Base description which applies to whole site

34 Robuust mobiliteitssysteem van sterke nerwerken, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid

Algemene doelstelling

Robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en een goede bereikbaarheid realiseren.

Doelbereiking

Het aantal files is door het herstel van de wereldhandel en de economische groei na de crisis van 2008/2009 per saldo toegenomen. Vandaar dat er veel aandacht is uitgegaan naar uitbreiding en het robuuster maken van het wegennet. Dankzij de spoedaanpak en afgeronde MIRT-projecten (MIRT Projectenboek 2011) is in 2010 371 kilometer rijstrook voor het verkeer opengesteld (in 2009 nog 55 kilometer). Zonder openstelling van de projecten in 2010 zouden de files sterker zijn gegroeid.

De adviezen van de Commissie Elverding zijn al zo veel als mogelijk binnen projecten en verkenningen als nieuwe werkwijze toegepast. Zo worden hoofdwegennet en onderliggend wegennet in de MIRT-verkenningen nieuwe stijl als één samenhangend netwerk benaderd.

In 2010 is er op vele fronten ingezet op de ontwikkeling van een meer samenhangend en robuuster mobiliteitsnet. In 2010 zijn resultaten geboekt met het beter benutten van de weg en is dankzij maatregelen de doorstroming op de ring A10 fors verbeterd. De kwaliteit van vaarwegen is toegenomen met de uitvoering van verschillende MIRT-aanlegprojecten en de aanpak van het achterstallig onderhoud. Met de instemming van de Kamer van de voorkeursbeslissing voor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS), is de ambitie van spoorboekloos reizen in de brede Randstad in een nieuwe fase terechtgekomen. Datzelfde geldt voor de OV-chipkaart, waar nu in het gehele land mee gereisd kan worden, met uitzondering van de provincies Groningen en Drenthe en de regionale spoornetwerken. In 2011 moet de OV-chipkaart in heel Nederland te gebruiken zijn.

Na een stevige vervoersgroei van enkele jaren, kende 2010 een lichte daling van het treingebruik. De doorwerking van de economische teruggang en een aantal flinke incidenten, waaronder het winterweer van begin 2010, hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld.

Het kabinet heeft besloten dat er geen kilometerheffing komt, waarmee nagenoeg alle projecten met betrekking tot Anders Betalen voor Mobiliteit zijn komen te vervallen.

Maatschappelijke effecten

Een meer integraal mobiliteitsnetwerk dat aansluit op ruimtelijke clusters van wonen, werken en recreëren en meer keuzevrijheid biedt voor reizigers en verladers, creëert een betere bereikbaarheid. Dit draagt bij aan een grotere welvaart. Het terugbrengen van voertuigverliesuren door het realiseren van robuustere netwerken heeft een direct economisch effect. Daarnaast is een duurzame ontwikkeling van mobiliteit (schoon en zuinig, bewuste keuzes, inzet alternatieve brandstoffen) van belang voor het gebruik en leefbaarheid van de schaarse ruimte in Nederland.

Externe factoren

De economische conjunctuur heeft uiteenlopende effecten gehad op de verkeer- en vervoersontwikkeling. Zo nam de filedruk weer significant toe, maar daalde het treingebruik. Er is een duidelijk verband tussen verkeersomvang en congestie zichtbaar. Vandaar dat het beleid er op gericht is het mobiliteitssysteem robuuster en meer samenhangend te maken, zowel voor de OV-, als weggebruikers als het goederenverkeer. Met behulp van de crisis en herstelwet en de spoedaanpak zijn diverse projecten versneld opgepakt. De implementatie van de adviezen van de Commissie Elverding onder de vlag van «Sneller en Beter» ondersteunt dit proces.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)

34. Betrouwbare netwerken, voorspelbare reistijden en een goede bereikbaarheid

Realisatie

Begroting

Verschil

 

Slotwetmutaties

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

 

2010 *

Verplichtingen

95 993

90 002

68 630

213 508

68 851

64 090

4 761

 

748

Uitgaven

245 314

144 389

122 585

106 234

105 316

69 611

35 705

 

1 042

34.01 Netwerk weg

5 665

11 884

19 347

16 685

16 493

6 289

10 204

 

319

34.01.01 Alg.strategie- en beleidsontwikkeling

4 002

5 361

6 072

11 708

14 894

2 792

12 102

1

123

34.01.02 Beheer en onderhoud

34

73

133

136

140

88

52

2

0

34.01.03 Anders betalen voor mobiliteit

372

474

0

0

0

0

0

 

0

34.01.04 Benutting en aanleg van weginfrastructuur

631

3 369

10 831

2 403

908

629

279

 

252

34.01.05 Verkeersmanagement

  

0

0

0

0

0

 

0

34.01.06 Weginfrastructuur voor het goederenvervoer

626

845

628

442

551

770

– 219

 

– 56

34.01.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat

0

1 762

1 683

1 996

0

2 010

– 2 010

3

0

34.02 Netwerk vaarwegen

2 272

2 228

2 157

2 236

2 272

2 257

15

 

16

34.02.01 Vaarweginfrastructuur

2 272

2 228

2 157

2 236

2 272

2 257

15

 

16

34.03 Netwerk spoor

86 713

76 968

50 610

44 038

51 907

38 858

13 049

 

980

34.03.01 Alg.strategie- en beleidsontwikkeling

1 547

1 190

1 861

1 034

1 328

696

632

4

109

34.03.02 Beheer cf. Spoorwegwet

620

680

755

746

753

663

90

 

46

34.03.03 Beheer overig

280

301

599

660

700

583

117

 

– 6

34.03.04 Vervoer cf. Concessiewet

84 159

74 060

46 582

40 768

49 006

36 066

12 940

5

– 1 106

34.03. 05 Vervoer overig

107

118

128

103

120

143

– 23

 

– 23

34.03.06 Kwaliteit spoorverbindingen goederenvervoer

0

19

0

0

0

0

0

 

0

34.03.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat

0

600

685

727

0

707

– 707

6

0

34.04 Netwerk decentraal/regionaal vervoer

150 664

53 309

50 471

43 275

34 644

22 207

12 437

 

1 687

34.04.01 Alg.strategie- en beleidsontwikkeling

7 627

8 006

8 480

4 193

4 150

4 536

– 386

 

883

34.04.02 Samenwerking Rijk en decentrale overheden

1 359

10 046

3 677

768

1

0

1

7

1

34.04.03 Stim.dec.overh., bedrijfsleven en maatsch.org.

6 098

4 311

4 404

6 578

136

0

136

8

136

34.04.04 Stimulering martwerking OV

132 409

18 055

13 193

13 782

12 112

146

11 966

9

– 354

34.04.05 Stimulering toegankelijkheid OV

1 091

782

451

279

0

0

0

 

0

34.04.06 Stimulering martwerking Taxi

2 080

4 622

2 504

3 211

126

0

126

10

126

34.04.07 Inspectie Verkeer en Waterstaat

0

7 487

17 762

14 464

3 624

3 498

126

 

0

34.04.08 Regionale bereikbaarheid

   

0

6 237

10 439

– 4 202

11

1 161

34.04.09 Regionale OV-systemen

   

0

8 258

3 588

4 670

12

– 266

Van de totale uitgaven:

         

– Apparaatsuitgaven

10 292

11 795

13 762

15 187

17 248

7 569

9 679

  

– Baten-lastendiensten

5 302

17 511

26 207

22 022

8 786

8 521

265

  

– Restant

229 720

115 083

82 616

69 025

79 282

53 521

25 761

  

34.09 Ontvangsten

5 316

6 490

3 245

988

550

98

452

13

452

*

Conform het gestelde in de leeswijzer bij dit jaarverslag, wordt voor toelichtingen op de verschillen in de bovenstaande kolom Slotwetmutaties 2010, verwezen naar de slotwet HXII welke gelijktijdig met het jaarverslag aan de Kamer is aangeboden.

1

Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door kosten implementatie Cie Elverding (€ 6,2 mln.), inhuur Projectbureau wegen (€ 2,5 mln.) en realloctie RWS-budgetten (€ 2 mln.) welke niet waren voorzien in de ontwerpbegroting. (Div.: hogere kosten ambtelijk personeel (€ 1,5 mln.). Zie ook bij 2.

2

Dit betreft een mutatie naar aanleiding van een wijziging in de toerekening van de kosten van ambtelijk personeel.

3

Voor de agentschapsbijdragen aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft een herallocatie en indikking plaatsgevonden binnen de IenM begroting. De herschikking is per saldo budgettair neutraal.

4

Dit betreft een mutatie naar aanleiding van een wijziging in de toerekening van de kosten van ambtelijk personeel.

5

De hogere uitgaven ten opzichte van de ontwerpbegroting hebben hoofdzakelijk betrkking op uitgaven voor de projecten internet in de trein (€ 10 mln) en Actieplan groei op het spoor (€ 4 mln).

6

De bijdragen aan de Inspectie van Verkeer en Waterstaat zijn binnen de IenM begroting herschikt. Hiermee wordt beter aangesloten op de activiteiten van de Inspectie, waar de focus met name op veiligheid is gericht. De herschikking is per saldo budgettair neutraal.

7

Het betreft hier een verschil door afronding.

8

Dit betreft diverse (kleine) uitgaven in het kader van mobiliteitsonderzoek die hier worden verantwoord.

9

De uitgaven betreffen kosten in het kader van de invoering chipcard. Deze kosten zijn gemaakt voor Migratieplan TLS, communicatie- en organisatiekosten, onderzoek naar opbrengstneutraliteit en de commissie Dubbel opstaptarief chipcard. De uitgaven zijn gefinancierd uit IF 14 Regionaal/lokale infra.

10

De uitgaven hebben betrekking op een meting naar de kwaliteit in het contractvervoer.

11

Het betreft hoofdzakelijk minder uitgaven in kader van subsidies Agentschap NL, multimodale reisinformatie en Mobiliteitsmanagement.

12

Het betreft voornamelijk uitgaven voor extra WROOV-onderzoek door vertraging van de invoering van de chipcard en taxiconvenant Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.

13

De hogere ontvangsten worden hoofdzakelijk veroorzaakt door bijdragen in het Handboek Contractvervoer en ontvangsten voor subsidie CG-Raad.

34.01 Netwerk weg: reistijden over de weg betrouwbaar en acceptabel maken

Motivering

Om goede bereikbaarheid van de economische kerngebieden, mainports en stedelijke netwerken in Nederland te realiseren, om de economische schade door onbetrouwbaarheid en files te beperken en om de reistijd van deur tot deur waar nodig te verbeteren.

Doelbereiking

Het aantal files is door het herstel van de wereldhandel en de economische groei na de crisis van 2008/2009 per saldo toegenomen. Zonder openstelling van de projecten in 2010 zouden de files sterker zijn gegroeid. Naast deze projecten heeft de beleidsontwikkeling in 2010 een impuls gekregen. Er is gestart met een tweede herijking van de Nota Mobiliteit, de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA).

De doelbereiking voor 2010 ziet er als volgt uit:

  • Het jaarreistijdverlies in files is uitgekomen op 45,9 miljoen voertuigverliesuren, een stijging van 6,7% ten opzichte van 2009. Zowel lokale invloeden zoals werkzaamheden, openstellingen en het slechte weer in december, als (inter)nationale invloeden, zoals de opleving van de economie en de wereldhandel, hebben hieraan bijgedragen;

  • In 2010 is mede door een aantal nieuwe wettelijke regimes 370 km voor het verkeer opengesteld (2009: 55 km);

  • Het traject knooppunt Deil (A15)-knooppunt Hintham (A59) op de A2 heeft een grote bijdrage gehad aan de vermindering van het reistijdverlies door openstelling van de A2 Zaltbommel–Maasbrug en de Rondweg Den Bosch. Het traject knooppunt Pr. Clausplein (A4)–knooppunt Gouwe (A20) op de A12 heeft ook een grote bijdrage gehad aan de vermindering van het reistijdverlies door openstelling van de spitsstroken op de A12.

In juni 2010 zijn met de Kamer de hoofdlijnen van de Nationale Markt en Capaciteitsanalyse (NMCA) gedeeld (TK 2009–2010, 31 305, nr. 180 ). Dit is een indicatief inzicht in de nationale bereikbaarheidsproblematiek op middellange (2020) en lange (2028) termijn. Voor het voorjaar 2011 is de Kamer een gebiedsuitwerking van de NMCA en een beleidsactualisatie toegezegd.

  • Het Kabinet heeft in de Beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van 26 november 2010 de hoofdlijnen gepresenteerd van de agenda voor het duurzaam versterken van onze ruimtelijk-economische structuur in deze kabinetsperiode.

    In de verantwoording van het Infrastructuurfonds (artikel 12.02) is de inzet voor het beheer en onderhoud in 2010 beschreven.

    Zie onderstaande tabellen inz. wegprojecten en (ontwerp-)tracébesluiten.

  • In 2010 is de implementatie van de adviezen van de Commissie Elverding verder vormgegeven. In de projecten en met name de verkenningen is al zo veel als mogelijk de werkwijze toegepast. Daarnaast is in 2010 een wetsvoorstel voor wijziging van de Tracéwet naar de Tweede Kamer gestuurd, waarmee de adviezen wettelijk worden verankerd.

  • Het hoofdwegennet en het onderliggend wegennet worden in de MIRT-verkenningen nieuwe stijl en de projecten uit het maatregelenpakket voor een betere benutting van de weg als één samenhangend netwerk benaderd. In 2010 zijn resultaten geboekt met het Actieprogramma wegen eerste tranche voor een betere benutting van de weg op basis van het Beleidskader Benutten. De volgende onderdelen zijn gerealiseerd:

    • 2 reconstructies van aansluitingen;

    • Aanpassing aan een invoegstrook;

    • 16 informatie panelen (DRIP’s).

  • Markt en overheden zijn samengebracht in een strategisch beraad, waarbij in gezamenlijkheid de potentie van de markt om op het gebied van reis- en verkeersinformatie een eigenstandige bijdrage te leveren wordt uitgewerkt. Het advies hierover staat voor eind volgend jaar gepland. Hiermee is een belangrijke stap gezet voor verdere ontwikkeling van in-car systemen en dynamische route informatie.

  • De Verkeersonderneming in Rotterdam draaide in 2010 op volle toeren. De proef voor Sturend verkeersmanagement op de zuidelijke ringweg van Amsterdam heeft meer voorbereidingstijd nodig en zal in 2011 van start gaan.

    Succesvolle elementen uit het project FileProof zijn opgenomen in het reguliere proces van Rijkswaterstaat. Uit de eerste fase van de evaluatie van de maatregelen ter verbetering van de doorstroming op de A10 blijkt dat het aantal verliesuren op de ring A10 op een gemiddelde werkdag met ruim 10% is afgenomen.

  • Over de voortgang van Randstad Urgent is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 10 september 2010 (TK 2009–2010, 31 089, nr. 75).

  • In totaal zijn er 21 Tracé- en Wegaanpassingsbesluiten genomen (2009: 16) en 20 ontwerpbesluiten (2009: 15). Het gaat hier zowel om de spoedaanpakprojecten (13 besluiten) als om de reguliere MIRT projecten. Over de vooruitgang van de projecten is de Tweede Kamer via de voortgangsrapportage (in het voorjaar en in de bijlage van het MIRT-projectenboek) geïnformeerd.

  • Van de 30 spoedaanpakprojecten is de besluitvorming voor 27 spoedaanpakprojecten afgerond, zijn er 20 schoppen de grond in gegaan en zijn er 7 spoedaanpakprojecten opengesteld.

  • Ook bij een groot aantal andere MIRT-projecten zijn nieuwe fasen in het besluitvormingsproces bereikt, zoals het tracébesluit A4 Delft–Schiedam en A74 Venlo en het ontwerp tracébesluit A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam-Almere. Er zijn 8 MIRT-projecten (niet spoedaanpak) opgeleverd en van 1 project is de realisatie gestart.

  • In 2010 is mede door een aantal nieuwe wettelijke regimes 371 km rijstrook voor het verkeer opengesteld (2009: 55 km).

Verkeersmanagement valt onder benutting en aanleg van weginfrastructuur.

Het goederenvervoer over de weg stelt vanuit zijn unieke karakter specifieke eisen aan de kwaliteit en beschikbaarheid van weginfrastructuur.

In december is het Actieprogramma Stedelijke Distributie naar buiten gebracht met daarin de ambitie van de Ambassadeur Stedelijke Distributie, dat eind 2011 in alle gemeenten met meer dan 65 000 inwoners en met grote goederenvolumes, het gemeentebestuur en bedrijfsleven zich via samenwerking inzetten voor het verbeteren van de stedelijke distributie. Het motto van de aanpak luidt: Landelijke aanpak voor Lokaal maatwerk, «Noodzaak en kansen; de vrijblijvendheid voorbij». De ambassadeur Stedelijke Distributie zal rapporteren over de voortgang van deze aanpak.

In 2010 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu onderzoek laten doen naar capaciteit en kwaliteit van verzorgingsplaatsen. Hieruit blijkt onder andere dat er onvoldoende capaciteit is voor het parkeren van vrachtauto’s op een aantal internationale transportcorridors (met name A67, A1, A4 zuid, A7 en A15). Mede op basis van deze uitkomsten zal in 2011 een plan worden uitgewerkt om de gewenste capaciteit en kwaliteit van verzorgingsplaatsen te verbeteren.

Ten slotte is een project in gang gezet dat er toe moet leiden dat in 2012 een geactualiseerd regime van statische inhaalverboden voor vrachtwagens kan worden ingesteld.

In 2010 zijn de volgende ontwerp en definitieve besluiten vastgesteld. Het gaat hier om de spoedaanpakprojecten en de reguliere MIRT-projecten.

Besluiten genomen in 2010

Tracébesluiten: 13

Ontwerp- tracébesluiten: 17

A2 Oudenrijn–Everdingen *

A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere

A2 Passage Maastricht

A2 Meerenakkerweg

A2 Leenderheide–Valkenswaard*

A2 Oudenrijn–Everdingen*

A4 Delft–Schiedam

A2 Passage Maastricht

A12 Woerden–Oudenrijn*

A2 Den Bosch–Eindhoven*

A12 Gouda–Woerden*

A4 Dinteloord–Steenbergen

A12 Maarsbergen–Veenendaal*

A4 Delft–Schiedam

A15 Maasvlakte–Vaanplein

A12 Woerden–Oudenrijn*

A29 Vaanplein–Barendrecht

A12 Gouda–Woerden*

A50 Ewijk–Valburg

A12 Ede–Grijsoord

A58 Eindhoven–Oirschot*

A12 Zoetermeer–Zoetermeer Centrum

A74 Venlo

A27 Lunetten–Rijnsweerd*

N31 Haak om Leeuwarden

A27/A1 aansluiting Utrecht Noord-Knooppunt Eemnes-Aansluiting Bunschoten-Spakenburg

 

A29 Knooppunt Vaanplein–Aansluiting Barendrecht

 

A 58 Eindhoven–Oirschot (gewijzigd ontwerp- tracébesluit)*

 

N11 Leiden/Zoeterwouden – Alphen aan de Rijn

 

N61 Hoek–Schoondijke

Wegaanpassingsbesluiten: 8

Ontwerp wegaanpassingsbesluiten: 3

A1 ’t Gooi*

A2 Maasbracht–Geleen*

A2 Maasbracht–Geleen*

A9 Alkmaar–Uitgeest*

A4 Badhoevedorp–Nieuwe Meer*

A27 Everdingen–Lunetten*

A9 Alkmaar–Uitgeest*

 

A9 Velsen–Raasdorp*

 

A9 Raasdorp–Badhoevedorp*

 

A10 Nieuwe Meer-Amstel*

 

A27 Everdingen–Lunetten*

 

Richtlijnen: 1

Geluidsplan: 1

A12 Zoetermeer oost- Zoetermeer Centrum

A50 Arnhem-Beekbergen

*

Spoedaanpak projecten

In 2010 zijn niet alleen besluiten genomen over wegen, ook zijn op een aantal plaatsen wegprojecten gestart en/of opgeleverd (zie onderstaande tabel). In 2010 is ruim 371 kilometer aan nieuwe rijstroken opgeleverd. In 2009 was dit nog 55 kilometer.

Opgeleverde projecten

Gestarte en opgeleverde projecten

Gestarte projecten

A2 Holendrecht–Maarssen 2x5 *1

A2 Leenderheide–Valkenswaard*2

A1 Watergraafsmeer–Diemen*

A12 Gouda– Woerden*

A2 Holendrecht–Oudenrijn1

A12 Woerden–Gouda*

A1/A6 Diemen–Muiderberg-Almere Stad West Oostbaan*

A12 Utrecht–Bunnik*

A2 Everdingen–Deil

A12 Woerden–Oudenrijn*3

A2 Maasbracht–Geleen*

A12 Maarsbergen–Veenendaal*

A2 Zaltbommel–Empel

A58 Eindhoven–Oirschot*2

A2 Passage Maastricht

A12 Bunnik–Driebergen*

A2 Rondweg Den Bosch

 

A4 Dinteloord–Bergen op Zoom 4

A12 Drieberen–Maarsbergen*

A2 Tangenten Eindhoven

 

A4 Badhoevedorp–Nieuwe Meer*

A27 Everdingen–Lunetten*

A4 Burgerveen–Leiden (noordelijk deel)

 

A9 Velsen–Raasdorp*

A28 Hattemerbroek–Lankhorst*

A7 Rondweg Sneek

 

A9 Raasdorp–Badhoevedorp*

A50 Valburg–Grijsoord

A9 Holendrecht–Diemen*

 

A9 Alkmaar–Uitgeest*

A50 Ewijk–Valburg

A12 Utrecht–West aansluitingen

 

A10 Nieuwe Meer–Amstel*

A74 Venlo 

N34 Omleiding Ommen 5

  

N50 Ramspol–Ens*

N57 Rondweg Middelburg, excl. Veere

   
*

Spoedaanpak projecten

1

Door problemen met de tunneltechnische installaties zal het project gefaseerd worden opengesteld.

2

Door een bijstelling van de planning van de aannemer kon het project eerder worden opengesteld.

3

Het project is gestart onder Groot Onderhoud waardoor het nog in 2010 kon worden opengesteld.

4

Het deelll waarvoor het tracébesluit onherroepelijk is, is gestart; het overige deel zal medio 2011 starten.

5

Dit project is in 2010 opengesteld en in 2011 is de herinrichting van de bestaande N34 gereed.

 

Beleidsprestaties 2010

Realisatie

1.

Algemene strategie en beleidsontwikkeling

ja

2.

Beheer en onderhoud

ja

3.

Anders Betalen voor Mobiliteit

nee

4.

Benutting en aanleg van weginfrastructuur

ja

5.

Verkeersmanagement

ja

6.

Weginfrastructuur voor het goederenvervoer

ja

Toelichting.

  • 3. Na de controversieel-verklaring onder het kabinet Balkenende-IV van het project Anders betalen voorMobiliteit op 11 maart 2010 zijn alle activiteiten ten aanzien van het project opgeschort (certificering en aanbesteding) of stopgezet, met uitzondering van de mobiliteitsprojecten, de besprekingen in internationaal verband met betrekking tot EETS (European Electronic Toll Service) en de halfjaarlijkse voortgangsrapportages. In het regeerakkoord is opgenomen dat er geen kilometerheffing komt. Op basis daarvan zijn de allerlaatste stappen gezet voor de stopzetting van het project ABvM. De eindevaluatie, zoals bedoeld in artikel 15 van de Regeling Grote Projecten (RGP) zal na gereedkomen in het voorjaar van 2011 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Meetbare gegevens

Algemene strategie en beleidsontwikkeling

De meetbare gegevens voor dit product zijn bij de overige producten weergegeven. Aangezien de genoemde activiteiten zijn gericht op zowel Beheer en onderhoud, Anders Betalen voor Mobiliteit, Verkeersmanagement, Benutting en aanleg van weginfrastructuur en Weginfrastructuur voor het goederenvervoer zijn hiervoor geen aparte meetbare gegevens ontwikkeld.

Beheer en onderhoud

De meetbare gegevens 2010, zoals de prestatie-afspraken, de specificatie van het areaal en de oppervlakte van het wegdek staan vermeld in artikel 12.02 van het jaarverslag van het Infrastructuurfonds.

Benutting en aanleg van weginfrastructuur, weginfrastructuur voor het goederenvervoer

Indicator: Acceptabele reistijd

Indicator

Basiswaarde 2000

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2020

Een acceptable reistijd: percentage trajecten waar streefwaarde wordt gehaald

89%

80%

80%

84%

83%

100%

Bron: Rijkswaterstaat/DVS 2011

Toelichting

De reistijd op een traject is acceptabel als de reistijd in de spits maximaal 1,5x de reistijd buiten de spits is (referentiesnelheid 100 km/uur). Op stedelijke ringen is de streefwaarde maximaal 2x de reistijd in de spits.

Er zijn 188 trajecten (alle autosnelwegen binnen het hoofdwegennet). Hiervan zijn er 82 trajecten onbemeten. Aangenomen is dat deze onbemeten trajecten voldoen aan de streefwaarde omdat dit de minst drukke trajecten zijn.

Voor de bepaling van de streefwaarde wordt verwezen naar de Nota Mobiliteit.

Het beoogde doel in 2020 is dat op alle trajecten (100%) de reistijd voldoet aan de streefwaarden uit de Nota Mobiliteit. In 2010 geldt dat voor 83% van de trajecten. Door de toename van het reistijdjaarverlies is het percentage trajecten waar de streefwaarde gehaald wordt met 1% afgenomen ten opzichte van 2009. Het verdere bouwprogramma uit het MIRT projectenboek 2011 zorgt voor verhoging van het percentage trajecten. De invoering van Anders Betalen voor Mobiliteit (ABvM) is sinds het Regeerakkoord geen onderdeel meer van het beleid.

Indicator: Voertuigverliesuren

Indicator

2006

2007

2008

2009

Realisatie 2010

Streefwaarde 2020

Voertuigverliesuren in files, index 2000 = 100 1

143

157

158

140

149

60

Bron: Rijkswaterstaat/DVS, 2011

1

Het Rijk heeft de ambitie de filezwaarte (in voertuigverliesuren) op het hoofdwegennet in 2020 terug te brengen tot het niveau van 1992. De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van de Nota Mobiliteit aangeven dat ook op deze doelstelling moet worden gestuurd.

Toelichting

De stijging van het aantal voertuigverliesuren in files in de afgelopen jaren is in de Nota Mobiliteit verwacht. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) verwacht voor de periode 2011–2015 een verdere stijging van 16% t.o.v. het niveau in 2010. Hierbij is het uitgangspunt dat de MIRT projecten uit het projectenboek 2011 in de periode gerealiseerd worden. Zonder deze projecten zouden files in de periode 2011–2015 32% toenemen.

Verkeersmanagement

Indicator: Betrouwbaarheidpercentage hoofdwegennet (HWN)
 

Basiswaarde 2000

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2020

Percentage trajecten waar de verplaatsing in de spits op het HWN op tijd is 1

94%

90%

90%

92%

91%

95%

Bron: Rijkswaterstaat DVS, 2011

1

«Op tijd» wil zeggen op langere afstanden (boven 50 km) maximaal 20% vroeger of later dan de verwachte reistijd, en op korte afstanden maximaal 10 minuten korter of langer dan de verwachte reistijd op een bepaald tijdstip van de dag. Het werkelijke percentage zal iets hoger liggen dan in de tabel gepresenteerd, omdat de tabel betrekking heeft op de 106 trajecten in de Randstad, Gelderland en Noord-Brabant. De overige 82 trajecten zijn onbemeten en daarom niet in de betrouwbaarheidscijfers opgenomen. Deze 82 trajecten zijn het minst druk en daardoor het meest betrouwbaar.

Toelichting

Het beoogde doel in 2020 is dat 95% van de ritten «op tijd» afgewikkeld wordt. In 2010 geldt dat 91% van de ritten op tijd is, 1% minder dan in het jaar 2009. De toename van het reistijdjaarverlies in files met 6,7% is hiervan de directe oorzaak; hoe meer files hoe onbetrouwbaarder de reistijd. Het bouwprogramma uit het MIRT projectenboek 2011 zorgt voor een verbetering van de betrouwbaarheid.

Extracomptabele verwijzingen

Verwijzing naar het Infrastructuurfonds

Overzicht uitgaven op het Infrastructuurfonds (x € 1 000)

Art. Omschrijving

realisatie 2010

12 Hoofdwegennet

3 269 934

Belastinguitgaven

Meerjarenraming van belastinguitgaven (x € 1 000)

Omschrijving

realisatie 2010

Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)

753

34.02 Netwerk Vaarwegen: Reistijden over het water betrouwbaar en voorspelbaar maken

Motivering

Om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden, mainports en binnenhavens in Nederland te realiseren en om de economische schade door onbetrouwbaarheid te beperken. Dit overeenkomstig de doelstelling uit de Nota Mobiliteit (TK 2004–2005, 29 644, nr. 6).

Doelbereiking

Om bovenstaande lange termijn doelstelling te bereiken worden de gesignaleerde infrastructuurknelpunten gefaseerd onderzocht en aangepakt via het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).

De kwaliteit van vaarwegen is toegenomen door de uitvoering van verschillende MIRT-aanlegprojecten en de aanpak van het achterstallig onderhoud. Voor meer inzicht in de uitvoering van die projecten in 2010 wordt verwezen naar de verantwoording over artikel 15 van het Infrafonds en het MIRT-projectenboek.

In het kader van het Project PLATINA is de Europese TEN-coördinator ondersteund bij haar werk om knelpunten in het Trans Europese Netwerk van vaarwegen op te heffen.

De investeringen hebben met name betrekking op de investeringen in binnenhavens en dynamisch verkeersmanagement.

  • In 2010 is er op het gebied van binnenhavens uitvoering gegeven aan de eerder bestuurlijk toegekende quick win projecten. In 2010 zijn er 27 projecten beschikt voor een totaalbedrag van € 43 mln. Sinds 2009 zijn er nu in totaal 61 projecten beschikt voor een totaal bedrag van € 82 mln. In 2010 zijn er vijf projecten opgeleverd, waaronder verbeteringen in de haven van Smallingerland, uitdieping van de haven van Roermond en de uitbreiding van de containerterminal te Hengelo. De uitvoering wordt voortgezet in de periode tot en met 2013;

  • In 2010 is de quick winregeling geëvalueerd. De Tweede Kamer is hierover begin 2010 geïnformeerd. Dankzij de quick wins is er tot 2020 voldoende capaciteit om de verwachte groei in vervoer op te vangen. Aanbevolen werd de resterende middelen in te zetten op een beperkt aantal projecten die het landelijk netwerk van binnenhavens en terminals kan versterken;

  • In 2010 heeft het kabinet € 100 mln uit het Fonds Economische Structuurversterking vrijgemaakt voor een pakket aan maatregelen waarmee een impuls wordt gegeven aan het dynamisch verkeersmanagement op de hoofdvaarwegen. Het betreft de aanpak van knelpunten in het verkeerssysteem voor de binnenvaart vanuit en naar de Tweede Maasvlakte. De maatregelen zijn vooral gericht op het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen de diverse partijen en transparantie in de transportketen. Uiterlijk eind 2013 dienen de maatregelen te zijn uitgevoerd.

Beleidsprestaties 2010

Realisatie

1. Vaarweginfrastructuur

Ja

Meetbare gegevens

Vaarweginfrastructuur

Om de effectiviteit van het vaarwegenbeleid te meten wordt sinds enige jaren de indicator «betrouwbaarheid reistijd vaarwegen» uitgewerkt. Deze indicator zal gevuld worden met gegevens over o.a. onderhoudsregime, verkeersmanagement, informatievoorziening naar de gebruiker, beschikbaarheid van ligplaatsen, passagetijd sluizen en bruggen. Veel van deze gegevens komen pas beschikbaar na invoering van River Information Services op de Nederlandse vaarwegen, inclusief het uitrusten van alle schepen met AIS transponders.

Als eerste stap is de indicator «passeertijd sluizen» uitgewerkt. De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Elk type vaarweg correspondeert met een te realiseren percentage passages. Dit normpercentage biedt inzicht in het percentage schepen dat is gepasseerd binnen de normtijd.

Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Hoofdtransportas

63%

75%

80%

68%

Hoofdvaarweg

84%

85%

75%

81%

Overige vaarweg

92%

90%

70%

88%

Bron: Rijkswaterstaat/Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS), februari 2011

Toelichting

De gerealiseerde passeertijden op de Hoofdtransportassen (HTA) voldoen in 2010 niet aan de streefwaarden (68% i.p.v. 80%). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de slechte score van de Volkeraksluizen bij Zuid-Holland en Sluizen Terneuzen bij Zeeland. Alhoewel nog enkele verbeteracties mogelijk zijn en in 2011 zullen worden uitgevoerd, wordt verwacht dat de prestaties door het vermoede capaciteitsgebrek bij de Volkerak niet significant zullen verbeteren. Voor beide sluizen lopen inmiddels verkenningen. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.

Extracomptabele verwijzingen

Verwijzing naar het Infrastructuurfonds (IF)

Overzicht uitgaven op het Infrastructuurfonds (x € 1 000)

Art. Omschrijving

realisatie 2010

IF 15 Hoofdvaarwegennet

848 903

34.03 Netwerk Spoor: Betrouwbaarheid en capaciteit van het spoornetwerk vergroten

Motivering

Om de kerntaak van het spoor goed uit te voeren: het betrouwbaar vervoeren van grote aantallen mensen in de spits van, naar en binnen stedelijke netwerken, het bijdragen aan de bereikbaarheid van alle landsdelen per spoor en het betrouwbaar vervoeren van goederen op internationale spoorcorridors. In de afgelopen kabinetsperiode had het kabinet de ambitie het personenvervoer per trein met 5% per jaar te laten groeien.

Doelbereiking

Voor Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) is in juni 2010 door het kabinet een voorkeursbeslissing genomen. Wat betreft de ambitie van spoorboekloos reizen in de brede Randstad betreft dit een zogeheten maatwerk 6/6 variant: elke tien minuten een Intercity en een Sprinter op de drukste corridors. Daarnaast gaat de voorkeursbeslissing in op het maximaal benutten van de Betuweroute voor het railgoederenvervoer en de spreiding van goederentreinen over een aantal routes ten noorden van de Betuweroute.

De voorkeursbeslissing is behandeld in een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer. Dit heeft geleid tot een aantal moties met aanvullende aandachtspunten voor de volgende fase van de PHS planstudies.

De ambitie 5% groei van het personenvervoer per trein, zoals als doelstelling opgenomen in de begroting 2010, is in 2010 niet gerealiseerd. In de eerste helft van 2010 zijn 1,2% minder reizigerskilometers gereden. Zie verder de toelichting.

De concessie voor het vervoer op het hoofdrailnet is tot 1 januari 2015 in handen van de NS. De prestaties waar de NS jaarlijks aan moeten voldoen zijn vastgelegd in het Vervoerplan 2010.

In 2010 heeft de minister handhavend opgetreden tegen NS wegens het niet behalen van een van de key prestatie-indicatoren (KPI’s; gereden treinen) in 2009. Voor het Actieplan 5% groei op het spoor is in de Midterm Review (februari 2010) teruggeblikt op de resultaten in de afgelopen twee jaar. Op basis van de Midterm Review is een vernieuwd Actieplan opgesteld. Voor 2010 is voor het eerst in jaren sprake van een daling van het aantal reizigerskilometers per spoor. Na een vervoersgroei van 3% in 2007, 4,1% in 2008 en 0,8% in 2009 zijn er voor de eerste helft van 2010 1,2% minder reizigerskilometers gereden ten opzichte van dezelfde periode ervoor. Verklaring hiervoor zijn de economische ontwikkelingen en een aantal flinke incidenten zoals het winterweer begin 2010.

  • Het wetsvoorstel met betrekking tot de implementatie van het derde Spoorpakket is in 2010 door de Tweede Kamer aanvaard. Het ligt nu voor in de Eerste Kamer. De onderliggende wetgeving is in voorbereiding en zal medio 2011 samen met de wetswijziging in werking treden. Daarmee zal de richtlijn liberalisering grensoverschrijdend personenvervoer, de richtlijn certificering machinisten en de passagiersrechtenverordening volledig geïmplementeerd zijn.

  • Het bestaande spoornet vertegenwoordigt een groot maatschappelijk geïnvesteerd kapitaal. Instandhouding daarvan is de eerste prioriteit. Met de beheerconcessie heeft ProRail tot1 januari 2015 de zorg gekregen voor een doelmatig en doeltreffend beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur.

    In 2010 heeft ProRail uitvoering gegeven aan het Beheerplan 2010. Onderdeel daarvan zijn het reguliere onderhoud, de geplande vervangingsinvesteringen, de maatregelen uit de tweede fase herstelplan en de uitvoering van een aantal belangrijke functiewijzigingsprogramma’s zoals toegankelijkheid en ruimte voor de fiets. In het Beheerplan 2010 zijn de in 2010 te realiseren prestaties afgesproken.

    Naar aanleiding van het winterweer in december 2009, heeft ProRail in aanvulling op het Beheerplan een aantal extra maatregelen getroffen voor het winterhard maken van het spoor. Dit betreft met name het vervangen en aanbrengen van verwarming bij 2 300 wissels.

    In het vierde kwartaalrapport 2010 heeft ProRail gemeld dat alle afgesproken prestaties uit het Beheerplan 2010 zijn gerealiseerd met uitzondering van de reizigerstevredenheid ten aanzien van «reisinformatie bij ontregelingen». Deze is mede als gevolg van de grote verstoringen in november (brand verkeersleidingspost Utrecht) en december 2010 (winterweer) onder de norm gebleven.

  • De concessie voor het vervoer op het hoofdrailnet is tot 1 januari 2015 in handen van de NS. De prestaties waar de NS jaarlijks aan moeten voldoen zijn vastgelegd in het Vervoerplan 2010.

  • In 2010 heeft de minister handhavend opgetreden tegen NS wegens het niet behalen van een van de key prestatie-indicatoren (KPI’s; gereden treinen) in 2009.

  • Voor het Actieplan 5% groei op het spoor is in de Midterm Review (februari 2010) teruggeblikt op de resultaten in de afgelopen twee jaar. Op basis van de Midterm Review is een vernieuwd Actieplan opgesteld. Voor 2010 is voor het eerst in jaren sprake van een daling van het aantal reizigerskilometers per spoor. Na een vervoersgroei van 3% in 2007, 4,1 % in 2008 en 0,8% in 2009 zijn er voor de eerste helft van 2010 1,2% minder reizigerskilometers gereden ten opzichte van dezelfde periode ervoor. Verklaring hiervoor zijn de economische ontwikkelingen en een aantal flinke incidenten zoals het winterweer begin 2010.

  • De High Speed Alliance (HSA) heeft met de Staat een concessie-overeenkomst gesloten op grond waarvan zij het unieke recht hebben om nationaal personen over de HSL te vervoeren.

    Met HSA is afgesproken dat 1 juli 2009 de Aanvangsdatum voor de concessie is. Voor die datum is dan ook de concessie-overeenkomst omgezet in een concessie conform de Wet Personenvervoer 2000. Deels is de concessie-overeenkomst blijven bestaan.

    Het daadwerkelijke vervoer over de HSL is gestart in september 2009. HSA is toen éénmaal per uur op werkdagen tussen Amsterdam en Rotterdam gaan rijden. Met ingang van 12 april 2010 is deze dienst ook in de weekenden aangeboden. Op 4 oktober 2010 is HSA op doordeweekse dagen 2 keer per uur Amsterdam – Rotterdam gaan rijden. Vanaf 12 december 2010 wordt ook in de weekenden en op feestdagen twee ker per uur Amsterdam – Rotterdam gereden.

    In december 2009 is het vervoer over de HSL uitgebreid met de Thalys tussen Amsterdam en Parijs. Deze trein is toen 7 keer per dag gaan rijden. Gedurende 2010 is het aantal Thalyssen per dag geleidelijk uitgebreid tot 10 Thalyssen per dag (8 vanaf april 2010, 9 vanaf september 2010 en 10 vanaf december 2010).

    Er is in 2009 geen concessie voor tijdelijk vervoer afgegeven, omdat meteen vanaf de Aanvangsdatum onder de definitieve concessie gereden wordt.

    Gelet op het feit dat HSA nog niet beschikt over het definitieve materieel (de AnsaldoBreda treinen) en er binnenslands met tijdelijk materieel wordt gereden (lagere snelheid, minder comfort en nog geen volledige dienstregeling) zijn met hen afspraken gemaakt over het niet-handhaven van bepaalde verplichtingen uit de concessie.

  • Voor het optimaliseren van het gebruik van de Betuweroute wordt onder meer de planstudie corridor Rotterdam – Genua uitgevoerd. Deze planstudie is gericht op realisatie van het derde spoor bij Zevenaar en het opheffen van overgangen tussen verschillende systemen voor beveiliging en voltage. In 2010 is voor het derde spoor de Tracéwetprocedure gestart, evenals de m.e.r.-procedure.

  • Met het beleidskader spoorgoederenknooppunten (augustus 2010) is daarnaast de beleidsmatige inzet voor de verdere ontwikkeling van laad- en losplaatsen (railterminals) vastgelegd. Uitgangspunt is een bottum up benadering, waarbij IenM een bijdrage kan leveren aan initiatieven van marktpartijen en decentrale overheden.

In 2010 heeft de IVW zich gericht op veiligheidsattesten spoorwegondernemingen, bedrijfsvergunningen spoorwegondernemingen, inzetcertificaten spoorvoertuigen, verklaringen geen bezwaar spoorvoertuigen en verklaringen regime brugopeningen.

 

Beleidsprestaties 2010

Realisatie

1.

Algemene strategie en beleidsontwikkeling

ja

2.

Beheer conform Spoorwegwet

ja

3.

Beheer overig ( d.i. niet vallend onder hoofdspoorweginfrastructuur, maar wel door ProRail beheerd en uitgevoerd)

ja

4.

Vervoer conform de concessiewet

ja

5.

Vervoer overig ( met name vervoer over HSL-zuid door High Speed Alliance (HSA))

ja

6.

Kwaliteit van spoorverbindingen voor het goederenvervoer

ja

7.

Inspectie Verkeer en Waterstaat

ja

Meetbare gegevens

Algemene strategie en beleidsontwikkeling

De meetbare gegevens voor dit product zijn hieronder bij de overige producten weergegeven. Aangezien de genoemde activiteiten gericht zijn op zowel het beheer van de spoorweginfrastructuur als het vervoer erover zijn hiervoor geen aparte meetbare gegevens ontwikkeld.

Beheer conform Spoorwegwet, Beheer overig

Binnen de beheerconcessie ProRail worden tussen IenM en ProRail concrete afspraken gemaakt over prestaties op het gebied van het spoor. Deze prestaties worden in het beheerplan uitgewerkt in nadere indicatoren met bijbehorende grenswaarden. Daarnaast levert ProRail inzicht middels informatie-items, waarvoor richtwaarden gelden. Met de Nederlandse Spoorwegen maakt IenM afspraken over het personenvervoer. Deze prestaties werkt NS in het vervoerplan uit in nadere indicatoren met bijbehorende grens- of richtwaarden.

Vanaf 1 januari 2008 worden NS en ProRail (voor wat betreft het concessiedeel) op output gestuurd. Dat betekent dat afspraken worden gemaakt over prestaties in de vorm van grenswaarden. Hieronder zijn de belangrijkste indicatoren opgenomen.

Een uitgebreider overzicht is opgenomen in het beheerplan en vervoerplan en in de onderhoudsparagraaf van het MIRT-projectenboek.

Indicator: Beschikbaarheid Hoofdspoorweginfrastructuur (HSI, dit is incl. de regionale spoorlijnen, maar excl. HSL en BTR)

Indicator

2006

2007

2008

2009

Realisatie 2010

Beschikbaarheid HSI

99,30%

99,40%

99,62%

99,51%

99,55%

Bron: ProRail, Beheerplan 2010

Toelichting

Ondanks het winterweer eind 2010 ligt de realisatie hoger dan de grenswaarde van 99,53% (afspraak ProRail-Minister)

Indicator: Punctualiteit reizigersniveau Hoofdrailnet (HRN)

Indicator

Basiswaarde 2003

2007

2008

2009

Grenswaarde 2010

Realisatie 2010

Streefwaarde 2010

Grenswaarde 2009–2014

Indicator 3 minuten punctualiteit reizigersvervoer HRN 1

83,1%

87,0%

86,8%

86,6%

 

86,5%

89–91%

 

Indicator 5 minuten punctualiteit reizigersvervoer HRN1

  

93%

92,8%

93,0%

92,5%

 

93%

Bron: Vervoerplan 2010, NS

1

Afhankelijk van de uitvoering van de 2e fase van het Herstelplan (2007–2012)

Toelichting

De punctualiteit, waarbij treinen die minder dan 3 minuten te laat aankomen nog gelden als op tijd, ontvangt IenM van NS ter informatie.

De punctualiteit, waarbij treinen die minder dan 5 minuten te laat aankomen nog gelden als op tijd, ontvangt IenM van NS in het kader van de sturingsrelatie. Deze punctualiteit is als grenswaarde opgenomen in het Vervoerplan en IenM rekent NS hierop af. NS heeft deze grenswaarde in 2010 niet gehaald. Conform de handhavings¬systematiek uit de vervoerconcessie (outputsturing) heeft IenM daarvoor een voorwaardelijke boete opgelegd. Als NS de grenswaarde in 2011 niet alsnog haalt, moet de boete daadwerkelijk betaald worden.

Volgens NS is de punctualiteit in grote delen van 2010 ongekend hoog geweest. De prestatie is echter onder druk gekomen door grote calamiteiten met ingrijpende gevolgen voor reizigers, waaronder de winterse weersomstandigheden (januari en december), de (nasleep van de) bovenleidingbreuk in de Schipholtunnel (juli/augustus) en brand in de verkeersleidingspost van ProRail in Utrecht in november 2010.

Extracomptabele verwijzingen

Verwijzing naar het Infrastructuurfonds (IF)

Overzicht uitgaven op het Infrastructuurfonds (x € 1 000)

Art. Omschrijving

realisatie 2010

IF 13 Spoorwegen

2 645 273

IF 17.02 Betuweroute (realisatie)

31 831

IF 17.03 Hogesnelheidslijn

53 577

IF 17.04 Anders Betalen voor Mobiliteit

33 659

34.04 Netwerk decentraal/regionaal vervoer: decentrale overheden in staat stellen een effectief regionaal mobiliteitsbeleid te voeren

Motivering

Het doel van het beleid decentrale overheden in staat te stellen een effectief regionaal mobiliteitsbeleid te voeren is:

  • een goede bereikbaarheid binnen de economische kerngebieden in Nederland te realiseren

  • ervoor te zorgen dat bedrijven en burgers in staat zijn maatschappelijke voorzieningen te bereiken en zelf in hun mobiliteitsbehoefte te voorzien.

  • provincies en stadsregio’s beter in staat te stellen op regionaal niveau een integrale afweging te maken uitgaande van de mobiliteitsbehoefte van de reiziger, de toekomstige ruimtelijke en vervoerontwikkelingen en de beste daarbij passende regionale bereikbaarheid van deur tot deur te realiseren.

Doelbereiking

Bovenstaande doelen zijn gedeeltelijk bereikt. Zie voor nadere toelichting hieronder.

  • De derde tranche experimenten met gratis of goedkoop OV heeft geen nieuwe inzichten opgeleverd ten opzichte van de eerste twee tranches. Gebleken is dat het gratis aanbieden van openbaar vervoer vooral gebruikt is door mensen die reeds met het OV reizen. Afhankelijk van het experiment ziet 0 tot 5 procent van de automobilisten aanleiding in de tariefactie om mee te doen en over te stappen naar het OV. Het merendeel van de projecten heeft echter 1,5 tot 3,5 procent van het aantal automobilisten naar het OV getrokken, sommige helemaal geen. Er is geen effect op de files waargenomen. Voor de deelnemers aan de experimenten was «prijs» een belangrijk argument om mee te doen. Voor de niet deelnemers was «prijs» geen argument.

    De decentrale overheden krijgen een jaar na het uitzetten van het Nationaal Vervoerbewijs de vrijheid de tarieven vast te stellen. Het is aan hen om, gebruikmakend van de ervaringen van de experimenten met «gratis» OV, te besluiten een lager tarief dan gebruikelijk te hanteren voor het OV. Tariefacties zijn met name zinvol gebleken op die relaties waar het verkeersprobleem door de reiziger als voldoende ernstig wordt ervaren en het OV reistijdwinst geeft ten opzichte van de auto.

    In 2009 zijn de volgende experimenten gehouden:

    • Vroege Vogel-kaart op de Arriva-trein (provincie Groningen);

    • Toerbus Groningen en Drenthe (provincie Groningen);

    • Goedkoop OV Zwolle–Kampen (provincie Overijssel);

    • Ervaar het OV (winkelkaartje) (provincie Gelderland);

    • Destination Work Amersfoort (provincie Utrecht);

    • Flevoboulevard-express (provincie Flevoland);

    • Gratis Bazaarboot Amsterdam–Beverwijk (provincie Noord-Holland);

    • Bewust Mobiel (provincie Zuid-Holland);

    • De Zondag Strandexpress (Stadsgewest Haaglanden);

    • Kennismaking met het OV na verhuizing (Stadsregio Rotterdam);

    • Gratis OV naar de kustgebieden in Zeeland (provincie Zeeland).

    Deze experimenten zijn in 2010 geëvalueerd.

  • Actieprogramma regionaal OV

    Van de 48 projecten uit het actieprogramma regionaal OV zijn er door de decentrale overheden 24 gestart. De overige 24 starten vóór 2013. Nog geen van de projecten is afgerond.

  • Gedecentraliseerde spoorlijnen

    Voor 19 van de 21 maatregelen, waartoe in 2009 is besloten, zijn de opdrachten tot het verrichten van de planstudies aan ProRail gegeven. Eén maatregel, namelijk het aanleggen van een stuk dubbel spoor en een extra perron bij Sneek Noord, is in 2010 al gerealiseerd en in gebruik genomen. In 2010 is alsnog besloten een extra maatregel te treffen om langere treinen te kunnen inzetten op de lijn Arnhem–Winterswijk: daartoe worden de perrons van een aantal stations aan die lijn verlengd. De opdracht tot de planstudie daarvoor wordt begin 2011 aan ProRail gegeven.

  • Fiets

    De uitbreiding en vervanging van stationstallingen in het kader van «Ruimte voor de fiets» verloopt zeer voorspoedig. De inschatting van het aantal te realiseren resp. te vervangen stallingsplaatsen (20 000 resp.10 000) in 2010 is ruim overschreden: er zijn circa 37 000 nieuwe plaatsen gerealiseerd en circa 20 000 plaatsen vervangen. In 2010 zijn er met decentrale overheden afspraken gemaakt over de aanleg van 16 nieuwe fietsroutes. Het Rijk draagt daar € 21 miljoen aan bij.

  • Taskforce Mobiliteitsmanagement

    Door de Taskforce Mobiliteitsmanagement is het aantal convenantregio’s inmiddels van de oorspronkelijke 6 in 2008 uitgegroeid tot 16 in 2010. In 2010 heeft er een evaluatie plaatsgevonden van de activiteiten van de Taskforce Mobiliteitsmanagement. Bij brief van brief van 7 oktober 2010 (kenmerk VENW/BSK-2010/106750) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de evaluatie. In 2011 zal op basis van de evaluatie en het advies erover van de Taskforce het vervolg worden vormgegeven binnen de nieuwe benuttingsstrategie van het kabinet.

  • In 2010 is de Stichting OPC opgeheven (http://opc.webadres.nu/content/over_opc).

  • In 2010 heeft een internetconsultatie plaatsgevonden over het Programma van Eisen voor de concessieverlening Waddenveren. Aan het eind van het jaar is het formele proces van concessieverlening gestart. De concessies zullen naar verwachting voorjaar 2011 kunnen worden verleend.

  • Een wetsvoorstel lokaal spoor is in 2010 aan de overleggremia Overlegorgaan Personenvervoer (OPV) en het Nationaal Mobiliteitsberaad (NMB) voorgelegd en daarnaast heeft een internetconsultatie plaatsgevonden.

  • Het besluit, dat de juridische basis verschaft voor het experiment voor de leeftijdsverlaging van buschauffeurs is in 2010 na een advies- en overlegprocedure door de minister vastgesteld en op 1 januari 2011 in werking getreden.

  • De implementatie van de Europese verordeningen inzake toegang tot de markt en toegang tot het beroep voor wegvervoer per bus, coach en vrachtwagen is in 2010 voorbereid. De verordeningen treden op 4 december 2011 in werking. Daarnaast is in 2010 een politieke overeenkomst voorbereid over de nieuwe verordening passagiersrechten busvervoer.

  • De algemene maatregel van bestuur, die de toegankelijkheid van het regionaal vervoer voor mensen met een functiebeperking een steviger wettelijke basis geeft, is eind 2010 voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer en heeft een positief advies van de Raad van State gekregen.

  • Het Wetsvoorstel taxi (wetsvoorstel 32 424 – Bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer ingediend) is in juni 2010 bij de Tweede Kamer ingediend. De nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer is in december naar de Tweede Kamer verzonden.

  • De OV-chipkaart is in 2010 uitgerold. In het gehele land kan met de OV-chipkaart worden gereisd, met uitzondering van de provincies Groningen en Drenthe. Problemen met de levering van OV-chipkaartapparatuur veroorzaakte een vertraging in de invoer van de OV-chipkaart in deze provincies. Sinds 2009 kan bij de NS al met de chipkaart worden gereisd. Op het regionale spoor wordt de OV-chipkaart vanaf januari 2011 uitgerold.

  • De Inspectie voert algemene inspecties uit bij de domeinen busvervoer en taxivervoer. Het toezicht richt zich op ondernemingen, chauffeurs, voertuigen en passagiers. De Inspectie levert een bijdrage aan een betrouwbare, vakbekwame en veilige taximarkt, waarbinnen eerlijke concurrentievoorwaarden gelden.

    In 2010 heeft de IVW zich gericht op veiligheid bij contractvervoer (leerling- en rolstoelvervoer in kleinere bussen): met het oog op onvoldoende aandacht voor veiligheid en kwaliteitszorgsystemen; marktwerking: intensiever toezicht bij «onderkant» van de markt en verbreding reikwijdte G-4 convenant (doelstelling basiskwaliteit (vergunning, pas, tarieven, geschillen)) naar de overige grote steden.

 

Beleidsprestaties 2010

Realisatie

1.

Algemene strategie en beleidsvorming

nee

2.

Regionale bereikbaarheid

ja

3.

Verbeteren regionale OV-systemen

ja

4.

OV-chipkaart

ja

5.

Inspectie Verkeer en Waterstaat

ja

Toelichting

  • 1. Het doel was om, conform de motie-Cramer, voor de zomer van 2010 te komen tot een visie op het regionaal openbaar vervoer. In het kader van het regeerakkoord wordt deze in de bredere actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid uitgewerkt.

Activiteit

Gerealiseerd

Ja / Nee

Veiligheid bij contractvervoer (leerling- en rolstoelvervoer in kleinere bussen): met het oog op onvoldoende aandacht voor veiligheid en kwaliteitszorgsystemen

Ja

Marktwerking: intensiever toezicht bij «onderkant» van de markt

Ja

Verbreding reikwijdte G-4 convenant (doelstelling basiskwaliteit (vergunning, pas, tarieven, geschillen)) naar de overige grotere steden

Ja

Meetbare gegevens

Algemene strategie en beleidsvorming

De meetbare gegevens voor dit product zijn hieronder bij de overige producten weergegeven. Aangezien de genoemde activiteiten gericht zijn op zowel het regionaal OV-systeem en de regionale bereikbaarheid zijn hiervoor geen aparte meetbare gegevens ontwikkeld.

Regionale bereikbaarheid

Klanttevredenheid geeft een indicatie van de waardering van het regionaal OV.

De aanbestedingsgraad geeft een beeld van de ontwikkeling van het procentuele aandeel van het totaal aantal OV bedrijven waarvan het OV is aanbesteed.

De ontwikkeling van het aantal reizigerskilometers geeft een goed beeld van het gebruik van het OV. De decentrale overheden en de vervoerders zijn hiervoor primair verantwoordelijk. IenM heeft een coördinerende en stimulerende functie.

Het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (www.kpvv.nl) voert jaarlijks in opdracht van IenM en de decentrale concessieverleners een onderzoek uit naar de klanttevredenheid van reizigers in het regionaal OV. Vanwege de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden voor het regionaal OV worden geen landelijke streefcijfers vastgelegd.

Kengetal
Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer 1
 

2006

2007

2008

2009

Realisatie 2010

Algemeen oordeel

7,0

7,0

7,2

7,2

7,2

Informatie en veiligheid

7,4

7,3

7,5

7,5

7,5

Rijcomfort

7,0

7,0

7,2

7,2

7,2

Tijd en doorstroming

6,2

6,0

6,2

6,5

6,5

Prijs

6,3

6,3

6,5

6,3

6,3

Bron: KpVV – klantenbarometer 2010

1

Cijfers 2004–2006 zijn in 2007 aangepast (Kamerbrief 12 maart 2008, vergaderjaar 2007–2008, 23 645, nr. 191)

Indicator
Aanbestedingsgraad regionaal OV
 

Basiswaarde 2002

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde

Aanbestedingsgraad regionaal Openbaar Vervoer (excl. G3)

5%

56%

72%

92%

92%

92%

100%

G3-steden (A’dam, R’dam, Den Haag)

      

n.v.t.

Bron: Infrastructuur en Milieu, 2011

Toelichting:

In 2010 is de aanbestedingsgraad van het regionaal OV gelijk gebleven. De streefwaarde van 100% zal niet worden gehaald, omdat er voor enkele regionale spoorlijnen en een enkel gebied nog een ontheffing op de aanbestedingsplicht geldt ter overbrugging van een aanbesteding. De G3 zijn wettelijk nog uitgezonderd van aanbesteding. Het regeerakkoord sorteert echter wel voor op aanbesteding in de G3.

Kengetal
Overzicht reizigerskilometers regionaal OV (excl. regionale trein) (x 1 mrd) 1
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Stadsregio’s

3,5

3,6

3,6

3,6

3,7

3,8

Provincies

2,8

2,8

2,8

2,8

2,8

3,0

Totaal

6,2

6,4

6,5

6,4

6,5

6,7

Bron:Wroov 2010

1

De reizigerskilometers hebben alleen betrekking op de kilometers afgelegd met bus, trein en metro. De reizigerskilometers die met de regionale treinen zijn afgelegd zijn niet meegeteld. Verschillen t.o.v. het jaarverslag 2009 of de begroting 2011 zijn het gevolg van afrondingsverschillen.

Toelichting:

De cijfers t/m 2009 zijn nu definitief. De cijfers van voorgaande jaren zijn iets bijgesteld in verband met nieuwe meetgegevens voor gebruik van de studenten ov-kaart.De cijfers 2010 zijn op een raming gebaseerd.

De ontwikkeling vertoont een min of meer stabiel beeld, met mogelijk een positieve ontwikkeling vanaf 2010. Deze lichte groei kan zijn veroorzaakt door minder zwartrijden in de metro als gevolg van de invoering van de chipkaart.

De dip in de reizigerskilometers in 2008 heeft te maken met de acties en staking in het streekvervoer.

Stimulering marktwerking taxi

Kengetallen taxi

Output

Verwachte ontwikkeling

Landelijke ontwikkeling relatief

4 grote steden

1. Waardering consument 1 (gebruikers)

Verbetering

Constant hoog:

iets lager dan het

   

landelijk gemiddelde:

  

2004: niet gemeten

2004: niet gemeten

  

2005: 7,2 (precies: 7,16)

2005: niet gemeten

  

2006: 7,2 (precies: 7,22)

2006: 7,2

  

2007: 7,2

2007: 7,1

  

2008: 7,3

2008: 7,4

  

2009: 7,2

2009: 7,2

  

2010: 7,5

2010: 7,2

2. Prijsontwikkeling

(straattaxi) 2

Prijsdaling

2004: + 0,2%

2004: + 0,3%

  

2005: + 1,7%

2005: + 1,6%

  

2006: + 1,9%

2006: + 2,6%

  

2007: + 3,9%

2007: + 3,6%

  

2008: + 1,2 %

2008: – 24,6% tot + 6% 3

  

2009: varieert van + 1,2% voor stadsrit en + 1,1% voor buitenrit2

2009: varieert van 0,1% voor stadsrit en – 0,1% voor buitenrit2

  

2010: – 0,9% voor een stadsrit en 0,0% voor een buitenrit

2010: + 0,2 voor een stadsrit en + 0,4 voor een buitenrit

Bron «Waardering consument»:

– Vier grote steden: Mysteryshopper Onderzoek 2006–2008; TNS Consult.

– Landelijke ontwikkeling: taximonitor gebruikers 2008–2010; I&O Research.

Bron «Prijsontwikkeling»: De ontwikkeling van bedrijven en hun tarieven in de Nederlandse taximarkt in 2010: TNS Consult.

1

Jaarlijks vindt onderzoek plaats naar zowel de waardering van de consument als de prijsontwikkeling in de straattaxi. De gemiddelde waardering in de periode 2000–2010 bedraagt 7,3. In 2010 ligt de landelijke waardering met 7,5 hier duidelijk boven.

In de vier grote steden ligt de klantenwaardering tussen 2000 en 2010 rond de 7,2. Ook in 2010 bedraagt de klantwaardering in de vier grote steden 7,2.

2

De landelijke prijsontwikkeling van de straattaxi wordt jaarlijks gemeten voor een tweetal referentieritten; één met 5 kilometer lengte (meest voorkomende rit in de steden) en één met een lengte van 15 kilometer (vooral kleinere steden en platteland).

3

Vanaf 2008, met invoering van de huidige tariefstructuur (waarin tijd geen rol speelt voor de ritprijs) zijn nieuwe referentieritten gekozen.

Kengetallen Naleving taxivervoer

2005

2006

2007

2008

2009

Realisatie 2010

Aantal ingetrokken chauffeurspassen

0

0

10

10

18

1

Aantal ingetrokken ondernemingsvergunningen

149

9

50

2

14

1

Aantal wegcontroles

2 972

5 180

8 422

9 545

8 953

4 255

Overtredingspercentages

41%

28,3%

35,2%

38,1%

36,0%

45,7% 

1

Deze gegevens waren niet beschikbaar bij het ter perse gaan van het jaarverslag.

Toelichting

Door gerichte aanpak (dat wil zeggen verschuiving naar systeemtoezicht en inzet voor onderzoeken zware handhaving) is de pakkans gestegen, ondanks een lager aantal wegcontroles. Het overtredingspercentage bij taxivervoer stijgt ook als gevolg van die gerichte aanpak.

Verbeteren regionale OV-systemen

De decentrale overheden en vervoerders zijn primair verantwoordelijk voor het verbeteren van de regionale OV-systemen. IenM heeft een coördinerende en stimulerende functie.

Voor de invoering van de OV-chipkaart zijn geen meetbare gegevens opgenomen omdat de decentrale overheden en vervoerders verantwoordelijkheid dragen voor de uitrol.

Extracomptabele verwijzingen

Belastinguitgaven

Meerjarenraming van belastinguitgaven (x € 1 miljoen)

Omschrijving

realisatie 2010

Teruggaaf taxi’s

54

Vrijstelling taxi’s

52

Overzicht afgeronde onderzoeken

 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Netwerk weg

34.01

A: 2009

B: 2010

TK 2010–2011, 31 305, nr. 190

    

«Spoor in beweging» | Rijksoverheid.nl

 

BDU Verkeer en vervoer

34.04

A: 2010

B: 2011

De evaluatie is uitgesteld, omdat de randvoorwaarden van de BDU in de kabinetsformatie zijn gewijzigd. Zowel financieel als betreffende de bestuurlijke organisatie op decentraal niveau.

Effectenonderzoek ex post

Ruimte voor de fiets

34.03

jaarlijkse monitoring

http://www.prorail.nl/Publiek/ruimtevoordefiets/Pages/Ruimtevoordefiets.aspx

Het concept-deelrapport voor wegen (TK 2010–2011, 31 305, nr. 190 ) is de basis, waarop de hoofdlijnen van de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) zijn geformuleerd. In de gebiedsuitwerking zal worden getoetst in hoeverre de resultaten uit de berekeningen van het nieuwe Landelijk Model Systeem (nationaal verkeer- en vervoermodel) afwijken van de oude resultaten waarop de hoofdlijnenbrief van 29 juni 2010 (TK 2009–2010, 31 305, nr. 180) is gebaseerd.

Licence