Om de staatsschuld zo goedkoop mogelijk te financieren met acceptabel risico voor de rijksbegroting is voor de periode 2008–2011 een 7-jaars gecentreerde portefeuille als benchmark gedefinieerd. Het resultaat van de schuldfinanciering wordt inzichtelijk gemaakt door deze af te zetten tegen dat van de benchmark. Het gaat hierbij zowel om de kosten als om het risico. Meting van het resultaat gebeurt door total costs van beide portefeuilles met elkaar te vergelijken. De total costs bestaan uit (gerealiseerde) rentekosten en ongerealiseerde marktwaardeveranderingen. De gerealiseerde rentekosten waren in 2011 € 425 mln. lager dan de rentekosten van de benchmark. Omdat de ongerealiseerde kosten echter € 1 141 mln. hoger waren is in totaal sprake van een negatief resultaat van € 716 mln. ten opzichte van de benchmark.
Dit resultaat is het gevolg van financieringskeuzen en veranderingen in het renteverschil tussen de staatscurve en swapcurve. De schuldmanager heeft niet actief posities ingenomen ten opzichte van de benchmark2. De opbouw van het resultaat ten opzichte van de benchmark in termen van kosten en risico wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4.