Centra voor Jeugd en Gezin
Gemeenten hebben opdracht om het Centrum voor Jeugd en Gezin te ontwikkelen tot de plek waar ouders en jeugdigen met al hun vragen over opvoeden en opgroeien terecht kunnen.
Op 31 december 2010 beschikten 270 gemeenten over een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Dat loopt iets achter op de begrotingsdoelstelling van 300 gemeenten. De vertraging kan ten dele verklaard worden door het feit dat gemeenten tijdens de demissionaire status van het vorige kabinet in onzekerheid verkeerden over de toekomst van het CJG. Gezien de voortvarendheid waarmee gemeenten de centra realiseren is de verwachting dat het tussen gemeenten en Rijk overeengekomen einddoel «alle gemeenten hebben in 2011 een CJG», dat tevens is vastgelegd in de bepalingen ten aanzien van de brede doeluitkering CJG, in 2011 gerealiseerd zal worden.
Het CJG draait om verbeteren van dienst- en hulpverlening. De uitvoerende professionals staan hierbij centraal. Ter ondersteuning van de CJG-ontwikkeling wordt samen gewerkt met de brancheorganisaties, beroepsgroepen en kennisinstituten om te bekijken op welke wijze de professionals ondersteund kunnen worden. Deze samenwerking heeft geleid tot een brochure die onder vele instellingen/professionals en alle gemeenten is verspreid.
Verder hebben twee reeksen van bijeenkomsten plaatsgevonden in het najaar 2010, waarin het thema «samenwerken» centraal stond:
– masterclasses voor managers (georganiseerd door brancheorganisaties en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG));
– werkconferenties voor professionals (georganiseerd door de beroepsgroepen).
Ten slotte zijn, in het kader van het gezamenlijke ondersteuningsprogramma met de VNG, intervisiebijeenkomsten voor wethouders en CJG-projectleiders georganiseerd door de VNG.
CJG-Digitaal
Veel gemeenten zijn, naast het fysieke Centrum voor Jeugd en Gezin, bezig met het realiseren of doorontwikkelen van een online Centrum voor Jeugd en Gezin. Vanuit het ministerie van VWS wordt hierbij ingezet op het (door)ontwikkelen van landelijke inhoudelijke voeding van de online CJG’s. Het gaat hierbij om het samenvoegen van bronnen van verschillende content aanbieders tot één landelijke informatiebank met gestandaardiseerde, geredigeerde en gevalideerde informatie over opvoeden, opgroeien en gezondheid. In 2010 zijn afspraken gemaakt hoe hiertoe te komen, onder voortouw van Stichting Opvoeden.nl, met subsidie van het ministerie van VWS. Met welke applicaties en functionaliteiten de landelijke content via de lokale online CJG’s beschikbaar komt voor ouders en jeugdigen is aan de gemeenten in overleg met ICT-aanbieders.
Zorg- en adviesteams
Problemen van kinderen en jongeren komen ook tot uiting op school. Om snelle en goede hulp te bieden en om voortijdig schoolverlaten te voorkomen is de afgelopen jaren de zorg in en om de school enorm versterkt. De Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) zijn een belangrijk onderdeel van de zorg in en om de school. In ZAT’s bieden zorg- en ondersteuningsprofessionals samen met de school hulp aan jeugdigen en hun ouders. Voorkomen moet worden dat kinderen onnodig worden gestigmatiseerd en gebruik moeten maken van dure voorzieningen voor gespecialiseerde zorg. Het is nodig dat hulp en ondersteuning voor jeugdigen zo geïntegreerd, doelmatig en zo dicht mogelijk bij het kind georganiseerd worden, namelijk in het gezin, in de buurt en op school.
Het steunpunt ZAT’s heeft in 2010 informatie, ideeën, tips en handreikingen gegeven over de samenwerking van het onderwijs in de jeugdketen. Het steunpunt ZAT’s heeft daarbij intensief samengewerkt met onder andere de landelijke ondersteuners van het CJG, de verwijsindex risicojongeren en passend onderwijs. Doel van deze samenwerking is om de implementatieondersteuning van innovaties in het onderwijs- en jeugdbeleid zo integraal en efficiënt mogelijk te organiseren, zodat scholen, gemeenten en organisaties voor opvoed- en opgroeiondersteuning zoveel mogelijk vanuit de gedachte «één kind, één gezin, één plan» werken.
Digitaal dossier jeugdgezondheidszorg
Het digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (JGZ) heeft tot doel de kwaliteit van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) te verbeteren door de papieren dossiers in de JGZ te digitaliseren. Net als een papieren dossier volgt het digitaal dossier de ontwikkeling van een kind. Door digitalisering kunnen professionals binnen de JGZ dossiers beter aan elkaar overdragen, zodat zij kinderen beter kunnen volgen en risico’s sneller signaleren.
Eind 2010 waren 52 van de 73 JGZ-organisaties gedigitaliseerd (71%). Van de overige organisaties verwacht het merendeel in de eerste helft van 2011 de digitalisering af te ronden. Om te waarborgen dat instellingen daadwerkelijk dossiers digitaliseren is in de Wet publieke gezondheid een digitaliseringsplicht opgenomen. Deze is op 1 juli 2010 van kracht geworden. Ook is op 1 oktober 2010 een ministeriële regeling van kracht geworden die eisen stelt aan de te gebruiken software. Deze regeling geeft gemeenten de taak er voor te zorgen dat uniforme registratie plaatsvindt en overdracht van dossiers mogelijk wordt.
In 2010 hebben GGD Nederland en ActiZ JGZ-organisaties ondersteund bij het implementeren van de digitale dossiers en zijn de juridische randvoorwaarden voor de digitalisering van de JGZ-dossiers tot stand gekomen.
In 2010 is het Landelijk Schakel Punt (LSP) gereed gemaakt voor aansluiting van de JGZ-organisaties. Er zijn nog geen JGZ-organisaties aangesloten op het LSP.
Verwijsindex
In augustus 2010 is de Wet Verwijsindex risicojongeren in werking getreden (Stb. 2010, 89 en 302). Via dit landelijk elektronisch systeem worden instanties en professionals in de jeugdzorg onderling geattendeerd op individuele problemen van jeugdigen. Als over dezelfde jeugdige eerder een melding is gedaan, krijgen de meldende professionals een e-mail waarin staat dat zij de Verwijsindex moeten raadplegen. Inmiddels zijn bijna alle gemeenten op de Verwijsindex aangesloten en is het systeem landelijk dekkend. De teller stond in december 2010 op meer dan 260 000 meldingen, die hebben geleid tot ruim 70 000 matches. Hierbij zijn professionals met elkaar in contact gebracht zodat de hulpverlening aan kinderen kon worden afgestemd. Bijna de helft van de matches betrof professionals uit verschillende gemeenten.
Diversiteit in het jeugdbeleid
Migrantenjongeren zijn oververtegenwoordigd in de zwaardere vormen van jeugdzorg terwijl zij nog onvoldoende bereikt worden met preventief jeugdbeleid. In samenwerking met het voormalige programmaministerie voor Wonen, Wijken en Integratie is daarom in 2010 met het ZonMw-programma «Diversiteit in het jeugdbeleid» gewerkt aan het duurzaam verbeteren van de interculturele kwaliteit van de jeugdsector. In september 2010 is de Tweede Kamer over de voortgang geïnformeerd. De belangrijkste resultaten tot op heden zijn:
Interculturele kennis en vakmanschap:
– Via de databank effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) zijn voor migrantendoelgroepen effectieve interventies ontsloten. De NJi-databanken, het webportaal Jeugdgezondheidszorg en de ZonMw-projectenpoort leveren interculturele kennis voor beleid, praktijk en wetenschap.
– De interculturele competentieprofielen van jeugdprofessionals in zorg en welzijn zijn beschikbaar. De ontwikkeling van scholing in interculturele competenties binnen opleidingen voor toekomstige jeugdprofessionals in zorg en welzijn op mbo-, hbo- en wo-niveau is gestart. Via een website is het intercultureel scholingsaanbod en een bijbehorende kwaliteitskader ontsloten.
Versterking lokale jeugdvoorzieningen:
– Aan de algemene gereedschapskist voor Centra Jeugd en Gezin is toegevoegd de Handreiking Interculturalisatie. Deze handreiking gaat in op specifieke problemen van migranten in relatie tot het voorzieningenaanbod, interculturele kwaliteit en diversiteit in het personeelsbeleid van het CJG en het toepassen van effectieve methodieken voor bereik van en hulpverlening aan migranten.
– 25 lokale participatieprojecten die preventie en vroeg signaleren van problemen rond jeugdigen tot doel hebben en activiteiten ontwikkelen met een brugfunctie naar algemene voorzieningen, worden ondersteund en doorontwikkeld.
Academische werkplaatsen:
– In drie academische werkplaatsen werken universiteiten/hogescholen en kennisinstituten samen met praktijkinstellingen, jeugd- en migrantenorganisaties en gemeenten. De werkplaatsen richten zich onder andere op laagdrempelige opvoedondersteuning voor ouders met tieners, het ontstaan en verloop van psychosociale problemen bij jonge kinderen en bij (met name Antilliaans-Nederlandse) tienermoeders, borging van interculturele kwaliteit in het lokaal preventief jeugdbeleid en participatie van migrantenjeugd en hun ouders binnen de jeugdvoorzieningen.
Aan het doel om migrantenkinderen en hun ouders goed te bereiken met algemene jeugdvoorzieningen en opvoedondersteuning en de kwaliteitsslag die daarvoor in het jeugdbeleid gemaakt moet worden, is invulling gegeven door het creëren van de randvoorwaarden op het gebied van kennis, kunde en borging in het algemene beleid.