De Nationale Schuld was aan het eind van 2015 gelijk aan € 370 miljard. Dit is € 24 miljard lager dan opgenomen in de begroting. De belangrijkste oorzaak is het verbeterde kassaldo door onder meer de verkoop van ABN AMRO, de vervroegde aflossing van een lening van ABN AMRO en de meevallende rekening-courantstanden van de sociale fondsen. Daarnaast heeft de voortijdige beëindiging van receiverswaps een positief effect op het kassaldo gehad.
In 2015 is begonnen met het afwikkelen van langlopende receiverswaps. Op receiverswaps die de staat in het verleden heeft afgesloten ontvangt de staat een vaste rente en betaalt ze een variabele rente. Doordat rentes sterk gedaald zijn, hebben receiverswaps een relatief hoge marktwaarde. Door de langlopende receiverswaps af te wikkelen, ontvangt de staat de marktwaarde die de swap op dat moment heeft. Deze marktwaarde is de contant gemaakte waarde van alle toekomstige renteontvangsten en -betalingen die nu in één keer wordt ontvangen. Dit houdt ook in dat er bij de huidige rentestanden ook lagere toekomstige rentebaten zijn.
Met deze voortijdige beëindiging is tevens de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille toegenomen2. De swaps zijn in het risicokader dat gold tot en met 2015 gebruikt om het renterisico van de portefeuille bij te sturen naar de 7-jaarsrente. Vanaf 2012 bestond al de mogelijkheid om bij de uitgifte van nieuwe, langlopende leningen geen nieuwe swaps af te sluiten om daarmee de gemiddelde looptijd van de schuld te verlengen en zo de (lage) rente voor langere tijd vast te zetten.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
---|---|---|---|
EMU-schuld | 442 | 467 | -25,0 |
Nationale schuld1 | 370 | 394 | – 24,1 |
Schuldverhouding met ABN AMRO | 1,8 | 3,4 | – 1,7 |
Interne schuldverhouding (beleidsartikel 12) | – 19,4 | – 27,2 | 7,8 |
Rentekosten staatsschuld (beleidsartikel 11, incl. AA) | 7,0 | 7,4 | – 0,4 |
af: rentekosten schuldverhouding ABN AMRO | – 0,1 | – 0,1 | 0,0 |
Rentekosten staatsschuld | 7,1 | 7,5 | – 0,4 |
bij: rentekosten interne schuldverhoudingen (beleidsartikel 12) | – 0,2 | – 0,3 | 0,1 |
Rentekosten totaal | 6,9 | 7,1 | – 0,2 |
De rentekosten voor de financiering van de schuld zijn uitgekomen op € 7,0 miljard. De rentekosten zijn de gesaldeerde rentelasten en rentebaten. Dit is € 0,4 miljard lager dan in de begroting 2015 werd geraamd. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat de staat op de uitgegeven leningen lagere rentetarieven heeft betaald dan tarieven waarmee in de begroting rekening werd gehouden en dat minder schuld is uitgegeven vanwege een lagere financieringsbehoefte.
In het cijfer voor de Nationale Schuld is de vordering die de Nederlandse staat heeft op ABN AMRO niet meegeteld. Deze vordering bedraagt eind 2015 nog € 1,8 miljard. ABN AMRO heeft in 2015 een substantiële (vervroegde) aflossing gedaan op haar schuld. In de rentekosten van beleidsartikel 11 wordt de van ABN AMRO ontvangen rente wel meegeteld. Zonder deze renteontvangsten zouden de rentekosten uit zijn gekomen op € 7,1 miljard.
Er is sprake van een schuldverhouding tussen de staat en de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. Het schatkistbankieren kent een aantal groepen deelnemers. Voor de groepen gelden verschillende voorwaarden en rentetarieven. Ook verschilt het per groep of de deelnemers verplicht zijn om deel te nemen aan schatkistbankieren of dat zij daar vrijwillig voor kunnen kiezen. De volgende groepen doen mee aan schatkistbankieren: ministeries, de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s3, decentrale overheden en een aantal derden.
Deelnemers hebben vorderingen op de staat (bij rekening-couranttegoeden en deposito’s) en omgekeerd heeft de staat vorderingen op de deelnemers (bij leningen en roodstand op de rekening-courant). Het saldo van alle vorderingen wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2015 € 19,4 miljard negatief. Dit houdt in dat de staat per saldo een vordering heeft op de deelnemers aan het schatkistbankieren.
Deze netto vordering wordt veroorzaakt doordat er leningen zijn verstrekt aan de deelnemers van schatkistbankieren (€ 11,7 miljard) en doordat het saldo van alle rekeningen-courant van de deelnemers samen ook negatief is (€ 10,1 miljard negatief). Tegenover deze leningen en (per saldo) roodstand staat een vordering van de deelnemers op de staat vanwege de bij de schatkist gestalde deposito’s (€ 2,4 miljard positief). De roodstand op de rekeningen-courant komt voornamelijk doordat de sociale fondsen ultimo 2015 gezamenlijk € 23,4 miljard rood stonden op hun rekeningen-courant bij de schatkist.
De interne schuldverhouding is veel lager uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. Dit wordt grotendeels bepaald door de significant hogere (en minder negatieve) standen op de rekeningen-courant van alle groepen deelnemers aan het schatkistbankieren.
Desondanks is de interne schuldverhouding negatief en zijn de daarbij horende rentekosten (beleidsartikel 12) € 0,2 miljard negatief. De deelnemers aan het schatkistbankieren betalen derhalve netto meer rente aan de staat (op leningen en rekening-courantkredieten) dan dat zij van de staat ontvangen (op rekening-couranttegoeden en deposito’s).
Opbouw en dekking financieringsbehoefte
De financieringsbehoefte bedroeg in 2015 € 84,0 miljard. De financieringsbehoefte bestaat voornamelijk uit de leningen die zijn afgelost. Deze aflossingen bestaan uit de obligaties die aflopen en uit de omvang van de geldmarkt eind 2014. Leningen op de geldmarkt lopen per definitie korter dan een jaar en worden dus allemaal afgelost in het volgende jaar. Het kassaldo van het Rijk was voor het eerst sinds 2009 weer positief en droeg voor € 6,5 miljard bij aan de verlaging van de financieringsbehoefte.
De financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van nieuwe langlopende leningen op de kapitaalmarkt en nieuwe kortlopende leningen op de geldmarkt. In 2015 zijn echter minder nieuwe kortlopende leningen uitgegeven dan afgelost. De omvang van de geldmarkt is daardoor eind 2015 € 6,0 miljard lager dan eind 2014. Dit weerspiegelt de bufferfunctie van de geldmarkt.
Daarnaast kon een deel van de financieringbehoefte gedekt worden doordat het cash collateral eind 2015 € 19,4 miljard bedroeg. Cash collateral is onderpand in de vorm van kasgeld dat banken bij de staat plaatsen wanneer swapcontracten een positieve marktwaarde hebben voor de staat. Hiermee wordt het kredietrisico, het risico dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, ondervangen. Cash collateral is daarmee een vorm van financiering voor de staat. De omvang van het onderpand is afhankelijk van de marktwaarde van de swapcontracten.
De hoeveelheid onderpand is door de fors gedaalde rentes de laatste jaren sterk toegenomen. Ook in 2015 is de rente verder gedaald. Dit leidt tot een toename van het onderpand. Aan de andere kant is de omvang van het onderpand gedaald door het vroegtijdig beëindigen van derivaten. Per saldo is de hoeveelheid onderpand het afgelopen jaar met € 1,5 miljard afgenomen.
De resterende dekking van € 0,2 miljard komt voort uit de zogeheten mutatie van overige banksaldi. Dit is een restpost die ontstaat na de zero-balancing op de verschillende paraplurekeningen van het Rijk.
Realisatie | |
---|---|
Financieringsbehoefte | |
Aflossingen kapitaalmarkt | 48,4 |
Geldmarkt ultimo 2014 | 21,2 |
Cash collateral ultimo 2014 | 20,9 |
Kassaldo Rijk 2015 | – 6,5 |
Totaal | 84,0 |
Dekking | |
Kapitaalmarktuitgifte | 49,1 |
Geldmarkt ultimo 2015 | 15,2 |
Mutatie overige banksaldi | 0,2 |
Cash collateral ultimo 2015 | 19,4 |
Totaal | 84,0 |