Base description which applies to whole site

3.2 Samenvatting Nationale Schuld

De Nationale Schuld bedroeg aan het eind van 2017 € 346 mld. Dit is € 24 mld. lager dan was geraamd in de begroting. De belangrijkste oorzaak is het sterk verbeterde kassaldo, vooral als gevolg van meevallers bij de belastinginkomsten.

Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties 2017 (bedragen x € 1 mld.)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

EMU-schuld

416

440

– 24

Staatsschuld

346

370

– 24

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 0,8

– 0,8

0

Interne schuldverhouding

– 8,0

– 8,6

0,6

       

Rentelasten relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

6,6

6,5

0,1

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

– 0,1

– 0,1

0,0

Totaal rentelasten art. 11 en 12

6,5

6,4

0,1

       

Niet relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten derivaten

– 1,2

– 1,5

0,3

Voortijdige beëindiging derivaten

– 1,5

0

– 1,5

Voortijdige beëindiging schuld

0,1

0

0,1

De voor het EMU-saldo relevante rentelasten voor de financiering van de staatsschuld zijn uitgekomen op € 6,5 mld. Het betreft het saldo van de rentelasten en -baten op de vaste en de vlottende schuld (artikel 11 Financiering staatsschuld) en de interne schuldverhouding (artikel 12 Kasbeheer). Dit is € 0,1 mld. hoger dan in de begroting 2017 werd geraamd. Een belangrijke oorzaak hiervoor is dat de Staat op de uitgegeven leningen hogere rentetarieven heeft betaald dan de tarieven waarmee in de begroting rekening werd gehouden. Daarnaast was de korte rente voor de geldmarktfinanciering minder negatief dan geraamd en was de omvang van de geldmarkt kleiner waardoor minder rente is ontvangen op de kortlopende leningen.

De Nederlandse Staat heeft eind 2017 nog een vordering op ABN AMRO van € 0,8 mld. De rente die op deze vordering van ABN AMRO is ontvangen is meegeteld in de rentelasten van artikel 11 en bedraagt € 34 mln.

In 2015 is begonnen met het voortijdig beëindigen van langlopende receiverswaps. In 2016 en 2017 is hiermee verder gegaan. Deze voortijdige beëindigingen hebben plaatsgevonden om de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille te verhogen, hetgeen in lijn is met het renterisicokader 2016–201910.

Op receiverswaps die de Staat in het verleden heeft afgesloten ontvangt de Staat een vaste rente en betaalt een variabele rente. Doordat rentes sterk gedaald zijn, hadden de receiverswaps in 2017 een relatief hoge marktwaarde. Bij de beëindiging van een langlopende receiverswap ontvangt de Staat de marktwaarde die de swap op dat moment heeft. Deze marktwaarde bestaat uit het saldo van de contant gemaakte waarde van alle toekomstige renteontvangsten en -betalingen. Dit bedrag wordt nu in één keer ontvangen. Dit heeft in 2017 geleid tot eenmalige, staatsschuldverlagende ontvangsten van in totaal € 1,5 mld. De verwachte toekomstige rentebaten zullen als gevolg hiervan lager zijn. Dit effect is ook al te zien in 2017: de rentebaten op derivaten zijn met € 0,3 mld. gedaald.

De € 0,1 mld. uitgaven op de post «voortijdige beëindiging schuld» zijn het gevolg van de kosten die zijn gemaakt voor het vervroegd aflossen van leningen. Bij de vervroegde aflossing wordt de marktwaarde betaald. Er is voor een bedrag van € 4,4 mld. aan leningen vervroegd afgelost. Dit betreft voor € 3,9 mld. leningen die anders in 2018 afgelost zouden moeten worden. De resterende € 0,5 mld. betreft leningen die binnen 2017 op een eerdere datum zijn afgelost dan de oorspronkelijke aflosdatum. Het vervroegd inkopen is een manier om de aflossingen beter over de tijd te spreiden, wat gunstig is voor het financieringsbeleid en het cash management.

De Staat heeft een schuldverhouding met de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. De volgende groepen doen mee aan schatkistbankieren: ministeries, de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s, decentrale overheden en een aantal derden. Deelnemers hebben vorderingen (bij rekening-couranttegoeden en deposito’s) en schulden bij de Staat (bij leningen en roodstand op de rekening-courant). Het saldo van de vorderingen en schulden wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2017 € 8,0 mld. negatief. Dit houdt in dat de deelnemers aan het schatkistbankieren per saldo een schuld hebben bij de Staat. In 2017 is de interne schuldverhouding met € 4,4 mld. afgenomen, met name veroorzaakt door een afname van de roodstand op de rekeningen-courant van de sociale fondsen.

Opbouw en dekking financieringsbehoefte

De financieringsbehoefte in 2017 bedroeg € 63,8 mld. en bestond voornamelijk uit het herfinancieren van leningen die werden afgelost. Deze aflossingen bestaan uit de obligaties die gedurende het jaar aflopen, uit vervroegde aflossingen en uit de omvang van de geldmarkt eind 2016. Leningen op de geldmarkt lopen per definitie korter dan een jaar en worden dus allemaal afgelost in het volgende jaar. Het kassaldo van het Rijk was positief en droeg voor € 17,7 mld. bij aan de verlaging van de financieringsbehoefte.

In onderstaande tabel is te zien dat de financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van nieuwe langlopende leningen op de kapitaalmarkt en nieuwe kortlopende leningen op de geldmarkt. Daarnaast is een deel van de financieringsbehoefte gedekt doordat het onderpand in contanten eind 2017 € 13,0 mld. bedroeg. Het betreft kasgeld dat banken bij de Staat plaatsen wanneer swapcontracten een positieve marktwaarde hebben voor de Staat. Hiermee wordt het kredietrisico, het risico dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, ondervangen. Onderpand in contanten is daarmee een vorm van financiering voor de Staat. De omvang van het onderpand is afhankelijk van de marktwaarde van de swapcontracten. Het onderpand in contanten is in 2017 met € 2,8 mld. afgenomen, met name door de afname van de omvang van de swapportefeuille.

De post «Mutatie overige banksaldi» van € 1,4 mld. betreft de mutatie van het saldo dat uitstaat op de schatkistrekeningen van het Rijk.

Opbouw en dekking van de financieringsbehoefte van het Rijk in 2017, inclusief de geldmarkt (bedragen x € 1 mld.)1
 

Realisatie

Financieringsbehoefte:

 

Aflossingen kapitaalmarkt

43,4

Geldmarkt ultimo 2016

22,3

Onderpand in contanten ultimo 2016

15,8

Kasoverschot Rijk 2017

– 17,7

Totaal

63,8

   

Dekking door:

 

Kapitaalmarktuitgifte

33,9

Geldmarkt ultimo 2017

18,3

Onderpand in contanten ultimo 2017

13,0

Mutatie overige banksaldi

– 1,4

Totaal

63,8

1

In tegenstelling tot de overige tabellen van de Nationale Schuld worden de cijfers in de tabel «Opbouw en dekking financieringsbehoefte» op kasbasis weergegeven in plaats van op transactiebasis.

10

Kamerstukken II 2014–2015, 31 935, nr. 20 en Kamerstukken II 2015–2016, 31 935, nr. 25.

Licence