De Nederlandse wetenschap staat er goed voor. Uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het Nederlands wetenschapsstelsel zeer goed presteert met een gemiddeld niveau van middelen. Toch is een succesvolle toekomst van dit stelsel zeker geen vanzelfsprekendheid. In de «Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst» maakten we duidelijke keuzes in het wetenschapsbeleid om zo de vooraanstaande rol van de Nederlandse wetenschap te behouden. De visie is tot stand gekomen in nauwe samenspraak met een groot aantal partijen waaronder vooraanstaande wetenschappers, veelbelovende wetenschappelijke talenten, de universiteiten en hogescholen, het bedrijfsleven, De Jonge Akademie, Science in Transition, KNAW en NWO. Drie ambities staan in de Wetenschapsvisie centraal: de Nederlandse wetenschap is van wereldformaat, de wetenschap is meer verbonden met de maatschappij en het bedrijfsleven en heeft maximale impact, én de Nederlandse wetenschap is ook in 2025 een broedplaats voor talent. Om deze ambities ook in de toekomst waar te kunnen maken is het nodig om, naast het maken van scherpe keuzes, ruimte te bieden voor fundamenteel door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek. We behouden hiervoor ruimte in de eerste geldstroom, in de Vernieuwingsimpuls en de middelen voor open competitie bij NWO. We zetten in op de ontwikkeling van een Nationale Wetenschapsagenda met thema’s waar de wetenschap zich de komende jaren op moet gaan richten. Hiervoor is een kenniscoalitie aan de slag gegaan bestaande uit de universiteiten, hogescholen, KNAW, NWO, VNO/NCW, instituten voor toegepast onderzoek (TO2) en MKB Nederland.
De hele samenleving moet toegang hebben tot wetenschappelijke kennis. Naast een principiële keuze is het delen van gegevens nodig voor samenwerking tussen wetenschappers, versnelling en integriteit van onderzoek, maar ook voor het ontsluiten van kennis voor bedrijfsleven en samenleving. Open access van publicaties draagt bij aan deze kenniscirculatie doordat de snelheid waarmee kennis ontsloten wordt verhoogd. Universiteiten hebben een eerste succes geboekt bij de onderhandelingen met Springer dat de beweging naar open access maakt. De VSNU heeft bij de opening van het academisch jaar wetenschappers opgeroepen in open access te publiceren. NWO scherpt haar open access beleid aan en stelt het als voorwaarde en gaat stringenter toezien op naleving. Ook zijn afspraken gemaakt om te monitoren of de streefgetallen van 60% open access in 2018 en 100% in 2024 ook echt worden gerealiseerd. De scope is verbreed naar internationale samenwerking, omdat samenwerking meer slagkracht geeft om de veranderingen te bewerkstelligen. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben een non-paper opgesteld, als inzet voor gezamenlijk Europees open access beleid.
De eerste oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van Horizon 2020 hebben in 2014 plaatsgevonden. Horizon 2020 is wezenlijk anders dan zijn voorloper, het Zevende Kaderprogramma (KP7), waardoor Nederlandse onderzoekers en bedrijven zich goed hebben moeten aanpassen en laten voorlichten om het succes van KP7 onder Horizon 2020 voort te kunnen zetten. De eerste resultaten komen nu beschikbaar en wijzen bijvoorbeeld voor de zogenaamde «ERC (European Research Council) starting grants», individuele beurzen voor startende excellente onderzoekers, uit dat Nederland opnieuw succesvol is: 10,4% van de in 2014 binnen Horizon 2020 toegekende «ERC starting grants» zijn toegekend aan onderzoekers aan Nederlandse instellingen. Na het aantreden van de nieuwe Europese Commissie werd het investeringspakket van Juncker (EFSI) gepresenteerd. Het nieuwe investeringsfonds binnen dit pakket wordt gevoed door onder andere € 2,7 miljard over te hevelen van Horizon 2020. Een korting van € 2,7 miljard komt neer op 3,5% van het totale budget voor de periode 2014–2020 en bewerkstelligt een verschuiving van subsidies naar leningen en garanties, en een verschuiving van onderzoek naar innovatie en infrastructuur.