Base description which applies to whole site

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Dit beleidsverslag blikt terug op de beleidsagenda van Defensie in de begroting 2010. Het verslag heeft dit jaar een andere vorm gekregen vanwege de val van het kabinet-Balkenende IV op 20 februari 2010. Het grootste deel van 2010 stond in het teken van de uitvoering van lopende operaties, de afbouw van de missie in Uruzgan en de redeployment van het personeel en het materieel. Daarnaast heeft Defensie veel aandacht besteed aan het op orde brengen van de financiële situatie en de bedrijfsvoering.

Defensiebijdragen aan de kabinetsdoelstellingen

De afgelopen jaren werd het beleidsverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het kabinet-Balkenende IV. Met de val van dit kabinet en het aantreden van het huidige kabinet komt deze indeling te vervallen. Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Alleen de eerste zeven weken regeerde het vorige kabinet missionair. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. De onderstaande tabel verschaft op hoofdlijnen informatie over de resultaten van het vorige kabinetsprogramma.

Het beleid van Defensie was in eerste instantie gericht op de vierde doelstelling: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen. Alle onderwerpen in de beleidsagenda van de begroting 2010 vielen onder deze kabinetsdoelstelling. Hieronder volgen in het kort de belangrijkste bijdragen:

Nummer en omschrijving kabinetsdoelstelling

Behaalde resultaten in jaar 2010

Relevant beleidsartikel

Financieel belang: realisatie jaar 2010

Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

De totale personele sterkte – militair personeel en burgerpersoneel – was gemiddeld over 2010 ongeveer 95,6 procent van de voorziene organisatiesterkte (exclusief de baten-lastendiensten).

Beleidsartikelen 21 tot en met 26 en niet-beleidsartikel 90

In 2010 is € 3 miljard uitgegeven aan salaris, sociale lasten en toelagen voor personeel.

Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

Een investeringspercentage van 17,4 waarmee het behalen van een investeringspercentage van ten minste 20 gedurende de kabinetsperiode is behaald.

Beleidsartikelen 25, 26 en niet-beleidsartikel 90

Er is in 2010 een bedrag van € 1,4 miljard geïnvesteerd.

Defensie, doelstelling 4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

In 2010 lag zowel de inzetbaarheid (68,3 procent) als de inzet (10,4 procent) van de Nederlandse grondeenheden boven de Navo-norm van 50 procent respectievelijk 10 procent.

Beleidsartikel 20

De additionele uitgaven van de crisisbeheersingsoperaties bedroegen in 2010 € 318 miljoen.

Inzet Nederlandse militairen in 2010

Internationaal optreden

In 2010 hebben ongeveer 5500 Nederlandse militairen in uiteenlopende functies en samenstellingen en in een scala van regio’s een kwalitatief hoogwaardige bijdrage geleverd aan crisisbeheersingsoperaties en de opbouw van veiligheidsorganisaties. 1 Zij deden dit veelal in internationaal verband, zoals in het kader van de Navo, de EU en de VN. Militairen zijn actief geweest in Afghanistan, Afrika, het Midden-Oosten en op de Balkan, waar zij steeds meer onderdeel zijn geworden van een brede benadering van Diplomacy, Defence en Development. Deze wereldwijde inzet van Nederlandse militairen onderstreept de actieve betrokkenheid van ons land bij de bevordering van de internationale veiligheid en stabiliteit.

De operationele doelstellingen voor 2010 in het kader van crisisbeheersingsoperaties waren: vrede en stabiliteit in Europa/Balkan, vrede en stabiliteit in Afghanistan, vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten, vrede en stabiliteit in Afrika, vrede en stabiliteit in Irak en vrede en stabiliteit in de Perzische Golf. Bij beleidsartikel 20 wordt dieper ingegaan op de Nederlandse bijdrage aan de verschillende missies.

Afghanistan

De grootste bijdrage in 2010 werd geleverd in Afghanistan. De Nederlandse strategie was er op gericht de lokale bestuurders, de plaatselijke overheidsdiensten en de Afghaanse veiligheidsorganisaties te ondersteunen. In 2010 kwam er een eind aan de missie in Uruzgan. Defensie is per 1 augustus 2010 begonnen aan de redeployment van het personeel en het materieel uit deze provincie en heeft zijn taken overgedragen aan een samenwerkingsverband van internationale partners; het zogenaamde Combined Team Uruzgan (CTU).

De overdracht van taken, verantwoordelijkheden en kennis van de Task Force Uruzgan (TFU) aan het CTU is voorspoedig en in goede samenwerking verlopen. Veel tijd is gestoken in de overdacht van onze kennis over en ervaring in Uruzgan. Een belangrijk onderdeel hiervan was het ter plekke introduceren van de opvolgers in het uitgebreide netwerk van lokale bestuurders, tribale en religieuze leiders en hulporganisaties dat Nederland in de provincie heeft opgebouwd. Daarnaast is veel aandacht besteed aan de uitwisseling van informatie over de tribale verhoudingen in de provincie, de veiligheidssituatie en de Nederlandse werkwijze.

Ook de redeployment is in 2010 goed verlopen. De omvang van de Redeployment Task Force (RDTF) was uiteindelijk fors kleiner dan oorspronkelijk voorzien. Dit kon vanwege de goede samenwerking met het CTU, het combineren van konvooien van het CTU en de RDTF en de vroege ontplooiing van de CTU-eenheden, waardoor de behoefte aan force protection binnen de RDTF afnam. Volgens plan zijn vóór 1 december 2010 de Nederlandse militairen van de TFUen van Task Force 55 teruggekomen in Nederland. Na 1 december 2010 was nog slechts een klein gedeelte van de RDTF in Afghanistan aanwezig voor de afhandeling van de laatste materieelkonvooien.

De training van Afghaanse veiligheidsorganisaties heeft ook in 2010 aan belang gewonnen. Ondanks de vooruitgang die al op dit gebied werd geboekt, bleef het hele jaar een dringende behoefte bestaan aan extra bijdragen van de internationale partners voor de training en mentoring van het Afghaanse leger en de politie. Nederland leverde in dit kader een bijdrage aan zowel EUPOL als de NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A). De Nederlandse trainingsbijdrage liep voor een klein deel via de deelname aan de European Gendarmerie Force (EGF), die een bijdrage aan NTM-A levert op het gebied van training van de Afghaanse politie.

De Tweede Kamer heeft met de motie-Peters/Pechtold (Kamerstuk 27 925, nr. 392) op 21 april 2010 de regering opgeroepen de mogelijkheden in kaart te brengen om een bijdrage te leveren aan de opleiding en training van de Afghaanse civiele politie en haar daarover in overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet te informeren. Naar aanleiding van deze motie is de behoefte aan politietraining zorgvuldig bezien. Op 12 november 2010 heeft het kabinet, overeenkomstig artikel 100 van de Grondwet en het Toetsingskader 2009, gemeld de mogelijkheid en wenselijkheid van een bijdrage aan de internationale inspanningen in Afghanistan te onderzoeken (Kamerstuk 27 925, nr. 410). Aan dit onderzoek is de laatste anderhalve maand van het jaar besteed. De besluitvorming over de nieuwe Nederlandse bijdrage is inmiddels voltooid. De besluitvorming en uitvoering van deze bijdrage valt buiten de reikwijdte van dit jaarverslag.

Afrika

In Afrika leverde Nederland zijn grootste bijdrage in het kader van de inzet voor antipiraterij in de wateren rondom Somalië. Nederland heeft in zowel Navo- als EU-verband schepen en personeel ingezet. Omdat Nederland vanaf juli 2010 voor de periode van een jaar de commandant van het permanente vlootverband van de Navo, de Standing NATO Maritime Group (SNMG) 2 levert, voerde Nederland in de periodes dat de SNMG2 werd ingezet in operatie Ocean Shield ook het bevel over de schepen in deze operatie. Nederland droeg in de periode 24 september tot en met 5 november 2010 voor het eerst met een onderzeeboot bij aan de Navo-operatie Ocean Shield. De onderzeeboot werd in het kader van piraterijbestrijding ingezet als extra waarnemingscapaciteit voor de in het gebied aanwezige eenheden.

Met de inzet in 2010 van verschillende soorten schepen ten behoeve van zowel de EU- als de Navo-operatie heeft Nederland opnieuw een belangrijke bijdrage geleverd aan de doelstellingen van deze operaties. De Nederlandse marine heeft bijgedragen aan het beschermen van voedseltransporten van het World Food Programme (WFP), het in kaart brengen van de kampen en de manier van opereren van piraten en de verstoring van piraterijactiviteiten. In totaal zijn in 2010 153 vermoedelijke piraten vastgenomen door Nederlandse eenheden. Van hen zijn er 138 weer vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs. De overige vijftien worden door toedoen van Nederland vervolgd. Tien verdachten zijn overgedragen aan Duitsland, nadat het Duitse motorschip Taipan op 5 april 2010 door Hr.Ms. Tromp werd ontzet. Tevens zijn vijf verdachten die door Hr.Ms. Amsterdam waren vastgenomen op 5 december 2010 op last van het Openbaar Ministerie naar Nederland overgebracht voor vervolging. Met de deelname van Hr.Ms. Johan de Witt aan de anti-piraterijoperaties werden nieuwe mogelijkheden verkend voor de bestrijding van deze vorm van criminaliteit. Door met de lokale bevolking op zee gesprekken aan te gaan, is bruikbare informatie verkregen over het operatiegebied. Deze nieuwe aanpak heeft mede een goede bijdrage geleverd aan de versterking van de positie en de inzet van onze partners in deze regio.

In Afrika concentreerde Nederland zich in 2010 verder op fragiele staten in de Grote Meren-regio en de Hoorn van Afrika. In verschillende Afrikaanse landen zijn in totaal zo’n veertig Nederlandse militairen werkzaam geweest als adviseur, waarnemer, instructeur of trainer. Zo waren Nederlandse militaire waarnemers en politiefunctionarissen actief in de VN-missie in Soedan (UNMIS) en werkte Nederland intensief samen met Burundi bij de opbouw en verdere ontwikkeling van de krijgsmacht en de politieorganisatie van dat land. Voorts hebben Nederlandse militairen de ontwikkeling van Afrikaanse vredeshandhavingscapaciteiten in Kenia en Mali ondersteund en hebben ze geholpen bij de opbouw van de Congolese krijgsmacht in het kader van de European Union Security (EUSEC)-missie in de Democratische Republiek Congo. Tot slot heeft Nederland ten behoeve van een duurzame aanpak van piraterij vanaf juni 2010 een politieadviseur geleverd voor het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) in Kenia. Het antipiraterijprogramma van het UNODC richt zich op de ondersteuning van de politie en de kustwacht, de officier van Justitie, de rechtbanken en het gevangeniswezen in de Seychellen, Puntland en Somaliland.

Tot slot heeft het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) bij Ivoorkust logistieke ondersteuning verleend aan Franse eenheden. Hiertoe werd de Hr.Ms. Amsterdam van 22 december 2010 tot 11 januari 2011 ingezet als back up-ocatie voor het eventueel opvangen en transporteren van evacués, indien het tot een evacuatieoperatie zou komen in Ivoorkust. Gedurende drie dagen werd de Franse helikoptercarrier FS Tonnerre bevoorraad. De met deze inzet gepaard gaande uitgaven zullen in 2011 worden verantwoord.

Balkan, Midden-Oosten en Perzische Golf

Op de Balkan heeft Defensie in 2010 112 militairen geleverd voor EUFOR Althea en de EU Police Mission (EUPM) in Bosnië en voor de EULEX- en KFOR-missies in Kosovo. In het Midden-Oosten heeft Nederland in 2010 met in totaal ongeveer 12 militairen deelgenomen aan de United Nations Supervision Organisation (UNTSO) in Libanon, Syrië en Israël, de United States Security Coordinator (USSC) Dayton in Israël en de Palestijnse Gebieden, de Combined Maritime Forces in Bahrein en de NATO Training Mission in Iraq (NTM-I). Daarnaast waren op afroep drie militairen beschikbaar voor de EU Border Assistance Mission in Rafah (EUBAM Rafah), bij de grensovergang tussen Gaza en Egypte, voor het geval deze missie zou worden gereactiveerd. Ten slotte zijn enkele Nederlandse militairen in 2010 betrokken geweest bij de bestrijding van internationale terroristische netwerken in de Perzische Golf. Militairen waren werkzaam bij de staf van het Combined Force Maritime Component Command in Bahrein en in het Netherlands Liaison Team van het United States Central Command in Tampa, Florida.

Hulp aan Haïti

Na de aardbeving in Haïti op 12 januari 2010 heeft Defensie een bijdrage geleverd aan de hulpoperatie aan het land. De KDC-10 heeft naast noodhulpgoederen ook het Nederlandse Urban Search and Rescue Team (USAR-team) naar de regio gebracht. Hr.Ms. Pelikaan is van 18 tot en met 28 januari 2010 ingezet ter ondersteuning van de humanitaire hulpoperatie. Het schip heeft humanitaire goederen afgeleverd en drinkwater geproduceerd. Mariniers hebben herstelwerkzaamheden verricht in de haven van Port-au-Prince en hebben de humanitaire hulpoperatie ondersteund, onder meer door het begeleiden van hulpverleners zoals het USAR-team.

Om bijdragen aan de internationale rechtsorde te kunnen leveren opereert Defensie bij voorkeur in multinationaal verband en binnen de bestaande institutionele structuren. Een belangrijk deel van haar taken heeft de krijgsmacht ook in 2010 uitgevoerd in VN, Navo en EU-verband.

In de eerste helft van 2010 vormde Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk een EU-Battlegroup. De Nederlandse bijdrage bestond uit ongeveer 160 personen van wie het merendeel werd geleverd door het Korps mariniers. Deze eenheid is niet ingezet. In het kader van de NATO Response Force (NRF) heeft Nederland de eerste helft van 2010 deelgenomen aan NRF-14 met een amfibisch transportschip als maritiem commandoplatform en met F-16’s. Gedurende het hele jaar is een mijnenbestrijdingsvaartuig ingezet in het permanente mijnenbestrijdingsvlootverband van de Navo, de Standing NATO Mine Counter Measures Group (SNMCMG) 1. In juni zijn drie mijnenbestrijdingsvaartuigen op verzoek van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) ingezet ten behoeve van een operatie tegen illegale migranten bij de zuidoostkust van Spanje.

Het Nederlandse Navo-lidmaatschap is van groot belang. Nederland kan met tevredenheid terugkijken op de Navo-top in Lissabon, waar bondgenoten eensgezind een nieuwe agenda voor het bondgenootschap hebben vastgesteld. De boodschap uit Lissabon is dat bondgenoten onverminderd hechten aan een sterke trans-Atlantische band en dat de Navo zich moet vernieuwen om goed voorbereid te zijn op de veiligheidsuitdagingen van nu. Op de top zijn hiertoe de juiste stappen gezet. Zoals gemeld in de begroting 2010 is in het afgelopen jaar het Navo Strategisch Concept herzien. De regering heeft zich actief gemengd in de discussie over de herziening van dit Concept, dat tijdens de Navo-top in Lissabon is aangenomen. Het is een kort en krachtig document geworden, dat staat voor een flexibele en toekomstgerichte Navo die zich richt op drie kerntaken: collectieve verdediging, crisisbeheersing en coöperatieve veiligheid. Mede dankzij de inspanningen van Nederland is in het Strategisch Concept sterk ingezet op het belang van civiel-militaire samenwerking. Op de Navo-top zijn daarnaast belangrijke besluiten genomen over een algehele Navo posture review, de ontwikkeling van raketverdediging ter bescherming van het grondgebied en de bevolking van Europa, de hervorming van de Navo-commandostructuur en de agentschappen, en de goedkeuring van tien prioriteiten op het gebied van capaciteitsontwikkeling. Defensie heeft tot slot in 2010 veel werk verricht voor de hervorming van het financiële beheer binnen de Navo en de oplossing van de budgettekorten.

Binnen de EU is met de oprichting van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), zoals in het Verdrag van Lissabon was voorzien, een belangrijke stap gezet in de vorming van een meer geïntegreerd en coherent buitenlands en veiligheidsbeleid, waaronder ook defensiebeleid. In het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) heeft Nederland zich ingezet voor de bevordering van de defensiesamenwerking in Europa. De EU heeft besloten tot verlenging van haar civiele en militaire ambitieniveau, de zogenaamde Headline Goals, met aanvullende richtlijnen voor de invulling daarvan.

Het European Defence Agency (EDA) heeft verder gewerkt aan enkele belangrijke initiatieven waaronder het European Air Transport Fleet-project dat beoogt onderlinge samenwerking op gebied van luchttransport te bevorderen. Ook werd voortgang gemaakt in de voorbereiding van een uitzendbaar forensisch laboratorium, bekostigd uit het operationeel budget van het EDA, dat zal bijdragen aan de inlichtingenverzameling bij incidenten met geïmproviseerde explosieven. Onder leiding van Frankrijk zal dit laboratorium worden ingezet voor de ISAF-missie in Afghanistan. Uiteindelijk moet het een «blauwdruk» en lessen opleveren waarvan alle lidstaten gebruik kunnen maken. Verder werden projecten georganiseerd om helikopterbemanningen, vooral uit Oost-Europese landen, te trainen voor inzet onder operationeel moeilijke omstandigheden. Dankzij dit project zijn ruim 60 bemanningen opgeleid voor inzet in onder meer ISAF. Ten slotte worden kostenbesparende projecten uitgevoerd op het gebied van gezamenlijke inkoop van satellietcommunicatie en logistieke outsourcing.

Beleidsconclusie: De Nederlandse krijgsmacht heeft in 2010 deelgenomen aan diverse grotere en kleinere internationale crisisbeheersingsoperaties. Daarnaast zijn bijdragen geleverd aan de opbouw van veiligheidsorganisaties. De wereldwijde inzet van Nederlandse militairen onderstreept de actieve betrokkenheid van ons land bij de bevordering van de internationale veiligheid en stabiliteit. Defensie heeft vrijwel alle voorziene bijdragen aan de zes operationele doelstellingen van het internationaal optreden in het kader van crisisbeheersingsoperaties geleverd. Daarnaast werden ook onvoorziene bijdragen geleverd, zoals de ondersteuning van de hulpoperatie in Haïti aan het begin van het jaar. Volgens planning zijn per 1 augustus de taken van de TFU overgedragen aan de opvolgers en is de redeployment uit Uruzgan tussen 1 augustus en 1 december 2010 uitgevoerd.

Nationale inzet

In nationaal en Koninkrijksverband voerde Defensie zowel structurele als incidentele taken uit. Structurele taken zijn er voor het alle operationeel commando’s. Daarnaast hebben de civiele autoriteiten in 2010 meer dan voorheen op incidentele basis gebruik gemaakt van beschikbare defensiecapaciteiten. Het aantal aanvragen van civiele autoriteiten voor incidentele militaire bijstand en steunverlening steeg van 56 in 2009 naar 78 in 2010, los van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) die 1 543 keer is ingezet. Bij structurele taken gaat het onder andere om kustwachttaken in Nederland en in het Caribische gebied, explosievenopruiming op de Noordzee, bewaking van het Nederlandse luchtruim en de uitvoering van politietaken door het CKmar. Bij de incidentele bijstand gaat het onder meer om inzet van de Bijzondere Bijstandseenheden en van de Duik- en Demonteergroep (DDG) die tien keer ondersteuning heeft geleverd aan de politie bij preventief explosievenonderzoek onder water.

De beschikbaarheid van defensiecapaciteiten in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) verliep volgens planning. De gegarandeerde capaciteiten zijn het gehele jaar beschikbaar geweest en zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteiten zijn ingezet. Zo kon Defensie desgevraagd in Nederland opvangcapaciteit gereed stellen voor grootschalige evacuaties en waren er op permanente basis ruim 4 600 militairen beschikbaar voor de ondersteuning van civiele autoriteiten. De uitgevoerde maatregelen in het kader van ICMS zijn in 2010 tussentijds geëvalueerd. Daaruit blijkt dat Defensie intussen inderdaad een structurele veiligheidspartner is op het terrein van nationale veiligheid en crisisbeheersing. Een aantal punten verdient echter nog aandacht, zodat steeds meer wordt gekomen tot een geïntegreerde aanpak van de nationale veiligheid. Het gaat dan om de verdere uitwerking van de samenwerking, zoals gezamenlijke opleidingen en trainingen.

Naast ICMS-verplichtingen zijn ook defensiemedewerkers en -middelen ingezet voor de Dienst Speciale Interventies, het USAR-team en het Landelijk Team Forensische Opsporing waarvan ook het Rampen Identificatie Team deel uitmaakt.

Het CKmar heeft het afgelopen jaar 25 maal bijstand geleverd; een forse stijging ten opzichte van 2009, toen het CKmar veertien maal bijstand leverde. Opvallend dit jaar was een aantal grootschalige of langdurige bijstandsverzoeken, zoals de inzet van recherchecapaciteit van het CKmar ten behoeve van de gerichte aanpak van drugscriminaliteit, bij een liquidatiezaak en een zedenzaak in Amsterdam. Daarnaast is het ministerie van Justitie ondersteund bij het transport van de van piraterij verdachte personen uit Djibouti en Oman naar Nederland. Het CKmar begeleidde deze verdachten en het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) voerde met een KDC-10 het vervoer naar Nederland uit. In het kader van de Samenwerkingsregeling Mobiele Eenheid Politie en Mobiele Eenheid van het CKmar zijn er vier inzetten geweest. In 2010 is ook tweemaal bijstand geleverd van de politie aan het CKmar.

Het CLSK bewaakt 24 uur per dag het Nederlandse luchtruim en beveiligt het Nederlandse luchtruim op afroep. Twee F-16 jachtvliegtuigen staan als Quick Reaction Alert permanent gereed om op te treden tegen dreigingen vanuit het luchtruim. Ze zijn meerdere keren in een verhoogde staat van paraatheid gebracht. Tweemaal zijn Russische vliegtuigen onderschept die in de richting van het Nederlandse luchtruim vlogen zonder hun identiteit bekend te maken. Defensiehelikopters zijn verscheidene malen in actie gekomen voor hulpverlening en ondersteuning in Nederland, onder meer bij de bestrijding van meerdere bos- en duinbranden in Bergen, Schoorl en nabij Heeze. Tevens hebben de helikopters een bijdrage geleverd aan het transport van het Nederlands elftal bij de huldiging in Nederland en is de huldiging facilitair ondersteund door het Marine Etablissement Amsterdam.

Bij de bestrijding van een grote brand op de Strabrechtse heide zijn door het Commando landstrijdkrachten (CLAS) diverse middelen ingezet zoals een geniecompagnie met genietank, wiellaadschop, tankwagen en waterwagens. Onbemande observatievliegtuigjes van het CLAS zijn meerdere malen ingezet ter ondersteuning van de politie om vroegtijdig zicht te krijgen op pogingen tot brandstichting en het ontstaan van rellen. Tevens is een observatievliegtuigje ingezet om resterende brandhaarden te detecteren bij bestrijding van de bosbrand nabij Bergen. Ook tijdens de jaarwisseling is dit systeem ingezet ter ondersteuning van de politie. Specialisten van het Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command (JISTARC) hebben de politie meerdere malen ondersteund met kennis, expertise en middelen in verschillende politieonderzoeken. De politie is daarnaast gedurende het jaar meerdere malen ondersteund met militaire capaciteiten bij het zoeken naar vermiste personen, wapens en munitie zowel op het land als in het water. Het betrof hier onder andere de inzet van geniemilitairen en de inzet van de DDG met het onbemande onderwatervaartuig REMUS.

Voor de geldtransporten van De Nederlandsche Bank is door Defensie gedurende het gehele jaar ondersteuning geleverd door de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO), het CKmar en de vliegbasis Eindhoven. Bij bomruimingen in Limburg en Gouda zijn naast de reguliere inzet van EODD ook andere middelen van het CLAS ingezet. In Limburg zijn drie Fennek-verkenningsvoertuigen ingezet voor gebiedsobservatie en in Gouda hebben 35 militairen van de Nationale Reserve de autoriteiten ondersteund bij een bomruiming aldaar. De Iraakse «Out of Country» verkiezingen te Utrecht zijn door Defensie facilitair ondersteund. Daarnaast heeft het CLAS de vierdaagse te Nijmegen traditioneel van steun voorzien.

Bij de bestrijding van de grieppandemie in Nederland heeft Defensie een belangrijke rol gespeeld in de voorbereiding van de vaccinatiecampagne. Twee militairen van Defensie zijn tijdelijk gedetacheerd geweest bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ter ondersteuning van de logistieke operatie voor de distributie van de griepvaccins.

In kustwachtverband werkte Defensie nauw samen met andere departementen. Het CLSK stelde kustwachtvliegtuigen beschikbaar en het CKmar voerde samen met andere kustwachtpartners de maritieme grensbewaking (in totaal 466 controles) uit. Tevens is het Kustwacht-vliegtuig van 1 tot 15 september 2010 in internationaal verband ingezet voor maritieme grensbewaking in het kader van Frontex in Griekenland. Naast deze maritieme grensbewaking heeft het CKmar een reguliere taak bij de grensbewaking op luchthavens en de nationale grenzen. Het gaat hier onder andere om beveiligingstaken, de handhaving van de vreemdelingenwetgeving en de uitvoering van politietaken op burgerluchtvaartterreinen.

Ook in het Caribische deel van het Koninkrijk was Defensie actief. Defensie heeft een marinierscompagnie van het CZSK op Aruba en een infanteriecompagnie van het CLAS op Curaçao gestationeerd. Er werd onder meer opleiding en training gegeven aan de Antilliaanse en Arubaanse milities. Gedurende het hele jaar zijn achtereenvolgens twee fregatten en een bevoorradingsschip ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied. Daarnaast wordt een structurele bijdrage geleverd aan de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (KWCARIB). De Nederlandse eenheden hebben samen met overig marinepersoneel in het Caribisch gebied in 2010 bijstand geleverd na twee orkaanpassages op de boven- en benedenwindse eilanden. Ook het CKmar levert een structurele bijdrage in de West die na de staatkundige transitie op 10 oktober 2010 aanzienlijk is uitgebreid. In de nieuwe staatkundige structuur heeft het CKmar op grond van de Veiligheidswet BES zelfstandige taken op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gekregen die vrijwel gelijk zijn aan de taken in Nederland. Op Sint Eustatius en Saba heeft het CKmar op basis van de Veiligheidswet BES de algehele politietaak. Op Curaçao en Sint Maarten voert het CKmar onder andere taken uit ter ondersteuning van de lokale autoriteiten op het gebied van grens- en vreemdelingentoezicht, drugscontroles en de bestrijding van drugs-, gewelds- en migratiecriminaliteit. Het gehele jaar is facilitaire ondersteuning geleverd aan Justitie te Curaçao.

Beleidsconclusie: De Nederlandse krijgsmacht heeft in 2010 in nationaal en in Koninkrijksverband haar bijdrage aan nationale veiligheid geleverd conform het beleidsvoornemen voor 2010. Nationaal werd verscheidene malen een beroep gedaan op defensiecapaciteiten en waren er op permanente basis 4 600 militairen beschikbaar voor de ondersteuning van civiele autoriteiten. In Koninkrijksverband leverden de Kustwacht in het Caribisch gebied, het CZSK, het CLAS en het CKmar structureel en incidenteel ondersteuning in het Caribische deel van het Koninkrijk.

De hoofdpunten van het defensiebeleid

A. Investeren in personeel

Voldoende kwalitatief goed en gemotiveerd personeel is essentieel voor het functioneren van de krijgsmacht. Net als in 2009 was er in 2010 sprake van een toename in de vulling en een afname van het aantal militaire vacatures. De totale personele sterkte – militair en burgerpersoneel – was gemiddeld over het jaar ongeveer 95,6 procent van de voorziene organisatiesterkte (exclusief de baten-lastendiensten).

De onderstaande paragrafen gaan in op de realisatie van de belangrijkste doelstellingen van het personeelsbeleid. Een gedetailleerde beschrijving is terug te vinden in de personeelsrapportage van oktober 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 4). In april 2011 is een personeelsrapportage over de tweede helft van 2010 aan de Kamer verzonden.

1. Stimuleren werving en behoud

Defensie heeft als gevolg van de kabinetsmaatregelen en interne financiële tegenvallers enerzijds en de beschikbare capaciteit om nieuw personeel op te nemen anderzijds, de vacatures geleidelijker ingevuld, zoals aangekondigd bij de begroting 2010.

In 2010 is in het kader van werving en behoud onder meer aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:

Wervingsbonus

De doelstelling om met de wervingsbonus 2000 defensiemedewerkers te werven is niet gehaald. Gezien het relatief beperkte aantal sollicitanten en aanstellingen met een wervingsbonus kan worden gesteld dat de financiële «beloning»; voor het aandragen van nieuwe defensiemedewerkers niet het wervende effect heeft dat in eerste instantie was verwacht. De pilot liep tot eind 2010. Gezien het beperkte succes van de maatregel, het feit dat het aantal belangstellenden en sollicitanten ook zonder wervingsbonus groter is dan de instroombehoefte en de rijksbrede bezuinigingen, zal de inzet van het instrument wervingsbonus niet worden voortgezet.

Uitval selectie en keuring

Het uitvalpercentage in 2010 was 41,7 en daarmee weer op hetzelfde niveau als 2008. In 2009 was het uitvalpercentage 69,9.Uit de resultaten van de Keuring & Selectie blijkt dat 2009 een uitzonderlijk jaar was. De belangstelling en het aantal sollicitaties bij Defensie was toen uitzonderlijk hoog waardoor voor een groot aantal personen een keuring- en selectieproces is gestart.

Loopbaanbegeleiders

De laatste groep van loopbaanbegeleiders heeft de leergang loopbaanbegeleiding (HBO en MBO) voltooid. Hiermee is ook het opleidingstraject voor de initiële groep van 200 loopbaanbegeleiders gereed. Het aantal loopbaanbegeleiders is conform de uitgangspunten van het FPS in 2010 uitgekomen op 200 arbeidsplaatsen.

Opleidingsverloop

Het defensiebrede gemiddelde opleidingsverloop moet in 2012 tot maximaal 30 procent worden teruggebracht. In 2010 is de uitstroom tijdens de initiële opleiding iets toegenomen tot 41,1 procent. Dit was het gevolg van het feit dat in 2010 de nadruk is gelegd op de instroom van schaarse categorieën personeel, waarvoor in enkele gevallen de mentale en fysieke eisen hoger liggen dan gemiddeld.

Aan de andere kant is in 2010 de nadruk steeds meer komen te liggen op de instroom via de opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa) van de Regionale Opleidingscentra (ROC’s). Een groot gedeelte van de militaire opleiding wordt tijdens de ROC-tijd voltooid, waardoor de (uitval tijdens de) resterende interne opleidingsduur afneemt.

Belonen uitzendverleden van militairen

Ten behoeve van het behoud en de waardering van uitgezonden militairen is de motie-Knops/Eijsink in 2010 tot uitvoering gekomen (Kamerstuk 31 700 X, nr. 41). Deze motie betreft de toekenning van een gratificatie aan militairen die aan uitzendingen hebben deelgenomen en waarbij de totale duur van de inzet ten minste 365 dagen bedraagt. In het najaar van 2010 is met de centrales van overheidspersoneel voor de sector Defensie overeenstemming bereikt over de toekenning van de uitzendgratificatie van € 1 000 netto. In 2010 is de gratificatie aan 7 975 militairen uitbetaald.

Samenwerking met Regionale Opleidingscentra (Veiligheid en Vakmanschap)

De samenwerking met ROC’s bij de opleiding van manschappen en onderofficieren is verder geïntensiveerd. Ongeveer 2 200 leerlingen, verspreid over 30 ROC’s, zijn met ingang van het schooljaar 2010 gestart met de VeVa-opleiding op MBO-niveau 2 en 3 (verwacht was een aantal van 1 900 leerlingen). In het bijzonder de animo voor de VeVa-opleiding Grondoptreden is zeer groot. Tijdens de opleidingstijd op het ROC maken de leerlingen zich de theorie eigen en worden ze voor het militaire deel van de opleidingen begeleid door militaire instructeurs die tijdelijk tewerk zijn gesteld bij een ROC. Daarnaast doorlopen alle VeVa-leerlingen jaarlijks tien weken beroepspraktijkvorming (BPV) binnen Defensie. Dit geeft hun een goed beeld van het werken bij Defensie in het algemeen en bij het operationele commando in de opleidingsrichting van hun keuze in het bijzonder.

De niveau-2 leerlingen die in 2009 zijn begonnen met de VeVa-opleiding voltooien hun opleiding begin april 2011. Het traject van solliciteren, selectie en keuring voor een functie bij Defensie is eind 2010 begonnen. Vooralsnog is de werving, instroom en uitval bij de VeVa-opleiding overeenkomstig de verwachting. Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de bezuinigingen is in 2010 steeds meer de nadruk komen te liggen op dit VeVa-instroomtraject via de ROC’s. In 2010 zijn de eerste stappen genomen om het huidige instroomproces van werven, selecteren en keuren hierop aan te passen. Er zijn voorbereidingen getroffen voor het ontwikkelen van VeVa-instroomopleidingen op niveau-4.

Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de bezuinigingen is in 2010 steeds meer de nadruk komen te liggen op dit VeVa-instroomtraject via de ROC’s. In 2010 zijn de eerste stappen genomen om het huidige instroomproces van werven, selecteren en keuren hierop aan te passen. Er zijn voorbereidingen getroffen voor het ontwikkelen van VeVa-instroomopleidingen op niveau-4.

Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap

Het beleidsinitiatief om te komen tot de oprichting van een Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap is in april 2010 stopgezet. Enkele maanden eerder, op 3 december 2009, had de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer reeds geïnformeerd dat de gesprekken met betrokken partijen op dat moment geen resultaat hadden opgeleverd en dat dit mogelijk zou kunnen leiden tot een heroverweging van dit project (Kamerstuk 29 544, nr. 210). Na overleg zijn de betrokken partijen begin 2010 tot de conclusie gekomen dat het Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap geen doorgang kon vinden. Het bleek niet mogelijk de incidentele middelen die beschikbaar waren gesteld in het kader van de bestrijding van jeugdwerkloosheid aan te vullen tot de benodigde structurele financiering. Daarbij speelde tevens het probleem van beschikbaarheid van instructeurs bij Defensie een rol.

2. Het Flexibel Personeelssysteem

Het jaar 2010 heeft volledig in het teken gestaan van het overleg met de centrales van overheidspersoneel over de wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) in het kader van het Flexibel Personeelssysteem (FPS). Een vertraging hierbij werd veroorzaakt door een oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling dat uiteindelijk leidde tot een koerswijziging in het gebruik van de beoogde sturingsinstrumenten. Dit had gevolgen voor zowel het overleg als voor de voorbereiding van de implementatie in de bedrijfsvoering. Eind 2010 is het overleg met de centrales over de wijziging van het AMAR voltooid. De wijziging van het AMAR is per 1 februari 2011 in werking getreden. Daarnaast is verdergegaan met de operationalisering van het Persoonlijk Ontwikkelplan, ook in de bedrijfsvoering, en de verbetering van de vacaturebank. Dit zijn twee belangrijke ondersteunende instrumenten in het kader van FPS. De verbetering van de vacaturebank is in 2010 uitgevoerd.

3. Verbeteren levensfasebeleid

Levensfasebeleid houdt in dat de medewerker en de leidinggevende overleggen over de wensen en behoeften ten aanzien van de levensfase en wat de organisatie hierbij aan mogelijkheden kan bieden. Op basis daarvan moet tot individuele afspraken worden gekomen. Functioneringsgesprekken en gesprekken over het Persoonlijk Ontwikkelplan zijn daarvoor de belangrijkste instrumenten. In 2010 is overeenstemming bereikt met de centrales van overheidspersoneel over een nieuw functioneringsgesprekformulier. De aandacht voor de veranderende behoefte in elke levensfase is in dit formulier verankerd. De aanpassing van het gespreksformulier op het intranet van Defensie (selfservice) heeft vertraging opgelopen. De verwachting is dat het in het voorjaar van 2011 in gebruik wordt genomen. Levensfasebeleid is verder een vast onderdeel in de opleiding van loopbaanbegeleiders. In 2010 zijn meerdere trainingen verzorgd. In het curriculum van de P&O-opleidingen voor leidinggevenden is het thema levensfasebeleid opgenomen.

4. Diversiteit

Ten behoeve van de drie doelgroepen van diversiteitsbeleid, te weten: etnisch-culturele minderheden, vrouwen en homoseksuelen zijn in 2010 op grond van het actieplan Diversiteit 2009–2012 activiteiten verricht. In september 2010 zijn in het regeer- en gedoogakkoord afspraken gemaakt die gevolgen hebben voor het diversiteitsbeleid van Defensie. Op 9 februari 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 32 500 X, nr. 84) dat het huidige diversiteitsbeleid wordt beëindigd.

In 2010 is veel gedaan aan het behoud en de doorstroom van vrouwen binnen Defensie, bijvoorbeeld door middel van het mentorproject vrouwelijke onderofficieren Defensie dat positief is geëvalueerd, en de ondertekening van het Charter «Talent naar de Top» door de staatssecretaris van Defensie in januari 2010. Het aandeel vrouwelijke militairen was in 2010 onveranderd 9 procent. Het aandeel vrouwelijk personeel is ook in 2010 iets gestegen tot 24,5 procent. In 2009 was dit 24 procent.

In het kader van het Nationaal Actieplan 1325 is in samenwerking met het Nederlandse en Spaanse ministerie van Buitenlandse Zaken een groot internationaal symposium georganiseerd over het thema Gender in vredesoperaties. Defensie was in 2010 vertegenwoordigd op de Gay Pride en de Roze Zaterdag. Door het gevoerde diversiteitsbeleid toonde Defensie zich een organisatie die respect heeft voor haar medewerkers, ongeacht seksuele geaardheid.

In 2010 zijn tot slot verschillende initiatieven ondernomen die waren gericht op het vergroten van de instroom uit etnisch-culturele minderheden zoals de inzet van rolmodellen. Verder is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een meer gevarieerde samenstelling van het leerlingenbestand in de VeVa-opleiding, om zo aansluiting te vinden bij de gevarieerde samenstelling van de arbeidsmarkt. Het onderzoek doet hiervoor praktische aanbevelingen.

5. Sociale Veilige Werk- en Leefomgeving

In 2010 is een kwalitatief onderzoek verricht naar omgangsvormen op opleidingsinstituten bij Defensie. Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de omgangsvormen op de opleidingsinstituten en de wijze waarop de geldende regels worden gehandhaafd. De bevindingen uit dit rapport waren aanleiding om nadere, gerichte maatregelen te nemen om de omstandigheden die ongewenst gedrag op opleidingsinstituten in de hand werken aan te pakken en om de regels die Defensie aan gedrag stelt beter te handhaven. Vervolgens is het tweejaarlijkse kwantitatief onderzoek naar ongewenst gedrag uitgevoerd. Het doel van deze derde meting was na te gaan in hoeverre het vóórkomen van ongewenst gedrag bij Defensie vier jaar (2006) na het hoofdonderzoek en twee jaar (2008) na de tweede meting is veranderd. In 2011 is het onderzoek gepubliceerd.

Begin 2010 is de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) formeel opgericht. De COID beoogt een expertisecentrum te zijn, gericht op de ondersteuning van leidinggevenden en medewerkers op het gebied van integriteit. De COID biedt diensten en producten aan zoals adviezen, voorlichting, (risico)analyses en onderzoeken. Hiermee kan de COID behulpzaam zijn bij het zowel preventief als repressief nemen van maatregelen om de integriteit binnen de organisatie te vergroten. Daarnaast beheert de COID het meldpunt ongewenst gedrag waar medewerkers hulp kunnen vragen. Inmiddels zijn een verbeterd meldingsformulier en rapportagesysteem ontwikkeld voor incidenten die verband houden met ongewenst gedrag.

De sociale aspecten van leidinggeven komen aan de orde in alle initiële en loopbaanopleidingen bij Defensie. Daarnaast is voor degenen die niet in aanmerking komen voor deze opleidingen, vooral burgers, een training ontwikkeld om de achterstand op dit gebied in te halen. In 2010 hebben 1 170 leidinggevende burgers en militairen deze tweedaagse training doorlopen. Via de leergang Collega-Coach Defensie zijn in totaal 273 collega-coaches opgeleid, waarvan 237 in 2010.

6. Vergroten mogelijkheden inzet reservisten

In 2010 is verder uitvoering gegeven aan de reservistennota die op 20 januari 2009 aan de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 31 700 X, nr. 79). Het streven om 2,5 procent van de functies in het uitzendgebied te vullen met reservisten is niet gewijzigd. In 2010 is anderhalf procent gerealiseerd. Per 1 april 2010 is het ServiceCentrum Employer Support Reservisten van start gegaan. Dit servicecentrum adviseert werkgevers onder andere over de financiële en juridische aspecten van het «uitlenen» van hun personeel als reservist. Onderdeel van de serviceverlening vormt de verstrekking van een tegemoetkoming aan de werkgever, indien zijn werknemer langdurig als reservist wordt ingezet.

7. Veiligheidsmanagement

In 2010 is het veiligheidsmanagement bij Defensie verder versterkt in de bedrijfsvoering van Defensie. Om het gewenste gedrag op het gebied van veiligheid in de organisatie te bevorderen is gewerkt aan de harmonisering en verbetering van de opleidingen voor deskundigen en voor lijnmanagement. Door middel van overleg met de Centrale Medezeggenschapscommissie (CMC), onder andere in een aparte werkgroep Veiligheid, Kwaliteit, Arbo en Milieu, wordt gewaarborgd dat het personeel een inbreng kan leveren. In samenwerking met de centrales van overheidspersoneel is voor de onderwerpen «agressie en geweld» en «dieselmotoremissies» een Arbocatalogus opgesteld die in 2011 wordt voltooid.

In 2010 is een informatiesysteem voor de melding van voorvallen ingevoerd, waardoor meer inzicht is ontstaan in ongevallen en bijna-ongevallen. Ook is een applicatie beschikbaar gekomen voor het registreren van risicoanalyses die in 2011 wordt ingevoerd. De defensiebrede uitvoering van risicoanalyses (inventarisaties) heeft in 2010 vertraging opgelopen onder andere door de latere oplevering van de benodigde IV-applicatie. In het jaarverslag over 2011 zullen de belangrijkste bevindingen worden gerapporteerd.

8. Verbeteren veteranenzorg

De Tweede Kamer is op 7 juni 2010 geïnformeerd over de erkenning, de waardering en de zorg voor veteranen (Kamerstuk 30 139, nr. 75). De inspanningen om de erkenning en waardering van veteranen te bevorderen zijn voortgezet. Het onderzoek dat in 2010 is verricht naar de wensen van veteranen van missies na 1979 wordt in het voorjaar van 2011 voltooid. In 2010 is de koppeling tussen de zorg voor veteranen en de toekenning van aanspraken aan militaire oorlogs- en dienstslachtoffers verder verbeterd. Er is een klachtenfunctionaris voor veteranen en dienstslachtoffers ingesteld en de oprichting van een overkoepelende centrale klachtencommissie werd voorbereid. Ook is een nieuw convenant voor het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) getekend. De verantwoordelijkheid voor de zorg aan veteranen en het toezicht daarop zijn daarin beter afgebakend en beschreven. Defensie heeft de financiering van het maatschappelijk werk voor veteranen van Stichting de Basis per 1 januari 2011 overgenomen van het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg. In 2010 zijn verscheidene maatregelen genomen voor een betere naleving van de procedures rond het verlaten van de militaire dienst. In 2010 heeft Defensie een voorstel gedaan voor de verruiming van het overgangsrecht bij de invoering van de medische protocollen voor het militair invaliditeitspensioen. Onder leiding van de Nationale ombudsman zijn in 2010 de uitgangspunten vastgesteld voor een schaderegeling voor veteranen van vroegere missies. In 2010 heeft Defensie een wetsvoorstel voor een Kaderwet veteranen ingediend (Kamerstuk 32 414, nr. 2 van 15 juni 2010). In dit wetsvoorstel zijn regels opgenomen betreffende de erkenning, de waardering en de zorg voor veteranen.

Beleidsconclusie: Het grootste deel van de beleidsprioriteiten op het gebied van investeren in personeel is in 2010 uitgevoerd. De maatregelen die onder de noemer van werving en behoud werden genomen hebben een rol gespeeld bij de verbetering van de personele vulling. Met de intensivering van de samenwerking met ROC’s is, net als in 2009, een belangrijke stap gezet om op structurele wijze te voorzien in de jaarlijks benodigde instroom van nieuw militair personeel. De interesse in een baan bij Defensie was in 2010 nog steeds groot. Er zijn verschillende activiteiten ondernomen zoals de instelling van een levensfasebeleid, de verbetering van een sociaal veilige werk- en leefomgeving en de verbetering van de veiligheid van personeel. De voorgenomen inspanningen op het terrein van diversiteit om Defensie als werkgever onder de aandacht te brengenzijn in 2010 grotendeels gerealiseerd. Het huidige diversiteitsbeleid zal op grond van de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord worden beëindigd. De ontwikkelingen op het gebied van veteranen en zorg verliepen voorspoedig.

B. Verbeteren van de operationele inzetbaarheid

Algemeen

Niet alle doelstellingen op het gebied van het verbeteren van de operationele inzetbaarheid werden in 2010 gehaald. Dat had vooral te maken met de gevolgen van een interne budgettaire problematiek.

Door de grote aandacht op eenheden die in operaties werden ingezet, in combinatie met de nodige versoberingsmaatregelen, was er in 2010 niet voldoende tijd en capaciteit beschikbaar om de eenheden die niet voor de ISAF-missie waren aangewezen, volledig te oefenen en te trainen. Bij de beleidsartikelen 21, 22 en 23 over de operationele commando’s wordt melding gemaakt van de eenheden die daarom specifiek gereed zijn gesteld. In 2010 werden verscheidene maatregelen genomen om tijdens de ISAF-missie versleten materieel te vervangen en de operationele gereedstelling te verbeteren.

Versterking inlichtingenketen

In 2009 zijn de middelen voor de verwerking van operationele inlichtingen gebundeld in het Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command (JISTARC). Het JISTARC zou in 2010 operationeel gereed worden gesteld, maar dit proces heeft vertraging opgelopen. De beoogde uitbreiding van 20 medewerkers is daarom in 2010 nog niet tot stand gekomen. De operationele gereedstelling en de uitbreiding met 20 VTE’n is nu voorzien voor 2011. In 2010 heeft wel de eerder aangekondigde versterking van de MIVD met 20 functies plaatsgehad. Aanvullend daarop is in 2010 versneld de geplande functieuitbreiding doorgevoerd voor de jaren 2011 tot met 2013 van in totaal zeventien functies ten behoeve van contra-inlichtingen en veiligheidsonderzoeken van de MIVD. Daarnaast is de capaciteit voor veiligheidsonderzoeken tot 1 januari 2015 extra versterkt met zeven functies.

Oprichting van de operationele staf CDS

In 2008 is het project Oprichting Permanent Gezamenlijk Hoofdkwartier (PGHK) begonnen. Op 8 februari 2010 is de studie voltooid, waarin niet langer sprake is van het PGHK maar van de Operationele Staf CDS. Op 11 mei 2010 is begonnen met de reorganisatiefase. Het plan hiervoor is nagenoeg gereed, maar is vanwege de raakvlakken met voorziene bezuinigingsmaatregelen bij Defensie in 2010 aangehouden. In de begroting 2010 werd gemeld dat de oprichting van het PGHK eind 2010 een feit zou zijn en de reorganisatie midden 2011 zou zijn voltooid. Vanwege de uitwerking van de bezuinigingen op Defensie is de implementatie voor onbepaalde tijd vertraagd.

Verbetering van de bescherming van personeel op uitzending

In 2010 is opnieuw veel aandacht besteed aan de verbetering van de bescherming van personeel op uitzending. Het programma voor een bredere aanpak van de dreiging van Improvised Explosive Devices (IED) is voortgezet. Dit programma bestaat uit verscheidene deelprojecten. Zo is voor € 1,1 miljoen geïnvesteerd in de zogenaamde recce light pods die onder de F-16»s kunnen worden gehangen voor de opsporing van IED’s.

Versterking van de civiel-militaire samenwerking in operatiegebieden

De versterking van de civiel-militaire samenwerking heeft in Nederland, maar ook tijdens internationaal overleg veel aandacht gekregen. Nederland heeft veel ervaring opgedaan op dit gebied, vooral door de inzet in Afghanistan. Belangrijk is dat ook de Navo zich heeft gerealiseerd dat civiel-militaire samenwerking nodig is om effectief te zijn in crisisbeheersing. In het nieuwe Strategisch Concept wordt daar dan ook sterk op ingezet en dat is mede tot stand gekomen dankzij Nederlandse inspanningen. Nederland heeft hiermee een goede bijdrage geleverd aan de samenhang en effectiviteit van het beleid ten aanzien van diplomatie, veiligheid en ontwikkeling. De Navo krijgt een bescheiden, maar toereikende civiel-militaire planningscapaciteit, zodat vanaf het allereerste begin van een operatie beter rekening wordt gehouden met de niet-militaire aspecten van crisisbeheersing. Er is een duidelijke afbakening bereikt van de bijdrage die de Navo als politiek-militair bondgenootschap levert aan de comprehensive approach. De doelstelling om acht VTE’n in 2010 toe te voegen aan de CIMIC-eenheden is gerealiseerd. Daarmee zijn sinds 2008 in totaal 22 CIMIC-specialisten toegevoegd. In 2010 is elk Provinciaal Reconstructieteam (PRT) vanuit het CIMIC-bataljon gesteund met twee Cimic Support Elements (teams bestaande uit meerdere personen). Ook is de staf van het CIMIC-bataljon ingezet als staf van het PRT-9.

Verbetering van het voortzettingsvermogen van Apache helikopters

Overeenkomstig de motie-Knops c.s. van 22 november 2007 (31 200 X, nr. 50), worden vijf Apache-helikopters op dezelfde standaard gebracht als de overige toestellen. Dit is een meerjarig programma dat in 2011 voltooid zal worden.

Verbetering van de informatievoorziening

De invoering van ERP, het programma SPEER, is in juni 2010 tussentijds geëvalueerd. Op 18 juni 2010 zijn tijdens een zogenoemde tussenbalans besluiten genomen die ervoor zorgen dat het programma beheerst kan worden voortgezet tot de voltooiing in 2014. Het programma SPEER is in 2010 volgens plan gerealiseerd.

Materieelinstroom en -ontwikkeling

Defensie hecht groot belang aan goed materieel. In 2010 is veel nieuw materieel beschikbaar gekomen waarover in de voorgaande jaren aanschafbesluiten zijn genomen.

De levering van de CV-90 aan Defensie verloopt voorspoedig. De levering van de voertuigen aan Defensie zal in 2011 worden voltooid en de invoering bij het CLAS is naar verwachting in 2012 gereed. De beschikbaarheid van reservedelen is een aandachtspunt. Als gevolg van vertragingen bij de softwareleverancier voor de zes nieuwe Chinook-helikopters is de levering van de eerste van deze helikopters vertraagd tot 2011. In beleidsartikel 25 – DMO wordt de realisatie van deze en andere materieelprojecten toegelicht.

Ter vervanging van de verouderde Lynx-helikopters verwerft Defensie twintig helikopters van het type NH-90. De eerste helikopter, in een Meaningful Operational Capable (MOC) versie, werd op 21 april 2010 overgedragen aan Defensie. In juli 2010 volgde de overdracht van het tweede toestel en eind november die van het derde toestel. De helikopters worden gebruikt voor de ontwikkeling van opleidingen, operationele testen en evaluatie en voor de training van personeel. Door dit project heeft Defensie de beschikking gekregen over een technologisch hoogwaardige helikopter die is ontwikkeld en gebouwd door een samenwerkingsverband van zes Europese landen. Over het project NH-90 is de Kamer geïnformeerd door middel van een afzonderlijke jaarrapportage (Kamerstuk 25 928, nr. 46 van 26 november 2010).

Op 14 augustus 2010 is de eerste van vier satellieten gelanceerd die zullen gaan voorzien in voor Nederland gegarandeerde Advanced Extremely High Frequency (AEHF) ruimtecapaciteit. Bij het positioneren in de ruimte zijn complicaties opgetreden waardoor de satelliet later in positie kan worden gebracht dan was voorzien. Hierdoor is het lanceringschema van de overige satellieten aangepast. De lancering van de tweede satelliet is nu gepland voor maart 2012. Nederland zal naar verwachting vanaf begin 2013 beschikken over deze AEHF-ruimtecapaciteit.

Voorts werden in 2010 gestage vorderingen gemaakt met de bouw van de vier patrouilleschepen. De patrouilleschepen Holland, Friesland en Zeeland werden gedoopt en voor het patrouilleschip Groningen werd op 9 april de kiel gelegd. De afbouw van het eerste patrouilleschip Holland loopt een paar maanden achter op het oorspronkelijke schema. Over de bouw van deze schepen is de Kamer geïnformeerd op 3 november 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 87). De voor 2010 voorziene oplevering van het eerste Fast Raiding Interception and Special Forces Craft (FRISC) is vertraagd tot januari 2011. De oplevering is enkele maanden vertraagd onder andere als gevolg van leveringsproblemen van enkele essentiële onderdelen. De oplevering van de eerste vaartuigen blijft in lijn met het project patrouilleschepen.

In 2010 heeft Nederland gewerkt aan de vergroting van de toegang tot operationele capaciteiten door internationale samenwerking. Zo vergroot het C-17 initiatief van de Navo de strategische luchttransportcapaciteit. Met de deelneming aan dit initiatief kon Nederland in 2010 effectief gebruik maken van drie Boeing C-17 Globemaster transportvliegtuigen. De eenheid had in 2010 nog niet haar Full Operational Capable-status bereikt, maar Nederland heeft in 2010 in totaal zo'n 296 vlieguren kunnen gebruiken.

Op 1 september 2010 is het European Air Transport Command (EATC) in Eindhoven geopend door de toenmalige minister van Defensie, Van Middelkoop. Nederland neemt samen met Duitsland, Frankrijk en België deel aan het EATC. Nederlandse transportvliegtuigen hebben inmiddels de eerste opdrachten voor hun partners gevlogen. Het EATC heeft tot doel de beschikbaarheid van schaarse Europese luchttransport- en Air-to-Air refueling (AAR)-capaciteit te vergroten door de vliegtuigen van de betrokken landen gemeenschappelijk in te zetten onder één commando. Daarnaast richt de samenwerking zich op doctrineontwikkeling, opleiding en training, ondersteuning en instandhouding van de vloot. De totale capaciteit van het commando betrof in 2010 ruim 200 vliegtuigen. Deze vliegtuigen blijven opereren vanaf de nationale thuisbases, zodat het EATC niet leidt tot een toename van het aantal militaire vliegbewegingen op de vliegbasis Eindhoven. Nederland droeg in 2010 met ongeveer 25 functies bij aan het commando.

Materiële exploitatie

Om te voorkomen dat het exploitatiebudget van de DMO zou worden overschreden heeft Defensie begin 2010 een tijdelijke verplichtingenpauze ingesteld. Zoals onder meer gemeld in de brieven van 9 maart en 22 april 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nrs. 109 en 122) heeft Defensie maatregelen genomen die gevolgen hadden voor de begroting 2010. Het budget voor de exploitatie is verhoogd ten laste van het budget voor de investeringen, exploitatie-uitgaven met een investeringskarakter zijn ondergebracht in het investeringsbudget en de behoeftestellingen in het kader van de exploitatie zijn kritisch tegen het licht gehouden. Met uitzondering van de uitgaven voor uitzendingen is Defensie terughoudend geweest met het sluiten van nieuwe contracten. Bovendien zijn minder urgente verplichtingen uitgesteld en is het internationale oefenprogramma versoberd. De gevolgen van de beschreven maatregelen zijn zichtbaar gemaakt in de begroting voor 2011. De verschuiving van minder urgente verplichtingen heeft geleid tot een vertraging of een versobering van een aantal investeringsprojecten en een verlaging van de voorraadniveaus.

Tweede testtoestel JSF

Omdat de onderhandelingen in de Verenigde Staten over de prijs van het tweede F-35 testtoestel niet waren voltooid kon dit toestel in 2010 niet worden verworven. In het regeer- en gedoogakkoord is vastgelegd dat de regering in 2011 het tweede testtoestel aanschaft.

Beleidsconclusie: De doelstellingen met betrekking tot de inzet van de krijgsmacht zijn in 2010 gerealiseerd. Diverse eenheden hebben echter wel operationele beperkingen die van invloed zijn geweest op de gereedstelling en het voortzettingsvermogen. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn beperkingen voor incidenteel onderhoud, tekorten aan reservedelen en bevoorradingsartikelen, materiële knelpunten bij een aantal wapensystemen en de kwalitatieve personele ondervulling bij specialistisch personeel. Over deze knelpunten en de reeds onderkende onbalans tussen doelen en middelen bent u geïnformeerd in de brief met daarin een toelichting op de nota van wijziging (Kamerstuk 32 500 X, nr. 16 van 18 november 2010). De verschillende knelpunten worden nader toegelicht in de beleidsartikelen van de defensieonderdelen.

Ondanks de problematiek lag de materieelinstroom in 2010 niet stil. De mijlpalen van het programma SPEER die voor 2010 waren voorzien, zijn volgens plan gerealiseerd. De oprichting van het EATC en het C-17 initiatief van de Navo hebben er in 2010 bovendien voor gezorgd dat Defensie de toegang tot operationele capaciteiten door internationale samenwerking kon vergroten. Dit was relevant aangezien het de transportcapaciteit voor operaties vergrootte.

C. Verbetering bedrijfsvoering

Op het gebied van bedrijfsvoering is in 2010 goede voortgang geboekt bij prioriteiten als het op orde krijgen van het verplichtingenbeheer, de verbetering van het betaalgedrag en de verbetering en vereenvoudiging van het handtekeningen- en bevoegdhedenregister. Deze projecten dienen in maart 2011 voltooid te zijn, dan wel moeten er aanzienlijke verbeteringen tot stand zijn gebracht.

Bezuinigingsmaatregelen en herschikkingen

Het jaar 2010 stond voor Defensie voor een belangrijk deel in het teken van de aanpak van de financiële problematiek. Defensie leverde een structurele financiële bijdrage aan de maatregelen van het kabinet-Balkenende IV om de financiële tegenvallers het hoofd te bieden. Daarnaast had Defensie te maken met financiële tegenvallers in de eigen begroting, zoals vertraagde opbrengsten van materieelverkopen, tegenvallende ontvangsten en vertraagde opbrengsten van eerder genomen maatregelen. Daar bovenop kwamen kostenoverschrijdingen in de materiële exploitatie en hogere uitgaven voor pensioenen en uitkeringen.

In 2010 heeft Defensie veel werk besteed aan korte termijnmaatregelen om de begroting binnen de kaders te houden en aan de benodigde voorbereidingen voor een gezondere uitgangspositie in 2011. Zo heeft Defensie een aantal herschikkingen uitgevoerd en versoberingsmaatregelen getroffen die gevolgen hebben voor de operationele doelstellingen. Om de tegenvallers en interne ramingsbijstellingen te financieren werd de toename van de personele vulling geleidelijker uitgevoerd en werden de dienstverlening en de ondersteuning versoberd. Dit zorgde in een aantal gevallen voor blijvend lange bevoorradingstijden van reserveonderdelen waardoor de druk op de inzetbaarheid van wapensystemen bleef bestaan. De operationele commando’s hebben hun activiteiten moeten terugschroeven, in samenspraak met de DMO en het Commando DienstenCentra (CDC). Ook zijn aanpassingen in investeringsprojecten gedaan. In beleidsartikel 25 – DMO wordt nader ingegaan op de projecten die het betreft. De maatregelen die de defensieorganisatie op korte termijn heeft moeten treffen om binnen het budgettaire kader te blijven, hebben gevolgen voor en worden gevoeld door het personeel.

Het interdepartementale project Verkenningen heeft in 2010 uitgewezen dat kostenontwikkelingen in de exploitatiesfeer Defensie een jaarlijks terugkerend tekort van € 100 tot € 150 miljoen opleveren. Factoren die een rol spelen zijn regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden en werk- en rusttijden, maar ook tegenvallende brandstofprijzen, achterstallig onderhoud en het fenomeen dat de levensduurkosten van materieel vooraf moeilijk nauwkeurig te schatten zijn. Zoals in de personeelsrapportage 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 112 van 19 maart 2010) is bericht, is de betaalbaarheid van de organisatie mede onder druk komen te staan als gevolg van de samenstelling en de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand. De verjonging van het personeelsbestand die met de invoering van het flexibel personeelssysteem (FPS) werd beoogd, is niet gehaald doordat de invoering van het FPS-sturingsinstrumentarium is vertraagd naar 1 februari 2011.

Personele maatregelen

Bij de begroting van 2010 was Defensie voornemens de organisatie geleidelijker te vullen en zich te richten op de werving en het behoud van de specifieke knelpuntcategorieën technische, medische en fysiek zware functies bij de verschillende Defensieonderdelen. Hieraan is in 2010 uitvoering gegeven.

Minder investeren

Defensie heeft in 2010 minder geïnvesteerd dan gepland in de begroting 2010. Dit vanwege de kabinetsmaatregelen en de financiële tegenvallers. In 2010 bedroeg het uiteindelijke investeringspercentage 17,4, waarmee Defensie wel de doelstelling heeft behaald om over de gehele afgelopen kabinetsperiode een investeringspercentage van 20 te halen.

Investeringen

Begroting 2010

Realisatie 2010

Investeringen BA 25 DMO

1 294 266

1 036 808

Investeringen BA 26 CDC

355 833

307 735

Investeringen NBA 90 Algemeen

65 400

68 804

Totaal investeringen Defensie

1 715 499

1 413 347

Investeringsquote

21,1%

17,4%

Kleine doelmatigheid

In het kader van de financiële problematiek is in 2010 een aantal maatregelen getroffen op het gebied van de kleine doelmatigheid. Zo is de frequentie voor de open dagen van de operationele commando’s teruggebracht van drie tot twee per jaar. Daarnaast is de uitvoering versoberd. In de planning is per jaar opgenomen welke operationele commando’s een open dag organiseren en is aan de overige operationele commando’s opgedragen deze open dagen te ondersteunen. De beoogde opbrengst is met deze maatregel gehaald.

Bij de militaire muziek werd ook in 2010 weer bezuinigd. Het grootste deel van deze besparing wordt gevonden in de versobering van de exploitatie. Door centralisatie van enkele stafactiviteiten vervallen daarnaast negen VTE’n. Dit levert in totaal een besparing van € 2,5 miljoen op. Dit is een besparing van ongeveer tien procent ten opzichte van 2009.

Reductie op R&D uitgevoerd

Vanaf 2010 voert Defensie een korting door op de centrale Research and Development budgetten die oploopt tot € 22,2 miljoen in 2013. Het grootste deel van deze bezuiniging, oplopend tot € 17 miljoen, betrof programmafinanciering waarmee TNO een voor Defensie relevante kennisbasis opbouwt en in stand houdt. Het centrale budget voor technologieontwikkeling gericht op concrete toepassingen blijft geheel behouden. In 2010 betrof de reductie € 5,5 miljoen. Over de invulling daarvan is de Kamer geïnformeerd op 26 november 2009 (Kamerstuk 27 830, nr. 47). Meer informatie over R&D is opgenomen in niet-beleidsartikel 90.

Militaire musea

In 2009 is het financiële kader van het project «Herinrichting Museaal Bestel Defensie» met ongeveer 20 procent naar beneden bijgesteld. Daaronder valt de realisatie van vervangende huisvesting voor het Militaire Luchtvaart Museum te Soesterberg en het Legermuseum in Delft. In 2009 en 2010 is bestudeerd of en zo ja hoe die bijstelling gerealiseerd kon worden. Uiteindelijk kon door een personele doelmatigheidsslag en een aanpassing van de financiële randvoorwaarden voor het traject van Publiek Private Samenwerking (PPS) in Soesterberg het project in 2010 verder ter hand worden genomen. Alle betrokken musea zullen met minder personeel zo aantrekkelijk mogelijk voor het publiek moeten blijven. De eisen die gesteld werden aan de nieuwe huisvesting in Soesterberg zijn vooral ten aanzien van omvang bijgesteld en de verwachtingen met betrekking tot eigen inkomsten in de toekomst zijn voor het museum in Soesterberg verhoogd. De bouw van de huisvesting bevond zich in 2010 in de dialoogfase als onderdeel van de Europese aanbesteding.

Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie

In het kader van de Defensie Industrie Strategie hebben de ministeries van Defensie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zich ingezet om de bij te dragen aan de positie van de Nederlandse Defensie Gerelateerde Industrie (DGI) in de nationale en internationale netwerken voor de ontwikkeling, productie en instandhouding van materieel. In 2010 zijn veel activiteiten ondernomen ter bevordering van de mogelijkheden van de DGI. Ter versterking van de concurrentiekracht van de DGI is een bijdrage geleverd aan de internationale positionering van de DGI. Deze activiteiten zijn in bijlage 3 van dit verslag nader beschreven.

Verkenningen

In mei 2010 is het interdepartementale project «Verkenningen» voltooid met een slotconferentie. Het eindrapport is de Staten-Generaal op 29 maart 2010 toegezonden. De projectdirectie heeft de afgelopen twee jaar, op grond van op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, uiteenlopende beleidsopties ontwikkeld voor de krijgsmacht van de toekomst. Niet eerder is in Nederland op defensiegebied een interdisciplinaire, interdepartementale en internationale benadering gevolgd die zich laat vergelijken met die van de Verkenningen. Bij de vaststelling van het rapport heeft de ministeriële regiegroep van de Verkenningen besloten de werkwijze van de Verkenningen een structureel vervolg te geven, zowel binnen Defensie als in interdepartementaal verband. In de Verkenningen is veel aandacht besteed aan een consistente relatie tussen het ambitieniveau, de daarvoor benodigde samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daaruit voortvloeiende niveau van defensiebestedingen.

Beleidsconclusie: Het project Verkenningen is volgens planning in maart 2010 voltooid. Het project is succesvol verlopen. De Verkenningen bieden houvast en structuur ten behoeve van een goed gefundeerde discussie over de toekomstige Nederlandse defensie-inspanning en maken voor toekomstige beleidskeuzes inzichtelijk wat hun consequenties zijn. In 2010 is tot slot veel werk gestopt in het oplossen van de financiële problematiek bij Defensie. Om het structurele tekort in de materiële exploitatie het hoofd te bieden is een onderzoek begonnen om deze binnen de meerjarige financiële kaders te brengen.

Commissie Vliegenthart

Op 1 september 2008 is de commissie-Vliegenthart ingesteld die het veranderingsproces heeft gemonitord dat bij het CKmar in gang was ingezet met het Beleidsplan CKmar 2010. In oktober 2010 heeft de commissie de voortgang van het traject getoetst. De Kamer is op 4 februari 2010 geïnformeerd dat in het jaarverslag van 2010 aandacht zou worden besteed aan de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Vliegenthart (Kamerstuk 30 176, nr. 28). In de toelichting bij beleidsartikel 24 – Koninklijke marechaussee wordt dit uitgewerkt.

Overzicht voltooide onderzoeken

De Comptabiliteitswet bepaalt dat al het beleid periodiek wordt onderzocht op doeltreffendheid en doelmatigheid. Als dit onderzoek plaatsheeft op het niveau van een algemene of een operationele doelstelling dan spreken we van een beleidsdoorlichting. 2Deze onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid worden in een meerjarige programmering opgenomen in de begroting. In de begroting 2010 is uiteengezet dat het niet gemakkelijk is de effecten van het beleid in kaart te brengen en deze effecten te koppelen aan de gestelde ambities en de daaraan bestede middelen (doeltreffendheid).

De onderstaande tabel toont de realisatie van de voor het begrotingsjaar 2010 voorziene evaluaties en rapportages:

Soort onderzoek

Onderwerp

Status

Vindplaats

Evaluatie missies

Tussentijdse evaluatie kleinschalige missies en SSR-inzet

Voltooid mei 2010

29 521, nr. 141

    

Evaluatie missies

Eindevaluatie EUNAVFOR ATALANTA

  
 

– inzet Hr.Ms. Evertsen

– inzet Hr.Ms. Tromp en Hr.Ms. Johan de Witt

Voltooid mei 2010

Voltooid feb 2011

29 521, nr. 144

29 521, nr. 160

Vervanging en slijtage materieel Afghanistan

Evaluatie Van Geel gelden (2008–2009)

Gepland als onderdeel eindevaluatie ISAF (2011)

 
    

Evaluatie materieel

DMP-E Pantserhouwitser

In uitvoering – aanbieding TK: 2011

 
    

Evaluatie materieel

DMP-E Fennek

In uitvoering – aanbieding TK: 2011

 
    

Jaarrapportage

materieel

Vervanging F-16

Voltooid apr 2010

26 488, nr. 232

    

Jaarrapportage

materieel

NH-90

Voltooid jan 2010 (periode juli 2008-juni 2009)

Voltooid nov 2010 (periode juli 2009-juni 2010)

25 928, nr. 38

25 928, nr. 46

    

Jaarrapportage

materieel

Vervanging Pantservoertuigen M-577 en YPR

Voltooid apr 2010

26 396, nr. 82

    

Overig

Tussentijdse evaluatie ERP (Speer)

Voltooid jun 2010

31 460, nr. 14

    

Overig

Evaluatie Beleidsunit Air Traffic management (ATM) 1

Voltooid dec 2010 – ingebed in bredere studie Civiel Militaire samenwerking ATM van V&W en Defensie

 
    

Overig

Sourcingtoets Paresto

Voltooid apr 2010

 
1

Gezamenlijke beleidseenheid op basis van een samenwerkingsovereenkomst gesloten in 2006 tussen de minister van Defensie en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat op luchtvaartgebied.

Overzicht verloop begroting 2010

TOTAAL DEFENSIE

2010

Stand begroting 2010 (inclusief Amendement)

8 460 946

Beleidsmatige mutaties

 

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2009

– 106 071

Doorwerking verkoopopbrengsten Domeinen uit 2009

80 344

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor Crisisbeheersingsoperaties

44 400

Bijstelling diverse ontvangsten

23 767

Overheveling van / naar andere departementen

5 251

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor bewaking ambassades

16 119

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor verwerving van C-17 tranportcapaciteit

20 000

Bijstelling pensioenen en uitkeringen (niet relevante deel)

– 18 702

Herfasering verkoopopbrengsten Domeinen

– 71 000

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS (EJM 2010 HGIS)

– 32 093

Bijstelling ontvangsten crisisbeheersingsoperaties HGIS

11 593

  

Totaal beleidsmatige mutaties

– 26 392

Autonome mutaties

 

Overheveling van naar andere departementen

0

Bijstelling ontvangsten

– 15 520

Bijstelling ontvangsten HGIS

– 3 653

Eindejaarsmarge 2010 HGIS (doorwerking, zie ook EJM beleidsmatig)

– 24 177

Eindejaarsmarge 2010

80 445

Totaal autonome mutaties

37 095

Totaal jaarrekening 2010

8 471 649

Toelichting mutaties

Beleidsmatige mutaties voor 2010

Doorwerking eindejaarsmarge uit 2009

Het defensiebudget is verlaagd met € 106,1 miljoen. Dit betreft de doorwerking van de eindejaarsmarge 2009 als gevolg van de gerealiseerde bedragen in 2009.

Doorwerking verkoopopbrengsten Domeinen uit 2009

De ontvangstenbegroting is met € 80,3 miljoen verhoogd omdat de opbrengsten via de Dienst der Domeinen van termijnbetalingen uit 2009 naar 2010 zijn verschoven. Dit betrof de verkoop van Orion-vliegtuigen aan Portugal en een verschuiving naar een later moment van de verkoop van onroerende goederen.

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor Crisisbeheersingsoperaties

Van het ministerie van Buitenlandse Zaken is € 44,4 miljoen ontvangen voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties.

Bijstelling diverse ontvangsten

De verhoging van de ontvangsten voor in totaal een bedrag van € 29,6 miljoen houdt onder meer verband met oude vorderingen op Canada (Goose Bay) en het medegebruik van het Maritiem Vliegkamp De Kooy. Daarnaast zijn ontvangsten het gevolg van afrekeningen voor energie en een extra ontvangst voor de wachtgelden over 2008 en 2009 van de baten-lastendiensten van Defensie.

Overheveling van/naar departementen

Het betreft hier verscheidene overhevelingen van en naar andere departementen die onder meer betrekking hebben op de ontwikkeling van windenergie in Coevorden en bijdragen voor de Kustwacht Nederland.

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor de bewaking van ambassades

Het gaat hier om een bijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de bewakingscapaciteit die het CKmar levert voor ambassades.

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor de verwerving van C-17 transportcapaciteit

Het gaat hier om de investeringsbijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor de Nederlandse deelname aan het C-17 initiatief van de Navo om de strategische luchttransportcapaciteit te vergroten.

Bijstelling pensioenen en uitkeringen (niet-relevante deel)

Op grond van het vermoedelijk beloop 2010 van de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen zijn de budgetten bijgesteld. Dit resulteert er in dat het niet-relevante deel daarvan verlaagd wordt ten gunste van het generale beeld.

Herfasering verkoopopbrengsten Domeinen

De verkoopopbrengsten zijn met € 71,0 miljoen neerwaarts bijgesteld als gevolg van een herfasering. Een dergelijke herfasering van de verkoopopbrengsten heeft conform de regelgeving een doorwerking in de uitgavenbegroting.

Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS (EJM 2010 HGIS) en bijstelling uitgaven crisisbeheersingsuitgaven HGIS

Met deze mutaties zijn de overgebleven saldi op de voorziening voor crisisbeheersingsoperaties vrijgegeven.

Autonome mutaties voor 2010

Bijstelling ontvangsten

De ontvangsten zijn neerwaarts bijgesteld als gevolg van de herfasering van de verkoopopbrengsten infrastructuur van ongeveer € 14,5 miljoen en minder ontvangsten van een eindafrekening Seasparrow-account, die in januari 2011 is verrekend in plaats van december 2010.

Bijstelling ontvangsten HGIS

De meerontvangsten zijn in het bijzonder veroorzaakt door de vergoedingen die zijn ontvangen voor de ondersteuning aan partnerlanden in Afghanistan.

Doorwerking eindejaarsmarge 2010

Deze mutatie is het resultaat van de definitieve eindrealisatie 2010. Het betreft een saldo van de meer- en minderuitgaven bij de defensieonderdelen. De overschrijdingen betreffen hoofdzakelijk betalingen voor pensioenen en verrekeningen voor infrastructuur.

1

Het aantal van 5500 Nederlandse militairen is inclusief rotaties. De aantallen zoals genoemd in beleidsartikel 20 – Crisisbeheersingsoperaties zijn formatieplaatsen.

2

Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2011.

Licence