Nr. (voormalig) kabinetsdoel-stelling/project | Omschrijving | Nr. relevant beleids-artikel/OD | Financieel belang: realisatie 2010 | Behaalde eindresultaat in 2010 |
---|---|---|---|---|
1. Doelstelling 16 | Minder regels, minder instrumenten en minder loketten | 4.8.2.3 | Circa € 2,5 mln. | Zie tabel bij toelichting |
2. Doelstelling 22 | Het stimuleren van duurzame consumptie en productie. | Artikel 1 OD 2 (par. 4.1.2.2) | De vergroeningsmaatregelen zijn in beginsel budgettair neutraal vorm gegeven. Voor een aantal specifieke maatregelen die in totaal een belang kennen van € 15 mln. is dekking gezocht binnen het Belastingplan 2010. | Het inzetten van het fiscale instrument is erop gericht om de niet-fiscale doelstellingen van het kabinetsbeleid te realiseren. Dit zijn, tenzij expliciet anders vermeld, grotendeels doelstellingen van andere departementen. De betreffende departementen verantwoorden zich over de mate van doelbereiking. Hierover worden derhalve geen meetbare gegevens opgenomen binnen de begroting en het jaarverslag IXB. |
De afgelopen jaren werd het beleidsverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het Kabinet Balkenende IV. Met de val van dit kabinet en het aantreden van het huidige kabinet komt deze indeling te vervallen. Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Alleen de eerste zeven weken regeerde het vorige kabinet missionair. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. De afspraak om de begroting en het jaarverslag aan elkaar te spiegelen blijft echter overeind. Om toch op hoofdlijnen informatie te verschaffen over de afloop van het vorige kabinetsprogramma wordt bovenstaande tabel toegepast.
Beleidsprioriteit | Hoofddoelstelling | Prestaties in 2010 | Hoofddoelstelling behaald? |
---|---|---|---|
IXB | |||
3. Ontwikkeling, inzet en effectief beheer van instrumenten in het kader van de kredietcrisis | Herstellen van het vertrouwen in de financiële markten en de reële economie | Zie paragraaf 3.1 Ontwikkeling, inzet en effectief beheer van instrumenten in het kader van de kredietcrisis. | Zie paragraaf 3.1 |
4. Houdbare financiering van beleidsprioriteiten | Het terugdringen van het weer oplopende tekort vanwege de kredietcrisis; handhaven begrotingsregels. | De begrotingsregels zijn gehandhaafd; de doelstelling voor het structurele tekort wordt niet gehaald. | Deels, zie prestaties. |
5. Toezicht Belastingdienst | Naleving van de wetgeving | • Uitbreiding horizontaal toezicht (convenanten ZGO, MGO, MKB en gemeenten). • Concrete acties ter bestrijding van fraude (inkeerregeling, privé gebruik auto, VT-fraude, fraude kinderopvangtoeslag). • Doelstellingen m.b.t. boekenonderzoeken MGO, actualiteitsbezoeken ZGO en aantal behandelde aangiften IH zijn deels behaald. • Beleidsdoorlichting algemene doelstelling Belastingdienst (compliance) afgerond. • Nulmeting gehouden naar nalevingstekort. | Deels |
6. Vereenvoudiging en borging continuïteit | Waarborgen continuïteit processen Belastingdienst | • Alle activiteiten op gebied van ICT zijn primair beoordeeld op bijdrage aan continuïteit. • ICT-projecten worden beheerst en gefaseerd geïmplementeerd. • Herinrichting van de IV-keten. • Vooraf ingevulde aangifte (VIA) is ingevoerd. | Ja |
7. Implementatie toekomstvisie Nederlandse financiële sector | Het versterken van de financiële sector in Nederland, zodat de kans op een herhaling van de crisis wordt voorkomen, door: a. te stimuleren dat de sector meer solide, verantwoordelijk en transparant wordt; b. te zorgen dat toezicht wordt aangescherpt en verbreed tot relevante instellingen die nog niet onder toezicht stonden; c. te voorkomen dat de belastingbetaler ooit nog op zulke grote schaal zal moeten bijspringen in de sector. | a. Er zijn diverse maatregelen getroffen, zie de toelichting onder deze tabel bij punt 7; b. De discussie over de nieuwe Europese toezichtarchitectuur is afgesloten en de 3 nieuwe Europese toezichtcolleges (EBA/ESMA/EIOPA) en het Europese Systemic Risk Board worden opgericht; c. Er is veel werk verricht aan wetsvoorstellen op het gebied van crisismanagement die de toezichthouder meer mogelijkheden geven om in te grijpen (overdrachtsinstrumenten /interventieladder), waardoor de kans verkleind wordt dat de belastingbetaler mee moet betalen. | Grote stappen zijn reeds geboekt, maar volledige implementatie van de brede veranderingsagenda zal ook de komende jaren nog aandacht vergen |
Toelichting beleidsprioriteiten uit het beleidsprogramma
1. Minder regels, minder instrumenten en minder loketten
De kabinetsval in februari 2010 had gevolgen voor de aanpak van de regeldruk in 2010. Een aantal dossiers die belangrijk zijn voor de vermindering van regeldruk zijn als controversieel aangemerkt. In april 2010 is om die reden de eindrapportage Regeldruk Bedrijven naar de Tweede Kamer gestuurd 4. Hierin is de eindstand van het programma regeldruk van het vorige kabinet opgenomen. Tot eind 2010 is op de meeste terreinen doorgewerkt. In februari 2011 is akkoord gegeven op een nieuwe Programma aanpak 2011–2015 Kamerstukken 2010/11, 29 515, nr. 327.
Doelstelling 2010 | realisatie | |
---|---|---|
Administratieve lasten | – 17% | – 14,9% |
Nalevingskosten | – € 329 mln. | – € 329 mln. |
Toezichtslasten voor 19 domeinen veroorzaakt door rijksinspecties | Geen tussenliggende doelstelling voor 2010 vastgesteld. | – 4% |
Subsidies | Alle rijkssubsidies voor bedrijven lastenarm | Alle subsidies voor bedrijven zijn lastenarm ingericht. |
Toelichting bij tabel
De reductie van toezichtslasten is weerbarstig gebleken omdat een aantal maatregelen meer tijd vragen (m.n. discussie in EU over risicogestuurd toezicht).
2. Het stimuleren van duurzame consumptie en productie
Het kabinet heeft in 2010 een flinke impuls gegeven aan het rijden met zuinige en schone personenauto’s. Na de uitgebreide vergroeningsmaatregelen uit het Belastingplan 2008 en Belastingplan 2009 heeft het kabinet ingezet op het verruimen van de keuzemogelijkheden van de autorijder voor (zeer) zuinige voertuigen. Daartoe is in 2010 het verschil in de Belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM) toegenomen tussen auto’s die onder de vrijstelling voor zeer zuinige auto’s vallen en auto’s met een CO2-uitstoot net boven de grens die van toepassing is om als zeer zuinig te worden aangemerkt. Dit vergroot voor de consument de prikkel om voor de meest zuinige auto te kiezen. Voor zeer zuinige auto’s is de motorrijtuigenbelasting (MRB), die als gevolg van eerdere belastingplannen nog maar een kwart bedroeg van de «normale» MRB, op nihil gesteld. Als onderdeel van het Fiscaal stimuleringspakket heeft het kabinet voor investeringen in 2009 een tijdelijke willekeurige afschrijving ingevoerd. Deze willekeurige afschrijving heeft ook betrekking op zeer zuinige personenauto’s. In 2010 heeft dit onderdeel een structureel karakter gekregen door het opnemen van deze personenauto’s in de Regeling Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen (Vamil-regeling). Voor de zogenoemde nulemissieauto’s (de elektrische auto) is nog een tweetal aanvullende maatregelen vastgesteld. Zo is de forfaitaire bijtelling privégebruik voor de «auto van de zaak» voor nulemissieauto’s naar 0% gebracht in 2010 en 2011 en naar 7% in de jaren 2012, 2013 en 2014. Voor deze auto’s is voorts de BPM-vrijstelling verlengd tot 2018. In het Belastingplan 2010 is ook voorzien in de stimulering van de nieuwste, schone, generatie dieselauto’s, de zogenoemde Euro VI auto’s. Met ingang van 1 januari 2011 geldt voor deze auto’s een korting op de BPM van € 1500. Deze korting loopt af tot € 500 in 2013.
In het Belastingplan 2011 is de afbouw van de BPM en de daaraan gekoppelde verhoging van de MRB stopgezet als gevolg van het niet doorgaan van het project Anders Betalen voor Mobiliteit. De reeds tot en met 2013 in de wetgeving vastgelegde tarieven voor de BPM zijn voor de jaren 2011 en 2012 aangepast door verhoging van de zogenoemde CO2-tarieven in de BPM. Daardoor is in die jaren het relatieve aandeel van de CO2-tarieven groter dan in eerste instantie voorzien. Dit versterkt de prikkel om te kiezen voor de meest zuinige auto.
Beleidsmatige conclusie
Mede als gevolg van de stimuleringsmaatregelen voor (zeer) zuinige auto’s in de BPM, de MRB, de bijtelling en (onder andere) de Vamil-regeling, is het aandeel (zeer) zuinige auto’s in de nieuw verkochte personenauto’s fors gestegen. In 2010 zijn, op een totaal van zo’n 480 000 verkochte personenauto’s, 117 179 zeer zuinige auto’s verkocht. In percenten uitgedrukt is dat een aandeel van 24,4%. Het aantal zeer zuinige dieselpersonenauto’s in de nieuwverkopen is gestegen van 64 in 2009 naar 25 539 in 2010. Indien de huidige definities van (zeer) zuinige personenauto’s ongewijzigd blijven en de huidige trend wat betreft het zuiniger worden van de nieuw verkochte auto’s zich voortzet, dan zal op termijn een onevenredig groot deel van het wagenpark zich kwalificeren als (zeer) zuinig. Dat geeft terecht aanleiding tot de vraag in hoeverre de huidige stimuleringsmaatregelen efficiënt zijn, dat wil zeggen in hoeverre deze maatregelen bijdragen aan het stimuleren van de meest zuinige auto’s. In het Belastingplan 2011 is daarom een onderzoek aangekondigd naar de wijze waarop de stimuleringsmaatregelen in de BPM, de MRB en de bijtelling ook in de verdere toekomst een stimulans kunnen blijven om steeds te kiezen voor de zuinigste auto. Dat onderzoek zal in 2011 worden afgerond.
Toelichting beleidsprioriteiten IXB
3. Ontwikkeling, inzet en effectief beheer van instrumenten in het kader van de kredietcrisis
Zie paragraaf 3.1 Ontwikkeling, inzet en effectief beheer van instrumenten in het kader van de kredietcrisis
4. Houdbare financiering van beleidsprioriteiten
De Nederlandse economie is hard geraakt door de gevolgen van de kredietcrisis en de daarop volgende economische crisis. Dit heeft ook in 2010 grote gevolgen gehad voor de overheidsfinanciën. Het EMU-saldo is in 2010 uitgekomen op 5,4% procent bbp. Dit EMU-tekort kan grotendeels worden verklaard door een tweetal factoren:
• Het (vorige) kabinet heeft ervoor gekozen om voor de korte termijn de automatische stabilisatoren te laten werken. De begroting ademt dan mee met de conjunctuur doordat de belastingen automatisch dalen en – in mindere mate – de overheidsuitgaven (bijvoorbeeld de werkloosheidsuitkeringen) stijgen wanneer de economische groei afneemt. Op deze manier is de economische neergang (automatisch) gedempt door het gevoerde begrotingsbeleid;
• Daarnaast heeft het (vorige) kabinet in 2010 uitgaven gedaan uit hoofde van het tijdelijke stimuleringspakket, met als doel de economische activiteit te laten toenemen met activiteiten die tevens innovatief en duurzaam zijn.
De begroting voor 2010 bevatte tevens de beschrijving van de maatregelen uit het Aanvullend Beleidsakkoord (ABK), zoals het verhogen van de AOW-leeftijd naar 67 jaar, of de aanpassingen voor het Eigen Woningforfait. Deze voorstellen zijn echter controversieel verklaard vanwege het vallen van het vorige kabinet en zijn derhalve niet in 2010 uitgevoerd. Daarom wordt over die maatregelen niet verantwoord in het jaarverslag.
Beleidsmatige conclusie
In 2010 is het stimuleringspakket beëindigd. Daarnaast zijn in de Startnota van het kabinet Rutte-Verhagen verwoord welke maatregelen alsnog zijn getroffen voor de periode 2011 tot en met 2015, en hoe de houdbaarheid in de komende kabinetsperiode vorm gaat krijgen. Het jaar 2010 wordt zodoende beschouwd als overgangsjaar van stimuleren naar consolideren.
5. Toezicht Belastingdienst
De algemene doelstelling van de Belastingdienst is te bevorderen dat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst nakomen (compliance). De Belastingdienst doet dit door het inzetten van verschillende instrumenten, variërend van voorlichting, bedrijfsbezoeken, fiscale surveillance, handhavingcommunicatie, boekenonderzoeken, bestuurlijke boetes tot strafrechtelijke vervolging. In 2010 heeft de Belastingdienst de lijn van 2009 gecontinueerd en verder ingezet op horizontalisering. Dit houdt in dat waar mogelijk de verantwoordelijkheid voor een correcte naleving van de belastingwetgeving met de belastingplichtigen wordt gedeeld. Een substantieel deel van de capaciteit is ingezet op andere vormen van toezicht dan de traditionele controles van aangiften en bedrijfsadministraties. Er is hiermee een beweging gemaakt naar een meer dienstverlenende en preventieve aanpak (werken in de actualiteit), vooral gericht op het voorkomen van fouten in plaats van het corrigeren ervan.
In de uitvoering van de handhaving richt de Belastingdienst zich met name op die segmenten en branches die een groot nalevingstekort kennen. In 2010 is een nulmeting uitgevoerd om het nalevingstekort op de belangrijkste onderdelen in kaart te brengen. De resultaten van de nulmeting zijn in de volgende tabel 5 opgenomen.
Nulmeting 2010 | |
---|---|
Percentage aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen. | 93,6% |
Percentage aangiften loonheffingen tijdig ontvangen. | 99,6% |
Juist en volledig aangifte doen; percentage gemiste belastingopbrengst op basis van de steekproef particulieren (uitgedrukt als percentage van de totale belastingopbrengst voor dit segment) 1. | 1,5% |
Juist en volledig aangifte doen; percentage gemiste belastingopbrengst op basis van de steekproef midden- en kleinbedrijf (uitgedrukt als percentage van de totale belastingopbrengst voor dit segment) 2. | 6,2%–9,2% |
Percentage aangiften/aanslagen op tijd betaald. | 88% |
In 2010 is de algemene doelstelling van compliance doorgelicht 8. Conclusie hiervan was dat de Belastingdienst zijn instrumenten heeft gekozen en geformuleerd op basis van theorieën en inzichten die door de wetenschap en internationaal in het beleid als complianceverhogend worden aangemerkt. Doordat echter het beleid nog niet volledig in de begroting is vertaald in effectindicatoren, kon over de onderzochte periode (2004 t/m 2008) geen harde uitspraak worden gedaan over de precieze relatie tussen de verschillende ingezette instrumenten en de bereikte compliance in de praktijk.
De Belastingdienst streeft er naar een zo groot mogelijke zekerheid te krijgen over de juistheid en volledigheid van belastingopbrengsten en om het nalevingstekort zo klein mogelijk te houden. Om dit te bereiken wordt gekozen voor de strategie van gedragsbeïnvloeding. Compliant gedrag van burgers en bedrijven manifesteert zich in het correct laten registreren voor belastingplicht, het tijdig aangifte doen, het juist en volledig aangifte doen en het tijdig op aangifte of aanslag betalen. Net als in andere landen 9 wil de Belastingdienst de komende jaren ervaring opdoen met het meten van het effect van zijn optreden op de compliance. Voor uitvoering van toezicht is namelijk onderbouwing noodzakelijk van de keuzes die worden gemaakt. Dit impliceert inzicht in zowel de financiële effecten (terugdringen van het nalevingstekort) als in de preventieve effecten. Dit laatste geldt vooral ook voor andere vormen van toezicht dan de traditionele controles van aangiften en bedrijfsadministraties. Deze vormen van toezicht zijn vooral gericht op het voorkomen van fouten in plaats van het corrigeren ervan. De aanpak kenmerkt zich door een mix van verschillende instrumenten. Door de komende jaren de bereikte resultaten hiervan – in termen van effecten – systematisch te registreren, kunnen de uitgangspunten van compliancebevordering worden getoetst.
Beleidsmatige conclusie
De toezichtdoelstellingen voor 2010 zijn voor een belangrijk deel gerealiseerd. Er is voortgang geboekt op het gebied van horizontaal en actueel toezicht (MKB, starters). Verder zijn concrete acties gevoerd ter bestrijding van fraude (inkeerregeling, privé gebruik auto, VT-fraude, fraude kinderopvangtoeslag). Het aantal boekenonderzoeken bij MGO, het aantal actualiteitsbezoeken ZGO en het aantal behandelde aangiften IH zijn achtergebleven bij de doelstelling.
6. Vereenvoudiging en borging continuïteit
De Belastingdienst maakt bij zijn uitvoeringsprocessen veel gebruik van automatisering. Daarmee wordt de informatie die nodig is voor het vaststellen van aanslagen en het verstrekken van toeslagen, op een snelle en efficiënte wijze verwerkt. In 2009 is de voortbrengingsketen die zich richt op het zorgen voor goede informatievoorziening, de zogeheten IV-keten, grondig doorgelicht. Daaruit bleek dat de IV-keten niet naar behoren functioneerde 10. Op basis van de uitkomsten van deze doorlichting is gekozen voor een nieuwe prioriteitsvolgorde: het waarborgen van de continuïteit van de Belastingdienstprocessen staat voorop, daarna het implementeren van nieuwe wetgeving en ten slotte het innoveren van bestaande processen. Alle activiteiten op het gebied van automatisering in 2010 zijn primair beoordeeld op hun bijdrage aan de continuïteit. Om de beheersing te vergroten, geldt vanaf 2010 voor nieuwe ICT-projecten dat de noodzakelijke voorzieningen worden ontwikkeld in kleinere stappen (maximale doorlooptijd van een jaar) die elk minder dan € 10 mln. kosten. Verder zijn er maatregelen genomen, zoals verminderde inhuur en aangescherpte prioriteitstelling, die er voor hebben gezorgd dat de ICT-uitgaven over 2010 binnen het, in vergelijking met 2009, lagere budgetkader zijn gebleven. Tot slot is over 2010 in het kader van het programma transformatie IV-keten een groot aantal verbeteringen gerealiseerd dan wel in gang gezet.
In 2010 is de vooraf ingevulde aangifte (VIA) landelijk ingevoerd. Doel van de VIA is verbetering van de dienstverlening door een groter gemak voor de burger en verbetering van de efficiency. Meer dan 2,9 miljoen mensen hebben in 2010 gebruik gemaakt van de service van de vooraf ingevulde aangifte.
Vooringevuld waren de NAW-gegevens, BSN, loon, pensioen en andere uitkeringen, heffingskortingen, WOZ-gegevens en aftrek studiekosten. Verder is in 2010 in samenwerking met de bankwereld een aantal pilots voorbereid voor het uitbreiden van de vooraf ingevulde gegevens met bankgegevens (lijfrente, bezittingen box 3, hypotheekrente).
Omdat veel mensen hun aangifte laten invullen door een deskundige, hulpverlener, kennis of familie, wordt er rijksbreed gewerkt aan een gemeenschappelijke machtigingsvoorziening met behulp van DigiD, DigiD machtigen geheten. Deze voorziening is in 2010 gereed gekomen en op kleine schaal beproefd. De Belastingdienst gaat deze voorziening op grote schaal inzetten in 2011 voor de definitieve aangifte IH 2010 en de voorlopig aangifte IH 2011.
Beleidsmatige conclusie
Er is vooruitgang geboekt bij het op orde brengen van informatievoorzieningketen. De IV-keten is opnieuw ingericht. Nieuwe ICT-projecten zijn primair beoordeeld op hun bijdrage aan de continuïteit van de processen van de Belastingdienst. De nieuwe systemen voor toeslagen en invordering (ETM) worden beheerst en gefaseerd geïmplementeerd.
7. Implementatie toekomstvisie Nederlandse financiële sector
In de Kabinetsvisie op de toekomst van de financiële sector 11 is een visie uiteengezet om de financiële sector en het toezicht te versterken zodat de kans op een herhaling van de recente financiële crisis zo klein mogelijk wordt gemaakt. De drie in de Kabinetsvisie verwoorde hoofddoelstellingen zijn 1.) stimuleren dat de sector meer solide, verantwoordelijk en transparant wordt, 2.) zorgen dat toezicht aangescherpt wordt en de reikwijdte van het toezicht verbreed wordt tot relevante instellingen die nog niet onder toezicht staan, en 3.) voorkomen dat de belastingbetaler ooit nog op zulke grote schaal zal moeten bijspringen in de sector. Hieronder wordt per hoofddoelstelling uiteengezet wat de belangrijkste resultaten zijn. Merk op dat dit stuk zich beperkt tot de doelstellingen zoals aangestipt in de oorspronkelijke Kabinetsvisie; ander beleid op het gebied van de financiële sector dat deze sector en het toezicht versterkt wordt derhalve buiten beschouwing gelaten, zoals het beleid n.a.v. de adviezen van het rapport van de Commissie Scheltema over de ondergang van DSB 12 en de Visie toezicht op afstand over de relatie tussen de minister van Financiën en de financiële toezichthouders DNB en AFM. 13 Verder is in de wetgevingsbrief van oktober 2010 de brede wetgevingsagenda op het gebied van financiële markten reeds in meer detail uiteengezet; tot slot is het beleid op het gebied van de financiele markten ook nader toegelicht in de Kabinetsreactie op het eindrapport van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel onder leiding van het lid De Wit (de commissie De Wit). 14
1.) Een meer solide, verantwoordelijke en transparante financiële sector:
Op 12 september 2010 hebben de Group of Governors and Heads of Supervision van het Bazels Comité 15 een akkoord bereikt over nieuwe, strengere kapitaalseisen voor banken. Er wordt momenteel onderhandeld in Brussel over de omzetting van deze nieuwe eisen in een update van de Europese Capital Requirement Directive (CRD-IV), die naar verwachting medio 2011 gepubliceerd zal worden.
Voor controle op de naleving van de Code Banken (die eind 2009 wettelijk verankerd is) 16 is een onafhankelijke monitoringscommissie geïnstalleerd, 17 die op 1 juli 2010 haar werkplan bekend heeft gemaakt 18. In het jaarverslag over het boekjaar 2010 leggen banken voor de eerste maal verantwoording af over de naleving van de Code. Op basis hiervan zal de Monitoring Commissie Code Banken in 2011 een eerste volledige rapportage uitbrengen 19.
In 2010 is ook gewerkt aan het op 1 januari 2011 in werking getreden Besluit beheerst beloningsbeleid waarin de bevoegdheid van zowel DNB als AFM om toezicht te houden op het beloningsbeleid van de gehele financiële onderneming expliciet wettelijk is vastgelegd. Er zal vanaf die datum ook gehandhaafd worden of de beloningseisen in relatie tot de kapitaalspositie van een financiële onderneming staan; dit zijn voorwaarden die op Europees niveau zijn afgesproken in het kader van een eerdere wijziging van de kapitaaleisenrichtlijn (CRD III). Ook is een wetsvoorstel ingediend om het mogelijk te maken bonussen aan te passen of terug te vorderen 20.
Verder heeft een evaluatie van de provisieregelgeving plaatsgevonden 21. Hierbij is geconcludeerd dat tenminste twee zaken nodig zijn: 1. verdere verbetering van de transparantie omtrent de prijs, aard en kwaliteit van dienstverlening en een norm voor een passende beloning, 2. een verbod op provisies voor complexe financiële producten, inkomensverzekeringen, betalingsbeschermers en uitvaartproducten en dienstverlening onder het Nationaal Regime Mifid en een bonusprovisieverbod bij schadeverzekeringen. De Tweede Kamer zal begin 2011 nader worden geïnformeerd over de aanpak hiervan.
Verder is inmiddels een wetsvoorstel strekkende tot wijziging van de Wft ingediend bij de Tweede Kamer die bewerkstelligt dat commissarissen van een financiële onderneming moeten voldoen aan een wettelijke deskundigheidseis 22. In aanvulling hierop bestaat het voornemen de door de Wft gereguleerde deskundigheidstoets te vervangen door een geschiktheidstoets. In het kader van de geschiktheidstoets zal de toezichthouder niet alleen de kennis, opleiding en ervaring van de getoetste persoon in aanmerking nemen maar ook diens bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden alsmede het door die persoon vertoonde professioneel gedrag. Het wetsvoorstel om tot introductie van een geschiktheidstoets te komen, wordt momenteel voorbereid en zal nog voor de zomer van 2011 bij de Tweede Kamer aanhangig worden gemaakt. In laatstgenoemd wetsvoorstel zal tevens een maatregel worden opgenomen die strekt tot aanscherping van de antecedenten die bij de betrouwbaarheidtoets van onder meer beleidsbepalers en commissarissen in aanmerking worden genomen.
2.) Aangescherpt en verbreed toezicht:
De discussie over de nieuwe Europese toezichtarchitectuur is in september 2010 afgerond en de drie nieuwe Europese toezichtcolleges (EBA/ESMA/EIOPA) en de European Systemic Risk Board zijn per 1 januari 2011 opgericht. Verschillende Europese richtlijnen om instellingen en/of markten die niet onder toezicht stonden onder toezicht te plaatsen zijn in 2010 vastgesteld, zoals de AIFM richtlijn die toezicht op hedgefondsen en private-equity firma’s regelt en de eerste richtlijn voor kredietbeoordelingsbureaus; over andere nieuwe regelgeving wordt momenteel nog onderhandeld, zoals de concept-verordening m.b.t. derivaten en hun centrale clearing. Er wordt tevens op een groot aantal vlakken bestaande Europese richtlijnen herzien, waaronder de richtlijn inzake het depositogarantiestelsel.
3.) Beter crisismanagement:
Er is veel voorbereidend werk verricht aan een groot wetsvoorstel op het gebied van crisismanagement dat de toezichthouder meer mogelijkheden geeft om in te grijpen (overdrachtsinstrumenten /interventieladder), waardoor de kans verkleind wordt dat de belastingbetaler moet betalen 23. Door o.a. de nieuwe kapitaalseisen wordt het risicoabsorberend vermogen van instellingen verder vergroot. Tot slot neemt Nederland in Europees verband en dat van het Financial Stability Board actief deel aan de discussie over hoe om te gaan met systeemrelevante instellingen.
Beleidsmatige conclusie
Grote stappen zijn reeds gezet, maar volledige implementatie van de brede veranderingsagenda zal ook de komende jaren nog veel aandacht vergen.