Base description which applies to whole site

SALDIBALANS

Tabel 1 Saldibalans per 31 december 2013 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) (bedragen x € 1.000)

Activa

Passiva

 

2013

2012

 

2013

2012

Uitgaven ten laste van de begroting

35.160.647

34.169.151

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.256.012

1.244.748

Liquide middelen

333

672

     

Rekening-courant RHB

   

Rekening courant RHB

33.907.202

32.916.559

Te verrekenen extern museaal aankoopfonds

33.917

33.752

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

33.917

33.752

Rekening-courant risicopremie garantstelling

5.876

3.477

Reserve risicopremie garantstelling

5.876

3.477

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

3.597

4.730

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intracomptabele schulden)

1.363

13.246

Subtotaal

35.204.370

34.211.782

Subtotaal

35.204.370

34.211.782

Openstaande rechten

178.436

 

Tegenrekening openstaande rechten

178.436

 

Extra comptabele vorderingen

21.313.716

19.974.682

Tegenrekening extra comptabele vorderingen

21.313.716

19.974.682

Tegenrekening extra comptabele schulden

   

Extra comptabele schulden

   

Voorschotten

5.963.909

7.890.567

Tegenrekening voorschotten

5.963.909

7.890.567

Tegenrekening garantieverplichtingen

2.575.680

2.485.721

Garantieverplichtingen

2.575.680

2.485.721

Tegenrekening openstaande verplichtingen

25.753.393

25.647.460

Openstaande verplichtingen

25.753.393

25.647.460

Deelnemingen

   

Tegenrekening deelnemingen

   

Totaal

90.989.504

90.210.212

Totaal

90.989.504

90.210.212

Toelichting:

Uitgaven/ontvangsten 2013

De uitgaven over 2013 zijn uitgekomen op € 35.160.647.278,92 en de ontvangsten op € 1.256.012.066,12. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 35.160.655.000,00 en de ontvangsten op € 1.256.011.000,00.

Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2013 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. De samenstelling is als volgt:

Tabel 2 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2013

Openstaand per

31-12-2012

Cultuurinstellingen

333

672

Totaal

333

672

Rekening-Courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2013 is er voor 1 aankoop een bijdrage geleverd:

  • de aankoop van het werk Episode uit de verovering van Amerika van Jan Mostaert.

Tabel 3 Rekening-courant museaal aankoopfonds (bedragen x € 1.000)

Saldo 1 januari 2013

33.752

Rentebijschrijving 2013

665

Bijdrage aankoop 2013

500

Saldo per 31 december 2013

33.917

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1%-punt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25%-punt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

Rekening courant risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

Voor de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

Tabel 4 Uitgaven buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2013

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

3

Dienst Uitvoering Onderwijs

3.482

Overig

112

Totaal

3.597

De post uitgaven buiten begrotingsverband DUO bestaat voor € 3,3 miljoen uit deurwaarderskosten. Voor het overige gaat het om diverse andere posten als excasso’s OV-kaart, ten onrechte ontvangen middelen en dergelijke. Deze moeten nog verrekend worden met andere administraties of derden.

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)

Tabel 5 Ontvangsten buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2013

Loonheffing en overige inhoudingen salarissen

290

Overig

1.073

Totaal

1.363

De post overig bestaat onder andere uit EU projecten, legaten en overige derden.

Openstaande rechten

Tabel 6 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2013

Lesgelden

178.436

Totaal

178.436

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.

Extra comptabele vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2013 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 7 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2013

Openstaand per

31-12-2012

01

Primair onderwijs

3.920

113

03

Voortgezet onderwijs

809

795

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2.869

3.154

06

Hoger beroepsonderwijs

55

142

07

Wetenschappelijk onderwijs

53

443

08

Internationaal beleid

0

0

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

950

968

11

Studiefinanciering

21.274.011

19.786.564

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

7.563

12.497

13

Lesgelden

0

141.469

14

Cultuur

21.706

18.740

15

Media

0

487

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

0

0

25

Emancipatie

167

115

95

Bestuursdepartement

878

195

Solvabiliteitsbuffers Participatiefonds en Vervangingsfonds

 

9.000

Vordering Bonaire

735

 

Totaal

21.313.716

19.974.682

De openstaande vorderingen studiefinanciering (beleidsartikel 11) betreffen de door de productgroep Studiefinanciering van de Dienst Uitvoering Onderwijs verstrekte leningen en voorschotten aan studenten ingevolge de oude regeling studiefinanciering en de nieuwe Wet studiefinanciering. De lesgeldvorderingen (beleidsartikel 13) die voorheen op dit artikel stonden, zijn opgenomen onder de openstaande rechten.

De verstrekte leningen en voorschotten aan studenten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 8 Verstrekte leningen en voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2013

Openstaand per

31-12-2012

Rentedragende leningen

21.142.946

19.734.359

Renteloze voorschotten

27.264

27.458

Overige vorderingen

103.801

24.747

Totaal

21.274.011

19.786.564

De specificatie van het verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten is als volgt:

Tabel 9 Verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Rentedragende

Leningen

Openstaande

Voorschotten

Openstaande bedragen per 01-01-2013

19.734.359

27.458

Nieuw verstrekt, waaronder omzettingen

2.227.582

6.003

Afgelost

– 618.987

– 5.326

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

– 192.022

– 864

Verrekeningen

– 7.986

– 7

Totaal

21.142.946

27.264

Voor de bedragen voor rentedragende leningen en renteloze voorschotten geldt de nominale waarde. De werkelijke waarde (uiteindelijk inbaar) hiervan wordt grotendeels beïnvloed door:

  • de mate waarin de als voorlopige rentedragende leningen uitgekeerde studiefinanciering (prestatiebeurs) zullen worden omgezet in beurzen, vanwege het voldoen aan de eerstejaars prestatienorm en /of diploma norm;

  • het sociaal risico bij (aflosbaar gestelde) langlopende leningen en renteloze voorschotten in verband met de wettelijk beperkte aflossingstermijnen;

  • de mate waarin de achterstallige vorderingen studiefinanciering (achterstallig lager recht en aflosbaar gestelde leningen en voorschotten) uit het deurwaarderstraject geïnd kunnen worden.

De overige openstaande vorderingen (€ 39.705) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2013 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 10 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2013

Openstaand per

31-12-2012

01

Primair onderwijs

1.307.199

1.057.850

03

Voortgezet onderwijs

252.502

264.520

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

1.106.383

1.112.365

06

Hoger beroepsonderwijs

210.039

203.012

07

Wetenschappelijk onderwijs

124.414

132.200

08

Internationaal beleid

10.970

11.827

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

450.182

403.142

11

Studiefinanciering

916.000

1.034.500

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

   

13

Lesgelden

   

14

Cultuur

545.006

2.435.539

15

Media

170.092

324.437

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

824.511

817.737

25

Emancipatie

21.759

22.441

95

Bestuursdepartement

24.852

70.997

       

Permanente voorschotten

   

Totaal

5.963.909

7.890.567

Het bedrag openstaande voorschotten bij Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoedingen 2013 en 2014 aan de OV-bedrijven.

De stand van de voorschotten per 31-12-2013 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 11 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per

01-01-2013

Verstrekt 2013

Afgerekend 2013

Stand per

31-12-2013

2001

       

2002

       

2003

1.340

   

1.340

2004

5.221

4.021

800

8.442

2005

25.221

 

5.807

19.414

2006

97.475

 

5.629

91.846

2007

244.374

 

39.298

205.076

2008

275.163

 

90.431

184.732

2009

1.201.607

 

841.333

360.274

2010

1.474.634

 

911.124

563.510

2011

2.193.741

 

1.405.757

787.984

2012

2.371.791

 

1.028.206

1.343.585

2013

0

2.397.706

 

2.397.706

Totaal

7.890.567

2.401.727

4.328.385

5.963.909

Van een achterstand in de afrekening van de oude jaargangen voorschotten is geen sprake, omdat deze vooral betrekking hebben op langlopende projecten op de verschillende beleidsterreinen. In 2013 is een gerichte actie uitgevoerd om openstaande voorschotten af te wikkelen. Met deze actie is tevens naar voren gekomen dat 2 bestemmingsbedragen niet als voorschot in de administratie waren opgenomen. Het betreft hier een voorschot van € 4.0 miljoen voor het NWO en een voorschot van € 21.000,00 voor de KNAW.

Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk jegens de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2004 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2013 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de openstaande garanties gespecificeerd opgenomen in vergelijking met ultimo 2012:

Tabel 12 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2013

Openstaand per

31-12-2012

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

253.390

267.347

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

30

326

Bouwleningen aan scholen en instellingen bve

0

58

Garanties Cultuur

512.945

512.302

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

27.569

28.299

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

273.852

283.233

Garanties Hoger beroepsonderwijs

609.958

604.649

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

550.529

556.683

Garanties Voortgezet onderwijs

242.707

138.407

Garanties Primair onderwijs

74.700

64.417

Totaal

2.575.680

2.485.721

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

In het voortgezet onderwijs (vo) worden eveneens geen garanties op bouwleningen meer verstrekt. Het betrof in 2013 nog 3 uitstaande leningen.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 512,9 miljoen. Hiervan is € 220,8 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds en € 288,5 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er een kredietgarantie verleend ad € 3,5 miljoen aan de Stichting Nederlands Letterenfonds.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 27,6 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Beroepsonderwijs en Volwasseneneductie (€ 550,5 miljoen), het hoger beroepsonderwijs (€ 610 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 242,7 miljoen) het Wetenschappelijk Onderwijs (€ 273,9) en het Primair Onderwijs (€ 74,7 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën onder hypothecaire zekerheid verstrekte geldleningen aan onderwijsinstellingen en garantstellingen rekening courantlimieten.

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 13 Openstaande verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2013

25.647.460

Bij: correcties op de beginstand

 

Gecorrigeerde stand 1 januari 2013

25.647.460

   

Bij: aangegaan in 2013

36.110.821

Waarvan garantieverplichtingen

844.241

Totaal aangegaan in 2013

35.266.580

   

Af: Tot betaling gekomen in 2013

35.160.647

Stand 31 december 2013

25.753.393

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2013 is hieronder opgenomen.

Tabel 14 Openstaande verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

01

Primair onderwijs

5.542.961

03

Voortgezet onderwijs

6.608.247

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.370.076

06

Hoger beroepsonderwijs

2.529.497

07

Wetenschappelijk onderwijs

4.031.945

08

Internationaal beleid

4.084

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

278.395

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

0

13

Lesgelden

 

14

Cultuur

1.747.759

15

Media

785.287

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

844.171

25

Emancipatie

10.971

95

Bestuursdepartement

0

Totaal

25.753.393

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Op 22 november 2011 is een akkoord met de MBO Raad afgesloten ten behoeve van professionalisering MBO (€ 81 miljoen), in oktober 2012 is hierop een addendum toegevoegd (+ € 51 miljoen). Hiermee is totaal een bedrag beschikbaar van € 132 miljoen voor de jaren 2012 t/m 2015. Van dit bedrag is ultimo 2013 al een bedrag van € 96 miljoen juridisch verplicht, voor het jaar 2015 moet nog een bedrag van € 36 miljoen juridisch verplicht worden.

Op 3 november 2012 is voor de jaren 2013 tot en met 2016 de prestatiebekostiging voor de hogescholen en universiteiten toegekend. Omdat alleen voor 2013 de verdeling over de instellingen beschikbaar was, zijn in 2012 alleen de verplichtingen 2013 vastgelegd. In 2013 zijn de verplichtingen voor 2014 vastgelegd. De verplichtingen 2015 en 2016 zijn nog niet vastgelegd. De totale verplichting voor de prestatiebekostiging voor de jaren 2015 tot en met 2016 bedraagt voor de hogescholen respectievelijk € 175 miljoen en € 183 miljoen, voor de universiteiten respectievelijk € 133 miljoen en € 140 miljoen.

Op 25 juni 2013 is met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een akkoord bereikt over de afronding van de jaarrekening NWO 2012. De totale voorwaardelijke vordering die NWO als gevolg van de overgang naar baten en lastenstelsel (gebaseerd op RJ660) per 1-1-2012 mag opnemen is € 907 miljoen. Deze bestuurlijke verplichting maakt onderdeel uit van de besprekingen die jaarlijks met het NWO gevoerd worden over de begroting NWO.

Op 13 mei 2013 is het Techniekpact 2020 afgesloten tussen de rijksoverheid, het georganiseerde bedrijfsleven, de vakbonden, het onderwijsveld en de regio’s. Het pact is er op gericht om voldoende slimme en vakbekwame technici op te leiden om daarmee in de groeiende behoefte aan technisch personeel te voorzien. Daarbij zijn een groot aantal acties van diverse aard afgesproken. Zoals bijvoorbeeld extra middelen voor betastudenten in het voortgezet onderwijs en de PABO’s. Onderdeel van het techniekpak is bijvoorbeeld het regionale investeringsfonds mbo.

Op 19 september 2013 is een Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) gesloten met de partijen in de Stichting van het Onderwijs. Aan deze verplichtingen zitten wel condities vast zoals het afsluiten van sectorakkoorden en cao’s met de verschillende onderwijssectoren.

Licence