In het begrotingsjaar 2013 hebben zich twee belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden zijn met de realisatie van bovengenoemde beleidsprioriteiten.
De uitkomst van de normeringssystematiek. Het accres kent normaliter twee bijstellingsmomenten lopende het jaar (mei en september) en één moment van vaststelling en afrekening na afloop. Omdat de eerder genoemde begrotingsafspraken 2014 echter gevolgen hebben voor het accres 2013, is in de decembercirculaire gemeentefonds een extra bijstellingsmoment opgenomen. Op grond van de decembercirculaire 2013 is het accres berekend op – 0,44% (negatief). Dit komt overeen met een bedrag van – € 78 miljoen (negatief). De vaststelling en afrekening (van het verschil tussen decembercirculaire en vaststelling) vindt plaats na afloop van het begrotingsjaar op basis van de stand van het Financieel Jaarverslag Rijk en wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2014.
Ten tweede is ondanks de daling van het aantal decentralisatie- en integratie-uitkeringen het bedrag gemoeid met de decentralisatie- en integratie-uitkeringen gestegen van € 2,8 miljard in 2012 naar € 2,9 miljard in 2013. Dit komt voornamelijk door een aantal plussen op bestaande decentralisatie- en integratie-uitkeringen, zoals de Wmo (€ + 50 miljoen), Centra voor Jeugd en Gezin (€ + 15 miljoen), Buurtsportlocaties (€ + 8 miljoen), Spoorse doorsnijdingen (€ + 12 miljoen) en Nationale gebiedsontwikkelingen (€ + 7 miljoen). Daarnaast zijn er een tweetal nieuwe, grote decentralisatie-uitkeringen opgenomen: Invoeringskosten decentralisatie Jeugdzorg (€ 40 miljoen) en Jeugdwerkloosheid (€ 25 miljoen).
Voor het overige hebben zich in het begrotingsjaar 2013 voor het gemeentefonds geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten.