Opzet jaarverslag
In het jaarverslag 2018 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2018 (Kamerstuk 34 775 X). Het jaarverslag bestaat uit een deel algemeen (incl. de aanbieding en het verzoek tot dechargeverlening, de leeswijzer), het beleidsverslag (incl. de beleidsprioriteiten, de (niet-) beleidsartikelen, de bedrijfsvoeringsparagraaf), de jaarrekening (incl. departementale verantwoordingsstaat, samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen, jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2018, saldibalans en WNT-verantwoording 2018 Ministerie van Defensie) en een aantal bijlagen. Het focusonderwerp voor de verantwoording van het Rijk over 2018 is onderbouwing van de ramingen van inkomsten en uitgaven. De vastgestelde begroting 2018 is inclusief nota van wijzigingen. De standen vastgestelde begroting wijken daarom soms af van de gepresenteerde ontwerpbegroting tijdens Prinsjesdag in 2017.
Beleidsprioriteiten
De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B). In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsprioriteiten wordt (waar van toepassing) teruggekomen op de landenspecifieke aanbevelingen zoals verwoord in de begroting.
Beleidsartikelen
Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen van de beleidsmatige verschillen (grensbedrag van € 5 miljoen voor artikel 1, 2, 4, 5, 7 en € 10 miljoen voor de artikelen 3, 6, 8) worden per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen Budgettaire gevolgen van beleid. Voor technische mutaties worden de grensbedragen verdubbeld. Daarnaast kunnen waar nodig (los van de grensbedragen) opmerkelijke verschillen nader zijn toegelicht.
Informatie over de inzetbaarheid en gereedheid van een krijgsmacht is operationeel gevoelig. Potentiële tegenstanders zijn actief op zoek naar dergelijke informatie en kunnen er misbruik van maken. Enige terughoudendheid is dus geboden. Dit mag echter geen belemmering vormen voor de informatiepositie van de Eerste en Tweede Kamer. Om die reden is de gevoelige informatie over inzetbaarheid en gereedheid gebundeld in een vertrouwelijke rapportage die tegelijkertijd met het jaarverslag aan de Kamer zal worden aangeboden. De in de inzetbaarheidsrapportages opgenomen niet-financiële informatie maakt onverminderd deel uit van het verantwoordingsproces conform de Comptabiliteitswet.
Bij beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet voor de krijgsmacht verantwoord. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en Koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is verantwoord, bijvoorbeeld door de Koninklijke Marechaussee, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en de Kustwachten.
In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor Zeestrijdkrachten, Landstrijdkrachten, Luchtstrijdkrachten, Marechaussee en de inzet waartoe zij gemandateerd zijn, voor zover deze niet valt onder artikel 1.
In beleidsartikel 6 zijn de investeringen verantwoord voor de krijgsmacht, te weten investeringen in materieel, infrastructuur en IT. Daarnaast zijn de verkoopopbrengsten van afstoting van materieel en infrastructuur bij dit beleidsartikel verantwoord.
Bij de beleidsartikelen 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie en 8 Defensie Ondersteuningscommando zijn de uitgaven en verplichtingen verantwoord voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieorganisaties.
Niet-beleidsartikelen
Bij de niet-beleidsartikelen worden de financiële gevolgen van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2 miljoen voor artikel 9, van € 10 miljoen voor artikel 10) per niet-beleidsartikel toegelicht. Daarnaast kunnen waar nodig (los van de grensbedragen) opmerkelijke verschillen nader zijn toegelicht. Verschillen in niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven worden aan de president van de Algemene Rekenkamer toegelicht. Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien wordt altijd toegelicht.
In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen worden de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen. In het niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie verantwoord. Hieronder vallen de uitgaven voor de Bestuursstaf, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en pensioenen en uitkeringen, wachtgelden, inactiviteitswedden en Sociaal Beleidskader (SBK)-uitkeringen. Ten slotte worden in de niet-beleidsartikelen 11 en 12 de Geheime uitgaven en de verantwoording voor Nominaal en onvoorzien opgenomen.
Bedrijfsvoeringparagraaf
De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit drie paragrafen, een uitzonderingsrapportage, rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen en belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering. In de Kamerbrief Voorstel integrale rapportage en kritieke prestatie indicatoren (kpi’s) (Kamerstuk 35 000-X-68) wordt de samenhang in de verschillende rapportages en rapporteren met behulp van kritieke prestatie indicatoren toegelicht.
Jaarrekening
In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het Ministerie van Defensie. Ook is de verantwoording van de agentschappen opgenomen. Tenslotte is de rapportage over de Wet Normering Topinkomens opgenomen als onderdeel van de Jaarrekening.
Bijlagen
Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht met toezichtrelaties ZBO’s en RWT’s (bijlage 1), een overzicht met afgerond evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 2), een overzicht van inhuur externen (bijlage 3), een overzicht van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) (bijlage 4), een overzicht van integriteitsmeldingen (bijlage 5), een rapportage burgerbrieven (bijlage 6), een overzicht meldingen bedrijfsveiligheid 2018 (bijlage 7) en een lijst met afkortingen (bijlage 8).
Groeiparagraaf
Voor het opstellen van het departementaal jaarverslag gelden de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) van de Minister van Financiën. Als gevolg van wijzigingen in deze voorschriften en door ontwikkelingen bij Defensie zijn de volgende veranderingen doorgevoerd ten opzichte van het jaarverslag 2017:
-
• De staafdiagrammen die inzicht bieden in de realisatie op artikelniveau zijn gewijzigd. Daarmee wordt visueel meer inzicht geboden in de uitgaven en ontvangsten per beleidsartikel, die daarmee onderling beter vergelijkbaar worden;
-
• De inzetbaarheidsdoelstellingen en doelstellingenmatrices, zoals die in de begroting 2018 zijn opgenomen, zijn (in lijn met de Defensienota 2018) vervangen door inzetbaarheidsdoelen, die een concrete invulling zijn van de Grondwettelijke taken van Defensie. De inzetbaarheidsdoelen zijn voor elk defensieonderdeel vertaald in een gereedstellingsopdracht;
-
• Commando DienstenCentra (CDC) is in 2017 veranderd in Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO). In Kamerstukken 2017–2018, 34 960 X, nr. 2 is aangegeven voortaan DOSCO te gebruiken;
-
• De bijlage toezichtrelaties rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) en zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) heeft een nieuw voorgeschreven model. De bijlage is gesplitst in een overzichtstabel met RWT’s en ZBO’s die onder het desbetreffende moederdepartement vallen en een tabel met aanvullende (financiële) informatie voor grote RWT’s en ZBO’s (baten > 50 miljoen euro) – eveneens voor zover ze onder het moederdepartement vallen. De bijdrage (de jaarlijkse subsidie en de beschikbaar gestelde om niet middelen) aan de stichting Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) wordt niet langer expliciet opgenomen in het jaarverslag maar maakt nu onderdeel uit van de nieuwe voorgeschreven opzet uit de RBV.
Overgangsrecht Comptabiliteitswet
Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet 2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.
Art. in CW 2016 | Art. in CW 2001 |
---|---|
3.2 – 3.4 | 19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid |
3.5 | 22, eerste lid; 26, eerste lid |
3.8 | 58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid |
3.9 | 58, eerste lid, onderdeel b en c |
2.37 | 60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid |
2.35 | 61, tweede tot en met vierde lid |
2.40 | 64 |
7.12 | 82, eerste lid; 83, eerste lid |
7.14 | 82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid |