Base description which applies to whole site

16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Algemene doelstelling

EZ streeft naar internationaal toonaangevende concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.

Rol en verantwoordelijkheid

De Staatssecretaris van EZ is vanuit een bewakende en stimulerende rol verantwoordelijk voor:

  • Het versterken van de positie van de Nederlandse agrarische en visserijketen (artikelonderdeel 16.1).

  • Het borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit (artikelonderdeel 16.2). Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor hun producten en productiewijze. Zij opereren op basis van normen en kaders die de overheid stelt en die goeddeels hun grondslag vinden in internationale, vooral Europese regelgeving. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor de gehele Europese wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van de slacht van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, daarvoor is de Staatssecretaris van EZ verantwoordelijk is, evenals voor de wetgeving voor diervoeders, dierlijke bijproducten en diergeneesmiddelen. De Staatssecretaris van EZ is voorts samen met de Minister van VWS verantwoordelijk voor de controle en handhaving op de regels voor de veiligheid van voedsel.

  • Het voeren van adequaat fytosanitair beleid, waaronder markttoegang en het zeker stellen van goede gewasbescherming, evenals het borgen van diergezondheid en dierenwelzijn (artikelonderdeel 16.3).

  • Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein (artikelonderdeel 16.4).

  • Het bijdragen aan een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid op Europees en mondiaal niveau evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouwbeleid (artikelonderdeel 16.5).

Bij het vaststellen van het Europees Landbouwbeleid voor de periode 2014–2020 heeft de Staatssecretaris van EZ de rol om te zorgen dat de Nederlandse inbreng met betrekking tot versterking concurrentiekracht, vergroening en verduurzaming goed tot hun recht komen.

Kengetal

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Realisatie 2013

1. Maatschappelijke appreciatiescore

Bron:TNS/NIPO

   

7,7

7,7

7,5

7,5

7,6

2. Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

Bron:NVWA monitor

 

3,3

3,4

3,4

3,4

Geen meting

3,2

3. Plant Breeders Index

Bron: CPVO

34%

35%

32%

32%

33%

31%

Publicatie in 2014

4. Aantal octrooiaanvragen in de agrarische sector en verwerkende industrie

Bron: NLOctrooicentrum

8,2%

7,3%

6,8%

7,4%

5,9%

Publicatie in 2015

Publicatie in 2016

 

2008

2009

2010

2011

Realisatie 2012

Ambitie 2013

5. Nederland op ranglijst landen met het hoogste netto handelsoverschot in agrarische producten (x € 1 mld)

         

Positie handhaven

Brazilië

34,5

34,4

41,3

49,9

55,8

 

Argentinië

23,5

19

24,7

31

32,0

 

Nederland

Bron: United Nations Commodity Trade Statistics Database (Comtrade)

20,0

20,8

22,7

23,6

24,1

 
  • 1. Net als bij de voorgaande metingen heeft het merendeel van de respondenten een neutraal tot zeer positief beeld van zowel de agrarische als de visserijsector.

  • 2. Het kengetal «mate van vertrouwen consumenten in voedsel» is gebaseerd op de antwoorden op de vraag «Ik maak me zorgen over de veiligheid van voedingsmiddelen». De gemeten waarde op een schaal van vijf. Het kengetal over 2013 is lager dan in 2011 en de jaren daarvoor. Zonder dat de oorzaken zijn onderzocht, is het aannemelijk dat de daling gerelateerd is aan de voedselincidenten in het voorjaar 2013. Vanaf 2011 vindt de meting tweejaarlijks plaats, daarom geen meting over 2012.

  • 3. Het percentage Nederlandse aanvragen Kwekersrecht van het Totaal aantal aanvragen voor de EU bron Community Plant Variety Office (CPVO), Annual reports 2007 tot en met 2012. Het percentage Nederlandse aanvragen handhaaft zich op het hoge niveau van de voorgaande jaren. De resultaten over 2013 komen in het jaarverslag 2014 beschikbaar.

  • 4. Betreft het percentage Nederlandse octrooiaanvragen van het totaal aantal internationale aanvragen (bij de World Intellectual Property Organization en bij het Europees Octrooibureau) ingediend voor de agrarische sector en verwerkende industrie. Het totaal aantal aanvragen blijkt in 2011 met 9% te zijn gestegen, terwijl het aantal Nederlandse aanvragen met 13% is gedaald. Overnames en afstoten van bedrijfsonderdelen bij de grote concerns (Unilever en Nutricia) zijn hiervan waarschijnlijk de oorzaak. De daling zit op de onderwerpen Dierhouderij, Landbewerking, Voedselverwerking en Voedselverrijking. Bij primaire voedselverwerking en Tuinbouw en plantveredeling is sprake van absolute en relatieve stijging. In verband met de bescherming van octrooi-informatie stelt NL-Octrooicentrum deze informatie met vertraging beschikbaar. De gegevens over 2012 worden in het Jaarverslag 2015 gepubliceerd, die over 2013 in het Jaarverslag 2016.

  • 5. Hoogste netto handelsoverschot: Nederland is met € 24,1 mld in 2012 weer van de vierde naar de derde plaats van de wereld gestegen met het hoogste handelsoverschot in agrarische producten. Alleen Brazilië en Argentinië hebben een hoger netto handelsoverschot in agrarische producten.

Beleidsconclusies

Het afgelopen jaar is voor met name de volgende beleidsvelden de uitvoering volgens plan verlopen. De beoogde doelen zijn bereikt en resultaten gerealiseerd voor: Agrarisch ondernemerschap, Energie en klimaat, Plantaardige productie, Risicomanagement voedselproductie, Verminderen milieulast gewasbeschermingsmiddelen, Monitoring, early warning en bewaking fytosanitaire en veterinaire veiligheid.

Hieronder een toelichting op de belangrijkste afwijkingen van de resultaten ten opzichte van de planning voor de betreffende beleidsvelden.

16.1 Versterking concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij;

Agrarische innovatie

De effectevaluatie van de regeling Samenwerking bij Innovatie geeft aan dat dit een effectief instrument is om innovatie te stimuleren. De aanbevelingen worden opgepakt voor een soortgelijke regeling in het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 onder provinciale regie.

Mestbeleid

De gesprekken met de Europese Commissie over het Nederlandse vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn 2014–2017 zijn in de afrondende fase. Er is vertrouwen dat het overleg op korte termijn en met positief resultaat wordt afgerond en dat Nederland zo spoedig mogelijk daarna derogatie van de Nitraatrichtlijn wordt verleend.

In december 2013 is aan de Tweede Kamer gemeld dat uit de ex ante evaluatie mestbeleid door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de Wageningen Universiteit Researchcentrum (WUR) blijkt dat het risico bestaat dat de uitbreiding van de mestverwerking onvoldoende is voor de vanaf 2015 verwachte hoeveelheid jaarlijks te verwerken mest. Omdat aanvullende waarborgen noodzakelijk zijn wordt het bestaande stelsel van dierrechten voor varkens- en pluimveehouderij na 1 januari 2015 gehandhaafd en worden, om groei van de melkveehouderij mogelijk te maken, nadere vooraarden gesteld. Hierdoor wordt voorkomen dat de fosfaatproductie ongewenst toeneemt als gevolg van economische ontwikkeling en uitbreiding van productiecapaciteit.

Duurzame veehouderij

In de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij en het «Kabinetsstandpunt over omvang intensieve veehouderij en schaalgrootte» (Tweede Kamer, 28 973 nr. 134) staan de uitdagingen beschreven. De transitie naar een toekomstbestendige en duurzame veehouderij is ingezet via twee sporen. Het eerste spoor betreft ketengestuurde verduurzaming (stimuleren van samenwerking tussen ketenpartners). Op dit onderwerp zijn in 2013 zeven versnellingsprojecten gestart. De ontwikkeling op de diverse sporen inclusief een vooruitblik van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) is aan de Tweede Kamer gezonden in oktober 2013 (Vierde voortgangsrapportage Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij 28 973 nr. 35). Het tweede spoor betreft de zorgvuldige veehouderij, waarbij in de UDV 15 doelen voor een duurzame veehouderij zijn vastgesteld (zie voortgangsrapportage) en afspraken zijn voorbereid over de gezamenlijke aanpak van de ambitie «vanaf 2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal duurzaam». Kernthema’s zijn dierenwelzijn, dier- en humane gezondheid, milieu en maatschappelijke inpassing.

Visserij

In 2013 zijn, vergelijkbaar met de afgelopen jaren, verschillende subsidieregelingen opengesteld en gefinancierd uit het Europees Visserijfonds (EVF) met als doelstelling de verdere verduurzaming en economische rendementen van de visserij, de visketen en de aquacultuur te bevorderen. Via regelingen zoals «Innovatie in de visketen» en »Collectieve actie in de visketen» is in totaal aan 17 projecten steun verleend, voor in totaal € 3,25 mln. Eind 2013 zijn twee EVF regelingen opengesteld te weten de regeling collectieve actie aanlandplicht € 3 mln en voor de duurzame ontwikkeling van visserijgebieden € 4,92 mln. De projecten worden naar verwachting in 2014 toegekend.

16.2 Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit

Voedselkwaliteit en transparantie in de keten

EZ heeft de beleidsbrief «duurzame voedselproductie» opgesteld die in juli 2013 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Deze vormt de kaders van het beleid van voedsel van EZ. EZ heeft in 2013 bijgedragen aan nieuw EU-beleid op het gebied van voedselkwaliteit. EZ heeft samen met het Ministerie van I&M gereageerd op de Consultatie van de Europese Commissie over verduurzaming voedselsystemen. Daarbij heeft Nederland aangegeven wat zij van de Europese Commissie verwacht van de in 2014 te verschijnen Mededeling over duurzaam Voedsel.

Risicomanagement voedselproductie

Door de Staatssecretaris van EZ en de Minister van VWS is in 2013 samen met het bedrijfsleven (de voedselproductieketen vlees en zuivel) de Taskforce Voedselvertrouwen in het leven geroepen om de fraude in de voedselproductie aan te pakken. De Taskforce heeft een actieplan opgesteld dat doorloopt tot eind 2014. Ook hebben deze bewindspersonen in december 2013 een plan van aanpak voor de NVWA naar de Tweede Kamer gestuurd om de controle en het toezicht te verbeteren evenals het risicogebaseerd werken. De Europese Commissie heeft vijf-punten actieplan opgesteld, waarvan onder andere de nieuw ingestelde Working Group Food Fraud, onderdeel uitmaakt. EZ neemt, naast VWS en de NVWA, deel in deze Working Group. Nederland is voor de periode 2013–2015 voorzitter geworden van het Comité voor de Europese Codex Regio.

16.3 Plant- en diergezondheid

Borgen plantgezondheid

In 2013 heeft de Europese Commissie vijf verordeningen op het gebied van de stroomlijning van regelgeving betreffende plant- en diergezondheid, teeltmateriaal en controles daarop gepresenteerd. Deze voorstellen zijn van wezenlijk belang voor Nederland. Daarnaast zijn in 2013 de voorbereidingen getroffen om samen met het bedrijfsleven een intentieverklaring te tekenen, die geldt als startpunt voor nadere afspraken op het gebied van fytosanitaire preventie en risicoafdekking.

Dierenwelzijn

De positieflijst voor zoogdieren is in 2013 niet in werking getreden. De behandeling in de Tweede Kamer van de conceptbesluiten Diergeneeskundigen en Houders van Dieren (waarvan de positieflijst onderdeel uitmaakt) heeft geleid tot wijzigingen waardoor beide besluiten pas 1 juli 2014 in werking treden.

Op 4 oktober 2013 is de beleidsbrief Dierenwelzijn aan de Tweede Kamer aangeboden. Met een aanscherping van het beleid waaronder het uitfaseren van ingrepen bij landbouwhuisdieren en het tegengaan van impulsaankopen. Met ingang van januari 2013 is het borgen van welzijn van proefdieren door wet- en regelgeving en het stimuleren van alternatieven voor dierproeven, overgegaan van het Ministerie van VWS naar EZ.

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft een rapport «Vervolgonderzoek Duurzaamheid Intensieve Veehouderij» uitgebracht. De AR beveelt aan ervoor te zorgen dat de sector de dierenwelzijnsregels voldoende naleeft bij horizontaal toezicht. Dit zou moeten door duidelijke afspraken te maken over minimale kwaliteitseisen voor het toezicht met private organisaties die horizontaal toezicht uitvoeren en met de NVWA over de consequente controle hierop.

Preventieve diergezondheid

Een uitbraak van een bestrijdingsplichtige dierziekte heeft grote maatschappelijke en economische gevolgen. EZ heeft geïnvesteerd in het voorkomen ervan (preventie) en in het tijdig opsporen ervan via gerichte monitoringsonderzoeken. Deze inspanningen bewezen onder andere hun waarde bij de detectie en opvolging van uitbraken van laagpathogene aviaire influenza (AI, vogelgriep) in 2013. Voorts is geïnvesteerd in het opstellen/updaten van beleidsdraaiboeken op het gebied van diverse bestrijdingsplichtige dierziekten en het afronden en implementeren van het Handboek Crisisbesluitvorming.

16.4 Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein
  • De agenda’s van de topsectoren Agrofood (AF) en Tuinbouw/uitgangsmaterialen (TU) zijn gezamenlijk met bedrijfsleven en de kennisinstellingen verder doorvertaald in Publieke- private samenwerking (PPS)-constructies. De PPS-en in AF en TU kennen een goede verbinding met de maatschappelijke beleidsagenda. Een groot aantal maatschappelijke kwesties is opgepakt (bijvoorbeeld mest, gezondheid, voedselzekerheid, energie).

  • Met NWO zijn afspraken gemaakt voor het opstarten van een aantal nieuwe AF- en TU onderzoeksprogramma’s, die fundamentele vraagstukken oppakken en op zoek gaan naar robuuste innovaties voor verdere verduurzaming in het groene domein.

  • Duidelijkheid is verkregen over de gevolgen voor kennis en innovatie van de opheffing van de Publiekrechtelijke Bedrijfs Organisaties (PBO’s). Na de opheffing van de PBO 's blijft kennis en innovatie in principe een taak voor het bedrijfsleven.

  • Ten behoeve van de kennisbehoefte bij de Topsectoren AF en TU werd actief het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie (Horizon 2020) beïnvloed. Dit vond plaats binnen en buiten het desbetreffende Programmacomité van de Europese Commissie, en samen met gelijkgezinde andere Lidstaten.

  • InnovatieNetwerk heeft gewerkt aan baanbrekende innovaties. Voorbeelden hiervan zijn: een koeientuin, een nieuw stalontwerp waarin de behoeftes van het dier centraal staan en een greenfertilizer: het produceren van kunstmest met zonne-energie op het boerenbedrijf.

16.5 Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid.

De uitvoering van het beleid is volgens planning in 2013 volop op gang gekomen. Met onze expertise en publiekprivate samenwerking levert Nederland internationaal een belangrijke bijdrage aan een duurzame wereldvoedselvoorziening. Specifieke en strategische internationaliseringsinitiatieven van de topsectoren zijn vanuit EZ actief ondersteund. Dit heeft geleid tot versterking van handelsrelaties en een groeiende belangstelling van het Nederlands bedrijfsleven om te investeren in het ontwikkelen van duurzame landbouw en agroketens in en met het buitenland. In december 2013 is er met de derde Global Conference on Agriculture, Food and Nutrition Security and Climate Change de basis gelegd voor een Climate Smart Agriculture Alliance, die verder vorm zal geven aan klimaat slimme landbouw. Ook concrete samenwerkingsovereenkomsten met de Clinton Foundation en AGRA dragen daaraan bij. Er is internationaal verder gewekt aan de relaties tussen voedselzekerheid en oceanen, die in 2014 via de in Nederland te organiseren «Oceans Action Summit» een vervolg zal krijgen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000

2010

2011

2012

2013

Realisatie

Vastgestelde begroting 2013

Verschil

VERPLICHTINGEN

804.727

885.441

696.112

676.537

650.762

25.776

Waarvan garantieverplichtingen

58.700

43.374

37.707

138.000

– 100.293

UITGAVEN

690.478

867.196

613.752

666.001

529.610

136.391

             

Subsidies

81.721

300.756

99.065

71.753

59.579

12.174

Agrarisch ondernemerschap (16.1)

27.353

9.220

9.953

9.785

5.088

4.697

Duurzame veehouderij (16.1)

6.719

26.767

26.203

16.241

5.584

10.657

Mestbeleid (16.1)

150

364

1.596

1.931

2.050

– 119

Plantaardige productie (16.1)

7.752

14.768

19.327

15.396

16.866

– 1.470

Agrarische innovatie en overig (16.1)

4.521

17.537

10.373

4.340

9.601

– 5.261

Visserij (16.1)

6.299

6.365

8.549

8.774

5.991

2.783

Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren (16.3)

1.902

3.702

2.518

3.017

2.130

887

Apurement (16.5)

27.025

52.033

20.546

12.269

12.269

0

Interne begrotingsreserve (16.5)

 

170.000

       

Garanties

8.426

12.862

10.500

27.119

12.000

15.119

Bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit (16.1)

2.000

1.450

2.000

3.000

2.000

1.000

Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit (16.1)

6.426

11.412

8.500

24.119

10.000

14.119

Opdrachten

184.651

186.690

151.569

145.478

147.909

– 2.431

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

26.197

36.733

25.723

26.348

24.020

2.328

Borgen voedselveiligheid- en kwaliteit(16.2)

16.765

15.371

12.799

7.137

8.437

– 1.300

Plant- en diergezondheid (16.3)

17.547

18.363

14.930

12.511

19.492

– 6.981

Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

121.564

114.736

92.364

95.739

93.887

1.852

Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

2.578

1.487

5.753

3.743

2.073

1.670

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

128.066

118.087

117.704

120.616

106.470

14.146

Medebewind productschappen (16.5)

24.188

23.749

20.354

23.750

13.501

10.249

Dienst Landbouwkundig Onderzoek (16.4)

103.878

94.338

95.027

94.819

91.119

3.700

ZonMW/dierproeven

       

1.850

– 1.850

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (16.3)

   

2.323

2.047

 

2.047

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

52.971

3.500

4.200

5.577

4.200

1.377

Diergezondheidsfonds

52.971

3.500

4.200

5.577

4.200

1.377

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

12.615

7.915

4.700

UNEP, FAO en overige contributies

12.615

7.915

4.700

Bijdragen aan agentschappen

234.643

245.301

230.714

282.843

191.537

91.306

NVWA

118.180

136.926

125.039

144.817

94.007

50.810

Dienst Regelingen

104.516

96.595

93.182

112.193

84.281

27.912

Agentschap NL

5.810

17.004

4.010

12.994

Dienst Landelijk Gebied

3.188

365

255

221

221

0

Rijksrederij

8.759

11.415

6.428

8.608

9.018

– 410

             

ONTVANGSTEN

317.842

306.938

302.615

329.393

291.579

37.814

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

48.404

29.145

28.891

27.573

21.081

6.492

Borgen voedselveiligheid- en kwaliteit(16.2)

364

788

253

288

430

– 142

Plant- en diergezondheid (16.3)

4.771

2.258

2.812

3.452

500

2.952

Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

10.353

13.274

14.760

15.902

10.884

5.018

Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

252.644

261.473

255.414

281.695

258.684

23.011

Ontvangsten agentschappen (16.9)

1.306

0

485

483

483

Realisatie meetbare gegevens bij het artikelonderdeel

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

Indicator

Referentie-waarde

Peil datum

Raming 2013

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Bron

Verhouding duurzame – totale investeringen

0,36

2010

0,36

0,20

0,27

LEI

De gegevens hebben betrekking op de realisatie 2012 en zijn voorlopig. De «verhouding totale – duurzame investeringen» is gestegen van 20% in 2011 naar 27% in 2012. In 2012 zijn de totale investeringen in productiemiddelen gedaald van € 3,7 mld in 2011 tot € 3,3 mld. De totale duurzame investeringen zijn gestegen tot € 886 mln in 2012. Vooral werd geïnvesteerd in duurzame (pluimvee)stallen.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Bron

Percentage integraal duurzame stallen

0%

2008

8%

4,5%

5,7%

Publicatie in 2014

WUR

De streefwaarde is een indicatie van het percentage integraal duurzame stallen in Nederland ten opzichte van het totaal aantal in gebruik zijnde stallen.

Als streefwaarde voor het percentage duurzame stallen is voor eind 2012 het percentage 6% vastgesteld. Deze streefwaarde is nagenoeg gehaald. De gegevens over 2013 worden in mei 2014 naar de Tweede Kamer verstuurd en in het Jaarverslag 2014 gepubliceerd. In het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) hebben de betrokken partijen (veehouderijorganisaties, ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en overheden) afgesproken dat vanaf 2015 elke nieuw te bouwen stal integraal duurzaam moet zijn. Hierdoor zal er sprake zijn van een versnelde toename van het aantal duurzame stallen.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Bron

1. Realisatie normen fosfaat

78 mln kg

2002

20 mln kg

27 mln kg

Publicatie in 2014

CBS

2. Realisatie normen stikstof

420 mln kg

2002

345 mln kg

328 mln kg

Publicatie in 2014

CBS

De indicatoren «realisatie normen fosfaat» en «realisatie normen stikstof» geven de bodemoverschotten voor beide stoffen op Nederlandse landbouwgronden weer. Zij zijn een maat voor het berekende verlies aan mineralen naar landbouwgrond, na aftrek van de opname door landbouwgewassen en vervluchtiging van stikstof. De raming 2012 voor fosfaat (15 mln kg) is een streefwaarde die gebaseerd is op de dan geldende fosfaatgebruiksnormen voor bouwland en grasland. De realisatie is sterk afhankelijk van (vooral) natuurlijke omstandigheden in het groeiseizoen, met name het weer. Door minder groeizaam weer kan de opname van fosfaat door het gewas achterblijven waardoor er meer verliezen naar het milieu optreden (hier uitgedrukt in een bodemoverschot voor fosfaat). Dit is mogelijk het geval geweest in 2012 met een realisatie van 27 mln kg. De realisatie stikstof in 2012 is 328 mln kg stikstof volgens voorlopige CBS-cijfers. De raming voor stikstof uit de begroting 2012 (345 mln kg) is, op basis van de voorlopige cijfers voor 2012, ruim gehaald. De realisatiecijfers voor 2013 worden omstreeks juli 2014 gepubliceerd.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Bron

Aandeel duurzame energie in glastuinbouw

0,5%

2003

1,8%

2,3%

Publicatie in 2014

LEI

Energie-efficiency index glastuinbouw

100%

1990

45%

44%

Publicatie in 2014

LEI

Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelen-industrie (VGI)

100%

2005

88%

88,6%

Publicatie in 2014

Agentschap NL

Het aandeel Duurzame Energie in glastuinbouw ligt voor op schema. De groei zat in 2012 bij aardwarmte, biobrandstoffen en inkoop van duurzame warmte.

De energie-efficiency index in de glastuinbouw ligt op schema. Er kan mede dankzij het Energieakkoord en de uitwerking daarvan in de Beleidsbrief Tuinbouw, de komende jaren een verdere versnelling verwacht worden.

Energie index Voedings- en Genotmiddelen-Industrie ligt iets achter op de raming. Verminderde investeringsruimte voor bedrijven is daarvan een belangrijke oorzaak. Met de in werkingtreding van het Energieakkoord zullen de doelen binnen bereik blijven. De realisatiegegevens over 2013 worden in het Jaarverslag 2014 gepubliceerd.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Bron

Percentage innoverende agrarische bedrijven

11,6%

2006

15%

12%

14%

Publicatie in 2014

LEI

Ten opzichte van 2011 is het percentage innovatoren in de land- en tuinbouw in 2012 licht toegenomen. Ook het aandeel vernieuwers (innovatoren en volgers) liet een kleine stijging zien. De realisatiecijfers over 2013 van innoverende agrarische bedrijven (innovatoren, vroege- en late volgers) zijn in de tweede helft van 2014 bekend.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Bron

1. Voorzorgsniveau Schol

205.000 ton

2005

587.000 ton

589.341 ton

663.200 ton

ACOM

2. Voorzorgsniveau Tong

41.000 ton

2005

45.600 ton

46.700 ton

50.546 ton

ACOM

De realisatie van de voorzorgsniveaus voor tong en vooral schol vertonen nog steeds een gunstige ontwikkeling. De positieve werking van de meerjarige beheerplannen wordt in deze cijfers zichtbaar. De cijfers voor 2013 betreffen voorlopige cijfers. Definitieve cijfers van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) komen medio 2014 beschikbaar.

Deze indicatoren raken gedateerd. Het visserijbeheer is niet meer gestoeld op de voorzorgsniveaus maar gericht op Maximaal Duurzaam Beheer. In de toekomst zullen deze indicatoren hieraan worden aangepast.

Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit (16.2)

Indicator

Referentie-waarde

Peil datum

Raming 2013

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Bron

1. Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dierhouderij

Antibiotica-gebruik in 2009

2009

50% reductie (t.o.v. 2009)

49% reductie (t.o.v. 2009)

Publicatie in juni 2014

SDa

2. Nalevingsniveau HACCP-verplichting

80%

April 2009

83%

81%

83% (prognose)

NVWA

  • 1. De verkoop en het gebruik van antibiotica in 2012 (TK, 29 683, nr. 168, van 29 augustus 2013) is in 2012 met 49% is afgenomen. De reductiedoelstelling voor 2013 (gemiddeld over alle sectoren) is hiermee al bijna gehaald. De verkoop van antibiotica die voor de humane gezondheid van kritisch belang zijn, fluoroquinolonen en derde en vierde generatie cefalosporinen is in 2012 met respectievelijk 45% en 94% afgenomen ten opzichte van 2011. De gegevens over het antibioticagebruik in de veehouderij over 2013 komen in mei/juni 2014 beschikbaar en worden in het Jaarverslag 2014 gepubliceerd.

  • 2. Er is weinig verandering opgetreden in de realisatie van het nalevingspercentage HACCP in vergelijking met voorgaande jaren. De realisatie 2013 wordt in mei 2014 vastgesteld.

Indicator

Referentie-waarde

Peil datum

Raming 2013

Realisatie 2013

Bron

Aantal basisscholen met smaaklessen

Beperkt aantal

2005

3.000

3.708

Steunpunt smaaklessen en schoolgruiten WUR

De streefwaarde voor het schooljaar 2012–2013, 3.000 Smaaklesscholen, is ruimschoots gehaald.

Plant- en diergezondheid (16.3)

Indicator

Referentie waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Bron

Naleving regelgeving

55% – 89% (sector afhankelijk)

2009

65% – 90%

35%-90%

NVWA

De systematiek bij de totstandkoming van deze cijfers is dat een bedrijf als niet-akkoord wordt beschouwd zodra één onderdeel van de inspectie op dat bedrijf niet akkoord bevonden wordt. Dat kan gaan om een administratieve overtreding of om een fysieke overtreding op dierenwelzijnsgebied.

Voor de doelgroepen kalveren en varkens was het nalevingsniveau tussen de 60% en 80%. Voor de legpluimvee sector zijn er over 2013 geen representatieve cijfers beschikbaar, doordat de handhaving zich selectief op een groep overtredende bedrijven heeft gericht. Bij vleeskuikens lag het niveau onder 60%, met de kanttekening dat dit op basis van een mix van aselecte en risicogebaseerde inspecties was. Dit geeft een vertekend beeld. Voor de doelgroepen varkens lag het naleefpercentage tussen de 60% en 80% (74 %), voor kalveren boven de 80% (90%).

Indicator

Referentie waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Bron

EU-OIE vrije status

7

2009

7

7

EU en OIE

Deze indicator geeft het aantal ziekten weer, waarvoor Nederland een officiële EU en/of OIE dierziektevrije status heeft. Formele bevestiging van de vrijstatus van de betreffende ziekten volgt uit monitorings-onderzoeken en daadwerkelijke uitbraken. De raming voor 2013 is gerealiseerd.

Indicator

Referentie waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Bron

Hand- en beleidsdraaiboeken voor crisisorganisatie, bestrijdingsplichtige dierziekten (inclusief zoönosen) en voedselkwaliteit

5

2005

13

15

EZ

Deze indicator betreft het aantal goedgekeurde draaiboeken. In de oorspronkelijke raming zaten niet de 2 draaiboeken voor de ondersteunende processen Communicatie en Financieel Management in crises situaties. Hiermee rekening houdend is de raming gerealiseerd.

Kennisontwikkeling en innovatie voor het groene domein (16.4)

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Bron

1. Vraagsturing van groen onderzoek door maatschappelijke actoren (beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties)

77%

2010

>75%

80%

PROSU

2. Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

86%

2010

>85%

85%

PROSU

3. Aantal innovatienetwerken en bedrijfsprojecten groene sector gestart met bijdrage uit publieke middelen

115

2010

120

131

Dienst Regelingen

  • 1. De realisatie 2013 betreft de uitkomst van de meting over onderzoeksprojecten in het jaar 2012. Realisatiegegevens over onderzoeksprojecten in 2013 komen in het najaar van 2014 beschikbaar. De realisatie is hoger dan de raming en de referentiewaarde.

  • 2. De realisatie 2013 betreft de uitkomst van de meting over onderzoeksprojecten in het jaar 2012. Realisatiegegevens over onderzoeksprojecten in 2013 komen in het najaar van 2014 beschikbaar.

  • 3. Het betreft het totaal van de regelingen Samenwerking bij innovatie, Nieuwe uitdagingen. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Innovatienetwerken. De realisatie is hoger dan de raming en de referentiewaarde.

Toelichting op de verplichtingen

De hogere verplichtingen hangen samen met de hogere uitgaven op artikel 16, zoals de hogere bijdrage aan de agentschappen van € 91,3 mln, de verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit van € 18,5 mln, de onttrekking uit de reserve visserij van € 1,6 mln en de storting van de vanuit artikel 18 overgehevelde PAS-middelen van € 14 mln in de reserve landbouw. Hiertegenover staan lagere verplichtingen van € 101,7 mln aangezien van het geraamde garantieplafond in het kader van de garantiefaciliteit landbouw van € 138 mln slechts een bedrag van € 37,7 mln aan garantieverplichtingen zijn aangegaan waardoor de garantieverplichtingen lager uitkomen.

Toelichting op de uitgaven

Subsidies

Agrarisch ondernemerschap (16.1)

De hogere realisatie (€ 4,7 mln) hangt onder meer samen met hogere uitgaven voor de demoregeling proefprojecten Gemeenschappelijk Landbouwbeleid als onderdeel van het tweede Plattelands Ontwikkelings Plan, POP-2 (€ 2,0 mln) en meeruitgaven aan de investeringsregeling jonge agrariërs (€ 2,1 mln).

Duurzame veehouderij (16.1)

De hogere uitgaven (€ 10,7 mln) houden onder meer verband met de overheveling in 2013 van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) van begrotingsartikel 18 Natuur en Regio naar artikel 16. De uitgaven van € 8,4 mln staan nu op artikel 16 verantwoord terwijl het oorspronkelijk budget (vastgestelde begroting 2013) stond op artikel 18. Hiervan heeft € 7,4 mln betrekking op de uitvoering van de subsidieregeling en het meetprogramma Duurzame Stallen en € 1,0 mln op de beroepsopleiding/voorlichting en praktijknetwerken. Verder houden de meeruitgaven voor € 2,2 mln verband met uitfinanciering van de SBIR duurzame stallen, de investeringssregeling luchtwassers en de praktijknetwerken veehouderij.

Agrarische innovatie en overig (16.1)

De lagere realisatie (€ 5,3 mln) houdt voornamelijk verband met lagere uitgaven aan de VAMIL-compensatieregeling (€ 4,2 mln). Het overige heeft betrekking op lagere uitgaven voor de innovatieregeling.

Visserij (16.1)

De meeruitgaven (€ 2,8 mln) houden verband met de uitfinanciering van projecten in het kader van het Europees Visserijfonds (EVF).

Interne begrotingsreserve Landbouw (16.1)

Bedragen x € 1.000

Interne begrotingsreserve Landbouw

Stand 1/1/2013

46.279

+ bijschrijving van rente

+ 43

+ storting Investeringsregeling duurzame stallen

+ 441

+ storting regeling Marktintroductie Energie Innovaties

+ 1.638

+ storting Investeringsregeling duurzame stallen (PAS)

+ 6.400

+ storting Meetprogramma duurzame stallen (PAS)

+ 1.000

+ storting Beroepsopleiding/voorlichting (PAS)

+ 200

+ storting Praktijknetwerken (PAS)

+ 800

+ storting Emissiearm Veevoer (PAS)

+ 4.620

+ storting Kennis en innovatie (PAS)

+ 1.058

– onttrekking Subsidieregeling Jonge Agrariërs

– 1.792

– onttrekking Investeringsregeling gecombineerde luchtwassers

– 895

– onttrekking VAMIL-compensatieregeling

– 234

– onttrekking precisielandbouw

– 186

– onttrekking SBIR biobased/agrologistiek

– 672

– onttrekking schadevergoedingen

– 1.190

– onttrekking bijdrage Ctgb

– 253

Stand 31/12/2013

57.257

Toelichting op de stortingen

Investeringsregeling Duurzame stallen/ Regeling Marktintroductie Energie Innovaties

De middelen voor de regelingen Duurzame stallen en Marktintroductie Energie Innovaties (MEI) zijn grotendeels vóór 2011 beschikbaar gesteld, terwijl de uitfinanciering van de openstellingen van deze regelingen door loopt naar 2017. Om kasbudget beschikbaar te houden voor de betalingen op deze openstellingen in 2014 en verder is in 2013 het niet gebruikte kasbudget van deze regelingen in de reserve landbouw gestort.

Regelingen gefinancierd met PAS-middelen

In 2013 is een omvangrijk budget (€ 14,9 mln) aan PAS-middelen (Programmatische Aanpak Stikstof) overgeheveld van artikel 18 naar artikel 16 ter financiering van respectievelijk vier regelingen, twee SBIR’s en kennis- en innovatieprojecten. Omdat het overgrote deel van de uitgaven die hiermee samenhangen pas in 2014 en verder tot betaling komen, wordt van het overgehevelde budget € 14,1 mln in de reserve gestort.

Toelichting op de onttrekkingen

Regelingen Jonge agrariërs/gecombineerde luchtwassers/VAMIL-compensatieregeling

In het verleden zijn bedragen in de reserve gestort om de uitfinanciering op de regelingen Jonge agrariërs, gecombineerde luchtwassers en VAMIL-compensatie te kunnen financieren. In 2013 zijn daarvoor bedragen aan de reserve onttrokken.

Precisielandbouw/ SBIR Biobased/Agrologistiek

In 2013 zijn voor de uitfinanciering van projecten die onder het programma Precisielandbouw en de SBIR Biobased/Agrologistiek bekostigd werden een budget aan de reserve onttrokken.

Schadevergoedingen

Voor de uitbetaling van enkele omvangrijke schadevergoedingen die in 2013 zijn uitgekeerd (onder andere in verband met de varkenspest uit 1997, de bestrijding van de pepper weevil en het EU-verbod op diermeel in diervoeders) is in 2013 in totaal € 1,2 mln aan de reserve onttrokken, omdat hiervoor geen budget gereserveerd stond op de begroting 2013.

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

Op het budget voor de bijdrage aan het Ctgb is een tekort (na aftrek van de bijdragen van de Ministeries van I&M, VWS en SZW) van € 0,25 mln. De onttrekking uit de reserve had tot doel dit tekort voor 2013 te dekken. Voor 2014 en 2015 wordt onttrekking voorzien van in totaal € 0,7 mln, waarmee het Ctgb-aandeel in de reserve is uitgeput. EZ zal met voorstellen komen om het tekort voor 2014 en verder structureel terug te dringen.

Interne begrotingsreserve Visserij (16.1)

Bedragen x € 1.000

Interne begrotingsreserve Visserij

Stand 1/1/2013

21.891

+ bijschrijving van rente

+ 20

+ storting EVF as 1

+ 31

– onttrekking EVF as 2

– 80

– onttrekking EVF as 3

– 1.403

Stand 31/12/2013

20.459

Er is per saldo € 1,45 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve Visserij om de nationale cofinanciering van het Europees Visserijfonds (EVF) aan te vullen. Hiervoor is de reserve ook bedoeld.

Interne begrotingsreserve apurement (16.5)

Bedragen x € 1.000

Interne begrotingsreserve apurement

Stand 1/1/2013

166.805

Storting

+ 10.987

Stand 31/12/2013

177.792

De reserve is bestemd voor door de Europese commissie opgelegde correctievoorstellen op ingediende declaraties. In 2013 is door de Europese commissie voor een bedrag van € 1,3 mln aan correctievoorstellen opgelegd. Het beschikbare budget voor 2013 was € 12,3 mln. Conform afspraken met het Ministerie van Financiën is het verschil ad. € 11,0 mln gestort in de begrotingsreserve.

Garanties

Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit (16.1)

De overschrijding heeft met name (voor € 14,1 mln) betrekking op de Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit. Als gevolg van de economische crisis is een groter beroep gedaan op de garantieregeling dan bij ontwerpbegroting 2013 was voorzien.

Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

Bedragen x € 1.000

Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

Stand 1/1/2013

53.524

+ bijschrijving rente

+ 49

+ storting Flankerend beleid pelsdierhouders

+ 2.000

+ reguliere storting

+ 2.491

Stand 31/12/2013

58.064

Deze reserve is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen voor afgegeven garantiestellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd. Hiervoor is een reguliere storting gedaan van € 2,5 mln. Daarnaast is de jaarlijkse storting van € 2 mln gedaan die benodigd is voor het flankerend beleid bij het eventuele verbod op de pelsdierhouderij (amendement van Gerven/Dijsselbloem, TK, 2010–2011, 32 609 XIII, nr 4).

Opdrachten

Plant- en diergezondheid (16.3)

De lagere uitgaven (€ 7 mln) houden onder meer verband met een overheveling van € 1 mln naar het Ministerie van Financiën voor van grenscontroles door de Douane op dierziekten. Tevens was de bijdrage aan het College Toelating Bestrijdingsmiddelen en Biociden van € 0,9 mln in de vastgestelde begroting op deze categorie geraamd in plaats van op de categorie «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s».

Verder is voor circa € 2 mln geherprioriteerd op de uitgaven voor dierenwelzijn, dierproeven, monitoring dierziekten, plantgezondheid en gewasbescherming om dekking te vinden voor het tekort op de uitvoeringskosten bij de Dienst Regelingen. Het restant van de onderuitputting is toe te schrijven aan lagere uitgaven op met name crisisorganisatie en -management en monitoring dierziekten.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Medebewind productschappen (16.5)

Productschappen voeren taken op gebied van marktordening in medebewind uit. Het hiervoor beschikbare uitvoeringsbudget is vanaf 2013 sterk afgebouwd als gevolg van de uitkomsten van de tussentijdse evaluatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in 2009 (Health Check). De uitkomst was om het systeem van marktordening vanaf 2013 af te bouwen. In latere besluiten van de Europese Commissie is de eerder geplande afbouw deels teruggedraaid waardoor de uitvoeringskosten hoger (€ 10,2 mln) zijn uitvallen dan eerder geraamd op basis van de Health Check.

Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

De € 3,7 mln hogere uitgaven Dienst Landbouwkundig Onderzoek betreffen Kennisbasisuitgaven (€ 1,7 mln) en Wettelijke taken (€ 2,0 mln). Deze uitgaven zijn gedekt uit de categorie opdrachten binnen het artikelonderdeel 16.4.

Het budget voor ZonMW/dierproeven is budgettair overgeboekt naar VWS om mee te nemen in de programmering ZonMW en derhalve wel besteed.

College Toelating Bestrijdingsmiddelen en Biociden (16.3)

De bijdrage aan het College Toelating Bestrijdingsmiddelen en Biociden van € 2 mln is in de vastgestelde begroting abusievelijk op de categorie «Opdrachten» geraamd in plaats van op de categorie «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s».

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Diergezondheidsfonds

Er is in 2013 € 1,4 mln meer gestort in het Diergezondheidsfonds. Deze hogere bijdrage heeft betrekking op hogere uitgaven voor MKZ-vaccins, de calamiteitenreserve Rendac, TSE-monitoring en monitoring brucella melitensis.

Bijdragen aan agentschappen

NVWA

De realisatie is € 50,8 mln hoger dan de oorspronkelijke begroting. Dit houdt met name verband met de volgende posten:

  • Een verhoging met € 17,7 mln van het opdrachtenbudget van de NVWA om de kwaliteit van uitvoering, handhaving en toezicht te waarborgen. Deze bijstellingen zijn verwerkt en toegelicht in de suppletoire begrotingen (€ 10,1 mln bij 1e suppletoire begroting, € 6,9 mln bij de 2e suppletoire begroting en € 0,7 mln bij de Slotwet).

  • Tevens is bij de 1e suppletoire begroting 2013 de bijdrage verhoogd met € 14,1 mln voor investeringen die het mogelijk maken de beoogde fusiebesparingen op het gebied van huisvesting, ICT en arbeidsvoorwaarden te realiseren. Deze investeringen zijn nodig om uitvoering te geven aan de motie Jacobi c.s. (TK, 33 240 XIII, nr 18).

  • Voor de afkoop van huurcontracten van niet langer benodigde huisvesting heeft NVWA een voorziening op de balans getroffen. Deze voorziening is bij de 2e suppletoire begroting 2013 door EZ aangevuld met € 8 mln en door VWS met € 10 mln.

Dienst Regelingen

De realisatie is € 27,9 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit houdt verband met hogere uitvoeringskosten voor:

  • De uitvoering van EU-regelingen (Bedrijfstoeslagregeling en nationale co-financiering EU-programma’s) die volgens EU-voorschriften moeten worden uitgevoerd. Bij 1e suppletoire begroting 2013 is hiervoor de bijdrage verhoogd met € 15,9 mln.

  • De overgehevelde PAS-middelen (zie toelichting subsidies). Bij 1e suppletoire begroting 2013 is hiervoor de bijdrage verhoogd met € 1,9 mln.

  • De uitvoering- en transitiekosten in het kader van de nationale cofinanciering van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GLB/GVB 2014–2020). Bij 2e suppletoire begroting 2013 is hiervoor de bijdrage verhoogd met € 11,8 mln.

Agentschap NL

De hogere bijdrage van € 13 mln houdt verband met het feit dat vanaf 1 april 2013 de uitvoeringskosten van de Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland (AVB) via het Agentschap NL zijn gaan lopen. Dit betreft HGIS- budget dat oorspronkelijk onder begrotingsartikel 40 was begroot.

Toelichting op de ontvangsten

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

De hogere ontvangsten hebben onder meer betrekking op Investeringsheffing I&R Schapen&Geiten voorgaande jaren (Artikel 68) en aflossing sectoraandeel in het nieuwbouwsysteem I&R Rund (totaal € 4,7 mln). Verder provisie-inkomsten in kader garantieregelingen (€ 2,2 mln).

Plant- en diergezondheid (16.3)

De hogere ontvangsten (circa € 1,4 mln) hebben betrekking op ontvangsten in het kader van de Gezondheids- en Welzijnswet Dieren en de Regeling Bedrijfsbeëindiging Veehouderijtakken. Verder is er sprake van een EU- bijdrage in Q-koorts onderzoeksprojecten en hogere boete-inkomsten in het kader van dierenwelzijn en gewasbescherming.

Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

Het bedrag aan rente en aflossing Dienst Landbouwkundig Onderzoek is € 1,5 mln hoger dan oorspronkelijk geraamd. Voorts is van het Ministerie van Buitenlandse Zaken € 3,5 mln ontvangen voor een onderzoeksproject in Afghanistan. Dit onderzoek heeft als doel landbouwontwikkeling in Afghanistan te bevorderen en voor de uitvoering van het «Food Security Embassy Support Programme». Dit programma is erop gericht om Nederlandse ambassades hulp te bieden voor de implementatie van projecten op het gebied van voedselzekerheid.

Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

De hogere ontvangsten betreffen vooral hogere landbouwheffingen (circa € 20 mln) door een hogere invoer van landbouwproducten uit derde landen dan voorzien en ontvangsten apurement € 2,5 mln, uit (oude) openstaande vorderingen op EU subsidieaanvragers. Tenslotte zijn hogere ontvangsten gerealiseerd omdat eerder uitbetaalde subsidievoorschotten uiteindelijk lager zijn vastgesteld.

Licence