhuisopnamen als gevolg.
De markt voor breedbandaansluitingen heeft zich in 2005 gekenmerkt door een sterke groei. Sinds januari 2003 is het aantal breedbandaansluitingen in Europa meer dan verdrievoudigd. Nederland loopt voorop in deze ontwikkeling. Dit is voor een belangrijk deel het gevolg van de sterke concurrentie op de markt voor breedbandinternet.
Het CPB heeft onderzocht of marktgebreken – gegeven het huidige breedbandbeleid – de toekomstige ontwikkeling van breedband bedreigen. De belangrijkste conclusies zijn:
• Er zijn geen marktgebreken die aanpassing vergen van het huidige breedbandbeleid. Gegeven de huidige regulering functioneert de breedbandmarkt goed in termen van concurrentie en innovatie.
• De markten rond breedband zijn erg dynamisch waardoor in de toekomst wel onvoorziene marktgebreken zouden kunnen optreden. Voor de overheid is het daarom zinvol om de breedbandmarkten voortdurend te volgen zodat zij direct kan ingrijpen als dat nodig mocht zijn.
Gezamenlijk met VNG en IPO hebben de ministeries van BZK, VROM en EZ in 2005 de handreiking Goed op weg met breedband gepubliceerd waarin de spelregels worden beschreven die gelden voor overheden en woningcorporaties die breedbandige netwerken willen stimuleren.
Daarnaast werkt EZ nauw samen met het bedrijfsleven in de stichting Nederland Breedband Land (NBL) en met locale en regionale overheden in Connecting the Dots om het gebruik van ICT in maatschappelijke sectoren te stimuleren. De samenwerking met NBL heeft inmiddels reeds geresulteerd in opschalingsprojecten in de zorg, het onderwijs en ook bij het MKB.
Prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2005 |
Aantal actieve breedbandaansluitin- gen (minimaal 10 mb/s symmetrisch) en diensten in Kenniswijk | 7 403 actieve breedbandaansluitingen in Kenniswijk en 40 nieuwe diensten in 2004 | 13 979 actieve breedbandaansluitingen in Kenniswijk en 123 nieuwe diensten t/m 2005 | 5 000 actieve breedbandaan- sluitingen in Kenniswijk en 100 nieuwe diensten in 2005 |
ICT uitgaven als percentage van het BBP | 7,5% (toegenomen van 7,3%) | Nog niet bekend: De Tweede Kamer wordt geïnformeerd middels de eerstkomende publicatie van «De Digitale Economie». | 8% in 2005 |
Aantal representatieve ontwikkelingsprojecten met publiek belang in zorg, onderwijs, veiligheid en verkeer | In 2005 2 projecten uitgevoerd in de zorg.In 2005 zijn drie nieuwe initiatieven van start gegaan. Tevens 1 lopend project uit 2004 voortgezet inzake veiligheid. | In 2005 twee projecten afgerond. Vier projecten in ontwikkeling, waarvan drie nieuwe projecten en een project doorlopend uit 2004 |
Toelichting prestatie-indicator ICT Uitgaven als percentage van het BBP:
1. Specifieke investeringen door telecombedrijven in elektronische netwerken namen vanaf 2000 jaarlijks af. Dit wordt in de jaren 2001 tot en met 2003 niet gecompenseerd door een toename van de investeringen in computers en software. Met ingang van 2004 trekken de investeringen in computers echter weer fors aan (4 157 mln in 2003; 4 513 mln in 2004). Dit draagt bij aan een toename van de ICT-uitgaven uitgedrukt als % van het bbp.
2. Ook de omzet van de computerservicebureaus (software, IT-consultancy) groeit weer in 2004 (en 2005). Dit duidt op groeiende uitgaven aan o.a. software door bedrijven en overheid.
3. De consumptie van ICT-diensten groeit nog jaarlijks, zij het dat dit een klein onderdeel is van de totale ICT-uitgaven.
4. De andere ICT-uitgaven blijven in lopende prijzen min of meer gelijk.
Conclusie: groei wordt gerealiseerd door toenemende investeringen in vooral computers en software door bedrijven en overheid.
• Kenniswijk
Kenniswijk was het experiment in de regio Eindhoven waar een groot aantal consumenten toegang kreeg tot nieuwe elektronische diensten die deels werden aangeboden via een breedbandige infrastructuur. De realisatie van het aantal breedband aansluitingen Kenniswijk heeft in 2005 een versnelling gekend waardoor de beoogde breedband-proeftuin is gerealiseerd met bijna 14 000 glasvezelaansluitingen. Het is tevens een stimulans geweest voor de totstandkoming van breedbandinitiatieven op verschillende andere plaatsen in Nederland. Door samenwerking met andere breedbandprojecten, zowel nationaal als internationaal, wordt kennis en ervaring gedeeld en wordt de opschaling van diensten gestimuleerd. Kenniswijk is eind 2005 afgerond. In 2006 zal een evaluatie plaatsvinden.
• Breedband
Nederland ligt goed op koers om haar ambitie te bereiken om in 2010 zowel in Europa als wereldwijd een koppositie op het terrein van breedband in te nemen. Op dit moment is ruim de helft van alle huishoudens aangesloten op breedband. Daarmee behoort Nederland internationaal tot de top. In 2005 heeft EZ onder andere de volgende acties uitgevoerd gericht op het verbeteren van de werking van de breedbandmarkt:
1) Gezamenlijke (EZ, VROM, BZK, IPO, VNG) publicatie over de rol voor gemeenten, provincies en woningcorporaties; Informatieverstrekking over staatssteunrisico’s voor breedband;
2) Ontwikkeling referentiemodel breedband gestart;
3) CPB-onderzoek naar functioneren breedbandmarkt afgerond;
4) Start breedbandcirkel; De breedbandcirkel beoogt vraag naar en aanbod van breedbandkennis gericht op elkaar af te stemmen zodat bij ontwikkeling en toepassing van infrastructuur en diensten meer gebruik gemaakt wordt van bestaande breedbandkennis. Hiertoe wordt samengewerkt met Nederland Breedbandland (zet een portal op met info over breedbandkennis), ICTRegie (richt zich op vraagarticulatie en het afstemmen vraag en aanbod ICT w.o. breedband) en Syntens (richt zich op MKB, ook met breedbandinfo in de vorm van o.a. workshops).
5) Opschaling gestart van breedbandige diensten vanuit lokale initiatieven; Stimulans gegeven aan vraagbundeling door grote steden.
6) In het kader van benutting van ICT in de sectoren mobiliteit, onderwijs, veiligheid en zorg is het Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT eind 2005 van start gegaan.
Resultaten beoogde acties 2005:
• Interdepartementale samenwerking in het kader van de Rijksbrede ICT-agenda:
1. ICT in gezondheidszorg/mobiliteit/onderwijs:
In de sectoren zorg, mobiliteit en onderwijs is bereikt wat was gepland. Betere benutting van ICT in de gezondheidszorg is bevorderd door het ondersteunen van demonstratieprojecten met toepassingen voor zorg op afstand op het gebied van hartfalen, oncologie en kinderfysiotherapie. In de sector mobiliteit is een project opgezet voor betere stedelijke bereikbaarheid in de regio Haaglanden. Het Europese programma Global System Telematics loopt met steun van EZ. In de sector onderwijs heeft het inventariseren van best practices en kansen geleid tot het rapport «Van bloei naar groei». Samen met de partners, waaronder NBL, Surfnet en Kennisnet, zijn demonstratieprojecten breedband gestart. Ook lopen er diverse breedbandprojecten via het NAP. De kennis en ervaring die hiermee is opgedaan heeft bijgedragen aan het inrichten en uitbrengen van het actieprogramma Maatschappelijke Sectoren en ICT (2005–2009).
2. Afronding van het programma Open Standaarden en Open Source (OSOSS):
Hoewel 2005 oorspronkelijk gedacht was het laatste jaar van het programma Open Standaarden en Open Source Software (OSOSS) te zijn, is besloten het programma een doorstart te laten maken met een termijn van twee jaar. De reden hiervoor is dat er in de afgelopen jaren veel is gedaan aan het creëren van bewustwording, maar dat de feitelijke implementatie nog enige ondersteuning vraagt. Daarbij ligt de focus nu op (het gebruik van) open source software, met name binnen de (rijks)overheid. Deze keus is mede ingegeven doordat het onderwerp open standaarden vanaf 2006 wordt behartigd door het nieuw op te richten standaardisatiecollege en -forum.
• Programma ICT & Administratieve Lasten (ICTAL)
2005 was het laatste jaar van het programma ICT en Administratieve Lastenverlichting (ICTAL). Veel aandacht is uitgegaan naar de overdracht van de binnen ICTAL ontwikkelde generieke ICT-voorzieningen naar een structurele beheersomgeving. Voor de Overheids Transactie Poort (OTP) is dit de GBO. Overheid en voor het Basis Bedrijven Register,thans Nieuw Handels Register (NHR), is dit de Kamer van Koophandel Nederland. Met deze laatste organisatie worden nog definitieve afspraken gemaakt. Het doel om in 2005 voorstel van wet voor het NHR bij de Tweede Kamer in te dienen is niet gerealiseerd. Het advies van de Raad van State is in januari 2006 ontvangen. Het streven is het wetsvoorstel in april 2006 in te dienen.
Een aparte positie wordt ingenomen door het Bedrijvenloket. In de loop van 2005 is besloten tot een aantal fundamentele wijzigingen in de aansturing en ontwikkeling van het Bedrijvenloket: in 2006 zal dit als een eigenstandig project onder regie van EZ worden voortgezet. Het voornemen is in de loop van 2006 een besluit te nemen over het beheer in 2007 en verder.
Een groot deel van de oorspronkelijke ambities van het programma ICTAL is gerealiseerd. De hiervoor genoemde voorzieningen zijn allen operationeel en bieden de beoogde basisfunctionaliteit. Wel zal er in een aantal gevallen nog sprake zijn van doorontwikkeling. Voor de OTP gaat het dan om het toevoegen van nieuwe koppelvlakken (interfaces) aan de reeds bestaande set. Bij het Bedrijvenloket gaat het om het bieden van de mogelijkheid om ook transacties te kunnen doen. Vooruitlopend op de komst van het wettelijk verankerde NHR is het versie 1.0 van het Basis Bedrijven Register operationeel met een beperkt aantal deelnemers. Deze versie 1.0 wordt doorontwikkeld tot de wettelijke versie.
Gedurende de loop van het programma ICTAL is tevens gebleken dat standaardisatie van begrippen en processen de nodige aandacht vraagt wil tot daadwerkelijk lastenverlichting m.b.v. ICT worden gekomen. Dat heeft geleid tot de oprichting van het College en Forum Standaardisatie waarin overheid en bedrijfsleven gezamenlijk tot afspraken willen komen over deze standaarden.
• Locatiegebonden publieke dienstverlening
In 2005 is het project locatiegebonden publieke diensten van start gegaan. In de gemeente Zoetermeer is een eerste proefproject gelanceerd waarin alarmberichten van de overheid (rampen, weer en verkeer) verzonden worden naar mobiele telefoons van mensen die zich in een geselecteerd gebied bevinden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het medium «cell broadcast». Na het project in Zoetermeer zullen in 2006 nog diverse proeven plaatsvinden, onder meer in Zeeland, Utrecht en Amsterdam. De projecten zijn gericht op het onderzoek naar effectiviteit van de berichtgeving en de bruikbaarheid van het medium. Onder de regie van het ministerie van Economische Zaken werken de ministeries van Binnenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat en Volksgezondheid, Welzijn & Sport in dit project samen met mobiele operators en ICT-bedrijven.
• Afschakelplan «van analoog naar digitaal»
In 2005 is niet gestart met de aangekondigde gefaseerde omschakeling van analoge naar digitale ethertelevisie. De belangrijkste oorzaak was dat de behoefte aan betaalbare alternatieven voor de huidige analoge uitzendingen niet kon worden ingevuld en o.a. de ontwikkelingen rond Nozema en de voorgenomen overname door KPN. Naar verwachting kan de omschakeling nog deze kabinetsperiode starten.
• Digitale radio (TDAB: Terrestrial Digital Audio Broadcasting)
Het formuleren van het uitgiftebeleid voor digitale radio voor commercieel gebruik en daarmee het maken van een zorgvuldige belangenafweging heeft meer tijd gekost dan voorzien. Onder meer de nasleep van de FM-frequentieverdeling in 2003 speelt hierin een rol. Om met alle belangen en gevoeligheden goed rekening te kunnen houden is veel tijd en energie gestoken in het overleg met marktpartijen en de Tweede Kamer. Op 31 maart 2005 en 27 oktober 2005 zijn, mede namens de Staatssecretaris van OCW, door de Minister van Economische Zaken beleidsbrieven over dit onderwerp aan de Tweede Kamer gestuurd. In 2005 is de Tweede Kamer echter niet tot besluitvorming gekomen over dit onderwerp. Hierdoor heeft de vergunninguitgifte niet plaatsgevonden in 2005 zoals gepland.
Afhankelijk van de instemming van de Tweede Kamer met de uitgifteprocedure is de geplande start van de vergunningverleningsprocedure nu in het najaar van 2006. De resultaten van de Regional Radio Conference in Genève, die zal plaatsvinden in het voorjaar van 2006, zullen worden meegenomen in de vergunningverleningsprocedure.
• Betalen nieuwe media
Het bankwezen, webwinkels, media-, telecommunicatie- en ICT-bedrijven hebben gezamenlijk gewerkt aan visieontwikkeling op het gebied van betalen via de mobiele telefoon en internet. Bovendien heeft de NMa meer duidelijkheid geschapen over de interpretatie van de mededingingsregels op dit terrein. Het bankwezen heeft in de tweede helft van 2005 een online betaalstandaard voor internetbetalen (Ideal) geïntroduceerd waarmee op internet op een veilige en gegarandeerde wijze betaald kan worden. Nieuwe standaarden voor grootschalig gebruik van mobiele betaalsystemen zijn tot op heden uitgebleven. Een breedgedragen standaard kan een belangrijke impuls geven aan de groei van de handel over mobiele (telefoon)toestellen.
Dit artikel bevat de apparaatsuitgaven die niet zijn toegerekend aan de beleidsartikelen. Het betreft de personele en materiële uitgaven van de stafdiensten (inclusief algemene leiding), de centrale personeelsuitgaven en de facilitaire overhead van het kernministerie, zoals huisvesting, communicatie en ICT. Naar hun aard hebben deze uitgaven slechts een indirecte relatie met de activiteiten en uitgaven zoals geraamd op de beleidsartikelen.
Artikel 21: Algemeen (in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 113 583 | 126 757 | 127 910 | 88 963 | 87 692 | 1 271 |
Personeel Algemeen | 55 863 | 59 134 | 58 072 | 57 980 | 55 904 | 2 076 |
– Personeel stafdienst | 32 283 | 34 210 | 35 954 | 35 205 | 32 678 | 2 527 |
– PIA | 3 460 | 2 632 | 1 662 | 1 554 | 1 026 | 528 |
– Centraal Personeel P&O | 12 444 | 14 327 | 12 055 | 2 421 | 10 146 | – 7 725 |
– Sociaal Plan | 101 | 3 500 | – 3 500 | |||
– Personeel Centraal EZ | 2 662 | 2 526 | 2 482 | 11 053 | 2 503 | 8 550 |
– Wachtgeld | 1 107 | 1 195 | 2 748 | 5 620 | 3 571 | 2 049 |
– Post actief personeel | 3 886 | 4 241 | 3 070 | 1 765 | 2 342 | – 577 |
– Personeel adviescollege | 21 | 3 | 138 | – 138 | ||
– Kenniscentrum Aanbesteden | 362 | 362 | ||||
– Afwikkeling oude verplichtingen | ||||||
Materieel Algemeen | 57 720 | 67 623 | 69 838 | 30 983 | 31 788 | – 805 |
– ICT | 16 216 | 11 066 | 10 401 | 10 042 | 7 449 | 2 593 |
– Inhuur Auditdienst | 343 | 230 | 113 | |||
– Materieel Auditdienst | ||||||
– Materieel diversen | 4 051 | 4 253 | 1 662 | 16 | 197 | – 181 |
– Materieel Communicatie | 3 620 | 8 626 | 2 927 | 3 607 | 4 550 | – 943 |
– Materieel kernministerie | 33 831 | 43 678 | 53 537 | 16 457 | 17 678 | – 1 221 |
– Huisvesting | ||||||
– Materieel WJZ | 1 311 | 518 | 1 524 | – 1 006 | ||
– Afwikkeling oude verplichtingen | 2 | |||||
– Parkeerpost | 160 | – 160 | ||||
Uitgaven (totaal) | 99 628 | 114 817 | 110 939 | 100 352 | 106 980 | – 6 628 |
Ontvangsten (totaal) | 14 380 | 9 327 | 8 693 | 7 863 | 6 606 | 1 257 |
– Diverse ontvangsten personeel | 7 585 | 6 128 | 5 004 | 5 690 | 2 948 | 2 742 |
– Diverse ontvangsten materieel | 779 | 655 | 589 | 886 | 886 | |
– Ontvangsten pc-privé | 77 | 29 | 43 | 182 | – 182 | |
– Commissie vergoeding vacatie | 61 | 23 | 29 | 182 | – 182 | |
– Diverse ontvangsten (buiten)diensten | 2 294 | 405 | 2 118 | 1 287 | 2 075 | – 788 |
– Afdracht Senter | 3 584 | 2 087 | 910 | 1 219 | – 1 219 |
Het verschil wordt veroorzaakt door loon- en prijsbijstellingen.
In 2005 heeft een herschikking van de centrale personeelsbudgetten plaatsgevonden. De centrale personeelsbudgetten van EZ (Centraal Personeel P&O en Personeel Centraal EZ) zijn in 2005 gesplitst in een budget, waar P&O beslissingbevoegd is ten aanzien van de uitgaven en een budget waarvoor P&O geen beslissingsbevoegdheid heeft. Daarnaast zijn de middelen van post-actief personeel overgeheveld naar de post Wachtgelden. Reden hiervoor is dat zowel wachtgeldgerechtigd- als post-actief personeel beiden ontslaguitkeringen ontvangen als zijnde voormalig personeel.
In het kader van de centralisatie van de I&A-functie zijn de budgetten van Interne Zaken en de Directie Communicatie bij 1e suppletore begroting 2005 overgeheveld naar I&A (€ 4,7 mln). De ICT-uitgaven zijn over 2005 lager uitgevallen. De lagere uitgaven zijn het gevolg van lagere ICT-ontwikkelkosten.
Het verschil bij diverse ontvangsten personeel heeft diverse oorzaken, waaronder ontvangsten van de Ziektewet, WAO, UWV (restitutie premie WAO 2004 en ouderenkorting 2004), CBS-ontvlechtingsafspraken, Belastingdienst (afdracht vermindering kinderopvang 2004) en IKAP.
Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
raming 2005 | realisatie 2005 | |||
gemiddelde bezetting | gemiddelde prijs | bezetting | gemiddelde prijs | |
Stafdiensten – personeel1 | 606,7 | 55,5 | 536,6 | 65,6 |
Kerndepartement – materieel2 | 1 474,2 | 33,7 | 1 330,7 | 24,5 |
1 Algemene Leiding/BSG, AD, FEZ, IZ, DC, WJZ, P&O, I&A, Herijkingsdienst. Betreft decentrale personeelsuitgaven
2 Stafdirecties én DG O&I, E, BEB, EP en TP. Betreft materiële uitgaven die betrekking hebben op kerndepartement: centrale opleidingen, ICT, materieel diversen, communicatie, materieel kerndepartement.
Het verschil tussen de geraamde en de gerealiseerde gemiddelde prijs komt ondermeer doordat de bezetting is gemeten op de peildatum 31 december 2005. In het begin van het jaar was de bezetting hoger. Alle uitgaven gedurende het jaar tellen mee in de gemiddelde prijs.
Voornamelijk als gevolg van reorganisaties zijn er bij enkele stafdirecties externen ingehuurd. Dat drijft de gemiddelde prijs op, enerzijds doordat inhuur relatief duur is en anderzijds doordat inhuur niet meetelt in de bezetting.
Artikel 22: Nominaal en onvoorzien (in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | – 43 511 | 43 511 | ||||
– Loonbijstelling | ||||||
– Prijsbijstelling | ||||||
– Budget onvoorzien | 449 | – 449 | ||||
– Nog te verdelen posten | – 43 960 | 43 960 | ||||
Uitgaven (totaal) | – 43 511 | 43 511 |
De reserveringen voor loon- en prijsbijstelling zijn bij Voorjaarsnota opgehoogd met de door het Ministerie van Financiën uitgedeelde middelen voor loon- en prijsbijstelling en vervolgens bij Najaarsnota verdeeld over de overige artikelen van de EZ-begroting, waar de daadwerkelijke beleids- en apparaatsuitgaven plaatsvinden.
Deze mutatie wordt voornamelijk veroorzaakt door de verdeling bij Voorjaarsnota van de op de EZ-begroting geparkeerde PIA-taakstelling over alle departementen.
23 AFWIKKELING OUDE VERPLICHTINGEN
Artikel 23: Afwikkeling oude verplichtingen (in € 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen (totaal) | 4 429 | 3 840 | 3 309 | 2 743 | 4 211 | – 1 468 |
– Afwikkeling BBH-regeling | 4 429 | 3 840 | 3 309 | 2 743 | 4 211 | – 1 468 |
Uitgaven (totaal) | 4 795 | 4 454 | 3 327 | 2 743 | 4 211 | – 1 468 |
Ontvangsten (totaal) | 13 260 | 115 461 | 135 301 | 3 538 | 3 206 | 332 |
– Ontvangsten Nedcar | 13 233 | 115 420 | 135 279 | 3 510 | 3 206 | 304 |
– Ontvangsten garantieregeling PPM’81 | 27 | 41 | 22 | 28 | 28 |
Op dit niet-beleidsartikel zijn in 2005 uitgaven verantwoord voor de afwikkeling van in het verleden gevoerd beleid betreffende de regeling Bedrijfsbeëindigingshulp en Nedcar.
De bedrijfsvoeringsparagraaf is ontwikkeld vanuit de in 2002 voor het eerst opgenomen mededeling over de bedrijfsvoering. In 2003 heeft nadere gedachtevorming onder andere geleid tot aanpassing van de Rijksbegrotingsvoorschriften, waardoor het opnemen van een mededeling over de bedrijfsvoering in de bedrijfsvoeringsparagraaf facultatief is.
In lijn met het jaarverslag 2004 heeft EZ ervoor gekozen een mededeling over de bedrijfsvoering toe te voegen aan deze bedrijfsvoeringsparagraaf.
De nu voorliggende mededeling over 2005 strekt zich uit over het financieel en materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties, alsmede over de werkplancyclus, het personeel- en ICT-beheer, het VIR, het integriteitsbeleid en de doelstellingen op het terrein van huisvesting van het ministerie. De in 2005 van het ministerie van VROM overgekomen werkzaamheden inzake de uitvoering van de UBR worden hiervan uitgezonderd.
De Minister van Economische Zaken verklaart hierbij als volgt:
In het verslagjaar is op een gestructureerde wijze aandacht besteed aan het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties, aan de werkplancyclus, het personeel- en ICT-beheer, het VIR„ het integriteitsbeleid en de doelstellingen op het terrein van de huisvesting van het Ministerie van Economische Zaken.
Een en ander heeft in het verslagjaar in het algemeen, met uitzondering van een aantal personele processen, geleid tot beheerste bedrijfsprocessen. Daarbij is een aantal punten van aandacht naar voren gekomen ten aanzien waarvan verbeteracties zijn of worden uitgevoerd, dan wel in 2006 gestart zullen worden. Deze punten licht ik hieronder toe.
De bovenstaande mededeling is gebaseerd op een combinatie van het toezicht van de directie FEZ en de audits van de Auditdienst, zoals die in 2005 hebben plaatsgevonden. Uit deze werkzaamheden is een aantal verbeterpunten naar voren gekomen, die gedurende 2005 tot verbeteracties hebben geleid of in het komende jaar zullen worden uitgevoerd. Deze verbeteracties doen echter geen afbreuk aan de boven geformuleerde conclusie dat op de genoemde terreinen in 2005 in het algemeen sprake is geweest van beheerste bedrijfsprocessen, met uitzondering van een aantal personele processen.
Het nieuwe tijdelijke agentschap SenterNovem, door fusie van het agentschap Senter en het tijdelijk agentschap Novem, is in 2004 van start gegaan. De fusie is in 2005 volledig tot stand gekomen en in dit jaar is tevens voldaan aan de formele instellingsvoorwaarden waarmee de definitieve agentschapstatus per 1 januari 2006 een feit werd. Medio 2005 is de uitvoering van diverse regelingen in het kader van de UBR van VROM overgedragen aan SenterNovem. De verdere integratie van systemen en procedures vergt de komende periode de nodige inspanning.
In 2004 heeft een reorganisatie bij de stafdirecties plaatsgevonden en is onder meer de directie P&O gevormd. Bij de vorming van de directie P&O is reeds voorgesorteerd op de ontwikkelingen van het rijksbrede Shared Service Center HRM. De decentrale P-functie van het kerndepartement werd daarbij geconcentreerd bij de directie P&O. Gedurende 2005 heeft EZ, in interdepartementale werkverbanden, bijdragen geleverd ter voorbereiding van deze Shared Service-ontwikkeling.
Zoals bekend, is in oktober 2005 de overeenkomst met IBM/LogicaCMG inzake P-direct beëindigd. In 2006 volgt besluitvorming over de alternatieve aanpak voor P-direct.
Deze rijksbrede ontwikkelingen naar Shared-Service omgevingen hebben uiteraard zeer ingrijpende consequenties voor de directie P&O. Als onderdeel hiervan streeft P&O naar verdere professionalisering van haar dienstverlening en worden de nodige aanpassingen in de organisatie doorgevoerd. Tegen deze achtergrond staat de bedrijfvoering door de directie P&O onder druk, waardoor in 2005 het functioneren van de P-functie en het beheer van de personele uitgaven niet geheel toereikend zijn geweest. Zo voldoet het financieel en materieel beheer in het algemeen niet geheel aan de daaraan te stellen eisen, is de administratieve organisatie niet volledig actueel en is het toezicht door de directie P&O in 2005 nog slechts beperkt ingevuld. Overigens leidt dit niet tot grote onrechtmatigheden.
Het CBS is in januari 2004 gestart als ZBO. Hiermee is een nieuwe verhouding ontstaan tussen EZ en de voormalige EZ-dienst CBS, met een belangrijke rol voor de CCS als toezichthouder van het CBS. Volgens de bij de start van het ZBO gemaakte afspraken, zijn de in 2004 en 2005 opgedane ervaringen in de aansturing van het CBS eind 2005 geëvalueerd. Op basis hiervan zijn in 2005 verbeterpunten in de sturingsafspraken tussen EZ, CCS en CBS besproken. Vaststelling van de herziene sturingsafspraken vindt begin 2006 plaats.
Op het gebied van het EZ-instrumentarium heeft SenterNovem melding gemaakt van vermoedens van misbruik. Hierop zijn voldoende maatregelen getroffen.
Zoals geconstateerd in het IBO Regeldruk en controletoren, kan een gestructureerde toepassing van risicomanagement helpen om de bedrijfs- en bedrijfsvoering op een kwalitatief hoger plan te brengen. In de praktijk past EZ risicomanagement reeds veelvuldig toe. Verbetermogelijkheden lijken te bestaan uit een meer expliciete en systematische toepassing van risicomanagement. In 2005 vond o.a. de voorbereiding plaats van een symposium gericht op het topmanangement van EZ met het doel de gedachtenvorming over het risicomanagement en de contouren van de inrichting daarvan binnen EZ verder te ontwikkelen. Volgens planning vindt dit symposium op 7 april 2006 plaats.
In lijn met de besluitvorming over de uitkomsten van het IBO Regeldruk en Controletoren heeft EZ in 2005 projecten gestart om de interne regeldruk te verminderen en om de managementstatement in te voeren. Ook deze projecten lopen door in 2006.
Het besluit inzake VIR-BI (Bijzondere Informatie) wordt in 2006 geïmplementeerd. De implementatie van het geactualiseerde Beveiligingsvoorschrift Rijksdienst 2005 is voorzien in 2006.
8.1 Departementale verantwoordingsstaat 2005 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)
Bedragen in € 1000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||||||||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie* | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |||||||
verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | ||
TOTAAL | 1 580 883 | 2 927 317 | 1 864 942 | 7 541 471 | 284 059 | 4 614 154 | ||||
Beleidsartikelen | ||||||||||
1. | Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa | 65 276 | 63 640 | 114 919 | 66 642 | 64 481 | 107 583 | 1 366 | 841 | – 7 336 |
2. | Bevorderen van innovatiekracht | 427 399 | 529 176 | 135 374 | 420 209 | 498 545 | 106 665 | – 7 190 | – 30 631 | – 28 709 |
3. | Een concurrerend ondernemingsklimaat | 787 004 | 280 147 | 26 815 | 857 358 | 267 870 | 32 135 | 70 354 | – 12 277 | 5 320 |
4. | Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 284 986 | 253 136 | 2 623 649 | 740 663 | 503 419 | 7 232 609 | 455 677 | 250 283 | 4 608 960 |
5. | Internationale economische betrekkingen | 133 246 | 135 456 | 1 815 | 180 182 | 139 747 | 12 405 | 46 936 | 4 291 | 10 590 |
6. | Vitale belangen ten tijde van crises | 32 | – 32 | |||||||
7. | Beheer bodemschatten | 276 | – 276 | |||||||
8. | Economische analyses en prognoses | 11 545 | 11 545 | 43 | 13 311 | 13 305 | 1 429 | 1 766 | 1 760 | 1 386 |
9. | Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken | 164 135 | 164 135 | 241 775 | 181 775 | 14 993 | 77 640 | 17 640 | 14 993 | |
10. | Elektronische communicatie en post | 60 289 | 75 660 | 14 890 | 92 313 | 92 705 | 22 251 | 32 024 | 17 045 | 7 361 |
Niet-beleidsartikelen | ||||||||||
21. | Algemeen | 87 692 | 106 980 | 6 606 | 88 963 | 100 352 | 7 863 | 1 271 | – 6 628 | 1 257 |
22. | Nominaal en onvoorzien | – 43 511 | – 43 511 | 43 511 | 43 511 | |||||
23. | Afwikkeling oude verplichtingen | 4 211 | 4 211 | 3 206 | 2 743 | 2 743 | 3 538 | – 1 468 | – 1 468 | 332 |
Mij bekend,
De Minister van Economische Zaken,
8.2 Samenvattende verantwoordingsstaat 2005 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)
Bedragen in € 1000 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |||||||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijkvastgestelde begroting | |||||||
Agentschap | totaal baten | totaal lasten | saldo baten en lasten | totaal baten | totaal lasten | saldo baten en lasten | totaal baten | totaal lasten | saldo baten en lasten |
SenterNovem | 92 760 | 90 770 | 1 990 | 100 403 | 99 938 | 465 | 7 643 | 9 168 | – 1 525 |
EVD | 37 446 | 36 828 | 618 | 39 262 | 39 224 | 38 | 1 816 | 2 396 | – 580 |
OCN | 14 213 | 14 150 | 63 | 14 032 | 13 536 | 496 | – 181 | – 614 | 433 |
Telecom | 29 868 | 31 342 | – 1 474 | 32 011 | 28 915 | 3 096 | 2 143 | – 2 427 | 4 570 |
Totaal | 174 287 | 173 090 | 1 197 | 185 708 | 181 613 | 4 095 | 11 421 | 8 523 | 2 898 |
Agentschap | totaal kapitaaluitgaven | totaal kapitaalontvangsten | totaal kapitaaluitgaven | totaal kapitaalontvangsten | totaal kapitaaluitgaven | totaal kapitaalontvangsten | |||
SenterNovem | 5 940 | 2 251 | 57 | – 3 689 | 57 | ||||
EVD | 1 660 | 3 230 | 51 | 1 570 | 51 | ||||
OCN | 1 293 | 793 | 3 | – 500 | 3 | ||||
Telecom | 8 579 | 10 353 | 1 774 | ||||||
Totaal | 17 472 | 16 627 | 111 | – 845 | 111 |
Mij bekend,
De Minister van Economische Zaken,
8.3. Toelichting bij de baten-lastendiensten
SenterNovem
1.1 Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
De gerealiseerde omzet is fors hoger dan begroot (8%). De toename van de opdrachtenportefeuille van VROM is met name het gevolg van de nieuwe opdrachten Afval, Bodem en Unit Bijzondere Regelingen, terwijl bij EZ enkele grote opdrachten zoals Innovatie Vouchers, Lerende ondernemers (partnership met OCW), Kennisdriehoek en Kenniswijk bijgedragen hebben aan de omzettoename. Het overige deel van de toename (€ 1,4 mln) is het gevolg van een herrubricering van de opdracht die SenterNovem uitvoert voor de EVD (betreft geleverde diensten op het gebied van ICT voorzieningen, AO/IC, juridische ondersteuning en beleidsadministratie). Deze opdracht was in de ontwerpbegroting onder de overige baten gerubriceerd (€ 1,5 mln). In vergelijking met de begroting is de omzet derden toegenomen met € 1,6 mln. Dit wordt met name veroorzaakt door een gestegen omzet voor de opdrachten van Provinciale Overheden en het Landelijk Meldpunt Afval.
De hoogte van de personele kosten wordt bepaald door prijs- en volumeontwikkelingen. Per saldo zijn de gerealiseerde personele kosten circa 10% hoger dan begroot. Ondanks de toename van 8% van het opdrachtenpakket is ten opzichte van de begroting sprake van een gematigde groei van het personeelsbestand (4%) tot gemiddeld 1 130 fte. Dit kan worden verklaard door een reductie van 50 fte in de ondersteunende processen ter invulling van de taakstelling Balkenende I. Daarnaast is er sprake van hogere personele kosten per fte dan begroot. Dit kan volledig worden verklaard door relatief dure inhuur ter ondersteuning van het fusie- en integratieproces. Tevens zijn de kosten voor het vervoersmanagementplan niet meer gepresenteerd onder de materiële kosten (reis- en verblijfkosten), maar onder de personele kosten.
De materiële kosten zijn 11% lager dan de raming. Geschoond voor de gewijzigde presentatie van het vervoersmanagementplan van materiële- naar personele kosten is er sprake van een daling van 8%. Bespaard is onder andere op de inkoop van kantoorartikelen. Daarnaast zijn de communicatiekosten lager als gevolg van de inbesteding van het drukwerk bij Interne Zaken van EZ.
De rentelasten betreffen de over 2005 betaalde rente over de rekening courant met het ministerie van Financiën en de wettelijke rente over te late betalingen van exploitatiefacturen.
De gerealiseerde afschrijvingskosten liggen 18,5% onder het niveau van de begroting doordat 38% van de geplande investeringen niet zijn gedaan. Dit wordt met name veroorzaakt doordat enkele investeringen zijn uitgesteld in verband met de toekomstige verhuizing van de vestiging Zwolle en de verbouwing van de vestiging Utrecht.
Over 2005 bedroeg de dotatie aan de voorzieningen € 5,0 mln. De dotatie heeft met name betrekking op een toevoeging aan de voorziening personeel van € 1 mln, een toevoeging aan de voorziening voor assurantie eigen risico wachtgelden van € 1,1 mln en een toevoeging aan de voorziening herhuisvesting Utrecht van € 1,7 mln. De toevoeging aan de voorziening personeel dient ter dekking van in de toekomst ten laste van SenterNovem komende kosten bij schaalverschillen van huidig personeel en de financiële gevolgen van langdurig zieken. Vanwege de groei van het opdrachtenpakket en personeelsbestand is besloten om de Utrechtse vestiging te verbouwen zodat daarin een modern, flexibel en gedifferentieerd kantoorconcept wordt gerealiseerd. De aanvang vindt plaats in 2006. Door deze herinrichting wordt SenterNovem geconfronteerd met uitgaven voor kosten van externe ondersteuning, aanloopkosten, ontwikkelkosten en overige bijkomende kosten. De dotatie aan de voorziening herhuisvesting Utrecht is gebaseerd op deze verwachte kosten.
Balans per 31 december 2005 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000) | ||
31-12-2005 | 31-12-2004 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | – | – |
Materiële vaste activa | ||
* grond en gebouwen | – | – |
* installaties en inventarissen | 8 101 | 9 454 |
* overige materiële vaste activa | – | – |
Onderhanden Werk | 8 110 | 8 497 |
Debiteuren | 6 263 | 5 329 |
Nog te ontvangen | 5 623 | 2 783 |
Liquide middelen | 3 699 | 11 116 |
Totaal Activa | 31 796 | 37 179 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 4 259 | 4 259 |
* verplichte reserves | – | – |
* onverdeeld resultaat | 465 | 333 |
Leningen bij het MvF | – | – |
Egalisatierekening | 2 148 | 2 855 |
Voorzieningen | 9 004 | 7 585 |
Crediteuren | 5 723 | 4 615 |
Nog te betalen kosten | 10 197 | 17 532 |
Totaal Passiva | 31 796 | 37 179 |
Opmerkingen:
1. Het saldo liquide middelen ultimo 2005 bedraagt volgens het saldobiljet RHB 3 620. Het verschil wordt verklaard door de ultimo 2005 ontvangen rente (79) op de RHB
2. In de balans 2004 heeft een herrubricering plaatsgevonden van nog te betalen kosten naar nog te ontvangen in 2004 (360) en een herrubricering naar onderhanden werk (2 202)
Verantwoordingsstaat baten en lasten 2005 (in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 47 670 | 53 874 | 6 204 |
Opbrengst VROM | 32 790 | 34 051 | 1 261 |
Opbrengst overige departement | 7 860 | 7 713 | – 147 |
Opbrengst derden | 2 940 | 4 765 | 1 825 |
Overige baten | 1 500 | – | – 1 500 |
Rentebaten | – | – | |
Buitengewone baten | – | – | – |
Exploitatiebijdrage | – | – | – |
Totaal baten | 92 760 | 100 403 | 7 643 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
* personele kosten | 70 940 | 78 064 | 7 124 |
* materiële kosten | 16 100 | 14 168 | – 1 932 |
Rentelasten | – | 180 | 180 |
Afschrijvingskosten | |||
* materieel | 3 940 | 3 212 | – 728 |
* immaterieel | – | – | – |
Vrijval egalisisatierekening | – 710 | – 707 | 3 |
Dotaties voorzieningen | 500 | 5 021 | 4 521 |
Buitengewone lasten | – | ||
Totaal lasten | 90 770 | 99 938 | 9 168 |
Saldo van baten en lasten | 1 990 | 465 | – 1 525 |
Taakstelling efficiency + inhuur | – 1 990 | 1 990 | |
Saldo van baten en lasten | |||
Na taakstelling | – | 465 | 465 |
Tabel Kasstroomoverzicht 2005(in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2005 | 1 374 | 11 116 | 9 742 |
2. Totaal operationele kasstroom | 4 221 | – 5 223 | – 9 444 |
-/- totaal investeringen | -3 949 | – 1 918 | 2 031 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | – | 57 | 57 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 3 949 | – 1 861 | 2 088 |
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 1 990 | – 333 | 1 657 |
+ eenmalige storting door moederdepartement | – | – | – |
-/- aflossingen op leningen | – | – | – |
+ mogelijk beroep op leenfaciliteit | – | – | – |
4. Totaal financieringskasstroom | – 1 990 | – 333 | 1 657 |
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december | – 344 | 3 699 | 4 043 |
EVD
1.1 Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
Het jaar 2005 stond voor de EVD vooral in het teken van de reorganisatie als gevolg van de overdracht van de regelingen van Senter Internationaal naar de EVD in april 2004. Tevens zijn alle medewerkers per mei 2005 in één pand gehuisvest.
De gerealiseerde omzet moederdepartement valt € 1,3 mln lager uit dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de taakstellingen in dit jaar voor het eerst via een lager tarief aan het moederdepartement zijn doorgegeven. Daarnaast is er sprake van een lagere omzet bij het loket Internationaal Ondernemen. Dit wordt veroorzaakt door de andere opzet van het Bedrijvenloket en de anders gefaseerde ontwikkeling van zowel het Gemeenschappelijke Frontoffice als het TV programma «NL in bedrijf».
De omzet overige departementen valt € 1,8 mln hoger uit, met name door extra opdrachten onder de productgroep «Financiële instrumenten». Ook de opbrengst derden valt € 1,2 mln hoger uit dan begroot. In tegenstelling tot 2004 zijn hier ook de baten opgenomen van de opdrachten die voor de Europese Commissie (€ 0,9 mln) worden uitgevoerd.
De personele kosten zijn in 2005 € 18,4 mln, dit is € 2 mln hoger dan begroot. De stijging in de personele kosten wordt vooral veroorzaakt door een hogere personele bezetting dan gepland. De hogere personele bezetting is onder andere een gevolg van uitbreidingen van de opdrachten-portefeuille. Daarbij had de EVD in 2005 relatief veel BDG’ers (gedetacheerden) in dienst.
Andere oorzaak van de stijging is het opnemen van overlopende passiva voor niet opgenomen vakantiedagen (€ 0,2 mln).
De materiële kosten bestaan uit directe materiële kosten (out-of-pocket kosten) en indirecte materiële kosten en vallen in totaal € 1,3 mln hoger uit dan begroot.
De directe materiële kosten beïnvloeden het resultaat niet, maar worden één op één doorberekend aan de opdrachtgevers. Deze kosten vallen € 1,9 mln hoger uit dan begroot. De stijging in de directe materiële kosten is een gevolg van hogere «out-of-pocket»-kosten voor de financiële instrumenten dan oorspronkelijk gepland.
De indirecte materiële kosten beïnvloeden het resultaat wel. Deze kosten vallen € 0,6 mln lager uit dan begroot. Een deel hiervan kent eenmalige oorzaken maar er is in 2005 ook gewerkt aan beperking van de uitgaven met het oog op lagere tarieven uit hoofde van de taakstellingen en aan het zoveel mogelijk zelf financieren van de initiële kosten, die voortvloeien uit met de stroomlijning agentschappen verband houdende herhuisvesting.
Rentelasten en afschrijvingskosten
De rentelasten en afschrijvingskosten vallen € 0,5 mln lager uit doordat de EVD geen gebruik heeft hoeven te maken van de leenfaciliteit en de afschrijvingen pas met ingang van de oplevering van de nieuwe huisvesting in mei zijn gaan lopen.
In 2005 is € 0,03 mln gedoteerd aan de voorziening voor personele kosten. Daarnaast is € 0,04 mln gedoteerd aan de voorziening voor dubieuze debiteuren.
Ten behoeve van de niet opgenomen vakantiedagen heeft de EVD € 200 000 gedoteerd aan overlopende passiva. Aanvullend wordt in 2005 een bedrag van € 32 000 gedoteerd uit hoofde van per jaareinde verstrekte cadeaubonnen. Tenslotte valt € 30 000 vrij inzake de tweede tranche van de procentuele eindejaarsuitkering 2005 en valt € 20 000 vrij uit hoofde van afrondingsverschillen.
Balans per 31 december 2005 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000) | ||
31-12-2005 | 31-12-2004 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | – | – |
Materiële vaste activa | ||
* grond en gebouwen | – | – |
* installaties en inventarissen | 2 373 | 138 |
* overige materiële vaste activa | 600 | 68 |
Voorraden | – | – |
Debiteuren | 93 | 86 |
Nog te ontvangen | 3 214 | 4 947 |
Liquide middelen | 7 659 | 10 333 |
Totaal Activa | 13 939 | 15 572 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 1 682 | 1 047 |
* verplichte reserves | – | – |
* onverdeeld resultaat | 38 | 635 |
Leningen bij het MvF | 2 | 2 |
Voorzieningen | 1 304 | 3 662 |
Crediteuren | 1 915 | 5 549 |
Nog te betalen kosten | 8 998 | 4 677 |
Totaal Passiva | 13 939 | 15 572 |
Verantwoordingsstaat baten en lasten 2005 (in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 30 617 | 29 341 | – 1 276 |
Opbrengst overige departement | 6 107 | 7 916 | 1 809 |
Opbrengst derden | 682 | 1 892 | 1 210 |
Rentebaten | 40 | 113 | 73 |
Buitengewone baten | – | – | – |
Exploitatiebijdrage | – | – | – |
Totaal baten | 37 446 | 39 262 | 1 816 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
* personele kosten | 16 413 | 18 358 | 1 945 |
* materiële kosten | 19 069 | 20 388 | 1 319 |
Rentelasten | 131 | – | – 131 |
Afschrijvingskosten | |||
* materieel | 740 | 414 | – 326 |
* immaterieel | – | – | – |
Dotaties voorzieningen | 475 | 64 | – 411 |
Buitengewone lasten | – | – | – |
Totaal lasten | 36 828 | 39 224 | 2 396 |
Saldo van baten en lasten | 618 | 38 | – 580 |
Taakstelling efficiency + inhuur | – 618 | 618 | |
Saldo van baten en lasten na taakstelling | 0 | 38 | 38 |
Tabel Kasstroomoverzicht 2005(in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2005 | 8 399 | 10 333 | 1 934 |
2. Totaal operationele kasstroom | 577 | 505 | – 72 |
-/- totaal investeringen | – 400 | – 3 230 | – 2 830 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | – | 51 | 51 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 400 | – 3 179 | – 2 779 |
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 618 | – | 618 |
+ eenmalige storting door moederdepartement | – | – | – |
-/- aflossingen op leningen | – 642 | – | 642 |
+ mogelijk beroep op leenfaciliteit | – | – | – |
4. Totaal financieringskasstroom | – 1 260 | 0 | 1 260 |
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december 2005 | 7 316 | 7 659 | 343 |
1.1 Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
De lagere opbrengst moederdepartement (€ 0,4 mln) wordt voornamelijk veroorzaakt door een lagere realisatie van de omzet out of pocket. Dit is het gevolg van het besluit om het resultaat op de out of pocket kosten van de producten die op basis van een vaste aanneemsom (lumpsum) worden afgerekend niet in rekening te brengen bij de opdrachtgever DG Ondernemen & Innovatie van het Ministerie van Economische Zaken.
Daarnaast wordt de lagere omzet veroorzaakt door:
• Een daling in de levering van octrooidocumenten (waarschijnlijk veroorzaakt door de mogelijkheid om deze documenten rechtstreeks via internet uit te draaien en een verhoging van de prijs voor niet-doelgroepen);
• Lagere besteding van uren bij het product «Voorlichting», omdat een verschuiving heeft plaatsgevonden naar het product «Oriëntatie». De activiteiten binnen het product Oriëntatie zijn gericht op de verdere ondersteuning van de klant met behulp van maatwerk. Bij dit laatste product is de omzet hierdoor hoger dan begroot.
• Minder uren dan begroot voor het project Soprano door verschuiving van een aantal activiteiten naar 2006. Soprano is het informatiesysteem voor octrooiverlening, dat speciaal ontwikkeld is voor gebruik door de national offices. Door de koppeling met het electronisch indienen en het dossiersysteem E-Phoenix kan het gehele proces van octrooiverlening via workflow plaatsvinden.
De omzet derden van € 0,3 mln betreft voornamelijk opbrengsten met betrekking tot werkzaamheden voor het Engelse octrooibureau (€ 0,2 mln). Daarnaast is in 2005 een bedrag van € 0,1 mln aan klanten in rekening gebracht met betrekking tot fotokopieën en prints van octrooiliteratuur en abonnementen op het Hoofd- en het Bijblad. Deze opbrengsten worden verrekend met de opdrachtsom van het ministerie van Economische Zaken. Ten opzichte van de begroting zijn minder fotokopieën verkocht.
De materiële kosten zijn in 2005 lager dan begroot (€ 0,4 mln). De lagere realisatie van de indirecte Public Relation kosten ten opzichte van de begroting wordt verklaard doordat de kosten voor onder andere drukwerk in verband met de nieuwe huisstijl ten laste van de reorganisatievoorziening zijn gebracht. De overige algemene kosten zijn lager uitgevallen, door met name minder inzet van ingehuurde specialisten. De uitvoeringskosten EOB over 2005 zijn hoger dan begroot. Het grootste gedeelte van deze kosten heeft betrekking op Internationale nieuwheidsonderzoeken, die op grond van het Europees Octrooiverdrag niet zelf uitgevoerd mogen worden door Octrooicentrum Nederland.
De reden van de lagere realisatie voor de afschrijvingskosten is toe te schrijven aan een later tijdstip van het verrichten van investeringen voor automatisering. Daarnaast was op het moment van het opstellen van de begroting 2005 een te hoge inschatting gemaakt van de investeringen die nog in 2004 zouden worden verricht.
Balans per 31 december 2005 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000) | ||
31-12-2005 | 31-12-2004 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | ||
Materiële vaste activa | ||
* grond en gebouwen | ||
* installaties en inventarissen | 285 | 311 |
* overige materiële vaste activa | 619 | 831 |
Voorraden | 630 | 641 |
Debiteuren | 27 | 198 |
Nog te ontvangen | 363 | 465 |
Liquide middelen | 7 437 | 6 817 |
Totaal Activa | 9 361 | 9 263 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 742 | 733 |
* verplichte reserves | – | – |
* onverdeeld resultaat | 496 | 456 |
Leningen bij het MvF | – | 243 |
Voorzieningen | 2 668 | 2 851 |
Crediteuren | 185 | 1 360 |
Nog te betalen kosten | 5 270 | 3 620 |
Totaal Passiva | 9 361 | 9 263 |
Verantwoordingsstaat baten en lasten 2005(in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 13 978 | 13 568 | – 410 |
Opbrengst overige departement | – | – | – |
Opbrengst derden | 200 | 323 | 123 |
Rentebaten | 35 | 130 | 95 |
Buitengewone baten | – | 11 | 11 |
Exploitatiebijdrage | – | – | – |
Totaal baten | 14 213 | 14 032 | – 181 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
* personele kosten | 7 118 | 7 091 | – 27 |
* materiële kosten | 5 941 | 5 612 | – 329 |
Rentelasten | 11 | 15 | 4 |
Afschrijvingskosten | |||
* materieel | 830 | 636 | – 194 |
* immaterieel | – | – | – |
Afdracht opbrengst derden | – | – | – |
Dotaties voorzieningen | 250 | 182 | – 68 |
Buitengewone lasten | – | – | – |
Totaal lasten | 14 150 | 13 536 | – 614 |
Saldo van baten en lasten | 63 | 496 | 433 |
Tabel Kasstroomoverzicht 2005(in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2005 | 3 513 | 6 817 | 3 304 |
2. Totaal operationele kasstroom | 255 | 1 410 | 1 155 |
-/- totaal investeringen | – 1 000 | – 401 | 599 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | – | 3 | 3 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 1 000 | – 398 | 602 |
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 119 | – 192 | – 73 |
+ Financiering extra opdracht uit resultaat 2004 | – | – 200 | – 200 |
-/- aflossingen op leningen | – 174 | – | 174 |
+ mogelijk beroep op leenfaciliteit | – | – | – |
4. Totaal financieringskasstroom | – 293 | – 392 | – 99 |
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december 2005 | 2 475 | 7 437 | 4 962 |
1.1 Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
Dankzij meevallers in zowel de baten ad € 2,1 mln als de lasten ad € 2,4 mln is het resultaat over 2005 aanmerkelijk positiever uitgevallen dan was begroot. Een zuinig beleid, positieve effecten van de reorganisaties en een meevallende afzet inzake vergunningen zijn daar debet aan. Daarnaast is er sprake van incidentele, onvoorziene baten als gevolg van een toename van de bijdrage van het moederdepartement.
Van het moederdepartement zijn bijdragen ontvangen voor bezwaar en beroep, repressieve handhaving, uitvoering nationaal antennebeleid, toezicht op bevoegd aftappen en rentecompensatie van in totaal € 4,3 mln. Op grond van nacalculatie wordt hiervan € 1,0 mln terugbetaald aan DGET. In 2005 is voor het eerst een bijdrage ad € 1,3 mln ontvangen voor de kosten van beleidsondersteunende activiteiten.
Verder zijn van DGET incidentele bijdragen ad € 1,3 mln ontvangen ter dekking van de kosten die het agentschap in 2005 heeft moeten maken in verband met de herverdeling van omroepfrequenties en voor de uitvoering van de projecten Terrestrial-Digital Audio Broadcasting, Public Access Mobile Radio, Wireless Local Loop en Publieke Taken Elektronisch Communicatiedomein.
De totale opbrengst moederdepartement is hoger dan begroot, omdat vooraf geen rekening kon worden gehouden met de bijdragen voor beleidsondersteuning en de herverdeling van omroepfrequenties.
Omzet overige departementen en overige opdrachtgevers (derden)
Agentschap Telecom wordt overwegend gefinancierd door derden. Circa 80% van de omzet is gerealiseerd middels tarieven die in rekening zijn gebracht bij met name vergunninghouders.
De basis voor het in rekening brengen van tarieven voor onder andere vergunningen is de Telecommunicatiewet (Tw). De in rekening gebrachte tarieven vloeien voort uit de, jaarlijks door de Minister goedgekeurde, «Regeling vergoedingen Agentschap Telecom» die gepubliceerd wordt in de Staatscourant.
De totale opbrengst derden is 4% hoger uitgevallen dan was begroot. Dat komt overwegend doordat de afzet inzake vergunningen is meegevallen. Met name de afzet van straalverbindingen, mobiele communicatie en randapparatuur heeft geleid tot de meeropbrengst.
Over het tegoed op de rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt rente ontvangen. In de loop van 2005 zijn zoveel mogelijk bedragen in deposito gezet om de rentebaten te optimaliseren. De begrote rentebaten waren erg laag op basis van de verwachting dat het rekening-courant saldo ultimo 2004 aanzienlijk zou zijn afgenomen.
De meest substantiële posten zijn de opbrengst gedetacheerd personeel ad € 0,15 mln en de opbrengst administratief rechterlijke sancties ad € 0,24 mln. Verder was hier een, bij nader inzien, veel te hoge opbrengst begroot betreffende International Telecommunication Union kosten die doorberekend worden aan satellietoperators.
De lagere kosten zijn het gevolg van een reeds in 2004 geïnitieerd zuinig beleid en van de afname van het personeelsbestand.
De lagere personeelslasten zijn een gevolg van de grote uitstroom van personeel. De in 2005 geëffectueerde reorganisatie van de ondersteunende taken en de voorgenomen reorganisatie van de afdeling Toezicht hebben geleid tot een afname van de personele bezetting. Eén van de maatregelen betreft het vervroegd uittreden van 36 medewerkers in de loop van 2005.
De lagere materiële kosten zijn te danken aan minder externe diensten € 0,2 mln en diverse mee- en tegenvallers, die per saldo hebben geleid tot € 0,15 mln lagere kosten.
De lagere afschrijvingskosten zijn het gevolg van de relatief lage investeringsniveaus in de afgelopen jaren. Geplande vervangingsinvesteringen zijn mede uitgesteld of afgesteld als gevolg van ingrijpende reorganisaties.
De dotatie aan de voorzieningen is aanmerkelijk hoger dan begroot. Dat komt doordat bij het opstellen van de begroting nog geen rekening werd gehouden met de dotatie ad € 0,6 mln aan de voorziening wachtgeld, die begin 2005 is ingesteld.
Balans per 31 december 2005 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)) | ||
31-12-2005 | 31-12-2004 | |
Activa | ||
Materiële vaste activa | ||
* installaties en inventarissen | 3 031 | 1 680 |
* overige materiële vaste activa | 5 495 | 6 108 |
Debiteuren | 1 586 | 1 409 |
Nog te ontvangen en vooruitbetaalde bedragen | 1 071 | 1 132 |
Liquide middelen | 6 923 | 12 489 |
Totaal Activa | 18 106 | 22 818 |
Passiva | ||
Agentschapsvermogen | ||
* exploitatiereserve | 1 539 | 1 470 |
* te verrekenen met vergunninghouders c.a. | 4 717 | 2 446 |
* onverdeeld resultaat | 3 096 | 2 341 |
Leningen bij het MvF | 2 290 | 7 378 |
Voorzieningen | 1 856 | 2 238 |
Crediteuren | 1 073 | 1 228 |
Overige schulden en nog te betalen kosten | 3 535 | 5 717 |
Totaal Passiva | 18 106 | 22 818 |
Verantwoordingsstaat baten en lasten 2005(in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 5 351 | 5 909 | 558 |
Opbrengst derden | 23 722 | 25 217 | 1 495 |
Rentebaten | 25 | 319 | 294 |
Diverse baten | 770 | 566 | – 204 |
Totaal baten | 29 868 | 32 011 | 2 143 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
* personele kosten | 18 384 | 17 030 | – 1 354 |
* materiële kosten | 8 073 | 7 687 | – 386 |
Rentelasten | 703 | 484 | – 219 |
Afschrijvingskosten | |||
* materieel | 4 021 | 2 909 | – 1 112 |
* immaterieel | 0 | 0 | 0 |
Dotaties voorzieningen | 161 | 805 | 644 |
Totaal lasten | 31 342 | 28 915 | – 2 427 |
Saldo van baten en lasten | – 1 474 | 3 096 | 4 570 |
Tabel Kasstroomoverzicht 2005(in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil | |
1. Rekening-courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2005 | 4 435 | 12 489 | 8 054 |
2. Totaal operationele kasstroom | 2 097 | 4 787 | 2 690 |
-/- totaal investeringen vaste activa | – 4 995 | – 3 647 | 1 348 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 0 | 0 | 0 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 4 995 | – 3 647 | 1 348 |
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | 0 | 0 | 0 |
+ eenmalige storting door moederdepartement | 0 | 0 | 0 |
-/- aflossingen op leningen | – 3 584 | – 6 706 | – 3 122 |
+ beroep op leenfaciliteit | 0 | 0 | 0 |
4. Totaal financieringskasstroom | – 3 584 | – 6 706 | – 3 122 |
5. Rekening-courant RHB en overige liquide middelen per 31 december 2005 | – 2 047 | 6 923 | 8 970 |
8.4 Saldibalans en toelichting
Saldibalans per 31 december 2005 van het Ministerie van Economische Zaken (bedragen x € mln) | ||||||
1) | Uitgaven ten laste van de begroting | 1 865,0 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 7 541,5 | |
3) | Liquide middelen | 6,3 | ||||
4) | Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding | 6 036,0 | 4a) | Interne begrotingsreserve Inpres8/Seno/Gom | 347,9 | |
5) | Uitgaven buiten begrotingsverband | 8,6 | 6) | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 26,5 | |
8) | Extra-comptabele vorderingen | 1 505,5 | 8a) | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 1 505,5 | |
9a) | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 0,2 | 9) | Extra-comptabele schulden | 0,2 | |
10) | Voorschotten | 3 150,6 | 10a) | Tegenrekening voorschotten | 3 150,6 | |
11a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 2 638,7 | 11) | Garantieverplichtingen | 2 638,7 | |
12a) | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 2 863,1 | 12) | Openstaande verplichtingen | 2 863,1 | |
13) | Deelnemingen | 1 430,9 | 13a) | Tegenrekening deelnemingen | 1 430,9 | |
TOTAAL | 19 504,9 | TOTAAL | 19 504,9 |
Toelichting op de saldibalans per 31 december 2005.
1) Uitgaven ten laste van de begroting (€ 18 650,0 mln).
Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2005 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 7 541,5 mln).
Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2005 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
3) Liquide middelen (€ 6,3 mln).
De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:
saldo 31-12-05 | (x € 1000) |
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ | 0 |
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders | 5 080 |
Saldo rekening-courant TWA/CBIN | 1 241 |
Totaal | 6 321 |
4) Rekening-courant RHB (€ 6 036,0 mln).
De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2005 van genoemd Ministerie en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant (€ 5 688,1 mln) en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne begrotingsreserve (€ 347,9 mln). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de valutaposten 2005 die door de Rijkshoofdboekhouding in 2006 zijn verwerkt, maar gevaluteerd zijn op 2005.
4a) Interne begrotingsreserve (€ 347,9 mln).
Onder deze post vallen twee interne begrotingsreserves namelijk één van € 337,9 mln en één van 10 mln. De Interne begrotingsreserve ad € 337,9 mln is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en SENO-faciliteit mogelijk te maken. De Interne begrotingsreserve ten behoeve van het Besluit Borgstelling Scheepsnieuwbouw bedraagt € 10,0 mln.
5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) (€ 8,6 mln).
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is als volgt:
saldo 31-12-05 | (x € 1000) |
Vorderingen op andere ministeries | 6 236 |
Intra-comptabele vorderingen EZ m.b.t. beleidsuitgaven | 58 |
Intra-comptabele vorderingen EZ m.b.t. apparaatsuitgaven | 2 339 |
Totaal | 8 633 |
Het bedrag van € 6,2 mln onder vorderingen op andere ministeries is met name afkomstig van Agentschap SenterNovem (€ 4,9 mln) vanwege werkzaamheden voor andere departementen.
Het bedrag van € 2,3 mln is het saldo van nog met agentschappen en dienstonderdelen te verrekenen posten van € 0,7 mln vermeerderd met een groot aantal kleinere vorderingen.
6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden) (€ 26,5 mln).
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. De specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen is als volgt:
Saldo 31-12-05 | (x € 1000) |
Schulden aan andere ministeries | 8 590 |
Intra-comptabele schulden EZ m.b.t. beleidsuitgaven | 608 |
Intra-comptabele schulden EZ m.b.t. apparaatsuitgaven | 17 341 |
Totaal | 26 539 |
Het bedrag van € 8,6 mln betreft met name vooruit ontvangen bedragen van andere ministeries door SenterNovem in verband met werkzaamheden die voor die andere ministeries worden uitgevoerd. Het bedrag van € 17,3 mln bestaat uit de per 31 december af te dragen loonbelasting (€ 6,8 mln), een depot van octrooigemachtigden en nog af te dragen jaartaksen bij het Octrooicentrum Nederland (€ 9,6 mln) en een aantal te verrekenen posten met dienstonderdelen en Agentschappen.
8) Extra-comptabele vorderingen (€ 1 505,5 mln).8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (€ 1 505,5 mln).
De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen in 2005 binnen EZ was als volgt:
(x € 1 mln) | ||
Stand vorderingen eind 2004 | 1 560,8 | |
Bij: In 2005 ontstane vorderingen | 127,6 | |
Bijgeschreven dividend / rente | 31,7 | |
159,3 | ||
Af: Ontvangsten | 146,6 | |
Ontvangen dividend / rente | 26,0 | |
Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding | 42,0 | |
214,6 | ||
Stand vorderingen eind 2005 | 1 505,5 |
Uit het bovengenoemd verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het saldo van de in 2005 ontstane vorderingen € 159,3 mln is. Hiervan is een bedrag van € 129,6 mln door het NMA aan boetes opgeboekt. De ontvangsten zijn voor € 116,7 mln door het NMA gegenereerd. In 2005 is er € 9,1 mln aan boetes terugbetaald.
De buiteninvorderingstellingen c.q. kwijtscheldingen betreffen voor € 23,5 mln de BBMKB en voor € 18,3 mln de TOK/MPO/KRE.
De extra-comptabele vorderingen zijn per begrotingsartikel, het agentschap SenterNovem, NMa en overige apparaat onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen.
(x € 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Vorderingsoort | direct opeisbaar | op termijn opeisbaar | op termijn opeisbaar | geconditioneerd | totaal |
Omschrijving | < 1 jaar | > 1 jaar | |||
Bevorderen innovatiekracht | 2 345,1 | 21 278,8 | 3 902,6 | 27 526,5 | |
Concurrerend ondernemingsklimaat | 4 076,6 | 349,1 | 24 299,5 | 385 198,8 | 413 924,0 |
Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 14 488,3 | 16 910,1 | 31 398,4 | ||
Internationale economische betrekkingen | 42,9 | 1 333,9 | 16 405,1 | 39,8 | 17 821,7 |
Economische analyses en prognoses | 67,5 | 67,5 | |||
Elektronische communicatie en post | 97,2 | 163,4 | 540,2 | 800,8 | |
Algemeen | 603,7 | 11,8 | 615,5 | ||
Afwikkeling oude verplichtingen | 6 644,6 | 6 644,6 | |||
Overig apparaat | 63,5 | 63,5 | |||
Buiten begrotingsverband | 230,0 | 230,0 | |||
SenterNovem | 2 761,8 | 9 122,2 | 297 095,1 | 435 032,6 | 744 011,7 |
NMa | 262 382,0 | 262 382,0 | |||
Totaal | 24 713,1 | 10 968,6 | 359 078,5 | 1 110 726,0 | 1 505 486,2 |
De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaande overzicht is op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom.
(x € 1000) | |||||
Art. | Omschrijving | <2004 | 2004 | 2005 | Totaal |
2 | Bevorderen innovatiekracht | 2 345,1 | 2 345,1 | ||
3 | Concurrerend ondernemingsklimaat | 3 716,6 | 360,0 | 4 076,6 | |
4 | Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 14 488,3 | 14 488,3 | ||
5 | Internationale economische betrekkingen | 42,9 | 42,9 | ||
8 | Economische analyses en prognoses | 67,5 | 67,5 | ||
10 | Elektronische communicatie en post | 19,0 | 78,2 | 97,2 | |
21 | Algemeen | 603,7 | 603,7 | ||
Buiten begrotingsverband | 230,0 | 230,0 | |||
SenterNovem | 552,4 | 276,2 | 1 933,2 | 2 761,8 | |
Totaal | 4 518,0 | 276,2 | 19 918,9 | 24 713,1 |
Onderstaand worden per categorie, vorderingen die in verhouding tot het totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, nader toegelicht. Per post is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.
Direct opeisbare vorderingen (x € 1000)
Artikel 2 Bevorderen innovatiekracht (€ 2 345,1)
Dit betreft twee vorderingen die zijn ontstaan bij het vaststellen van subsidies in verband met innovatieve opdrachten.
Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 4 076,6)
De aan dit artikel gerelateerde vorderingen hebben met name betrekking op de extra-comptabele vorderingen centraal deel IPR € 2 245,7 (afgewezen beroep CBB, invordering in 2006 via Landsadvocaat) en bijdrage scheepsbouwindustrie € 1 424,0 (bezwaarprocedure).
Artikel 4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding (€ 14 488,3)
In het bovengenoemd bedrag is een bedrag van 11 527,0 opgenomen in verband met te ontvangen dividendbelasting EBN BV. De ontvangst van dit bedrag wordt in het eerste kwartaal 2006 verwacht.
Op termijn opeisbare vorderingen (x € 1000)
Artikel 2 Bevorderen innovatiekracht (€ 21 278,8)
Een bedrag van € 6 806,7 is als een renteloze lening aan Marin verstrekt. Zolang de deelnemersovereenkomsten die met het maritieme bedrijfsleven zijn afgesloten in stand blijven is er geen aflossingsverplichting. Een bedrag van € 14 472,1 betreft de deelname van de Staat in de Commanditaire Vennootschap Biopartner.
Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 24 648,6)
Op dit artikel staan met name leningen aan EIM € 1 154,6 en NESEC € 4 363,3 De eerste aflossingstermijn van NESEC is in 2005 ontvangen. De aflossingen EIM over 2004 en 2005 zijn opgeschort. Een renteloze lening aan het LIOF ad € 11 536,9 loopt tot ultimo 2007. In 2005 is er een lening van € 3 000,0 aan de BOM verstrekt in het kader van Bioconnection.
Artikel 5 Internationale economische betrekkingen (€ 17 739,0)
Dit betreft leningen aan Indonesië en Egypte. De leningen worden geadministreerd en beheerd door het NIO.
Geconditioneerde vorderingen (x € 1000)
Artikel 2 Bevorderen Innovatiekracht (€ 3 902,6)
Betreft voor € 3 849,6 het revolving fund van het NIVR.
Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 385 198,8)
Op dit artikel is onder meer een geconditioneerde vordering vastgelegd op het consortium dat de Nederlandse bijdrage aan de JSF levert ad € 372 100,0.
Artikel 4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding (€ 16 910,1)
Betreft de zgn KAS-EZ. De afwikkeling van deze vordering zal worden meegenomen bij de liquidatie van NOVEM BV.
Vorderingen van het agentschap SenterNovem (x € 1000)
Vorderingen SenterNovem (€ 744 011,7)
Het merendeel van de vorderingen van SenterNovem heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten en de Regeling Technische Ontwikkelingsprojecten. Deze regelingen worden uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen. De terugbetaling van de lening is afhankelijk van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. De regelingen zijn inmiddels ingetrokken.
Een bedrag van € 114 991,7 betreft de storting op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de uitvoering van de investeringsfaciliteit Opkomende Markten door de FMO. Dit is opgenomen als geconditioneerde vordering. In deze categorie valt ook een bedrag van € 79 983,4 i.v.m. de BBMKB-regeling.
Vorderingen van het NMa (x € 1000)
Dit betreft de door het NMa opgelegde boetes (met name telefonie en bouw) en lasten onder dwangsom.
9 ) Extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln).9a) Tegenrekening extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln).
Het saldo van de extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln) betreft de zogenaamde mijnschadevoorzieningen.
10) Voorschotten (€ 3 150,6 mln).10a) Tegenrekening voorschotten (€ 3 150,6 mln).
Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. In 2005 is voor € 952,1 mln aan voorschotten afgerekend.
Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:
Overzicht openstaande voorschotten EZ (x € 1 mln) | ||
---|---|---|
Totaal | ||
Stand per 31 december | 2005 | 2004 |
Ontstaansjaar | ||
< 2002 | 667,0 | 810,1 |
2002 | 261,7 | 354,0 |
2003 | 352,8 | 547,2 |
2004 | 616,5 | 1 115,9 |
2005 | 1 252,6 | |
Totaal | 3 150,6 | 2 827,2 |
Onderstaand wordt een aantal voorschotten toegelicht die in verhouding tot het totaal een grote omvang heeft. Tevens wordt een aantal voorschotten toegelicht die meer dan vier jaar openstaat.
Artikelonderdeel 2.45.100 Bijdrage instituten lucht- en ruimtevaart (€ 24,6 mln).
In 1997 is een voorschot betaald van € 34,0 mln, hierop is inmiddels € 14,5 mln afgerekend. De verschillende projecten lopen nog steeds door.
Artikelonderdeel 3.01 820 Vernieuwingsprogramma’s (€ 45,7 mln).
De voorschoten uit 2000 en eerder ad € 23,2 mln betreffen met name voorschotten i.v.m. de Rijkswerf Willemsoord. Naar verwachting zullen de voorschotten in 2007 en 2008 worden afgerekend.
Artikelonderdeel 3.10 100 Bedrijventerreinen wo TIPP (€55,2 mln).
De voorschotten van vóór 2001 zijn nagenoeg geheel in 2005 afgerekend.
Artikelonderdeel 3.10 200 REONN Kompas voor het Noorden (€ 320,3 mln).
De subsidies op dit artikelonderdeel worden als voorschot uitbetaald op basis van jaarplannen en op programmatische wijze ingezet. De regeling loopt door tot 2011, zodat definitieve afrekeningen nog wel even op zich zullen laten wachten.
Artikelonderdeel 3.10 210 Centraal deel IPR (€ 22,4 mln).
Dit betreft voorschotbetalingen in het kader van het centraal deel van de Investeringspremie-regeling. Dit betreft langlopende verplichtingen ter bevordering van bedrijfsinvesteringen in sociaal-economisch zwakkere gebieden. In 2005 zijn alle voorschotten uit 2002 en eerdere jaren afgerekend.
Artikelonderdeel 3.10 230 Cofinanciering EFRO (€ 103,4 mln).
Op dit artikel zijn de voorschotten geboekt welke door EZ zijn verleend in het kader van de cofinanciering EFRO. Het betreft het programma 1994–1999 en het programma 2000–2006. De nog openstaande voorschotten van het programma 1994–1999 (circa € 52 mln) worden naar verwachting in 2006 afgerekend.
Artikelonderdeel 3.10 410 Bijdrage aan financiering ROM (nihil).
Het totale voorschot van € 11,9 mln is in 2005 afgerekend.
Artikelonderdeel 3.10 510 Stadseconomie (€ 196,3 mln).
Omdat in 2005 binnen het Grote Stedenbeleid voor het onderdeel stadseconomie één budget beschikbaar is gesteld zijn de instrumentsubs Fysieke Stadseconomie (3.10 500) en Niet Fysieke stadseconomie (3.10 510) samengevoegd als Stadseconomie. De voorschotten i.v.m fysieke stadseconomie zullen in 2006 en 2007 worden afgerekend.
Artikelonderdeel 3.30 310 Bijdrage ontwikkeling JSF (€ 27,2 mln).
Dit betreft voorschotten voor de subsidieregeling in het kader van de EMD-fase (Engineering, Manufacturing, Development) van de JSF. Nederlandse bedrijven werden op deze wijze ondersteund bij het kwalificeren voor Nederlandse deelname aan de JSF-ontwikkeling. De regeling liep tot eind 2001. De aangegane verplichtingen worden langzamerhand afgewikkeld.
Artikelonderdeel 4.01 500 Diverse programma uitgaven Energie (€ 36,6 mln).
De openstaande voorschotten op dit artikelonderdeel maken voornamelijk deel uit van het EG programma GCO. Dit wordt eens in de vier jaar vastgesteld. Naar verwachting zullen in 2006 de voorgaande 4 jaar worden vastgesteld.
Artikelonderdeel 4.05 010 Tegemoetkoming Demkolec en stadsverwarmingsprojecten (€ 332,9 mln).
In 2001 is € 134,0 mln als voorschot betaald door de Staat aan NEA voor «niet marktconforme kosten» bij de verkoop aan NUON. Omdat de NEA van mening was dat deze kosten hoger waren is dit geschil voorgelegd aan een arbitragecommissie. Deze commissie heeft de NEA in 2005 het gelijk gesteld. De voorschotten zijn echter nog niet definitief vastgesteld, omdat eerst nog een uitspraak van Brussel is gevraagd. De overige voorschotten zullen in de komende jaren definitief worden vastgesteld.
Artikelonderdeel 5.30 410 Trustfunds (€ 28,6 mln).
De voorschotten van vóór 2001 ten bedrage van € 20,0 mln zullen naar verwachting in 2006 worden afgerekend.
Artikelonderdeel 9.10 010 Bijdrage aan het CBS (€ 170,2 mln).
Dit voorschot betreft met name de bijdrage 2005 aan het CBS. Naar verwachting zal dit voorschot definitief worden vastgesteld in 2006.
11) Garantieverplichtingen (€ 2 638,7 mln).11a) Tegenrekening garantieverplichtingen (€ 2 638,7 mln).
Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het verloop van de garantieverplichtingen in 2005 was als volgt:
(x € 1 mln) | |
Saldo garantieverplichtingen tot en met 2004 | 2 337,0 |
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2005 | + 755,0 |
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2005 | –/– 38,6 |
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties | –/– 414,7 |
Saldo garantieverplichtingen ultimo 2005 | 2 638,7 |
Circa de helft van dit bedrag (€ 1 312 mln) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BBMKB (art. 3). Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer € 478,5 mln en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer € 409,8 mln Aan verliesafdekking is € 22,2 mln betaald.
De ander helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2005 bestaat uit garanties exportactiviteiten/Oost-Europa (art. 5) € 142,7 mln en COVA (art. 4) € 907,6 mln en een aantal kleinere garanties.
Ten opzichte van 31 december 2004 zijn de garantieverplichtingen met € 301,7 mln toegenomen. Deze toename betreft met name nieuwe garanties aan Tennet en het CBS voor een bedrag van € 260,0 mln.
In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.
12) Openstaande verplichtingen (€ 2 863,1 mln).12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (€ 2 863,1 mln).
Het verloop van de verplichtingen in 2005 was als volgt:
(x € 1 mln) | |
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 2004 | 2 939,2 |
Bij: Aangegane verplichtingen in 2005 | + 2 045,8 |
Af: Betalingen op verplichtingen in 2005 | –/– 1 914,9 |
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties | –/– 207,0 |
Saldo verplichtingen ultimo 2005 | 2 863,1 |
Dit saldo is opgebouwd uit een bedrag van € 2 580,8 mln aan verplichtingen binnen begrotingsverband en € 282,3 mln aan verplichtingen buiten begrotingsverband.
Omvangrijke negatieve bijstellingen.
In 2005 is het saldo verplichtingen voor circa € 207,0 mln naar beneden bijgesteld.
In onderstaande tabel zijn de bijstellingen per artikel opgenomen.
Art. | Omschrijving | (x € 1 mln) |
1 | Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa | 0,1 |
2 | Bevorderen innovatiekracht | 20,1 |
3 | Concurrerend ondernemingsklimaat | 41,1 |
4 | Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 77,3 |
5 | Internationale economische betrekkingen | 32,8 |
10 | Elektronische communicatie en post | 4,3 |
21 | Algemeen | 0,2 |
Buiten begrotingsverband | 31,1 | |
Totaal | 207,0 |
De negatieve bijstellingen (intrekkingen) hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingruimte in verband met definitief vastgestelde subsidies en bijdragen. Bij de begrotingsvoorbereiding van de afgelopen jaren is het kaseffect van deze vrijval al verwerkt in de kasramingen.
Het overgrote deel van de intrekkingen van artikel 2 heeft betrekking op de regelingen die door SenterNovem worden uitgevoerd: Ontwikkeling technische kennis door bedrijven € 13,8 mln.
De negatieve bijstellingen van artikel 3 hebben voor € 7,7 mln betrekking op definitieve subsidievaststellingen van de Centrale IPR-regeling. Een bedrag van € 9,2 mln is ingetrokken op oude regio- en infrastructuur programma’s. Op Suppletie-instrument Infra/Kennis is € 10,9 mln ingetrokken en een bedrag van € 2,4 mln is een negatieve bijstelling op CBIN. Een bedrag van € 8,9 mln betreft scheepsbouw.
De intrekkingen op artikel 4 hebben met name betrekking op door ex-Novem uitgevoerde regelingen namelijk € 23,7 mln op de Programma’s Energie-Efficiency en € 27,7 mln op het Programma Duurzame Energie. Op de CO2 Reductieregeling is € 26,0 mln ingetrokken.
De intrekkingen van artikel 5 hebben voor € 4,0 mln betrekking op de regeling Starters Buitenlandse Markten PSB. Een bedrag van € 21,7 mln is ingetrokken op Exportbevordering BSE en € 5,9 mln is ingetrokken op Economische Samenwerking PSO.
13) Deelnemingen (€ 1 430,9 mln).13a) Tegenrekening deelnemingen (€ 1 430,9 mln).
Het verloop van deze post over 2005 was als volgt:
Bij | Af | (x € 1 mln) | |
Stand saldibalans ultimo 2004 | 1 431,1 | ||
– Mutaties 2005: | |||
– Nozema B.V. | 0,1 | ||
Stand saldibalans ultimo 2005 | 1 431,0 |
De deelneming in Nozema B.V. is in januari 2005 overgedragen aan het Ministerie van Financiën. Op 1 juli 2005 is de N.V. Nederlandse Gasunie opgesplitst in B.V. Nederlandse Gasunie met een staatsdeelname van € 151 200 en in Gasunie Trade & Supply B.V. met € 18 mln als staatsdeelname. Op 2 juli 2005 is de deelneming in B.V. Nederlandse Gasunie overgedragen aan het Ministerie van Financiën.
De toelichting op de deelnemingen is als volgt:
Naam | Nominaal | Betaald | Deeln. % | ||
---|---|---|---|---|---|
Ultimo 2004 | Ultimo 2005 | Ultimo 2004 | Ultimo 2005 | ||
N.V. NOM | 51 879 759,84 | 51 879 759,84 | 51 879 784,54 | 51 879 784,54 | 99,9 |
N.V. LIOF | 50 373 234,23 | 50 373 234,23 | 50 373 234,23 | 50 373 234,23 | 94,4 |
Oost N.V. | 19 083 265,00 | 19 083 265,00 | 27 129 446,46 | 27 129 446,46 | 57,6 |
N.V. BOM | 14 674 791,42 | 14 674 791,42 | 14 674 798,00 | 14 674 798,00 | 64,5 |
N.V. Ned. Gasunie | 18 151 200,00 | 18 151 208,64 | |||
Gasunie T & S BV | 18 000 000,00 | 18 151 208,64 | 10 | ||
EBN NV | 129 213 855,00 | 129 213 855,00 | 1 243 357 792,08 | 1 243 357 792,08 | 100 |
NOVEM B.V. | 5 073 262,82 | 5 073 262,82 | 25 366 314,08 | 25 366 314,08 | 100 |
Kenniswijk | 1 000,00 | 1 000,00 | 1 000,00 | 1 000,00 | 3,7 |
Nozema N.V. | 133 865,16 | 133 865,16 | |||
Totaal | 288 584 233,47 | 288 299 168,31 | 1 431 067 443,19 | 1 430 933 578,03 |
9. BIJLAGE 1: TOEZICHTSRELATIES EN ZBO’S/RWT’S
De onderstaande ZBO’s en RWT’s vallen onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken:
Naam ZBO en/of RWT | Bijdrage uit departementale begroting | Bedrag realisatie uitgaven 2005 (in € 1 000) | Bedrag begroting 2005 (incl 2e suppl.) (in € 1 000) |
Centraal Bureau voor de Statistiek | Artikel 9 | 181 775 | 181 848 |
Centrale Commissie voor de Statistiek | Geen bijdrage | ||
Stichting COVA | Artikel 4 | 78 020 | 71 998 |
Edelmetaal Waarborg Nederland | Geen bijdrage | ||
Examencommissie voor amateurradiozendexamens | Geen bijdrage | ||
Examencommissie van de Orde van Octrooigemachtigden | Geen bijdrage | ||
Examencommissie voor maritieme radiocommunicatie | Geen bijdrage | ||
Kamers van Koophandel en fabrieken | Geen bijdrage | ||
Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet* | Geen bijdrage | ||
NIVR | Artikel 2 | 3 158 | 6 767 |
Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit (met ingang van 1 juni 2005)** | Artikel 1 | 258 | 275 |
Nederlands Meetinstituut BV (NMi)*** | Artikel 1 | 15 829 | 16 151 |
OPTA | Artikel 10 | 2 635 | 2 629 |
TenneT (alleen voor het publieke deel in het kader van de wettelijke taken die voortvloeien uit de wet Milieukwaliteit Energieproductie)**** | Artikel 4 | 176 000 | 176 000 |
WaarborgHolland | Geen bijdrage |
* Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Consultancy, Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Philips Consumer Electronics BB, Thales Nederland BV, TNO Electronic Products and Services BV en TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium.
** In 2005 heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) de status van ZBO gekregen. Het toezicht op het ZBO-deel van de NMa vindt plaats aan de hand van wettelijke kaders (ZBO wet NMA). De uitvoeringsorganisatie van de NMa is onderdeel van EZ en het toezicht hierop vindt plaats via de reguliere managementcontrol-systematiek van EZ.
*** Inclusief Verispect, VSL en Certin.
**** In 2005 is aan Tennet BV een subsidie verleend van € 176 mln ter aanvulling van de egalisatiereserve MEP.
10. BIJLAGE 2: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER
Aanbevelingen Algemene Rekenkamer
• Directies P&O en I&A
De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in de rapportage vermeld dat er bij de directie P&O gebreken in het personeelsbeheer en de interne controle aanwezig waren. Bij de directie I&A heeft de interne controle in een aantal gevallen niet adequaat gewerkt. Bij de directie P&O spelen de ontwikkelingen op het gebied van het Shared Service Center HRM een grote rol. Deze rijksbrede ontwikkelingen naar Shared-Service omgevingen hebben uiteraard zeer ingrijpende consequenties voor de directie P&O. Als onderdeel hiervan streeft P&O naar verdere professionalisering van haar dienstverlening en worden de nodige aanpassingen in de organisatie doorgevoerd. Tegen deze achtergrond staat de bedrijfvoering door de directie P&O onder druk, waardoor in 2005 het functioneren van de P-functie en het beheer van de personele uitgaven niet geheel toereikend zijn geweest. Zo voldoet het financieel en materieel beheer in het algemeen niet geheel aan de daaraan te stellen eisen, is de administratieve organisatie niet volledig actueel en is het toezicht door de directie P&O in 2005 nog slechts beperkt ingevuld. Bij de directie I&A zijn verbeteringen doorgevoerd, waardoor de interne controle als voldoende wordt gekwalificeerd.
• Contractbeheer
In haar rapportage over 2003 constateerde de AR bij verscheidene onderdelen van EZ knelpunten in het contractbeheer en gaf de aanbeveling om de centrale regie van de directie Interne Zaken (IZ) te verbeteren. De juiste werking van het contractbeheer was bij diverse EZ-onderdelen in 2004 nog een aandachtspunt.
In 2004 is gesteld dat een EZ-breed contractregister onder verantwoording van de Centraal Directeur Inkoop (CDI) ingevoerd zal worden. Dit EZ-brede contractregister is in 2005 gerealiseerd.
De werking van het contractbeheer is EZ-breed gezien verbeterd.
• Milieu Actie Plan (MAP)
De AR concludeert in haar rapportage dat er voor een substantieel deel van de MAP-reserves en -bestedingen onzekerheid bestaat over de rechtmatigheid. Het ministerie heeft volgens de AR vooraf onvoldoende waarborgen ingebouwd om het toezicht op de MAP-gelden effectief inhoud te geven. De rapportage aan de Tweede Kamer over de besteding van de MAP-gelden is in 2004 verzonden. In 2005 is de situatie geëvalueerd. Het definitieve rapport wordt begin 2006 opgeleverd.
• Beheer Materiële vast activa
De AR kwalificeerde de werking van de procedures bij enkele dienstonderdelen als onvoldoende. Het materieel beheer is bij enkele onderdelen verbeterd. Er is nog ruimte voor verdere verbetering.
• Gasunie
Wegens het ontbreken van een wettelijke basis heeft de Auditdienst bij de Gasunie uit hoofde van de regeling Overeenkomst Meeropbrengstverdeling Gronings Aardgas (MOR) tot op heden geen review kunnen uitvoeren. In 2005 heeft nader overleg tussen partijen plaatsgevonden en zijn procedurele afspraken gemaakt. Op dit moment is met alle betrokken partijen een concept onderzoeksovereenkomst opgesteld, waarin deze afspraken («terms of reference») zijn opgenomen. Naar verwachting zal op korte termijn de definitieve onderzoeksovereenkomst ondertekend worden en kan een review van de MOR 2004 plaatsvinden.
• MEP
De AR heeft in haar rapport over 2004 opgemerkt dat de volledigheid van de inning van de MEP-heffing door netbeheerders lastig blijkt vast te stellen. De ontvangsten lopen niet via de begroting, maar de minister van EZ is wel verantwoordelijk voor de uitvoering van de Electriciteitswet. Inmiddels zijn maatregelen genomen en acties gestart ter aanpassing van de wet. Er is een beheersteam ingesteld om tijdig beheersproblemen rondom de MEP te signaleren en het adviseren van mogelijke oplossingen. Het wetvoorstel ter aanpassing van de Electriciteitswet 1998 is inmiddels ingediend. Het streven is om de wet medio 2006 in werking te laten treden en hiervan in 2007 gebruik te maken. In 2005 zijn incidentele maatregelen getroffen.
• EFRO
De minister heeft aangegeven dat de verantwoordelijke beleidsdirectie de uitvoering van het programma van doelstelling 1 van het Europees structuurbeleid in de provincie Flevoland de resterende programmaperiode nauwgezet, maar proportioneel zal blijven volgen. In 2005 heeft overleg plaatsgevonden tussen de provincie Flevoland en de Europese Commissie. De onduidelijkheden zijn opgehelderd en met de aanpassingen die Flevoland heeft doorgevoerd is er voor wat betreft EZ aanleiding om Flevoland reguliere aandacht te geven.
11. BIJLAGE 3: PUBLICATIEPLICHT OP GROND VAN DE WET OPENBAARMAKING UIT PUBLIEKE MIDDELEN GEFINANCIERDE TOPINKOMENS BIJ HET DEPARTEMENT VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2005 vastgesteld op € 158 000 (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 februari 2006 in de Staatscourant van 14 maart 2006 (Stcrt. 2006, 52, blz. 9). Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.
Bedragen in euro’s. | |||||||||
Functie | Belastbaar jaarloon 2004 | Pensioenbijdrage werkgever 2004 | Vergoeding privé-gebruik auto | Totaal 2004 | Belastbaar jaarloon 2005 | Pensioenbijdrage werkgever 2005 | Vergoeding privé-gebruik auto | Totaal 2005 | Motivatie |
Minister | 136 303 | 28 086* | – 18 966** | 145 423 | 160 905 | 28 086* | – 21 593** | 167 398 | Zie onder de tabel*** |
* Bij de vergelijking van de topinkomens van ambtenaren met die van de ministers is voor wat betreft het werkgeversdeel van de pensioenpremie ministers een fictief bedrag gehanteerd van € 28 086. Dit omdat voor ministers in gevolge de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA) geen werkgeversdeel pensioenpremie wordt afgedragen.
** Dit bedrag moet in mindering worden gebracht op het belastbaar jaarloon (zie mededeling in de Staatscourant 14 maart 2006, nr. 52, pag 9). Het gemiddelde bedrag van de ministers is vastgesteld op € 19 265.
*** Tot mei 2005 is de «vaste kostenvergoeding» die bruto behoort te worden uitgekeerd ten onrechte netto uitgekeerd. Verrekening over de totale ambtsperiode, evenals de effecten van het «omzetten» van netto naar bruto heeft in 2005 tot een eenmalige toename geleid van het belastbare loon ten opzichte van 2004 van circa € 14 000.
Bedragen in euro’s. | ||||||||
Functie | Belastbaar jaarloon 2004 | Pensioenbijdrage werkgever 2004 | Totaal 2004 | Belastbaar jaarloon 2005 | Pensioenbijdrag werkgever 2005 | Ontslagvergoeding | Totaal 2005 | Motivatie**** |
Secretaris-Generaal | 130 798 | 21 145 | 151 943 | 141 069 | 25 640 | 166 709 | RepresentatiekostenvergoedingPeriodieke toeslag | |
Algemeen directeur | 142 748 | 24 509 | 167 257 | 149 805 | 29 625 | 179 430 | RepresentatiekostenvergoedingPeriodieke toeslagDeprivatiesering organisatie40-urige werkweek | |
Directeur Generaal c.q. Voorzitter Raad van Bestuur1 | 156 703 | 28 867 | 185 570 | 168 689 | 33 436 | 202 125 | RepresentatiekostenvergoedingPeriodieke toeslagArbeidsmarkttoelage |
**** In deze kolom is een aantal elementen genoemd die mogelijk hebben geleid tot een belastbaar jaarloon boven de € 158 000. Maar een exacte aanleiding (oorzaak–gevolg) is hieruit niet te herleiden.
1 Tot 1 juli 2005 directeur-generaal, vanaf 1 juli 2005 voorzitter van de Raad van Bestuur. De cijfers over 2005 betreffen de som van de inkomens over heel 2005.