Base description which applies to whole site

2. Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening inclusief aanpak jeugdwerkloosheid

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat echt nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociale-zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is, en dat hen anderzijds prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er in de vormgeving naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De werkloosheid, ook onder jongeren, is nog altijd fors. Daarom is het in 2015 van belang geweest dat er voldoende vacatures, stageplaatsen en leerwerkbanen voor jongeren beschikbaar kwamen. De Aanpak Jeugdwerkloosheid, zoals toegelicht in de beleidsagenda, is daarom in 2015 hoog op de agenda blijven staan.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk door toevoeging van de re-integratiemiddelen van de Wwb, nieuwe instroom Wajong en de Wsw aan de integratie-uitkering sociaal domein en loonkostensubsidies. De Minister financiert de inkomensondersteuning en loonkostensubsidies met uitkeringsregelingen. Hij28 is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz;

  • Het houden van systeemtoezicht;

  • De budgetmutaties van het gebundeld participatiebudget, dat onderdeel uitmaakt van de integratie-uitkering sociaal domein, en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • Het terugvorderen van onrechtmatig bestede middelen van het participatiebudget en het terugvorderen van middelen van niet-gerealiseerde plekken in de Wsw over de uitvoeringsjaren tot en met 2014;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget vast om de Participatiewetuitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren over de gemeenten verdeeld. Het Rijk houdt systeemtoezicht. Bij ernstige tekortkomingen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan het Rijk aanwijzingen geven aan gemeenten over de uitvoering van de Participatiewet of ingrijpen in de uitvoeringsorganisatie.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn daarnaast verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving door personen die een beroep doen op deze wetten.

Beleidsconclusies

Het in de begroting 2015 voorgenomen beleid is grotendeels gerealiseerd of ligt op schema.

De Participatiewet is op 1 januari 2015 in werking getreden en wordt systematisch gevolgd langs de lijnen van het plan van aanpak monitoring en evaluatie. Op 27 november 2015 heeft de Staatssecretaris van SZW een brief over de eerste ervaringen (eerste monitor) met de wet naar de Tweede Kamer gezonden29. Deze monitor bevat de resultaten van de drie onderzoeken onder cliënten, werkgevers en gemeenten gehouden in de eerste helft van 2015. De ervaringen met de uitvoering van de Participatiewet zijn nog pril. Betrokken partijen zijn volop bezig de uitvoering vorm en inhoud te geven.

De tussenmeting van de banenafspraak over 2013 en 2014 liet bemoedigende eerste resultaten zien. We zien echter ook dat werkgevers in de marktsector hierbij vooroplopen en dat de overheidssector een tandje bij moet zetten. De samenwerking in de arbeidsmarktregio gericht op de realisering van de banenafspraak heeft een duidelijke impuls gekregen. Definitieve resultaten van de gerealiseerde aantallen extra banen van de banenafspraak in 2015 verschijnen in de zomer van 2016.

Ook heeft de samenwerking in de arbeidsmarktregio gericht op de realisering van de banenafspraak een duidelijke impuls gekregen. Wel blijken gemeenten terughoudend te zijn ten aanzien van de inzet van beschut werk, worden knelpunten ervaren bij de toelevering aan het doelgroepregister van de banenafspraak en lopen de verwachtingen van werkgevers en gemeenten bij het aanleveren van geschikte kandidaten uiteen. Gemeenten verwachten een positief effect voor de doelgroep die voor hen relatief nieuw is, namelijk zij die niet in staat zijn zelfstandig het wml te verdienen. In 2017 en 2019 worden deze onderzoeken herhaald. Het SCP voert de eindevaluatie van de Participatiewet uit; deze is voorzien voor 2019.

Per 1 januari 2015 is de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten in werking getreden. Met deze wet wordt de bijstand meer activerend en wordt tegelijkertijd het vangnetkarakter versterkt. Onder andere is de kostendelersnorm ingevoerd, het armoede- en schuldenbeleid geïntensiveerd en zijn de verplichtingen en maatregelen geharmoniseerd. Na inwerkingtreding is gebleken dat de wetgeving over de kostendelersnorm in de Participatiewet enkele omissies bevatte. Deze omissies zijn gerepareerd via de Verzamelwet SZW 2016 (inwerkingtreding 1 januari 2016) en gemeenten zijn opgeroepen om te anticiperen op een van de omissies om te voorkomen dat een kleine groep bijstandsgerechtigden minder bijstand zou ontvangen dan beoogd. In het Regeerakkoord is afgesproken te investeren in het tegengaan van armoede en schulden (€ 100 miljoen per jaar). Vanaf 2015 gaat € 90 miljoen daarvan naar gemeenten. Zij zijn primair verantwoordelijk voor het armoede- en schuldenbeleid. Na een oproep daartoe van de Staatssecretaris van SZW, zetten gemeenten dit geld met name in voor het versterken van een preventieve aanpak en voor kinderen die onvoldoende kunnen meedoen. Daarnaast zijn middelen beschikbaar gesteld aan maatschappelijke organisaties voor landelijke projecten op het terrein van armoede en schulden.

Voor de verdeling van de budgetten voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies onder gemeenten is in 2015 voor het eerst gebruik gemaakt van het door het Sociaal en Cultureel Planbureau ontwikkelde multiniveau-model. Om de financiële risico’s hiervan te beperken en gemeenten de tijd te geven zich aan te passen aan het nieuwe model is voorzien in een overgangsregeling en een eenvoudig en soepel vangnet. In totaal is in 2015 € 5,6 miljard verdeeld. Na de introductie van het verdeelmodel zijn enkele onjuistheden in de toepassing van het verdeelmodel gebleken30. Deze onjuistheden ter grootte van € 28,8 miljoen zijn gecorrigeerd ten laste van het Rijk. Direct na de budgetverdeling van 2015 is een traject gestart om te bezien of het model verder verbeterd kan worden. Dit heeft geleid tot enkele verbeteringen die zijn doorgevoerd ten behoeve van de budgetverdeling voor 2016.

Voor een alleenstaande ouder die niet in aanmerking komt voor een extra kindgebonden budget (de zogenaamde ALO) en die vanaf juli 2015 is geconfronteerd met de kostendelersnorm, gold tot 1 januari 2016 een overgangsregeling. Daarmee is het vervallen van de 20% toeslag op de bijstandsnorm uitgesteld.

In 2015 hebben de gemeenten de uitvoering ten behoeve van de categorie personen die geen ALO ontvangen en die daarnaast onder de kostendelersnorm vallen, vorm en inhoud gegeven. In dit kader zijn de colleges in 2015 expliciet geattendeerd op de mogelijkheden die de Participatiewet biedt om individueel maatwerk te bieden en zo nodig te besluiten tot een tijdelijke verhoging van de algemene bijstandsnorm.

In 2015 is geregeld dat met ingang van 2016 het Gemeentefonds is aangepast, waarbij het gewicht van de maatstaf bijstandontvangers is verlaagd. Het effect hiervan is dat de eerder gebleken demping van de met de Participatiewet beoogde prikkelwerking wordt geneutraliseerd.

In 2015 heeft de in 2014 ingezette daling van de (seizoengecorrigeerde) jeugdwerkloosheid zich voortgezet. Een deel van de jongeren blijft echter lang werkloos. Dit geldt met name voor uitkeringsgerechtigde jongeren, jongeren zonder startkwalificatie en migrantenjongeren. In de twee jaar dat Mirjam Sterk als ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid optrad is veel gebeurd. De problematiek is echter nog niet opgelost. Op 31 maart 2015 is daarom de agenda Aanpak Jeugdwerkloosheid 2015–2016 gepresenteerd, waarin de ambities voor deze twee jaar zijn opgenomen. Hierbij is ingezet op de volgende vier speerpunten: Loopbaanleren (OCW heeft hierbij het voortouw), Matchen op werk, City Deal en de Werkgeversaanpak. De Tweede Kamer is per brief op 29 november 2015 geïnformeerd over de voortgang per speerpunt.

Op 31 december 2015 waren 22 derde-tranchesectorplannen goedgekeurd voor co-financiering. Met deze plannen wordt beoogd voor 16.498 personen op van-werk-naar-werk- of van-werkloosheid-naar-werk-trajecten richting een nieuwe werkgever te starten. Beoogd wordt hiermee 14.632 personen te plaatsen bij een nieuwe werkgever. Per 17 november 2015 is de Tweede Kamer over de voortgang van de sectorplannen geïnformeerd. Door bijstellingen van de oorspronkelijk goedgekeurde plannen en het niet volledig benutten van het voor de derde tranche beschikbare budget is een totaalbedrag van € 150 miljoen over meerdere jaren beschikbaar gekomen. € 30 miljoen hiervan is in 2015 via een decentralisatie-uitkering aan de arbeidsmarktregio’s beschikbaar gesteld gericht op herstructurering van de WSW (zie ook onderdeel C. Subsidies). De resterende € 120 miljoen wordt gebruikt voor maatregelen en initiatieven passend bij de oorspronkelijke doelstelling van de sectorplannen. Hiervoor wordt ook verwezen naar de paragraaf beleidsprioriteiten. De Tweede Kamer is in meer detail geïnformeerd bij brief van 27 november 2015.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 2.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

10.660.968

6.333.698

913.0021

6.457.735

– 5.544.7331

waarvan garantieverplichtingen

– 125

– 617

– 338

Uitgaven

8.983.232

9.146.831

9.751.058

9.732.855

6.506.062

6.529.723

– 23.661

               

Inkomensoverdrachten

8.931.026

9.137.711

9.741.716

9.653.128

6.427.252

6.289.079

138.173

Macrobudget Participatiewetuitkeringen2

4.093.690

4.981.875

5.667.195

5.736.429

5.623.935

5.512.013

111.922

Participatiebudget

1.698.565

994.553

865.936

694.832

1.394

0

1.394

WSW

2.341.807

2.371.638

2.381.490

2.389.997

17.459

21.003

– 3.544

TW

425.875

482.882

540.135

555.000

484.700

465.620

19.080

AIO

222.916

213.000

213.450

208.000

234.062

237.042

– 2.980

Bijstand zelfstandigen

145.448

90.886

70.952

66.216

62.311

50.205

12.106

Repatriëringsregeling

5

10

0

10

Bijstand buitenland

1.657

1.723

1.600

1.400

1.503

1.600

– 97

Onderstand (Caribisch Nederland)

819

743

958

1.249

1.878

1.071

807

Re-integratie (Caribisch Nederland)

249

411

0

0

0

525

– 525

               

Garanties

387

1.005

928

0

221

300

– 79

               

Subsidies

0

0

4.408

77.047

76.890

219.438

– 142.548

               

Opdrachten

51.515

7.811

3.702

2.376

1.238

20.602

– 19.364

               

Bekostiging

304

304

304

304

354

304

50

Nibud

304

304

304

304

304

304

0

ZonMw

0

0

0

0

50

0

50

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

0

0

107

107

ZonMw

0

0

0

0

107

107

               

Ontvangsten

1.035.542

337.745

111.947

106.277

62.676

500

62.176

1

Er geldt vanaf 2015 een verandering in de systematiek van het vastleggen van verplichtingen bij de Participatiewet. De verplichting wordt voortaan vastgelegd als de betaling gedaan is (V=K regime) en niet bij het versturen van de beschikkingen. Dit betekent dat er in 2015 geen verplichting is aangegaan voor 2016, waarvan in de begroting 2015 werd uitgegaan. Dit zal in 2016 gebeuren.

2

In de begroting 2015 Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG) genaamd.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Macrobudget participatiewetuitkeringen31

Tabel 2.2 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (x € 1.000)
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil 2015

Macrobudget participatiewetuitkeringen

5.667.195

5.736.429

5.623.935

5.512.013

111.922

Correctie verdeelmodel

28.774

0

28.774

Algemene bijstand en loonkostensubsidies1

5.425.510

5.468.713

5.276.757

5.217.069

58.888

IOAW

189.116

212.997

258.906

239.711

19.195

IOAZ

24.168

25.201

27.784

25.714

2.070

Bbz-levensonderhoud (startende ondernemers)

28.400

29.518

31.513

29.518

1.995

1

Voor de jaren voorafgaand aan 2015 zijn de verantwoorde middelen het Wwb-inkomensdeel.

Participatiewet

De Wet werk en bijstand (Wwb) heeft met de «Invoeringswet Participatiewet» als citeertitel «Participatiewet» gekregen. De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkering voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies. Het macrobudget participatiewetuitkering omvat ook de middelen voor IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud startende ondernemers en wordt als gebundelde uitkering over de gemeenten verdeeld.

Budgettaire ontwikkelingen

Ten opzichte van het oorspronkelijke gehanteerde verdeelmodel heeft een correctie (€ 29 miljoen) plaatsgevonden. Deze correctie is alleen aan die gemeenten gegeven die er voordeel van hebben. In 2015 zijn de gerealiseerde uitgaven aan algemene bijstand en loonkostensubsidies per saldo € 59 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De uitgaven aan de bijstand zijn opwaarts bijgesteld met name als gevolg van hoger uitgevallen realisaties in 2014 (€ 54 miljoen). Meer mensen bleken in 2014 recht te hebben op een uitkering. Via de reguliere systematiek van het macrobudget werken realisaties in 2014 volledig door in het budget van het uitvoeringsjaar. De uitgaven zijn voorts hoger uitgevallen vanwege de doorwerking van de gestegen lonen en prijzen (€ 9 miljoen) en door Rijksbeleid (€ 23 miljoen). De effecten van het Rijksbeleid hebben betrekking op de versoepeling van de Fraudewet, de compensatie voor het effect van de Wet hervorming kindregelingen op de berekening van de alimentatie en op de aanpassingen van enkele andere wetten. Tegenover deze verhogingen staat een neerwaarts effect van € 26 miljoen. De meevallende economische ontwikkeling ten opzichte van de eerdere verwachting heeft namelijk geleid tot minder bijstandsuitkeringen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de Participatiewet is als gevolg van hogere realisaties in 2014 per saldo iets hoger dan het verwachte volume ten tijde van de opstelling van de begroting 2015.

Tabel 2.3 Kerncijfers WWB/Participatiewet1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 20152

Begroting 2015

Verschil 2015

Volume WWB/Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

347

371

383

378

5

Volume WWB/Participatiewet (x 1.000 huishoudens, ultimo)

359

377

388

3

• waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar

98

96

94

3

• waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar

150

162

169

3

• waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer

111

118

125

3

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2015 zijn ramingen.

3

Dit cijfer wordt niet geraamd.

In het sociaal akkoord is een banenafspraak gemaakt met als doel in de komende jaren 125.000 arbeidsbeperkten extra aan het werk te helpen. Als blijkt dat de aantallen niet worden gehaald, dan kan na overleg met sociale partners en gemeenten de quotumheffing in werking treden. Het eerste beoordelingsmoment of de quotumheffing in werking dient te treden vindt in 2016 plaats over 2015. Indien bij deze beoordeling blijkt dat de banenafspraak niet is gerealiseerd, dan kan de quotumheffing na overleg met sociale partners en gemeenten geactiveerd worden. Deze beoordeling vindt afzonderlijk plaats voor zowel de markt als voor de overheid. In tabel 2.4 zijn de afspraken over de cumulatief te realiseren extra aantallen in 2015 opgenomen. Het gaat om extra banen ten opzichte van het aantal al aanwezige banen op de peildatum 1 januari 2013.

Tabel 2.4 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie

20151

Streefwaarde Begroting

20152

Verschil

2015

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

6.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheid t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

3.000

1

Realisatiecijfers komen juni 2016 beschikbaar.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Tweede Kamer, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel: aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.

Het aantal personen met een voorziening is eind 2015 iets lager dan eind 2014. Voor een deel komt dit door een iets lager budget voor de voormalige doelgroep WWB. Daarnaast zijn ook de toepassingen van de nieuwe instrumenten, zoals de loonkostensubsidie, pas laat in 2015 op gang gekomen.

Het aantal werkenden dat een gemeentelijke re-integratievoorziening heeft blijft stabiel. Er is sprake van een kleine afname door een kleiner aantal mensen met een tijdelijke loonkostensubsidie (WWB) en een voormalige ID-baan.

Het aantal gestarte banen ligt in 2015 op een met 2014 vergelijkbaar niveau. Het aantal personen met een loonkostensubsidie Participatiewet is nog niet groot, omdat het toepassen van de loonkostensubsidie later in het jaar op gang kwam nadat de gemeentelijke verordeningen waren vastgesteld.

Tabel 2.5 Kerncijfers re-integratie1
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Personen met een re-integratievoorziening (x 1.000, ultimo)1

162

170

1662

Personen die werken met een re-integratievoorziening (x 1.000, ultimo)1

35

37

352

Personen met een loonkostensubsidie Participatiewet (x 1.000, ultimo)3

0,52

Aantal door bijstandsontvangers/niet-uitkeringsgerechtigden gestarte banen na re-integratie (x 1.000)4

56

47

24

1

CBS, statistiek re-integratie gemeenten.

2

Het betreft het cijfer ultimo tweede kwartaal.

3

CBS, statistiek re-integratie gemeenten; het instrument loonkostensubsidie wordt met ingang van de Participatiewet per 2015 toegepast, daarom is realisatie 2013 en 2014 niet beschikbaar.

4

CBS, uitstroom na re-integratie. Het cijfer vanaf 2014 is niet goed vergelijkbaar met eerdere jaren omdat in 2014 de populatieafbakening is gewijzigd. Het cijfer 2015 betreft de eerste twee kwartalen.

Handhaving

De cijfers op het gebied van fraude en handhaving in de WWB laten een stabiel beeld zien.

Tabel 2.6 Kerncijfers WWB (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

2

80

82

Kennis van de verplichtingen (%)

2

88

90

       

Opsporing3

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

4,9

11

11

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

20

62

66

       

Incassoratio3

     

Incassoratio 2013 (%)

16

22

23

Incassoratio 2014 (%)

4

12

15

Incassoratio 2015 (%)

4

4

12

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015».

2

Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

3

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Deze cijfers komen niet voor.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Vermogen, zoals een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Werkloze ouderen, die vaak spaargeld en/of een eigen huis hebben, hoeven hierdoor geen beroep te doen op de Participatiewet en dus ook hun eigen vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige omdat de inkomsten daaruit onvoldoende zijn. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en de IOAZ zijn samen € 21 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De ontwikkeling van de werkloosheid werkt met meer vertraging dan bij de begrotingsopstelling geraamd door in de uitgaven aan de IOAW. Hierdoor krijgen meer voormalig WW-gerechtigden een IOAW-uitkering dan in de begroting 2015 is geraamd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.7 Kerncijfers IOAW en IOAZ1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 20152

Begroting 2015

Verschil 2015

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

13

16

19

17

2

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,5

1,7

1,7

1,6

0,1

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2015 zijn geraamd.

A2. Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

De Wsw heeft tot doel het scheppen van aangepaste werkgelegenheid voor personen die wel graag willen werken, maar dit niet onder normale arbeidsomstandigheden kunnen doen. De Wsw biedt zowel de mogelijkheid tot werken in een beschutte omgeving als tot begeleid werken bij reguliere werkgevers.

Budgettaire ontwikkelingen

De middelen voor de WSW maken vanaf 2015 deel uit van de integratie-uitkering sociaal domein op de Gemeentefondsbegroting32. De in tabel 2.1 opgenomen middelen zijn gereserveerd voor de afwikkeling van de bonus begeleid werken over het jaar 2013. Er is ruim € 3,5 miljoen minder uitgegeven aan de bonus begeleid werken dan begroot. De gemeenten hebben daarmee het overgrote deel van de geraamde plekken voor begeleid werken gerealiseerd.

Beleidsrelevante kerncijfers

De voorlopige cijfers over geheel 2015 (stand ultimo 2015) laten een uitstroom in personen zien van 6,3% in 2015 (van 102.826 personen eind 2014 naar 96.313 personen eind 2015). In arbeidsjaren is de uitstroom 6,9% (van 90.642 naar 84.307). Dat lijkt hoger dan de ramingen in het financieel kader Participatiewet (5,5%).

Van de gemelde uitstroom uit het werknemersbestand gaat veertig procent met pensioen, de doelgroep wordt steeds ouder. Bijna 8% van de uitstroom betreft overlijdensgevallen. Een kleine 15% (gedaald van 20%) gaat over naar een ziekte- of arbeidsongeschiktheidsuitkering en een nagenoeg even grote groep gaat naar een WW/WWB-uitkering.

Het aantal detacheringen in deze cijfers is met name gestegen door toename van groepsdetacheringen, hetgeen in overeenstemming is met het beleid om werknemers in de Wsw zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers te laten werken. Ook de lichte stijging van het aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werk kunnen we beschouwen als resultaat van dit beleid.

Tabel 2.8 Kerncijfers Wsw1
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

20152

Werknemersbestand (x 1.000 personen, ultimo)

102

103

96

Detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

30

30

35

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

6,2

6,5

6,6

1

Panteia, Wsw-statistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers.

A3. Toeslagenwet (TW)

De TW vult sociale verzekeringsuitkeringen aan tot het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (excl. TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven voor de TW zijn € 19 miljoen hoger dan begroot. Dit is voor € 4 miljoen veroorzaakt door aanpassing van de TW-normen voor gestegen lonen en prijzen. Het aantal TW-gerechtigden lag enigszins hoger dan geraamd, met name omdat het aantal toeslagen op de WAO-uitkeringen hoger is uitgekomen. Als gevolg hiervan zijn de TW-uitgaven € 1 miljoen hoger. Daarnaast zijn de TW-uitgaven € 8 miljoen hoger als gevolg van de onderschatting van de uitgaven samenhangend met de afschaffing van de alleenstaande oudernorm. De resterende € 6 miljoen wordt veroorzaakt doordat het aantal duurdere aanvullingen (o.a. op de WAO) hoger is uitgevallen dan geraamd, terwijl het aantal goedkopere aanvullingen (o.a. op Wajong) lager is dan geraamd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.9 Kerncijfers TW1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil 2015

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

200

205

198

197

1

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

2.700

2.707

2.448

2.353

95

1

UWV, jaarverslag.

Handhaving

Door de inkomensverrekening van de Wet Werk en Zekerheid (Wwz), sinds 1 juli 2015, vallen het aantal geconstateerde overtredingen en het totaal benadelingsbedrag in 2015 lager uit dan in 2014. De incassoratio’s laten een stabiel beeld zien.

Tabel 2.10 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Opsporing

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,5

2,6

1,9

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

9,1

7,2

5,8

       

Terugvordering

     

Incassoratio 2013 (%)

16

35

47

Incassoratio 2014 (%)

2

15

39

Incassoratio 2015 (%)

2

2

18

1

UWV, jaarverslag.

2

Deze cijfers komen niet voor.

A4. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op bijstand. Deze aanvullende bijstand heet AIO en kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven komt nagenoeg overeen met de begrote uitgaven. Het volume in de AIO valt lager uit dan geraamd doordat het effect van de verhoging van de AOW-leeftijd groter is dan waar bij de begrotingsraming rekening mee is gehouden. De gemiddelde hoogte van de AIO-uitkering is hoger uitgekomen dan verwacht, waardoor de realisatie van de uitkeringslasten in lijn is met de begroting 2015.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.11 Kerncijfers AIO1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 20152

Begroting 2015

Verschil 2015

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

39

40

40

45

– 5

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2015 zijn geraamd.

Handhaving

De kerncijfers voor preventie laten een stabiel beeld zien. Sinds 2013 vindt themaonderzoek plaats naar buitenlands vermogen en buitenlands verblijf. Dit onderzoek kan mogelijk een verklaring zijn voor de lichte stijging van de gepercipieerde detectiekans en de kennis van de verplichtingen door het vergrote bewustzijn van mensen op deze thema’s. Daarbij kan dit de stijging van het aantal geconstateerde overtredingen verklaren. Terwijl het aantal overtredingen stijgt, daalt het gemiddelde benadelingsbedrag ten opzichte van 2013. Voor dit laatste is geen verklaring. Een rol kan spelen dat bij in absolute zin kleine aantallen, zoals bij de AIO, enkele gevallen met hoge bedragen grote invloed hebben gehad op het gemiddelde. De incassoratio 2013 vertoont in het tweede jaar een mate van stijging die bij de incassoratio 2014 in het tweede jaar niet te zien is. Hiervoor is geen verklaring. Mogelijk speelt ook hier een rol dat bij kleine aantallen de aflossing van enkele grote terugvorderingen meer dan evenredige invloed heeft op de incassoratio.

Tabel 2.12 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

2

73

75

Kennis van de verplichtingen (%)

2

84

87

       

Opsporing3

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,2

0,3

0,5

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

1,9

1,7

2,2

       

Terugvordering3

     

Incassoratio 2013 (%)

12

42

49

Incassoratio 2014 (%)

4

9,2

19

Incassoratio 2015 (%)

4

4

14

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015».

2

Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

3

SVB, jaarverslag.

4

Deze cijfers komen niet voor.

A5. Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen – onder voorwaarden – voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden te starten dan wel voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt als krediet voor bedrijfskapitaal of voor gevestigde ondernemers om te voorzien in de kosten van levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven zijn € 12 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De bijstandsuitgaven kunnen per gemeente van jaar op jaar sterk wisselen. Gevolg daarvan is dat een aantal gemeenten te weinig voorschot ontvangt en een ander aantal te veel en dat leidt tot nabetalingen respectievelijk terugontvangsten; zie ook onder G. Ontvangsten. Hiermee rekening houdend is per saldo door de gemeenten samen ongeveer € 3 miljoen minder aan bijstand voor zelfstandigen besteed dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.13 Kerncijfers Bbz1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 20152

Begroting 2015

Verschil 2015

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

4,1

4,1

3,9

4,1

– 0,2

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2015 zijn ramingen.

A6. Repatriëringsregelingen

Aan de repatriëring van Nederlanders uit Zuid-Soedan is in 2015 bijna € 10.000 besteed.

A7. Bijstand Buitenland

Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe rechthebbenden en neemt het aantal rechthebbenden langzaam af.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven is bijna € 0,1 miljoen lager dan de begrote uitgaven als gevolg van lagere voorschotten en een afnemend aantal gerechtigden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.14 Kerncijfers Bijstand Buitenland1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil 2015

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,2

0,2

0,2

0,2

0

1

SVB, jaarverslag.

A8. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning op grond van de Onderstand en waar nodig re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven onderstand zijn € 0,8 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt voor € 0,2 miljoen veroorzaakt door de daling met 18% van de koers van de euro ten opzichte van de dollar. Daarnaast zijn de in dollars bepaalde onderstandsnormen aangepast voor gestegen lonen en prijzen en is het beroep op de onderstand groter geweest dan bij de begroting geraamd. Dit laatste hangt vooral samen met actief tegengaan van niet-gebruik.

Het budget voor re-integratie Caribisch Nederland is in 2015 overgeboekt naar het Ministerie van BZK. De uitgaven worden dus verantwoord in het BZK-jaarverslag.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.15 Kerncijfers Caribisch Nederland1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil 2015

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,3

0,4

0,45

0,31

0,14

1

SZW-unit RCN.

B. Garanties

Dit betreft de garantstelling voor de borgstellingsregeling (pilot zelfstandigenbeleid). De toegang tot deze regeling is sinds 2011 beëindigd. De uitgaven hebben betrekking op de afwikkeling van garantieclaims en zijn € 79.000 lager dan begroot.

C. Subsidies

Er is € 142,5 miljoen minder aan subsidies uitgegeven dan begroot. Dit hangt voor € 145 miljoen samen met de sectorplannen en is een gevolg van een toevoeging van € 44,2 miljoen uit hoofde van de onderuitputting 2014 en budgettair neutrale kasschuiven naar latere jaren van € 151,5 miljoen om beter aan te sluiten bij het kasritme van de sectorplannen. Ook is minder uitgegeven als gevolg van een budgetoverheveling van € 30 miljoen naar het Ministerie van BZK ter uitvoering van de motie Kerstens en is een bedrag van € 7,7 miljoen onbesteed gebleven als gevolg van minder voorschotaanvragen voor de sectorplannen.

Er is per saldo € 2,5 miljoen meer uitgegeven aan de overige subsidies dan begroot, waaronder de subsidies voor het armoede- en schuldenbeleid en de incidentele subsidies. Het budget hiervoor is overgeheveld uit instrument D. Opdrachten.

D. Opdrachten

Er is bijna € 19,4 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dat hangt samen met budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting (€ 11 miljoen), waarvan die naar subsidies de belangrijkste is. Verder hebben er diverse overboekingen naar andere departementen plaatsgevonden (€ 4,4 miljoen). Voor € 4 miljoen is sprake van onderuitputting. De overboekingen naar andere departementen hadden o.a. betrekking op aanpak Jeugdwerkloosheid, bevordering arbeidsinschakeling arbeidsbeperkten en activiteiten rond «Wijzer in geldzaken». De herschikkingen binnen de SZW-begroting hadden o.a. betrekking op (financiële) ondersteuning in het kader van de implementatie en uitvoering van de Participatiewet en de Wet bevordering arbeidsinschakeling arbeidsbeperkten. De concrete aanbestedingen hadden o.a. betrekking op beleidsterreinen armoede en schulden (ontwikkeling webtool beslagvrije voet, bijdrage week van het geld), aanpak jeugdwerkloosheid (leercirkels, experimenten werkexploiratie) en bevordering arbeidsinschakeling personen met psychosociale beperkingen.

E. Bekostiging

De realisatie van de uitgaven aan het Nibud is in overeenstemming met de begrote uitgaven. Aan uitvoeringskosten van ZonMw voor uitvoering van het kennisprogramma van SZW is € 50.000 besteed. Dit onderdeel van het instrument bekostiging was niet opgenomen in de begroting 2015.

F. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Aan beleidsuitgaven voor uitvoering van het kennisprogramma van SZW door ZonMw is € 0,1 miljoen besteed. Dit instrument was niet opgenomen in de begroting 2015.

G. Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten zijn ruim € 63 miljoen hoger dan begroot. De hogere ontvangsten hebben betrekking op terugbetaling van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen, zoals Bijstand zelfstandigen (€ 15,7 miljoen) en Toeslagenwet (€ 7,5 miljoen), algemene ontvangsten (€ 2,4 miljoen) en ontvangsten uit terugvorderingen in verband met onderrealisatie dan wel onrechtmatigheid bij de WSW (€ 18,7 miljoen) en de Wet Participatiebudget (€ 17,7 miljoen).

28

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer.

31

In de begroting 2015 Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG) genaamd.

32

Tweede Kamer, 34 000 B, nr. 2. Zie tabel 2.1.1.

Licence