Base description which applies to whole site

5. Werkloosheid

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen daardoor bij werkloosheid een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk loonvervangend inkomen om de periode tussen twee banen te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Werklozen van 60 jaar en ouder komen na afloop van hun WW-uitkering in aanmerking voor een vervolguitkering (IOW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht en het passend werkaanbod wordt bijgedragen aan een zo snel mogelijke werkhervatting.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot dat sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidsconclusies

De met het beleid beoogde resultaten zijn gerealiseerd. Van het in de begroting 2014 voorgenomen beleid heeft alleen de invoering van de calamiteitenregeling in 2014 geen doorgang gevonden. Prioriteit is gegeven aan de in het begrotingsakkoord afgesproken versnelling van enkele onderdelen van de wet Werk en Zekerheid 19.

In aanvulling op het in 2014 voorgenomen beleid is de Regeling scholing en plaatsing oudere werkloze sinds 20 september 2014 opengesteld voor werklozen van 50 jaar en ouder. De leeftijdsgrens was 55 jaar. Er is meerjarig extra budget ter beschikking gesteld voor de subsidieregeling20.

De tussenevaluatie 21 van het Actieplan 55pluswerkt heeft onder meer geleid tot verbeteracties rondom de informatievoorziening over en de aanvraagprocedure voor scholingsvouchers en plaatsingsfees voor oudere werklozen. Ook zijn enkele voorwaarden versoepeld. Deze aanpassingen, gekoppeld met de hierboven beschreven uitbreiding van de doelgroep van de bijbehorende subsidieregeling, hebben ten doel een optimaal gebruik van deze instrumenten te stimuleren.

De WW-uitkeringslasten zijn in 2014 € 1,1 miljard lager uitgekomen dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van de WW onderdeel A3.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 5.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

15.705

25.483

32.444

– 6.961

Uitgaven

1.741

4.800

7.079

15.705

25.483

32.444

– 6.961

               

Inkomensoverdrachten

1.741

4.800

7.079

15.205

20.483

21.444

– 961

IOW

1.741

4.800

7.000

14.959

20.480

21.280

– 800

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

0

0

79

46

3

164

– 161

Compensatieregeling musici en artiesten

0

0

0

200

0

0

0

               

Subsidies

0

0

0

500

5.000

11.000

– 6.000

Subsidies

0

0

0

500

5.000

11.000

– 6.000

               

Ontvangsten

0

0

0

0

627

0

627

Tabel 5.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Uitgaven

5.214.618

4.629.004

5.314.000

6.811.000

7.146.648

8.412.126

– 1.265.478

               

Inkomensoverdrachten

4.996.618

4.501.000

5.310.000

6.811.000

7.145.866

8.235.924

– 1.090.058

WW

4.996.618

4.501.000

5.310.000

6.811.000

7.145.866

8.235.924

– 1.090.058

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

218.000

128.004

4.000

0

782

0

782

Re-integratie WW

218.000

128.004

4.000

0

782

0

782

               

Nominaal

0

0

0

0

0

176.202

– 176.202

               

Ontvangsten

203.000

260.000

299.004

353.000

377.000

432.992

– 55.992

UFO

203.000

260.000

299.004

353.000

377.000

424.376

– 47.376

Nominaal

0

0

0

0

0

8.616

– 8.616

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsongeschikte ouderen kunnen na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht hebben op IOW. De IOW is een tijdelijke regeling die met ingang van 1 december 2009 in werking is getreden. De IOW wordt uitgevoerd door het UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de IOW-uitgaven wijkt slechts beperkt af van de begrote uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume uitkeringsjaren IOW is in 2014 toegenomen in vergelijking met 2013. Dit is het gevolg van de gestage stijging van de instroom in de IOW over de laatste jaren als gevolg van de conjuncturele situatie op de arbeidsmarkt. De afwijking ten opzichte van de begroting is beperkt.

Tabel 5.3 Kerncijfers IOW1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren)

0,7

1,3

1,9

2,1

– 0,2

1

UWV, jaarverslag.

A2. Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland ontvangen bij ontslag buiten hun toedoen een ontslagvergoeding op grond van de Cessantiawet, te betalen door de werkgever. In geval van faillissement of surseance van betaling neemt de overheid deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten Cessantiawet zijn € 0,2 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Bij de uitgaven aan deze regeling kunnen tussen de jaren evenals tussen begroting en realisatie relatief grote verschillen zitten, afhankelijk van het aantal bedrijven dat failliet is gegaan en het aantal betrokken werknemers. Specifieke kenmerken van de betrokken werknemers, zoals gemiddeld dienstverband en gemiddeld loon, kunnen daarnaast sterk fluctueren. Dit kan ook leiden tot relatief hoge verschillen ten opzichte van de begroting.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de Cessantiawet is beperkt. Tussen de jaren en ten opzichte van de begroting doen zich geen grote verschillen voor in absolute aantallen. Wel kunnen verschillen optreden die al snel een relatief grote invloed hebben op de hoogte van de uitkeringslasten.

Tabel 5.4 Kerncijfers Cessantiawet (Caribisch Nederland) 1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen)

<0,1

<0,1

<0,1

<0,1

<0,1

1

SZW-unit RCN.

A3. Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een Werkloosheidswetuitkering (WW-uitkering). Hoe lang iemand recht heeft op een WW-uitkering hangt af van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt alvorens werkloos te worden. Het recht op een WW-uitkering bedraagt minimaal 3 en maximaal 38 maanden. Iemand die tien jaar heeft gewerkt heeft bijvoorbeeld tien maanden recht op een WW-uitkering. De WW wordt uitgevoerd door het UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De WW-uitkeringslasten zijn in 2014 € 1,1 miljard lager uitgekomen dan bij opstelling van de begroting verwacht. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 176 miljoen, de post nominaal in tabel 5.2) is sprake van € 1,3 miljard lagere uitgaven dan begroot. Voornaamste oorzaak hiervan is dat de werkloosheid lager is uitgekomen dan verwacht werd bij het opstellen van de begroting. De uitkeringslasten komen als gevolg hiervan € 0,9 miljard lager uit dan begroot. De gemiddelde jaaruitkering is eveneens lager uitgekomen dan verwacht bij de begroting. Als gevolg hiervan komen de realisaties € 0,3 miljard lager uit dan begroot. Het restant van de neerwaartse bijstelling ten opzichte van de begroting, € 0,1 miljard, vindt plaats op de overige lasten en baten WW. Onder deze laatste post vallen onder meer (meevallende) uitgaven aan faillissementsuitkeringen, overige baten uit verhaal op in het verleden uitbetaalde faillissementsuitkeringen en boeteopbrengsten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 5.5 toont enkele kerncijfers voor de WW. Het WW-volume wordt weergegeven in uitkeringsjaren. Dit is het gemiddeld aantal volledige WW-uitkeringen per jaar. Het aantal WW-uitkeringen heeft begin 2014 haar piek bereikt en is daarna gedaald. Het volume WW is gemiddeld daarmee nog hoger uitgekomen dan in 2013. De instroom lag echter op een iets lager niveau en de uitstroom lag hoger dan in 2013. Dit weerspiegelt dat de situatie op de arbeidsmarkt in 2014 geleidelijk is verbeterd.

Uiteindelijk is het WW-volume als gevolg van de gunstiger dan verwachte economische ontwikkeling 45.000 uitkeringsjaren lager uitgekomen dan geraamd bij de opstelling van de begroting 2014. Het aantal nieuwe WW-uitkeringen en het aantal beëindigde WW-uitkeringen zijn lager uitgekomen dan verwacht. De instroom is lager uitgevallen omdat de arbeidsmarkt zich gunstiger heeft ontwikkeld dan verwacht. Door de lagere instroom valt de uitstroom uit de WW ook lager uit dan verwacht. De meeste mensen stromen immers binnen een half jaar uit de WW. Dit effect op de realisatie van WW-uitstroom overtreft het effect van de aantrekkende arbeidsmarkt.

Tabel 5.5 Kerncijfers WW1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren)

262

335

364

409

– 45

Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1.000)

502

613

605

704

– 99

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000)

432

516

602

660

– 58

1

UWV, jaarverslag.

Handhaving

In de WW is in vergelijking met 2013 12.000 keer vaker een overtreding met financiële benadeling geconstateerd. De toename wordt voornamelijk veroorzaakt door extra inzet op handhaving door de businesscase die in 2014 van start is gegaan. Het gemiddelde benadelingsbedrag was € 1.500, dat is circa € 100 hoger dan het voorgaande jaar.

Tabel 5.6 Kerncijfers WW (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

78

2

84

Kennis van de verplichtingen (%)

98

2

94

Opsporing3

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

29

31

43

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

35

42

63

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014».

2

Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

3

UWV, jaarverslag.

B. Subsidies

In 2014 is € 5 miljoen aan subsidie verstrekt, bestemd voor scholing en plaatsing van oudere werklozen. Dit is € 6 miljoen minder dan begroot. Het gebruik van scholingsvouchers en aanvraag van plaatsingsfees is achtergebleven bij de verwachtingen hieromtrent bij de opstelling van de begroting.

C. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

In 2014 is door het UWV € 0,8 miljoen aan middelen verstrekt aan WW-gerechtigden voor competentietrainingen. Het UWV heeft als rechtsopvolger van het CWI diverse taken moeten overnemen, zoals het vergoeden van deze trainingen. De uitgaven vallen onder re-integratie WW, waarvoor geen uitgaven in de begroting waren opgenomen.

D. Ontvangsten

Begrotingsgefinancierde regelingen worden gedurende het jaar aan uitvoeringsinstanties bevoorschot en achteraf exact afgerekend. Deze restituties hebben betrekking op verrekeningen inzake in 2013 betaalde rijksvergoedingen in het kader van het Actieplan 55pluswerkt en de (inmiddels beëindigde) Compensatieregeling musici en artiesten.

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. Het UWV verhaalt de uitkeringslasten op overheidswerkgevers. Deze lasten staan als ontvangsten op dit artikel van de begroting. Als gevolg van de gunstiger dan verwachte ontwikkeling van de arbeidsmarkt is de realisatie van de ontvangsten € 56 miljoen lager uitgekomen dan begroot. De WW-lasten voor deze groep vallen lager uit, hetgeen ook leidt tot lagere ontvangsten uit verhaal. Hierbij wordt in de vergelijking tussen begroting en realisatie rekening gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling van € 9 miljoen.

20

Tweede Kamer, 29 544, nr. 540.

21

Tweede Kamer, 29 544, nr. 540.

Licence