Wonen
Implementeren hervormingen woningmarkt
In 2016 heeft het herstel van de woningmarkt zich in het hele land voortgezet. Geholpen door de aantrekkende economie en de lage rente durven mensen weer een huis te kopen, durven beleggers weer te investeren en durven projectontwikkelaars weer te bouwen. Net als in de afgelopen jaren was het kabinetsbeleid er ook in 2016 op gericht duidelijkheid en vertrouwen in de markt terug te krijgen, en dat lijkt grotendeels te zijn gelukt. Maar dat betekent niet dat het werk gedaan is. Momenteel wordt eraan gewerkt om te zorgen dat er meer gebouwd wordt, het aanbod in het middenhuursegment groter wordt, en dat er meer initiatief wordt genomen om de duurzaamheid van de gebouwde omgeving te verhogen.
Tijdens de crisis daalden de woningprijzen in het hele land, maar sinds 2013 stijgen de prijzen weer. In 2016 heeft deze trend zich voortgezet. Door de hogere huizenprijzen krijgen huishoudens met een huis onder water minder onderwaarde. Het aantal huishoudens met een woning onder water is gehalveerd: van 36% in 2013 naar 18% eind derde kwartaal 2016. Voor starters en mensen die een hypotheek laten oversluiten leidt de lagere rente tot lagere hypotheeklasten.
In 2016 mocht een hypotheek niet hoger dan 102 procent van de waarde van het huis zijn. Deze «loan-to-value» wordt jaarlijks met één procentpunt teruggebracht tot 100 procent in 2018. Restschulden kunnen onder voorwaarden worden meegefinancierd onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De rente over de financiering van restschulden is inmiddels tot maximaal 15 jaar aftrekbaar. Ook is per 1 juli 2016 de gemiddelde woningwaarde bepalend geworden voor de hoogte van de NHG-grens. Als daarnaast bij een nieuwe koopwoning energiebesparende maatregelen worden genomen, dan kan de NHG-grens worden verhoogd met maximaal 5 procent.
Vraaggericht (her)ontwikkelen, (ver)bouwen en transformeren van het woningaanbod
In 2016 is de vraag naar woningen onverminderd groot gebleven, vooral in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad, maar ook in andere stedelijke regio’s. Dit leidt tot oplopende spanning op de woningmarkt. Om nu en in de toekomst te voldoen aan de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte van woningzoekenden heeft de Minister met name ingezet op voldoende plancapaciteit, het vergroten van het aanbod, de aanpak van (leegstaand) vastgoed en op innovatie in de bouw.
De primaire verantwoordelijkheid voor het tijdig beschikbaar hebben van voldoende plancapaciteit ligt bij provincies en gemeenten, maar het kabinet draagt hieraan bij door zoveel mogelijk belemmeringen weg te nemen. In 2016 is besloten om gesprekken te voeren met alle 19 woningmarktregio’s in Nederland. Onderwerp van gesprek is in veel regio’s de achterblijvende woningbouw en de benodigde plancapaciteit.
In het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) is in 2016 het onderzoek «Stimuleren Stedelijk Wonen in de Zuidelijke Randstad»1 afgerond, waarin de mogelijkheden om binnenstedelijk bouwen te versterken zijn onderzocht. Dit heeft geresulteerd in de City Deal Zuidelijke Randstad. Het Expertteam Versnellen heeft op aanvraag gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling ondersteund.
Ruimte voor eigenbouw en de transformatie van leegstaand vastgoed dragen bij aan het voorzien in de woningbehoefte. Het kabinet heeft ook hier expertteams ingezet. Deze adviseren en begeleiden gemeenten en andere partijen op het gebied van kantoortransformatie. De teams zijn effectief en zetten daarom hun werkzaamheden voort in 2017 (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 120, nr. 10). Het aantal verleende vergunningen voor eigenbouw is in 2016 zowel procentueel als in aantal toegenomen. Het aantal transformaties is de afgelopen jaren stabiel gebleven.
Borgen van betaalbaarheid, toegankelijkheid en flexibiliteit in de toekomst
Het huurstelsel is in 2016 verder gemoderniseerd. Om de aantrekkelijkheid van een woning beter in de huurprijs tot uitdrukking te laten komen is het Woningwaarderingsstelsel zo aangepast dat in de regio’s Amsterdam en Utrecht het mogelijk is om kleine woningen op attractieve locaties sneller geliberaliseerd te verhuren.
2016 was het eerste volle kalenderjaar van de uitvoering van de nieuwe Woningwet. Door de nieuwe Woningwet richten woningcorporaties zich meer op hun kerntaak: het huisvesten van mensen met een laag inkomen. Een eenduidige en goed toetsbare norm zorgt dat de mensen met de laagste inkomens woningen krijgen toegewezen waarvan ze de huur kunnen betalen (al dan niet met huurtoeslag).
Op 1 juli 2016 is de Wet doorstroming huurmarkt 2015 ingevoerd. Deze is bedoeld om de flexibiliteit op de huurmarkt te bevorderen en de huur voor hogere inkomens beter aan te passen aan de kwaliteit van woningen. De wet voorziet daarnaast in een jaarlijkse inkomenstoets voor hogere inkomens en biedt mogelijkheden voor tijdelijke en korte huurcontracten. Deze maatregelen geven een impuls aan een betere doorstroming op de huurwoningmarkt en leiden tot minder scheefwonen.
De goedkope scheefheid, mensen met een te hoog inkomen ten opzichte van hun huur, laat de afgelopen jaren een dalende trend zien. De dure scheefheid, mensen die ten opzichte van hun inkomen te veel huur betalen, is toegenomen. Het is de verwachting dat de dure scheefheid weer zal afnemen, onder meer als gevolg van de beperkte huurstijging en de introductie van het passend toewijzen in 2016. Corporatiewoningen worden zo steeds vaker bewoond door de doelgroep.
De huurstijging van de gereguleerde voorraad bedroeg in 2016 gemiddeld 1,3 procent: de laagste huurstijging sinds 2012. Bij corporaties bedroeg de gemiddelde huurstijging voor gereguleerde woningen gemiddeld 1 procent, bij overige verhuurders 2 procent. De gematigde huurstijging bij corporaties heeft onder andere te maken met de nieuwe regelgeving rond passende woonruimte en de beperking van de toegestane huursomstijging.
Middensegment en andere specifieke uitdagingen
Het aandeel vrije sector huurwoningen neemt toe. Tussen 2009 en 2015 is dit gestegen van 8 naar 16 procent van alle huurwoningen. De komende jaren ligt er een uitdaging om aan de stijgende vraag naar woningen in het middenhuursegment te voldoen. Het kabinet heeft in 2016 aangekondigd de lokale partijen te willen ondersteunen in het versterken van het middenhuursegment door het instellen van een samenwerkingstafel. Dit is van groot belang voor huishoudens met een middeninkomen, die starten op de woningmarkt, voor mensen die behoefte hebben aan flexibiliteit of mensen die willen doorstromen vanuit de sociale huursector. De ontwikkeling van het middenhuursegment maakt woningen vrij voor huishoudens die zijn aangewezen op de sociale huursector
Om het aanbod in het middenhuursegment te vergroten is eind 2016 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in consultatie gebracht. Deze wijziging maakt het (naar verwachting vanaf 1 juli 2017) voor gemeenten mogelijk om geliberaliseerde woningen voor middenhuur als aparte categorie in het bestemmingsplan te kunnen opnemen.
Met ingang van 2016 is de liberalisatiegrens, de grens tussen sociale huur en vrije sector huur, voor drie jaar bevroren. Dit beperkt huurstijgingen en geeft daarmee een impuls aan de betaalbaarheid in de sociale huursector. Tegelijkertijd wordt het middenhuursegment hiermee groter en wordt het interessanter voor marktpartijen om te investeren in het middensegment van de huurmarkt.
De verhoogde instroom van asielzoekers in 2016 heeft de druk op de sociale huurvoorraad vergroot. Daarom is een tijdelijke subsidieregeling in het leven geroepen voor de versnelde realisatie van extra huisvestingscapaciteit. Op deze manier wordt de verdringing van andere woningzoekenden zoveel mogelijk voorkomen. Ook is in 2016 de Huisvestingswet aangepast, waarmee de automatische urgentiestatus voor vergunninghouders is vervallen. Dit biedt gemeenten de ruimte om de taakstelling van het huisvesten van vergunninghouders vorm te geven op een manier die recht doet aan de lokale (woningmarkt)situatie.
De Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek («Rotterdamwet») gaf gemeenten al de mogelijkheid om in aangewezen gebieden geen huurwoningen toe te wijzen aan mensen zonder inkomen uit arbeid. In 2016 heeft de Tweede Kamer ingestemd met uitbreiding van de «Rotterdamwet», zodat gemeenten nu ook de mogelijkheid hebben om overlastgevende woningzoekers en woningzoekers met criminele antecedenten te weren uit een wijk, straat of complex met ernstige leefbaarheidsproblemen.
In regio’s waar sprake is van bevolkingsdaling kan de sociaal-economische vitaliteit en de leefbaarheid onder druk komen te staan. Het is nodig om op deze veranderingen vroegtijdig te anticiperen. In 2016 is met een nieuw Actieplan Bevolkingsdaling een vervolg gegeven aan de aanpak die in samenspraak met Rijk, provincies en regio’s is opgesteld. Het plan vormt een uitwerking van de integrale aanpak voor regionale structuurversterking.
Kwaliteit en duurzaamheid van de gebouwde omgeving
Eind 2016 heeft het kabinet de Bouwagenda aangekondigd. Deze is bedoeld om de bouwsector, nu de productie en omzet na de crisis weer aantrekken, succesvol te houden en toekomstbestendig te maken. Bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid gaan samenwerken om de bouwsector te versterken. Bijvoorbeeld door oplossingen te bieden voor maatschappelijke uitdagingen, zoals het verduurzamen van woningen en een effectiever gebruik van grondstoffen. Innovatie is hierbij het kernbegrip. Om de grote maatschappelijke ambities binnen de financiële randvoorwaarden te kunnen realiseren, moet de bouwsector een kwaliteitssprong en een schaalsprong maken. Het doel is om de afspraken in de Bouwagenda binnen vier jaar te realiseren.
Ook in 2016 was het beleid erop gericht de bouwkwaliteit te verhogen, de regeldruk te verminderen en de positie van de bouwconsument te versterken. In december 2016 heeft de Tweede Kamer het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) behandeld. Het Bbl is de opvolger van het Bouwbesluit en één van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Omgevingswet, waarvan inwerkingtreding wordt voorzien in 2019. Ook is het wetsvoorstel voor een nieuw stelsel voor kwaliteitsborging voor het bouwen aan de Tweede Kamer aangeboden. De belangrijkste doelen van deze wet zijn verhoging van de bouwkwaliteit gedurende het hele bouwtraject en verbetering van de positie van de bouwconsument. Stapsgewijze invoering van het nieuwe stelsel is voorzien vanaf 2018.
Ook is een wetswijziging betreffende het verbeteren van het functioneren van Verenigingen van Eigenaren (VvE) en het stimuleren van verduurzaming door VvE’s aangeboden aan de Tweede Kamer.
In 2016 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord verder ingevuld, bijvoorbeeld met betrekking tot de verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen. Eind 2016 concludeerde de Borgingscommissie Energieakkoord in haar Voortgangsrapportage 20162 dat de vijf centrale doelen (waaronder 100 petajoule energiebesparing per 2020) binnen bereik zijn, mits alle partijen zich hier volledig voor inzetten. De ingezette maatregelen zijn onder meer gericht op de koop-, huur- en kantorensector. De afspraken in het Energieakkoord lopen tot 2023. Het kabinet heeft eind 2016 de Energieagenda uitgebracht waarin transitiepaden richting een CO2-arme samenleving in 2050 worden beschreven, ook voor de gebouwde omgeving.
Met het oog op de ontwikkeling van een volledig circulaire economie voor 2050 heeft het kabinet in 2016 het programma «Nederland circulair in 2050» aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 852, nr. 33). Tussendoel van het kabinet is om samen met maatschappelijke partners in 2030 50% minder gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) te realiseren. Het bereiken van de doelen vergt technische, sociale en systeeminnovatie. De bouw is benoemd als één van de vijf prioriteiten.
In de koopsector is in 2016 bij ruim 80 procent van de transacties het energielabel overhandigd3 en zijn diverse maatregelen genomen om energiebesparing te bevorderen. De activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» richt zich op particuliere woningeigenaren en VvE’s met een woning met label C of «slechter» die energiebesparende maatregelen overwegen. Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds met laagrentende financiering voor individuele huiseigenaren en VvE’s is in 2016 aanzienlijk toegenomen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in 2016 op basis van een bijdrage van het Rijk haar activiteiten voortgezet om via gemeenten huiseigenaren te stimuleren tot meer energiebesparende maatregelen. Het kabinet heeft in 2016 aan de gemeenten € 1 mln. beschikbaar gesteld voor het in samenwerking met marktpartijen ontwikkelen van innovatieve aanpakken (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 477).
In de huursector wordt een versnelling van de energiebesparing nagestreefd door onder meer de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP). Het beroep daarop is in 2016 – na invoering van diverse verbeteringen – fors gegroeid ten opzichte van 2015; tot en met 2016 is ruim € 126 mln. subsidie verleend. Verhuurders van zeer energiezuinige woningen, zoals nul-op-de-meter woningen, mogen vanaf 1 september 2016 voor deze woningen een energieprestatievergoeding overeenkomen met hun huurders. Met deze vergoeding kunnen zij de investeringen in de woningen terugverdienen4. De Nationale Energieverkenning 20165 geeft aan dat het gestelde doel van het convenant uit 2012 voor woningen van woningcorporaties (gemiddeld label B in 2020) niet wordt gehaald. Nadere maatregelen worden uitgewerkt (Kamerstukken II 2016–2017, 30 196, nr. 502).
In 2016 is aangekondigd dat kantoren (met uitzondering van zeer kleine kantoren en monumentale panden) vanaf 2023 alleen nog gebruikt mogen worden als zij minstens energielabel C hebben. Dit levert 8,6 petajoule besparing op in 2023. Onderzoek is aangekondigd naar de mogelijkheden voor energiebesparing in andere categorieën utiliteitsgebouwen (Kamerstukken II 2016–2017, 30 196, nr. 485).
In 2016 is conform de wens van de Tweede Kamer de instelling van het Fonds duurzaam funderingsherstel voorbereid, dat een oplossing moet bieden voor de financieringsproblematiek bij bloksgewijs funderingsherstel (Kamerstukken II, 2012–2013, 32 757, nr. 67 en Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 18). Het Rijk heeft voor het fonds € 20 mln. als achtergestelde lening beschikbaar gesteld uit de onbenutte gelden van het Energieakkoord. Daarnaast trekt het fonds financiële middelen aan op de kapitaalmarkt tot een beoogde fondsomvang van € 100 mln.
Eind 2016 heeft de Minister mede namens de Minister van VWS naar aanleiding van een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid6 maatregelen aangekondigd tegen ongelukken met koolmonoxide in woningen (Kamerstukken II 2016–2017, 28 325, nr. 162).
Rijksdienst
Hervormingen Rijksdienst
In 2016 is verder gewerkt aan een kleinere en betere rijksoverheid. Een moderne overheid die goed werkgeverschap toont, flexibel georganiseerd is en technologie effectief inzet ten behoeve van haar dienstverlening aan de samenleving.
In de eerste helft van de kabinetsperiode zijn instrumenten ontwikkeld die helpen bij de monitoring en de beheersing van de apparaatsuitgaven. In 2016 is de beheersing nog meer dan voorheen binnen de financiële kolom belegd. Hierdoor wordt nu vaker scherp debat gevoerd over de manier waarop de kosten van nieuw beleid kunnen worden gedekt. In de jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk informeert het kabinet de Tweede Kamer ieder jaar over de ontwikkelingen in de omvang van de Rijksdienst.
De aansturing en bekostiging van de Shared Service Organisaties (SSO’s) is vereenvoudigd. Dit is belangrijk voor de interdepartementale samenwerking op de verschillende aspecten van de bedrijfsvoering. De overlegstructuur is verduidelijkt, er zijn minder deelnemers en er is een duidelijker rolverdeling. Zo treedt de centraal opdrachtgever op namens de andere opdrachtgevers, zijn de rapportages over de kwaliteit en kosten van dienstverlening van de SSO’s inzichtelijker, en wordt er in toenemende mate gewerkt met centrale bekostiging. Met deze activiteiten is het in 2013 ingezette programma SGO5 per 1 juli 2016 afgerond.
Binnen de bedrijfsvoering is in 2016 vooral veel aandacht besteed aan ICT. In 2016 is uitvoering gegeven aan de maatregelen uit de kabinetsreactie op het eindrapport van de Tijdelijke commissie ICT-projecten. De Tweede Kamer is daarover geïnformeerd met een tweede en derde voortgangsrapportage (Kamerstukken II 26 643, nr. 389 en 422). De maatregelen zijn gericht op de beheersing van ICT-projecten, personeel, inkoop en verbetering van de informatievoorziening aan de Tweede Kamer.
Het Bureau ICT-toetsing (BIT) heeft na de pilotperiode elf toetsen afgerond. De voor 2016 geplande verdere uitbreiding van I-Interim Rijk met 40 fte is gerealiseerd I-Interim Rijk beschikt nu over 170 fte. De laatste uitbreiding, met 30 fte, zal conform planning in 2017 plaatsvinden. Daarmee worden meer ICT-projecten met eigen personeel uitgevoerd.
In 2016 is de eerste lichting van 40 Rijks ICT-trainees gestart met hun tweejarige traineeprogramma. Tot en met 2019 zullen jaarlijks 30 ICT-trainees worden aangetrokken.
Eind 2016 is de Strategische I-agenda Rijksdienst aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 490, nr. 221). Het doel van deze agenda is met behulp van ICT tot een betere en transparantere dienstverlening aan bedrijven en instellingen te komen. De agenda versterkt en ondersteunt de initiatieven die individuele ministeries nemen. De CIO’s van de departementen waarborgen een stevige relatie met de primaire processen en de bedrijfsvoering. De I-agenda is een dynamisch document, dat jaarlijks geactualiseerd wordt.
Strategisch personeelsbeleid Rijk
Samen met de vakbonden is in 2016 een begin gemaakt met het ontwikkelen van strategisch personeelsbeleid bij de rijksoverheid. Onderdeel hiervan was een brede consultatie van medewerkers over hun wensen en verwachtingen ten aanzien van hun arbeidsrelatie en arbeidsvoorwaarden.
Twee specifieke doelstellingen op het gebied van personeelsbeleid zijn in 2016 behaald. Het gaat om het creëren van banen bij de sector Rijk voor mensen met een arbeidsbeperking, en om de groei van het aantal vrouwen in topfuncties. Bij de overheid zijn er in 2015 5.453 banen gerealiseerd. Het aandeel vrouwen dat een topfunctie bekleedt binnen de rijksdienst is de afgelopen jaren gegroeid en was eind 2016 33%.
Rijksvastgoed
De strategie van het Rijk is om een zakelijke benadering van vastgoed te combineren met een optimaal maatschappelijk rendement. Deze strategie is samen met rijkspartners en regionale partners uitgewerkt in twaalf «provinciale rijksvastgoedplannen». De plannen bevatten een inventarisatie van kansen en belemmeringen voor maatschappelijke meerwaarde met de inzet van rijksvastgoed. In 2016 zijn alle provinciale rijksvastgoedplannen afgerond.
Het Rijksvastgoedbedrijf levert een bijdrage aan de invulling van het rijksbeleid en Europese doelstellingen op het gebied van energie en circulaire economie. Zo is het voormalig ministeriegebouw Rijnstraat 8 omgevormd tot een flexibel en duurzaam verzamelkantoor voor de rijksoverheid. Het pand heeft energielabel A+++: ongekend laag bij de renovatie van een dergelijk groot pand.
Met het Programma Groene Technologieën 3.0 stimuleert het Rijksvastgoedbedrijf innovaties, die leiden tot energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. In 2016 is gestart met de inrichting van een testomgeving in een bestaand kantoorpand van Rijkswaterstaat. Hier worden systeeminnovaties op het gebied van The Internet of Things, licht en klimaat getest.
Verder neemt het Rijksvastgoedbedrijf met een tweetal panden deel aan het programma Kantoor vol Energie. Binnen dit programma worden panden door het Rijksvastgoedbedrijf op een innovatieve manier aanbesteed. De ambitie van het programma is dat dit tot energieneutrale kantoorpanden leidt.
Vanwege de verhoogde asielinstroom heeft het Rijksvastgoedbedrijf in 2016 27 locaties verhuurd aan het COA (waaronder het voormalig Ministerie van SZW en de Penitentiaire Inrichting OverAmstel) en een aantal gemeenten. Tevens is een aantal locaties aan het COA verkocht, zoals de voormalige jeugdinrichting Doggershoek in Den Helder en de voormalig Penitentiaire Inrichting Westlinge in Heerhugowaard.
De politieke besluitvorming over de renovatie van het Binnenhof is in 2016 afgerond. De renovatie zal sober en doelmatig worden uitgevoerd en erop gericht zijn gebreken te herstellen en te zorgen dat overal aan wet- en regelgeving wordt voldaan. Waar zinvol worden functionele verbeteringen doorgevoerd, bijvoorbeeld bij de entrees en de keukens. Daarmee wordt de monumentale waarde beschermd en de huisvesting voor Eerste en Tweede Kamer, Raad van State en het Ministerie van Algemene Zaken geborgd. Veel aandacht wordt besteed aan de omgeving en aan de zichtbaarheid van het hart van de democratie tijdens de verbouwing. In samenwerking met betrokkenen uit de omgeving, wordt gepoogd de overlast te beperken en de publieke belangstelling op peil te houden
Ook in 2016 was het afstoten van rijksvastgoed een belangrijke opgave. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft 217 verkooptransacties gerealiseerd met een totale opbrengst van € 113 mln. De meeste daarvan waren grondtransacties. Voorts werden ruim 60 gebouwen of complexen verkocht, waaronder 15 kantoren (totaal 144.000 m2 bruto vloeroppervlak), 6 voormalige rechtbanken, 3 kazernes, 2 penitentiaire inrichtingen, 2 havens en 24 woonhuizen. Bij de verkopen staan marktconformiteit, openbaarheid en transparantie voorop.
Na een uitgebreide dialoog met de Tweede Kamer is in januari 2016 een portefeuille van 29 monumentencomplexen zonder rijkshuisvestingsfunctie overgedragen aan de Nationale Monumentenorganisatie. Beheer en onderhoud van de gebouwen is zo gewaarborgd, zodat deze voor toekomstige generaties behouden blijven. Tevens heeft de overdracht een impuls gegeven aan de pas opgerichte Nationale Monumentenorganisatie.
Het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel voor kantoren is op 1 januari 2016 in werking getreden. De prikkels tot doelmatigheid zijn nu belegd op bovendepartementaal niveau, zodat de voorraad beter benut kan worden. In de masterplannen vindt de concrete matching van vraag en aanbod van kantoorbehoefte binnen het Rijk plaats. De herziene masterplannen – waarmee het Kabinet als doel heeft vanaf 2020 structureel circa € 130 mln. te besparen – zijn medio 2016 vastgesteld en worden momenteel uitgevoerd (Kamerstukken II, 2016–2017, 31 490, nr. 202).
Artikel | Naam artikel | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | Wanneer gepland | Geheel artikel? | Behandeling in Tweede Kamer |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel 1 | Woningmarkt | |||||||||||
1.1 | Betaalbaarheid | 2015 | Nee | 1 Voor kennisgeving aangenomen | ||||||||
1.2 | Onderzoek en kennisoverdracht | |||||||||||
Artikel 2 | Woonomgeving en bouw | |||||||||||
2.1 | Energie en bouwkwaliteit | 2012 | Nee | 4 betrokken bij het algemeen overleg Koopsector en energiebesparing d.d. 15 januari 20151 | ||||||||
2.2 | Woningbouw productie | 2016 | Nee | 4 Betrokken bij het algemeen overleg Staat van de woningmarkt d.d. 8 december 20162 | ||||||||
2.3 | Kwaliteit woonomgeving | 2014 | nee | 2. schriftelijk overleg of schriftelijke vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen3 | ||||||||
2.4 | Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | |||||||||||
Artikel 3 | Kwaliteit rijksdienst | 2014 | Nee | 4. betrokken bij overleg (in AO/wetgevingsoverleg/ notaoverleg)4 | ||||||||
Artikel 6 | Uitvoering rijksvastgoedbeleid | |||||||||||
6.1 | Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting | |||||||||||
6.2 | Beheer materiële activa |
Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link:
http://www.rijksbegroting.nl/2017/voorbereiding/begroting,kst225599_4.html
-
• Desgewenst betrokken bij algemeen overleg over Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (mei 2015).
-
• De commissiebrief en antwoorden over de brief met de opzet en vraagstelling van deze beleidsdoorlichting was geagendeerd voor AO Staat van de Woningmarkt d.d. 26 november 2015.
-
• Feitelijke vragen en desgewenst betrokken bij AO.
-
• Commissiebrief en desgewenst betrokken bij AO Jaarrapportage Rijk in mei.
Toelichting
Art 1.1. Betaalbaarheid
De beleidsdoorlichting in 2015 richtte zich grotendeels op de huurtoeslag. Daarnaast is er aandacht voor de doorwerking van onder andere het huurbeleid en de huurprijsregelgeving op de huurlasten en de hypotheekrenteaftrek op de kooplasten. De aflopende BEW+ regeling is in 2011 reeds uitputtend geëvalueerd. De verhuurderheffing is in 2016 afzonderlijk geëvalueerd.
De belangrijkste conclusie is dat de beleidsdoorlichting laat zien dat het karakter van het beleid op de woningmarkt over de tijd is veranderd. Mede door het beleid van de afgelopen decennia zijn er geen grootschalige kwantitatieve en kwalitatieve tekorten meer op de woningmarkt. Het huidige beleid is, naast het oplossen van knelpunten als gevolg van de actuele migratiestroom, nu meer gericht op bescherming van de huurder en de betaalbaarheid van het wonen voor de doelgroep van beleid, gegeven de hoge kwaliteit van de Nederlandse woningvoorraad. Het beleid gericht op betaalbaarheid van het wonen spitst zich toe op de gereguleerde sector, waar het huurprijsbeleid geldt. Daarbinnen richt de huurtoeslag zich op de meest kwetsbare groepen. Uit de beleidsdoorlichting blijkt dat de huurtoeslag een sterk effect heeft op het verlagen van de huurlasten. De gemiddelde huurquote van alle huurders is vrijwel gelijk aan de gemiddelde huurquote van huurtoeslagontvangers. Door de huurtoeslag is bereikt dat, ondanks het lagere inkomen van huurtoeslagontvangers, de woonlasten niet een groter onderdeel zijn van het inkomen. Zonder overheidsingrijpen zou de hoogte van de huren voor een deel van de huishoudens de toegang tot de woningmarkt belemmeren. Daar staat tegenover dat het overheidsingrijpen kan leiden tot onbedoelde neveneffecten, effecten van de huurtoeslag die losstaan van het beoogde doel. In de beleidsdoorlichting worden diverse beleidsopties aangedragen om deze neveneffecten te verminderen. Tevens zijn er, conform de door de RPE gestelde eisen, een aantal besparingsopties meegenomen.
De uitkomsten van de beleidsdoorlichting boden een goede input voor het IBO sociale huur (2016). Aangezien dit IBO deels voort borduurt op de beleidsdoorlichting is met een verdere inhoudelijke reactie op de beleidsdoorlichting gewacht tot het IBO was afgerond. Er is in december 2016 een integrale kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting en het IBO sociale huur verstuurd naar de TK (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2016Z23033&did=2016D47123). Hierin is onder andere aangegeven dat het kabinet op basis van concreet geformuleerde onderzoeksdoelstellingen onderzoek en/of experimenten zal starten om meer inzicht te krijgen in de gedragsreacties van ingrepen in de sociale huursector (huurders, verhuurders, gemeenten). Er volgt nog een Algemeen Overleg Huuraangelegenheden, met onder andere de onderwerpen Beleidsdoorlichting artikel 1 en het IBO Sociale Huur. Dit AO is nog niet gepland.
Art. 2.1 Energie en bouwkwaliteit
De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting bestond uit afzonderlijke beleidsevaluaties op de thema's Energie en Bouwkwaliteit. De beleidsinstrumenten uit het Energieakkoord konden nog niet in deze beleidsdoorlichting worden betrokken. De volgende integrale beleidsdoorlichting van het onderdeel Bouwkwaliteit is voorzien in 2020, zodat de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en de invoering van het Besluit bouwwerken leefomgeving als opvolger van het Bouwbesluit kunnen worden meegenomen. De beleidsdoorlichting van het onderdeel Energie is gepland in 2021, na het Energieakkoord (doelen 2020) en de EED-richtlijn (uitvoering gereed 2020). Er is sprake van een integrale beleidsdoorlichting door de evaluaties van 2020 en 2021 als totaal te bezien. Een van de conclusies uit de in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting was dat met name het ambitieuze lange termijn doel van een energieneutrale gebouwde omgeving reden is om extra beleidsinspanningen te verrichten. In het kader van de lange termijn verkenning energie in de gebouwde omgeving zijn belemmeringen en opties verkend om de lange termijn doelen van het energiebeleid voor de gebouwde omgeving te realiseren. De uitkomsten van deze verkenning (Kamerstuk II 2015–2016 30 196, nr. 462) zijn betrokken bij de Energiedialoog en mede op basis daarvan heeft het kabinet de Energieagenda opgesteld (Kamerstuk II 2016–2017 31 510, nr. 64). In de Energieagenda is binnen de functionaliteit lage temperatuurverwarming de hoofdlijn voor het energiebeleid in de gebouwde omgeving op lange termijn opgenomen. Deze hoofdlijn betreft onder meer een voortgaande inzet op energiebesparing, in het beginsel geen nieuwe gasnetten voor nieuwbouwwijken, van aansluitplicht op gas naar algemeen warmterecht en een lokale afweging en besluitvorming over energiebesparing en inzet van duurzame energie in de gebouwde omgeving.
Inzake regelgeving gericht op bouwkwaliteit zijn vijf aanbevelingen gedaan:
-
• bepaal duidelijkere doelen die de lading dekken van de wijzigingen;
-
• zorg voor een duidelijke afbakening van de doelen;
-
• geen ingrijpende wijzigingen doorvoeren in de wet- en regelgeving met het oog op de Omgevingswet;
-
• beter gebruik van het Bouwbesluit 2012 Online om de toegankelijkheid van regelgeving verder te vergroten;
-
• zoek in overleg met stakeholders naar mogelijkheden om de regelgeving verder te vereenvoudigen.
Deze aanbevelingen zijn meegenomen in de herijking die heeft plaatsgevonden bij het omzetten van het Bouwbesluit naar het Besluit bouwwerken leefomgeving onder de Omgevingswet en in de voorbereiding van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen.
Artikel 2.2 Woningbouwproductie
In de doorlichting stond het instrumentarium centraal dat is gericht op het ondersteunen van decentrale overheden en partijen bij wie nu het initiatief en de verantwoordelijkheid ligt voor woningbouwprojecten. Met een veranderende rol van de overheid, en mede gestuurd door lagere budgetten, is het beleidsinstrumentarium meer en meer veranderd van rechtstreekse financiële input gekoppeld aan meetbare output (zoals voorheen het geval was bij bijvoorbeeld een woningbouwregeling als het Besluit Woninggebonden Subsidie) naar een rol van initiëren, stimuleren en ondersteunen waarbij de uiteindelijke output, in termen van woningbouwuitkomsten, lastig te meten is als het gaat om doeltreffendheid en doelmatigheid. De expertteams, die alle volledig vraaggestuurd zijn, kennen geen kwantitatieve doelstelling in aantal cases of gerealiseerde woningen. Lokale initiatieven worden ondersteund en versneld. De onderzoekers constateren dat een meerderheid van de gemeenten waar de expertteams actief zijn geweest aangeven dat de inzet hiervan een positief effect heeft gehad op het betreffende project of op de ontwikkeling van gemeentelijk beleid.
Naar aanleiding van de aanbevelingen uit het onderzoek zal verhoging van doelmatigheid bij nieuwe cases meer aandacht krijgen, zal worden doorgegaan met het actief uitdragen van de ervaringen om de bekendheid van de expertteams verder te vergroten en zullen de activiteiten van de verschillende expertteams nog beter op elkaar worden afgestemd. Ook zal gevraagd worden aan de expertteams om de rol van mediator (waar mogelijk en door partijen gewenst) extra aandacht te geven.
Overigens betreffen de uitgaven op dit artikelonderdeel voor het grootste deel het instrument «Bijdragen aan agentschappen». Deze uitgaven worden indien van toepassing betrokken bij de evaluaties en beleidsdoorlichtingen van het specifieke beleidsdossier waar de bijdrage aan het Agentschap voor bestemd is.
Artikel 2.3 Kwaliteit woonomgeving
De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het Programma Bevolkingsdaling, vallend onder artikelonderdeel 2.3 «Kwaliteit woonomgeving». Dit artikelonderdeel bevat ook andere beleidsdoelen. Een deel hiervan is in eerdere beleidsdoorlichtingen aan de orde geweest. Zo heeft de visitatiecommissie Wijkenaanpak in 2011 de wijkenaanpak doorgelicht. De beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling, evenals een midterm review onder leiding van Pauline Krikke (rapport «Grenzen aan de Krimp» van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling (TMR) adviseert het Rijk focus aan te brengen in de krimpaanpak en de doeltreffendheid van de Rijksondersteuning van regio’s te vergroten. Het TMR constateert dat de aanpak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling wordt gewaardeerd. Wel beveelt zowel het TMR als de beleidsdoorlichting aan de doeltreffendheid van de coördinerende rol van de Minister voor te versterken via een Rijksagenda Krimp. De aanbevelingen zijn overgenomen en vertaald in de Samenwerkingsagenda Krimp en in nadere afspraken met (anticipeer-) regio’s (bijlage 3 bij brief aan TK dd. 19 december 2014 in reactie op de motie Barth c.s., de beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling & het rapport van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling).
Artikel 2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders
Het Fonds Energiebesparing Huursector maakt deel uit van het gehele pakket van maatregelen naar aanleiding van het Energieakkoord en zal in de volgende beleidsdoorlichting worden betrokken. Zie hiervoor verder hetgeen vermeld is onder artikelonderdeel 2.1 waarbij 2021 in de planning staat voor de beleidsdoorlichting van het onderdeel Energie. Het beleid op dit artikelonderdeel is relatief nieuw zodat hier nog geen beleidsdoorlichting voor is uitgevoerd. Deze is voorzien in 2021.
Artikel 3 Kwaliteit rijksdienst
De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het domein Organisatie en Personeel, te weten de arbeidscommunicatie rijk, artikel 3. De beleidsdoorlichting heeft geleid tot een reeks maatregelen waarmee de op basis van de conclusies voorgestelde verbeterpunten worden geadresseerd. De voor 2017 geplande verwerving van rijksbrede W&S-software zal in belangrijke mate bijdragen aan meer inzicht in de relatie tussen externe-arbeidsmarktcommunicatie-activiteiten en de mate waarin deze bijdragen aan het met succes werven van nieuwe medewerkers. Daarnaast zijn initiatieven genomen met het doel de samenwerking tussen de centraal en decentrale opererende organisaties binnen het Rijk te intensiveren op zowel het vlak van nieuwe instroom als interdepartementale doorstroom.
Achterborgstelling Waarborgfonds Sociale Woningbouw
Omschrijving | 2015 | 2016 |
---|---|---|
Achterborgstelling | 83,8 | 82,2 |
Bufferkapitaal | 0,5 | 0,6 |
Obligo | 3,2 | 3,1 |
Cijfers 2016 betreffen voorlopige cijfers.
Toelichting
Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt ervoor dat woningcorporaties toegang kunnen krijgen tot de kapitaalmarkt en tegen gunstige rentetarieven geld kunnen lenen. Als organisatie doen ze dit door garanties te verstrekken aan hun financiers.
Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting WSW. Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.
Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.
De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaalbedrag aan obligo’s is € 3,1 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.
Per eind 2016 heeft het WSW € 82,2 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.
Achterborgstelling Nationale Hypotheekgarantie
Omschrijving | 2015 | 2016 |
---|---|---|
Achterborgstelling | 187 | 193 |
Bufferkapitaal | 0,9 | 1,0 |
Obligo | N.v.t. | N.v.t. |
Cijfers 2016 betreffen voorlopige cijfers.
Toelichting
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.
De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties over de langere termijn laat vanaf 2015 een daling zien. De afname is te verklaren door een combinatie van marktontwikkelingen en het beleid van het WEW.
Het garantievermogen van het waarborgfonds is verder toegenomen naar in totaal € 966 mln. op 31-12-2016. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan de combinatie van een hoge instroom van het aantal nieuwe garanties en de verdere afname van het aantal verliesdeclaraties. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2016–2021 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.
Hypotheekgarantie
Omschrijving | Uitstaande garanties | Verleende garanties | Vervallen garanties | Uitstaande garanties | Garantie plafond | Totaal plafond | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel 3 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |||
Kwaliteit Rijksdienst | Hypotheekgaranties | 48 | 0 | 6 | 42 | 170 | 170 |
Zie hiervoor ook de toelichting bij saldibalans.
De garanties betreffen hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.
Er zijn ultimo december 2016 nog 2 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,04 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2016 bedraagt € 0,17 mln.