Base description which applies to whole site

MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN WET- EN REGELGEVING

Inleiding

Bij de jaarlijkse M&O-inventarisatie wordt bekeken hoe gevoelig diverse begrotingsgelden zijn voor misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarbij wordt ook gekeken naar wat wordt gedaan om die risico’s te beheersen. In sommige gevallen zijn de getroffen beheersmaatregelen niet voldoende om misbruik en oneigenlijk gebruik geheel uit te sluiten, bijvoorbeeld wanneer de kosten van controles hoger zijn dan de baten. Er is dan sprake van restrisico of «restant M&O». Dit is de gevoeligheid voor misbruik en oneigenlijk gebruik die (bewust) overblijft nadat alle adequate maatregelen ten aanzien van voorlichting, controle, sanctie en evaluatie zijn getroffen. Op dit restrisico wordt verder ingegaan in deze jaarrekening. Voor de vermelding van noemenswaardige gevallen van restrisico is gekozen voor een grensbedrag per regeling van € 1 miljoen.

Primair onderwijs

Gewichtenregeling

Scholen met veel achterstandsleerlingen krijgen via de gewichtenregeling extra geld voor personeel en materieel. De bepaling van het leerlingengewicht is gebaseerd op de ouderverklaring over het opleidingsniveau van de ouder(s). Het leerlingengewicht werkt ook door in de uitkering rondom de impulsgebieden.

Uitgaven

Met de gewichtenregeling, waaronder de regeling impulsgebieden, is een bedrag gemoeid van € 366,1 miljoen.

Controle

Het gewicht kan door de Inspectie worden gecontroleerd aan de hand van de door de ouders ingevulde ouderverklaring. Dit neemt het risico van foutieve opgaaf (afwijkend van ingevulde formulieren) door de school weg. Omdat het aantal fouten dat scholen de laatste jaren maken bij de – op basis van bedoelde ouderverklaring – gewichttoekenning toeneemt, loopt er momenteel een aanvullende controle actie vanuit OCW om deze onrechtmatigheid terug te brengen. In dat kader krijgt een beperkt aantal scholen dat gezamenlijk 80% van de gewichtenmiddelen krijgt, hulp om de gewichtenadministratie op orde te krijgen en fouten te corrigeren. Het is de verwachting dat de onrechtmatigheid hiermee in de toekomst aanzienlijk afneemt. Hiermee wordt echter niet het risico ondervangen dat ouders een verkeerde opgaaf doen. Het risico dat scholen een onjuist gewicht toekennen op basis van weliswaar volledig ingevulde, maar niet op waarheid berustende ouderverklaringen, blijft bestaan. Met name in het geval van in het buitenland genoten opleidingen is controle niet mogelijk. De opleidingsgegevens van ouders zouden slechts getoetst kunnen worden aan documenten (diploma’s etc.) die hun opleidingsniveau bevestigen. Een dergelijke toets mag een school niet uitvoeren. Daarom wordt gezocht naar mogelijkheden om in de toekomst via andere manieren buiten de scholen om het gewicht toe te kennen, waarbij «opleiding ouders» als criterium de voorkeur heeft omdat het een goede voorspeller van achterstanden is. Voor nadere informatie over gewichtenregeling wordt verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van 7 maart 2014.

Restrisico

Het is lastig om in te schatten wat het restrisico is. Daarom wordt het totale bedrag aan gewichtenmiddelen van € 366,1 miljoen als restrisico aangemerkt.

Leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond

Scholen met leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond komen in aanmerking voor een aanvullende vergoeding.

Uitgaven

De uitgaven voor leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond bedragen in 2013 € 22,8 miljoen.

Controle

De opgaven van de scholen worden gecontroleerd aan de hand van de door ouders of verzorgers getekende verklaringen of inschrijfformulieren. De inhoud van de verklaringen kan niet sluitend worden gecontroleerd.

Restrisico

Voor 2013 is het restrisico bij leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond € 22,8 miljoen.

Studiefinanciering en tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Uitwonenden

Op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) komen studerenden in aanmerking voor extra beurs wanneer ze uitwonend zijn. Het levert een studerende dus financieel voordeel op om zich als uitwonende te laten registreren in de Basisregistratie Personen (BRP).

Uitgaven

De extra beurs voor uitwonende studerenden (verschil tussen de basisbeurs voor uit- en thuiswonenden) bedroeg in 2013 in totaal circa € 460 miljoen (WSF 2000). De bijdrage die op grond van de WTOS (regeling TS18+) aan uitwonenden is verstrekt, bedroeg in 2013 € 5,1 miljoen.

Controle

In de studiefinanciering wordt nu uitgegaan van het adres in de BRP, maar niet alle studerenden wonen daadwerkelijk op het geregistreerde adres. Daarom worden fysieke controles op het opgegeven woonadres uitgevoerd, zodat het risico op misbruik van de uitwonendenbeurs wordt beperkt.

Er zijn in 2013 ongeveer 4.000 controles uitgevoerd op basis van een risicoprofiel. In bijna de helft van de geselecteerde gevallen is vastgesteld (voor bezwaar en beroep) dat de studerende niet op het in de BRP geregistreerde adres woonachtig was. Studenten moeten de onterecht ontvangen studiefinanciering terugbetalen en krijgen een boete opgelegd.

Het bovenstaande betreft studerenden die in Nederland wonen. Bij studerenden in het buitenland wordt anders gecontroleerd. Er wordt gecontroleerd of de student aan de instelling in het buitenland is ingeschreven. Er wordt aangenomen dat hij in het buitenland woonachtig is. Omdat er geen adrescontrole plaatsvindt, is er voor studerenden in het buitenland een restrisico.

Restrisico

Het restrisico betreffende studerenden met een buitenlands woonadres bedraagt € 4,4 miljoen.

Voor studerenden met een binnenlands woonadres is de precieze omvang van het restrisico niet vast te stellen. Als gevolg van de maatregelen van de afgelopen twee jaar om misbruik met de uitwonendenbeurs aan te pakken, is dit substantieel afgenomen. Het restrisico wordt veroorzaakt door onjuiste inschrijving in het BRP en wordt niet aan OCW toegerekend. Er is dus sprake van geïmporteerd risico. In het tweede kwartaal 2014 worden de uitkomsten van de analyse van het restrisico onder de nieuwe WSF verwacht.

Voor de WTOS is de omvang van het restant M&O maximaal gelijk aan het bedrag van de toekenningen, namelijk € 5,1 miljoen.

Aanvullende beurs

Van ouders wordt verwacht dat zij bijdragen aan de studie van hun kind. Kunnen ze dat niet of onvoldoende, dan kan de studerende een aanvullende beurs krijgen. De hoogte van de beurs hangt mede af van het ouderlijk inkomen. Het ouderlijk inkomen kan niet in alle gevallen juist en volledig worden vastgesteld.

Uitgaven

In 2013 is in totaal € 616,9 miljoen aan aanvullende beurs verstrekt. Daarvan is circa € 26 miljoen aan studenten met ouders in het buitenland verstrekt.

Controle

Wanneer ouders in Nederland wonen, is het risico op misbruik beperkt. Op grond van artikel 8, eerste lid Awir beheert de Belastingdienst het inkomensgegeven uit het basisregister inkomen. DUO is bevoegd deze inkomensgegevens van de Belastingdienst te gebruiken en is ook afhankelijk van deze gegevens. Er zijn 12.352 studenten met ouders in het buitenland en in deze gevallen vraagt DUO bewijsstukken van het buitenlands inkomen op.

Restrisico

DUO vraagt de bewijsstukken op maar de juistheid en volledigheid van het opgegeven buitenlands inkomen is niet volledig met zekerheid vast te stellen door DUO noch door de Belastingdienst. Hierdoor is er sprake van restrisico bij studenten met een aanvullende beurs met ouders in het buitenland van circa € 22 miljoen.

Licence