De beleidsdoorlichting van het BTW-compensatiefonds is in de zomer van 2010 afgerond. Het onderzoek bestond uit een beleidsdoorlichting uitgevoerd door het Ministerie van Financiën zelf, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de koepels VNG en IPO, en twee onafhankelijke beoordelaars. Daarnaast heeft een extern bureau een effectevaluatie uitgevoerd.
Op 10 maart 2011 is de inhoudelijke kabinetsreactie aangeboden op de beleidsdoorlichting van het BTW-compensatiefonds1. In navolging van de standpunten van IPO en VNG, heeft de staatssecretaris zich uitgesproken voor voortzetting van het fonds.
Om tegemoet te komen aan het door gemeenten en provincies ervaren verschil in behandeling, zijn verschillende vormen van centralisering overwogen. Uiteindelijk is gekozen voor centralisering van de kennis rondom en het toezicht op het BTW-compensatiefonds. Concreet betekent dit dat de volgende acties zijn ondernomen:
-
1) De opzet van een overlegplatform tussen de VNG, het IPO en de Belastingdienst om problematiek te bespreken die een individuele casus overstijgt;
-
2) De instelling van een platform voor toezichthouders voor inhoudelijke vaktechnische afstemming;
-
3) De jaarlijkse uitvoering van een kwaliteitstoets op het toezicht op het BTW-compensatiefonds.
Uit het onderzoek is gebleken dat volledige centralisering van de uitvoering bij één belastingregio niet gewenst is, met name vanwege de integrale klantbenadering van de Belastingdienst. Dat wil zeggen dat klanten (waaronder gemeenten en provincies) voor al hun belastingmiddelen (loonbelasting, omzetbelasting, etc.) door één belastinginspecteur worden behandeld. Volledige centralisering van het BTW-compensatiefonds levert afstemmingsproblemen op voor de overige belastingmiddelen van gemeenten en provincies, waarbij er met name tussen de ondernemers btw (aftrekbaar via de Wet Omzetbelasting) en de niet-ondernemers btw (compensabel via het BTW-compensatiefonds) sterke dwarsverbanden zijn.