Het jaar 2015 was er een van uitersten. Enerzijds zette de vluchtelingen- en migratiecrisis de internationale en humanitaire gemeenschap zwaar onder druk. Het totaal aantal ontheemden bereikte een record: ruim 60 miljoen – het hoogste aantal sinds de Tweede Wereldoorlog. Meer dan 20 miljoen mensen gingen op de vlucht. Ruim de helft daarvan kwam uit Syrië, Afghanistan of Somalië. Meer dan anderhalf miljoen van hen vluchtte naar Europa. Onder hen waren er 58.800 die asiel aanvroegen in Nederland.
Aan de andere kant zijn er belangrijke afspraken gemaakt om mondiale vraagstukken en problemen aan te pakken. In september stelden de lidstaten van de Verenigde Naties (VN) een nieuwe wereldagenda voor duurzame ontwikkeling tot 2030 vast, de Global Goals. In december werden in Parijs 195 landen het eens over de vergaande ambitie om de opwarming van de aarde tot 1,5 graden celsius te beperken. Ook op handelsgebied werd vooruitgang geboekt, onder andere ten gunste van lage-inkomenslanden. Zo is ter afsluiting van de Doha-ronde in Nairobi besloten tot volledige afschaffing van de exportsubsidies in de landbouw.
Op het gebied van armoedebestrijding werden in 2015 belangrijke doelstellingen behaald. In oktober voorspelde de Wereldbank dat het aantal mensen dat leeft in extreme armoede in 2015 zal zijn gedaald tot onder de 9,6%. In 1990 was dat nog 37,1%. De daling is een historische mijlpaal en een spectaculaire afname. Ontwikkelingssamenwerking blijft echter nodig, gezien het feit dat in 2015 nog steeds ruim 700 miljoen mensen onder de extreme armoedegrens leefden van minder dan USD 1,90 per dag. Bovendien nam de ongelijkheid in de meeste lage- en middeninkomenslanden toe. Nederland besteedde in 2015 0,75% van zijn Bruto Nationaal Product (BNP) aan ontwikkelingssamenwerking.
Niet onbelangrijk was verdere afname van de groei van de wereldeconomie - de laagste groei sinds 2009. De lage groei was vooral te wijten aan de terugval in opkomende economieën, Rusland, Brazilië en vooral China. Maar ook politieke spanningen rond Oekraïne, het Midden-Oosten en Noord-Afrika hadden hierin een aandeel. Verder hebben landen die afhankelijk zijn van de export van energie en grondstoffen – waaronder een aanzienlijk aantal lage-inkomenslanden – last van lagere prijzen voor deze goederen. Diversificatie van hun economie is meer dan ooit nodig. Europa en de Verenigde Staten (VS) waren een positieve uitzondering op de situatie van markten met een dalende groei. Daar was sprake van economisch herstel. De lage groei van de wereldhandel had een beperkt effect op de Nederlandse uitvoer. De Nederlandse economie groeide in 2015 met 2,0% en kwam met dit percentage voor het eerst boven het niveau van 2008.
Met de gecombineerde agenda voor hulp, handel en investeringen zijn inspanningen op het gebied van inclusieve groei en ontwikkeling ondergebracht in één beleidsagenda. En terecht, want de uitdagingen van nu vragen om een geïntegreerde en coherente aanpak. Uitsluiting en een gebrek aan kansen en economisch perspectief liggen vaak ten grondslag aan migratie, instabiliteit en conflict. Handelsbevordering gecombineerd met capaciteitsversterking, of investeringen met extra aandacht voor uitgesloten of kwetsbare groepen zoals lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en interseksen (LHBTI), jongeren, minderheden en vrouwen leiden tot inclusieve groei die ten gunste komt van de gehele bevolking, leaving no one behind. Hiermee wordt gewerkt aan een duurzaam toekomstperspectief voor onder andere jongeren in lage- en middeninkomenslanden. Dit leidt op termijn tot meer stabiliteit, minder migratie en meer veiligheid.
Uitbannen extreme armoede
Humanitaire hulp en grondoorzaken migratie
Met 20 miljoen vluchtelingen en 58.800 asielaanvragen in Nederland eiste de vluchtelingen- en migratiecrisis een flexibele inzet van het kabinet, onder meer vanwege de sterk oplopende kosten voor asielopvang in 2015. De kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland worden toegerekend aan Official Development Assistance (ODA).
Tegelijkertijd wordt meer dan 90% van alle vluchtelingen opgevangen in de regio waar zij vandaan komen, waaronder in Jordanië, Libanon en Turkije. Vaak verblijven zij in opvangkampen zonder een fatsoenlijk onderkomen en basisvoorzieningen en zonder dat kinderen adequaat toegang hebben tot onderwijs. In 2015 verhoogde het kabinet daarom eenmalig het reguliere noodhulpbudget met EUR 110 miljoen voor extra hulp aan Syrië en opvang in de buurlanden. Ook zijn in 2015 meer middelen uit het in 2014 opgerichte Relief Fund ingezet dan in eerste instantie geraamd.
Naast acute humanitaire hulp zette het kabinet ook in op meer structurele opvang in gastlanden in de regio. Zo is de Nederlandse bijdrage aan onderwijsactiviteiten binnen noodhulpprogramma’s het afgelopen jaar geïntensiveerd. Onder andere het United Nations Children’s Fund (UNICEF) voert met steun van het kabinet (EUR 2,9 miljoen) een onderwijsprogramma in Libanon en Jordanië uit. Ook neemt Nederland actief deel aan de Champions Group on Education in Emergencies and Protracted Crises. Hiermee wordt voorkomen dat kinderen die in nood- en crisissituaties leven – zoals de vluchtelingen in Libanon en Jordanië – verstoken blijven van onderwijs met als gevolg een verlies aan toekomstperspectief en kans op uitbuiting en mogelijk radicalisering.
Een gebrek aan economisch perspectief is vaak een oorzaak van conflict en instabiliteit. Daarom lanceerde het kabinet het programma LEAD: Local Employment in Africa for Development. LEAD heeft vier nieuwe sub-programma’s opgeleverd in zeven Afrikaanse landen waar de migratieproblematiek het grootst is. De ambitie is met LEAD de komende drie jaar 15.000 banen te creëren. Daarnaast is binnen het Dutch Good Growth Fund (DGGF) geld gereserveerd voor het creëren van banen en het bevorderen van ondernemerschap van jongeren in Afrika. Het DGGF kende deze doelstelling al, maar er wordt nu (vanuit de nog niet gecommitteerde middelen) EUR 25 miljoen extra geoormerkt ingezet voor 18 landen in Noord-Afrika waar jeugdwerkloosheid een belangrijke grondoorzaak vormt van irreguliere migratie. Er worden leningen verstrekt aan Nederlandse ondernemers en maatschappelijke organisaties die willen investeren in die landen en aan intermediaire fondsen die zo kredieten beschikbaar stellen voor lokale ondernemers.
Op 11 en 12 november 2015 vond in Valletta een EU-Afrika Top over Migratie plaats. Mede op aandringen van Nederland worden nu daadwerkelijke partnerschappen met Afrikaanse landen gesloten. De nadruk binnen de partnerschappen ligt op sociaal-economische ontwikkeling, jeugdwerkgelegenheid, innovatie van opvang en op de bescherming en verbetering van de leefomstandigheden van vluchtelingen én gastgemeenschappen. Ook heeft het kabinet zich met succes gepositioneerd als trekker van het Regionale Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma (RDPP) – onderdeel van de integrale migratieaanpak in partnerschap met de landen in de Hoorn van Afrika.
Ontwikkelingsresultaten in Beeld
In 2015 werd ook via de speerpunten en prioritaire thema’s onverminderd geïnvesteerd in duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding en de grondoorzaken van migratie en instabiliteit. Uit de Kamerbrief Ontwikkelingsresultaten in Beeld (editie 2015, over behaalde resultaten in 2014) die op 5 november 2015 naar uw Kamer is gestuurd – blijkt goede voortgang. In 2015 zette het kabinet deze inspanningen binnen de speerpunten onverminderd voort. Over de resultaten hiervan zal uw Kamer in de tweede helft van 2016 middels de eerstvolgende Resultatenrapportage worden geïnformeerd.
Nieuwe afspraken en initiatieven
De nieuwe mondiale agenda voor duurzame ontwikkeling – de Global Goals – geeft de komende 15 jaar richting aan de internationale inspanningen en de inzet van het kabinet op het gebied van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. Het kabinet heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van de nieuwe agenda en zette met succes in op een stevige verankering van de Nederlandse speerpunten in de doelen. Met afspraken onder andere op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, gendergelijkheid, ongelijkheid, fragiele staten, verduurzamen van productie en consumptie, goed bestuur en vrede en multi-stakeholder partnerschappen met onder andere de private sector is dit een mooi resultaat.
De doelen zetten daarnaast in op een integrale én universele aanpak van mondiale uitdagingen, wat aansluit bij de inspanningen van Nederland, als covoorzitter van het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC), om te komen tot betere samenwerking tussen alle spelers (overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties) voor het behalen van de Global Goals.
Nieuwe inzichten tonen aan dat de uitbanning van extreme armoede alleen mogelijk is als de armste 40% van de bevolking meer dan gemiddeld profiteert van economische groei. Inclusieve ontwikkeling die iedereen bereikt is terecht de kern van de Global Goals. Nederland heeft zich hier sterk voor ingezet, en met resultaat: zo richt Doel 10 zich op vermindering van de ongelijkheid binnen en tussen landen.
In het kader van de groeiende ongelijkheid presenteerde het kabinet in september door middel van een Kamerbrief zijn visie op inclusieve ontwikkeling. De visie bevat een actieplan voor inclusieve ontwikkeling en groei, gericht op:
-
• Werk voor vrouwen en jongeren: 10 acties gericht op werk en inkomsten voor kansarme Afrikaanse vrouwen en jongeren.
-
• Dialoog voor verandering: 10 acties voor een steviger politieke dialoog met lage-inkomenslanden over inclusieve groei en ontwikkeling.
De eerste stappen van dit actieplan zijn in 2015 al in gang gezet. Zo lanceerde het kabinet in 2015 het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW)-programma waarmee voor de periode 2016–2020 EUR 95 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor investeringen in ondernemerschap en werkgelegenheid voor vrouwen, en voor programma’s die hun kansen op de arbeidsmarkt versterken. Ook heeft Nederland via actieve genderdiplomatie bijgedragen aan de totstandkoming van het nieuwe Europese Actieplan voor Gendergelijkheid en Empowerment van Vrouwen.
Tijdens de conferentie over Financing for Development (FfD) in Addis Abeba in juli 2015 zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van de Global Goals. Met het akkoord dat tijdens de conferentie werd bekrachtigd werd breed erkend dat private financiering, belastinginkomsten en innovatieve financieringsmechanismen van belang zijn voor het versterken van het verdienvermogen van lage-inkomenslanden en het behalen van de Global Goals.
Nederland maakte in 2015 voortgang bij het uitvoeren van de afspraken die tijdens FfD zijn gemaakt en stelde aan 23 lage-inkomenslanden voor om antimisbruikclausules op te nemen in de bilaterale belastingverdragen. Tijdens deze conferentie lanceerde Nederland ook het Addis Tax Initiative, samen met 17 andere donorlanden, 11 lage-inkomenslanden, 7 internationale organisaties en de Gates Foundation. Nederland verdubbelde daarmee de inzet van middelen op het vergroten van belastingcapaciteit in lage- en middeninkomenslanden, onder andere voor de training van belastinginspecteurs. Als gevolg van deze maatregelen worden deze landen zelf beter in staat gesteld om hun eigen ontwikkeling te financieren en duurzame stappen te zetten op het gebied van armoedebestrijding, behorende tot de kern van de gecombineerde agenda voor hulp en handel.
Bevorderen duurzame en inclusieve groei
Afspraken over handel en investeringen in relatie tot lage- en middeninkomenslanden
In 2015 kwamen de World Trade Organisation (WTO)-onderhandelingen in het kader van de Doha-Ontwikkelingsronde na jaren weer een stap verder. In Nairobi vond in december de 10e Ministeriële Conferentie (MC10) plaats. De conferentie leidde niet tot een afronding van de Doha-ronde. Desalniettemin is het gelukt de MC10 af te sluiten met een beperkt pakket aan maatregelen op het gebied van landbouw, en ten gunste van de minst ontwikkelde landen. Onder meer is besloten om exportsubsidies op het gebied van landbouw af te schaffen.
In 2015 drong Nederland in EU-verband regelmatig aan op het toetsen van het Europese (handels)beleid op de gevolgen voor lage-inkomenslanden. Mede op initiatief van Nederland is in het Better Regulation Package (d.d. 19 mei 2015) van de Europese Commissie een «Gereedschapskist» beschikbaar met vragen voor het systematisch beoordelen van effecten van nieuw beleid op lage-inkomenslanden. Op het onderwerp Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) en toegang tot betaalbare medicijnen is in 2015 intensief samengewerkt met het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Mede dankzij de Nederlandse inzet heeft de TRIPS-raad de Minst Ontwikkelde Landen per 1 januari 2016 verlenging gegeven van de ontheffing voor farmaceutische producten voor 17 jaar.
Op aandringen van Nederland geven ook de Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP)-besprekingen extra aandacht aan mogelijk negatieve effecten van TTIP op lage-inkomenslanden. De Europese Commissie heeft dit uitgangspunt opgenomen in het EU-tekstvoorstel voor Handel en Duurzame Ontwikkeling in TTIP. Om meer inzicht in de impact van TTIP op lage-inkomenslanden te krijgen, heeft het kabinet een onderzoek laten uitvoeren door de Rijksuniversiteit Groningen (Kamerstuk 21501–02 nr. 1547). Uit de analyse blijkt dat het effect op de meeste lage-inkomenslanden beperkt, maar wel overwegend positief is, met name voor Afrikaanse landen.
Een ander handelsdossier waar lage-inkomenslanden baat bij hebben is handelsfacilitatie. In 2015 is volop gewerkt aan de ratificatie van het Trade Facilitation Agreement (TFA), overeengekomen tijdens de 9e WTO Ministeriële Conferentie op Bali in 2013. De Nederlandse ratificatie van dit akkoord is vergevorderd en vele andere landen hebben inmiddels ook hun goedkeuringsprocedures doorlopen. Verder is in samenwerking met de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) een educatief project afgerond dat bijdraagt aan het vergroten van de markttoegang voor de minst ontwikkelde landen door hen te assisteren in gebruik van (preferentiële) regels van oorsprong. Dit heeft mede bijgedragen aan een Ministeriële Verklaring op het gebied van oorsprongsregels tijdens de 10e WTO Ministeriële Conferentie in Nairobi.
Nederland heeft zich in 2015 daarnaast ingezet voor een zo spoedig mogelijke afronding van de juridische revisie en vertaling van de in 2014 uit onderhandelde Economic Partnership Agreements (EPA’s). Ook heeft Nederland zich hard gemaakt voor een spoedige implementatie van deze akkoorden, hetgeen in 2016 een vervolg dient te krijgen.
Ook zijn in 2015 belangrijke stappen gezet in de modernisering van de investeringsbescherming, zowel in nationaal als in EU-verband. Investeringsbescherming bevordert de overdracht van technologie en kennis en draagt zo bij aan economische groei en werkgelegenheid. De Europese Commissie nam de Nederlandse inzet over. Dat bleek uit de voorstellen die zij op 16 september 2015 presenteerde over het investeringsbeschermingshoofdstuk in TTIP. Zo wordt de beleidsvrijheid voor overheden expliciet vastgelegd in een verdragsartikel. Daarnaast kunnen alleen bedrijven met een substantiële bedrijfsactiviteit gebruik maken van de geboden investeringsbescherming. Ook stelt de Europese Commissie een investeringshof voor. Dat betekent onder meer dat geschillen worden voorgelegd aan onafhankelijke rechters en dat de verliezende partij in beroep kan gaan.
Privatesectorontwikkeling
In zijn relaties met lage- en middeninkomenslanden zette Nederland in 2015 in op de ontwikkeling van een sterke private sector. In samenwerking met betrokken overheden en private partijen werd de markttoegang vergroot, werden economische instituties en actoren versterkt, en de financiële- en fysieke infrastructuur uitgebreid. Hiermee droeg het kabinet bij aan de bevordering van inclusieve groei, een stijging van de productiviteit en de veerkracht van de economie.
Voor de landen die door Ebola werden getroffen – Liberia, Sierra Leone en Guinee – is het handelsinstrumentarium opengesteld, een economische missie georganiseerd en heeft een investeringsconferentie plaatsgevonden. De missie resulteerde voor een aantal Nederlandse bedrijven in het afsluiten van contracten en leverde waardevolle contacten op in landen met een lastig ondernemingsklimaat. Met behulp van het handelsinstrumentarium werden zo belangrijke stappen gezet richting wederopbouw en inclusieve groei.
Via het Dutch Good Growth Fund (DGGF) heeft het kabinet financiering beschikbaar gesteld voor Nederlandse en lokale MKB-ondernemers die ontwikkelingsrelevante activiteiten ontplooien in lage- en middeninkomenslanden maar daar geen financiering voor kunnen krijgen. De belangstelling voor het DGGF van Nederlandse MKB-bedrijven en intermediaire fondsen is groot. De Mid-term review van het DGGF die op 14 oktober 2015 in de Kamer is behandeld, beschrijft de 32 investerings- en exporttransacties die via het DGGF in 2015 zijn gefinancierd en verzekerd. De totale DGGF-financiering die gemoeid is met deze 32 transacties bedraagt EUR 123 miljoen. Hiermee wordt EUR 561 miljoen aan financiering bij andere financiers losgemaakt, waardoor het Nederlands Midden- en Kleinbedrijf (MKB) en het lokaal MKB in totaal EUR 684 miljoen aan ontwikkelingsrelevante investeringen doen en 11.200 banen helpt creëren in 30 lage- en middeninkomenslanden.
Naast het DGGF zette het kabinet de instrumenten Develop2Build en DRIVE in om bij te dragen aan inclusieve en duurzame groei. Deze instrumenten zijn medio 2015 gelanceerd ter vervanging van het Programma voor Ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling (ORIO). D2B ondersteunt overheden bij het vormgeven van ontwikkelingsrelevante infrastructurele projecten die bijdragen aan de ontwikkeling van de private sector zodat mensen in lage- en middeninkomenslanden in staat worden gesteld te voorzien in hun eigen levensonderhoud. Het Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) biedt overheden, via subsidies aan het bedrijfsleven, een flexibele bron van financiering voor de aanleg ervan. In de eerste zes maanden na lancering zijn ruim 35 potentiële DRIVE-projecten in Afrika, Azië en Oost-Europa de revue gepasseerd in de vorm van een quick scan.
Inclusief en duurzaam
In 2015 heeft het kabinet zich ingezet voor een verbetering van de arbeidsomstandigheden in verschillende lage-inkomenslanden. Tijdens het bezoek aan Bangladesh – met deelname van Minister I&M, vertegenwoordigers van de Nederlandse textielsector en een delegatie met CEO’s van Nederlandse bedrijven uit de watersector – werd met succes gelobbyd voor betere werkomstandigheden in de kledingsector en een verduurzaming van textielproductie. De arbeidswet is aangepast waardoor vakbonden, ondernemingsraden en arbo-commissies hun werk beter kunnen doen. Ook is 97% van de exportgeoriënteerde kledingfabrieken geïnspecteerd op brand- en bouwveiligheid en wordt nu gewerkt aan concrete renovatieplannen per fabriek. Daarnaast bood de missie de kans om de Nederlandse expertise op het gebied van het creëren van veilige delta’s onder de aandacht te brengen.
In Malawi hebben overheid, producenten en theeplukkers met het Initiatief Duurzame Handel (IDH) een Memorandum of Understanding gesloten waarin een leefbaar loon voor de theeplukkers in 2020 is afgesproken. In Indonesië slaagden vakbonden er met steun van het Vakbondsmedefinancieringsprogramma erin om in 152 cao’s afspraken te maken over werkgeversbijdragen aan sociale zekerheid. Tevens werd in Indonesië voor 145 cao’s afgesproken wat een minimum leefbaar loon is.
In december werd in Parijs het nieuwe klimaatakkoord afgerond. Dit akkoord sluit aan bij het ambitieuze mondiale klimaatbeleid waar Nederland de afgelopen jaren op heeft ingezet. In de aanloop naar Parijs kondigde Nederland de doelstelling aan om in 2050 50 miljoen mensen in lage-inkomenslanden te voorzien van duurzame energie. Daarnaast werd door de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) met onder andere Nederlandse, Britse en Deense steun een nieuw financieringsinstrument voor klimaat gelanceerd. Dit fonds, genaamd Climate Investor One, zal de komende 20 jaar USD 2 miljard aan private investeringen in klimaatprojecten genereren. Ook ondertekende Nederland in 2015 met andere Europese landen (zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) twee politieke verklaringen tegen ontbossing door palmolie en andere agrarische producten.
Voorafgaand aan het EU-voorzitterschap organiseerde Nederland de conferentie EU and Global Value Chains – implementing sustainable business through aid and trade. Doel – en resultaat – van de conferentie was om het verduurzamen van mondiale waardeketens hoger op de EU agenda te krijgen, onder meer door middel van het versterken van Europees beleid op Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) en door privatesectorontwikkeling (PSO) in combinatie met inzet van handelspolitieke instrumenten. Tijdens de conferentie is onder andere afgesproken dat de EU zich meer gaat inzetten om handel te verduurzamen en om een Europese agenda voor IMVO uit te werken.
Met de sectoren die zijn genoemd in de door KPMG opgestelde MVO Sector Risico Analyse zijn de gesprekken voortgezet, respectievelijk aangegaan, over de mogelijkheden tot het sluiten van IMVO-convenanten. Het betreft die sectoren waarvan is vastgesteld dat ze een hoog profiel hebben voor risico’s in de waarde- en/of productieketen op het gebied van mensenrechtenschendingen en milieuschade, bijvoorbeeld de kleding- en textielsector, de bankensector en de goudsector. In 2015 zijn verschillende stappen gezet om invulling te geven aan het steenkoolconvenant, waaronder een Memorandum of Understanding (MoU) Verantwoorde Mijnbouw met Colombia en een Sector Wide Impact Assessment mijnbouw, eveneens in Colombia.
Succes voor het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland
Afspraken over handel in investeringen
Het maken van afspraken over meer vrijhandel biedt kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Wat de totstandkoming van bilaterale handelsakkoorden betreft, ging de meeste aandacht in 2015 uit naar TTIP. Het kabinet onderzocht niet alleen de impact van TTIP op lage-inkomenslanden (zie vorige paragraaf), maar bevorderde ook de publieke dialoog over de zorgen die er leven rond dit verdrag. Naast gesprekken met allerlei geledingen uit de samenleving is er veel informatie gedeeld met het parlement en informatie beschikbaar gesteld op een uitgebreide website. Dit maakt de transparantie zo groot mogelijk. Een en ander leidde tot een positieve beoordeling door de European Foreign Scorecard, waarbij Nederland als één van de «leiders» van TTIP genoemd wordt vanwege het aangaan van de dialoog.
Naast TTIP vroegen andere bilaterale handels- en investeringsverdragen aandacht. Zo vroeg het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) de nodige inzet. Nederland heeft er zich voor beijverd dat het in 2014 bereikte onderhandelingsresultaat niet in gevaar zou komen. Ook heeft Nederland ernaar gestreefd dat bij de totstandkoming van CETA recht zou worden gedaan aan de maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot handelsverdragen. De EU-handelsakkoorden met Singapore en Canada (CETA) zijn gesloten. Het handelsakkoord met Vietnam kwam in de afrondende fase. Onderhandelingen met Japan en de Verenigde Staten (TTIP) zijn gaande. Met China en Myanmar wordt momenteel onderhandeld over een specifiek investeringsakkoord.
Naast de multilaterale en bilaterale onderhandelingen vinden in toenemende mate onderhandelingen in plurilateraal kader plaats. Zo vinden er onderhandelingen plaats over een akkoord voor milieugoederen. De onderhandelingen over een plurilateraal verdrag voor de handel in diensten (Trade in Services Agreement – Tisa) vorderde gestaag. Over de handel in producten op het gebied van de informatietechnologie (ITA-II) is tussen 53 landen in Nairobi overeenstemming bereikt.
Economische dienstverlening
Net als het maken van afspraken over vrijhandel en investeringen draagt economische dienstverlening bij aan het succes van het bedrijfsleven. In 2015 is een start gemaakt met de hervorming van die dienstverlening, zowel wat betreft het financieringsinstrumentarium, als de communicatie over dit instrumentarium. Dat betrof onder andere de nieuwe faciliteit van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). Het DTIF gaat financieringen verstrekken voor directe investeringen en export.
De economische dienstverlening richtte zich in 2015 opnieuw op de internationalisering van het MKB. Met een gerichte MKB-campagne – in nauwe samenwerking met Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), posten en andere partners – zijn de verschillende instrumenten die beschikbaar zijn voor het MKB, beter over het voetlicht gebracht. Het postennet vervult een belangrijke rol bij deze informatieoverdracht. Gelet op dit belang van de posten voor ondernemers is in 2015 door Buitenlandse Zaken en RVO gewerkt aan het verbeteren van de toegankelijkheid en vindbaarheid van de posten voor hen. Dit gebeurt onder andere via de Wegwijzer Internationaal Zaken doen en de start van de vernieuwing van het aanbod van digitale informatie.
Op verschillende andere manieren is een bijdrage geleverd aan de communicatie over de dienstverlening door de overheid. De lancering van de app NL Exporteert – die door «De Zaak» is uitgeroepen tot een van de tien beste zakelijke apps – is een instrument dat een schat aan informatie geeft over zakendoen in de wereld. Verder is bij verschillende evenementen – zoals de Week van de Ondernemer, de prijsuitreiking van het Oranje Handelsmissiefonds en het Export Event – nadrukkelijk de aandacht gevestigd op de mogelijkheden die de overheid MKB-ondernemers biedt die de grens over willen.
Belangrijk onderdeel van het instrumentarium zijn de economische missies. In 2015 zijn 25 uitgaande missies op kabinetsniveau uitgevoerd waarvan 6 onder leiding van de Minister van BHOS. Zij was ook betrokken bij 5 van de 6 inkomende economische bezoeken op kabinetsniveau. Aan de uitgaande missies namen ca. 900 bedrijven deel.1 De thema’s binnen de verschillende topsectoren, maar ook de verbindende thema’s tussen topsectoren (cross-overs) brachten focus aan. Tevens werd begonnen met een meer projectmatige aanpak. Een voorbeeld daarvan is de missie naar Mexico die resulteerde in een MoU over samenwerking op het gebied van energie en logistiek. In het algemeen is het kabinet in 2015 begonnen met een systematischer en strategischer aanpak van de missies in het verband van kader van de Dutch Trade and Investment Board (DTIB).
De posten dragen in de voorbereidende fase in belangrijke mate bij aan de successen van de economische missies. De posten hebben veel kennis over de specifieke niches die interessant zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven, van de lokale netwerken en van de ontwikkelingen waarop kan worden ingespeeld. Om de organisatie van missies verder te verbeteren, is het afgelopen jaar gewerkt aan een nieuw handboek missies, waardoor nog beter rollen en taken kunnen worden verdeeld. Daarmee kunnen missies nog efficiënter worden uitgevoerd en kan nog beter worden samengewerkt tussen de verschillende (publieke en private) partners die betrokken zijn bij de organisatie van missies.
Om de dienstverlening aan het bedrijfsleven te verbeteren is het kabinet in 2015 begonnen met een pilot-exercitie om zijn diensten te beprijzen.2 Op basis van deze tweejarige pilot (december 2014-december 2016) zal voor het eind van 2016 worden vastgesteld of het verder uitbreiden van een eigen private bijdrage voor economische dienstverlening wenselijk is (Toezegging AO Economische missies en exportbevordering d.d. 9 september 2014). De pilot richt zich op de markten Duitsland, Frankrijk, Brazilië en is in overleg met de lokale posten opgezet. In 2015 is nagegaan welke mogelijkheden er bestaan voor betaling voor het gebruik van residenties, voor netwerkfaciliteiten en voor uitgebreide informatievoorziening. Begin 2016 zal de Kamer tussentijds worden geïnformeerd over het verloop van de pilots (Toezegging Begrotingsbehandeling BHOS 19-11-2014).
Buitenlandse investeringen
Niet alleen Nederlandse export draagt bij aan het verdienvermogen van Nederland. Dat is niet minder het geval voor buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen. Het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), dat onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van BZ en EZ valt, houdt zich bezig met het aantrekken van investeerders. In 2015 zijn er 207 nieuwe projecten binnengekomen, goed voor EUR 1,76 miljard aan investeringen en 7779 banen. Ruim de helft van de investeringen zijn hoogwaardige investeringen in met name de topsectoren. Het bedrag is wat lager dan vorig jaar, vanwege enkele zeer grote projecten in dat jaar. Het aantal banen en projecten ligt juist hoger.
Exportcontrole en strategische goederen
Op het terrein van exportcontrole en strategische goederen vroegen de door de Europese Commissie opgelegde sancties, vooral die voor Rusland en Iran, onverminderde aandacht. Daarnaast werd in november een nationale regeling van kracht die de exportcontrole op de uitvoer van chemicaliën naar Irak uitbreidt, vooral naar aanleiding van de onduidelijke gezagsverhoudingen op het grondgebied van dat land.
Open data/ transparantie
In 2015 is belangrijke vooruitgang geboekt op het toegankelijk maken en inzichtelijk krijgen van de inspanningen die door onze uitvoeringspartners worden geleverd. Er is besloten dat uitvoerende organisaties hun inhoudelijke rapportage met ingang van 1 januari 2016 via een International Aid Transparency Initiative (IATI) publicatie moeten doen. De IATI standaard is aangepast op de bevordering van ketentransparantie. De richtlijnen voor rapportage door uitvoerende partners zijn op 1 december 2015 gepubliceerd en op Rijksoverheid.nl geplaatst. De Nederlandse richtlijnen voor IATI zorgen ervoor dat de belangrijkste informatie over de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking voor iedereen toegankelijk wordt. Daarnaast bieden de richtlijnen inzicht in de relatie tussen de inzet van middelen, resultaten en effecten. De richtlijnen gelden voor alle uitvoerende partners en de invoering zal geleidelijk plaatsvinden.
Art | Naam | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | Geheel artikel? |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Duurzame handel en investeringen | Nee | |||||||
1.1 | Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen3 | ||||||||
1.2 | Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid3 | ||||||||
1.3 | Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden | ||||||||
1.4 | Dutch Good Growth Fund4 | ||||||||
2 | Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water | Nee | |||||||
2.1 | Toename van voedselzekerheid4 | ||||||||
2.2 | Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie | ||||||||
2.3 | Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering | ||||||||
3 | Sociale vooruitgang | Nee | |||||||
3.1 | Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids | ||||||||
3.2 | Gelijke rechten en kansen voor vrouwen | ||||||||
3.3 | Versterkt maatschappelijk middenveld | ||||||||
3.4 | Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek | ||||||||
4 | Vrede en veiligheid voor ontwikkeling | Nee | |||||||
4.1 | Humanitaire hulp | X | |||||||
4.2 | Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties5 | ||||||||
4.3 | Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie | ||||||||
5 | Versterkte kaders voor ontwikkeling | Nee | |||||||
5.1 | Versterkte multilaterale betrokkenheid | ||||||||
5.2 | Overig armoedebeleid | ||||||||
5.3 | Bijdrage aan migratie en ontwikkeling7 |
De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hfst. 5) en BHOS (Hfst. 7). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Beleidsdoorlichtingen van voor dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.
Bij BZ en BHOS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.
Deze beleidsdoelstelling valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Defensie sinds 2015.