Base description which applies to whole site

10. Saldibalans

Tabel 82 Saldibalans per 31 december 2019 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)(bedragen x € 1.000)

Activa

    

Passiva

   
  

31-12-2019

31-12-2018

   

31-12-2019

31-12-2018

Intra-comptabele posten

       

1

Uitgaven ten laste van de begroting

43.075.426

42.326.872

 

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.397.628

1.368.558

3

Liquide middelen

270

277

     

4

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

   

4a

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

41.673.736

40.954.114

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

55.093

40.300

 

5a

Begrotingsreserves

55.093

40.300

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

281

174

 

7

Schulden buiten begrotingsverband

4.613

4.651

Subtotaal intra-comptabel

43.131.070

42.367.623

 

Subtotaal intra-comptabel

43.131.070

42.367.623

Extra-comptabele posten

       

9

Openstaande rechten

216.424

219.419

 

9a

Tegenrekening openstaande rechten

216.424

219.419

10

Vorderingen

31.597.175

29.962.993

 

10a

Tegenrekening vorderingen

31.597.175

29.962.993

11a

Tegenrekening schulden

0

0

 

11

Schulden

0

0

12

Voorschotten

6.017.262

5.100.292

 

12a

Tegenrekening voorschotten

6.017.262

5.100.292

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

3.226.766

3.135.369

 

13

Garantieverplichtingen

3.226.766

3.135.369

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

30.550.918

29.165.728

 

14

Andere verplichtingen

30.550.918

29.165.728

15

Deelnemingen

   

15a

Tegenrekening deelnemingen

  

Subtotaal extra-comptabel

71.608.545

67.583.801

 

Subtotaal extra-comptabel

71.608.545

67.583.801

Totaal

114.739.615

109.951.424

 

Totaal

114.739.615

109.951.424

Toelichting

1. en 2. Uitgaven/ontvangsten 2019

De uitgaven over 2019 zijn uitgekomen op € 43.075.425.218,07 en de ontvangsten op € 1.397.627.118,44. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 43.075.430.000,00 en de ontvangsten op € 1.397.629.000,00. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2019 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

3. Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift).

Tabel 83 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2019

Openstaand per 31-12-2018

Totaal liquide middelen

270

277

4. Rekening-courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

5. Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve

Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds en de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening-courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën, wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Tabel 84 Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve (bedragen x € 1.000)

Naam begrotingsreserve

Saldo 1-1-2019

Toevoegingen 2019

Onttrekkingen 2019

Saldo 31-12-2019

Verwijzing naar begrotingsartikel

Museaal aankoopfonds

29.747

15.000

1.526

43.221

14

Risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

10.553

1.437

118

11.872

95

Totaal

40.300

16.437

1.644

55.093

 

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intracomptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2019 is er voor 1 aankoop een bijdrage geleverd:

de aankoop van het werk het Godenbanket van Joachim Anthonisz Wtewael. Naast de aankoop is het saldo van het fonds ook verlaagd doordat over 2019 sprake was van negatieve rente.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van OCW staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1 procentpunt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening-courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25 procentpunt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intracomptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Tabel 85 Vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2019

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

98

Dienst Uitvoering Onderwijs

183

Totaal

281

7. Schulden buiten begrotingsverband

Tabel 86 Schulden buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2019

Codarts

3.531

Overig

1.082

Totaal

4.613

De post Codarts betreft een door het Waarborgfonds gestort bedrag als zekerheid voor de aan Codarts verstrekte lening. Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU projecten (€ 0,35 miljoen), legaten (€ 0,05 miljoen), fondsen (€ 0,3 miljoen) en nog af te dragen BTW (€ 0,35 miljoen).

9. Openstaande rechten

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO.

Tabel 87 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2019

Lesgelden

216.424

Totaal

216.424

10. Vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2019 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 88 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2019

Openstaand per 31-12-2018

1

Primair onderwijs

8.927

12.852

3

Voortgezet onderwijs

962

1.224

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2.140

2.862

6

Hoger beroepsonderwijs

9.795

10.427

7

Wetenschappelijk onderwijs

17

0

8

Internationaal beleid

0

17

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

5.051

6.588

11

Studiefinanciering

31.502.184

29.853.450

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

8.338

9.049

13

Lesgelden

0

 

14

Cultuur

58.831

64.184

15

Media

0

0

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

0

1.210

25

Emancipatie

52

305

95

Apparaat Kerndepartement

878

825

Lening Bonaire

0

 

Totaal

31.597.175

29.962.993

De overige openstaande vorderingen (€ 95,0 miljoen) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 89 Specificatie debiteuren Studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2019

Openstaand per 31-12-2018

Niet-relevante langlopende vorderingen

30.843.438

29.092.214

 

Leningen - hoofdsom

23.467.964

21.312.139

 

Prestatiebeursleningen - hoofdsom

7.375.474

7.780.075

    

Relevante langlopende vorderingen

534.956

633.160

 

Leningen - rente

478.519

568.418

 

Prestatiebeursleningen - rente

14.063

24.179

Overig

 

42.374

40.563

Relevante kortlopende vorderingen

123.790

128.076

Totaal

 

31.502.184

29.853.450

Prestatiebeursleningen zijn leningen die in een gift worden omgezet als de debiteur heeft voldaan aan de eerstejaars prestatienorm of een diploma heeft behaald.

Bij de leningen en de prestatiebeursleningen is alleen de hoofdsom niet-relevant. De rente wordt als relevant beschouwd.

De relevante kortlopende vorderingen bestaan voornamelijk uit ten onrechte betaalde studiefinanciering en vorderingen wegens het onterecht bezit van reisrecht.

Tabel 90 Verloop van de vorderingen Studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2019

Openstaand per 31-12-2018

Openstaande bedragen per 01-01-2019

29.853.450

28.192.644

Mutatie bruto vorderingen

4.720.025

4.883.780

Omgezet in gift

‒ 2.052.408

‒ 2.255.641

Afgelost (ontvangen en verrekend)

‒ 914.731

‒ 847.248

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

‒ 104.152

‒ 120.085

Totaal

31.502.184

29.853.450

De vorderingstand neemt toe doordat vorderingen worden uitbetaald of woren ingesteld.

De vorderingstand neemt af doordat er wordt afgelost, doordat prestatieleningen worden omgezet in gift en doordat vorderingen onder voorwaarden mogen of moeten worden afgeboekt.

12. Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2019 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 91 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2019

Openstaand per 31-12-2018

1

Primair onderwijs

1.315.503

856.348

3

Voortgezet onderwijs

140.071

113.187

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

670.528

632.675

6

Hoger beroepsonderwijs

31.890

37.637

7

Wetenschappelijk onderwijs

42.543

25.880

8

Internationaal beleid

19.304

20.448

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

144.696

176.856

11

Studiefinanciering

1.821.473

1.760.012

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

0

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

1.577.540

1.086.986

15

Media

24.899

10.286

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

205.302

360.161

25

Emancipatie

23.486

19.640

95

Apparaat Kerndepartement

27

176

Totaal

6.017.262

5.100.292

Het bedrag aan openstaande voorschotten bij artikel 11 (Studiefinanciering) betreft de voorlopige vergoeding van contractkosten aan de OV-bedrijven. In 2019 heeft de betaling voor zowel 2019 als 2020, voor de optimalisatie van het kasritme van de Staat, plaatsgevonden. De toename van het openstaande voorschot komt voor rekening van artikel 1 (Primair onderwijs) en artikel 14 (Cultuur).

Niet in de voorschotten opgenomen zijn de uitstaande voorschotten voor subsidieregelingen voor instandhouding van monumenten. Deze regelingen worden uitgevoerd door het Nationaal Restauratiefonds (NRF). Het uitstaande voorschot hiervoor bedraagt ultimo 2019 € 231,6 miljoen.

De stand van de voorschotten per 31-12-2019 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 92 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per 1-1-2019

Verstrekt 2019

Afgerekend 2019

Stand per 31-12-2019

2003

1.340

 

1.340

2004

8.336

 

8.315

21

2005

8.658

 

5.185

3.473

2006

38.022

 

5.800

32.222

2007

68.113

 

33.160

34.953

2008

64.994

 

33.160

31.833

2009

54.714

 

33.360

21.353

2010

58.139

 

33.860

24.279

2011

33.840

 

9.622

24.218

2012

28.252

 

7.560

20.692

2013

42.064

 

21.647

20.417

2014

82.139

 

37.857

44.282

2015

103.178

 

52.154

51.025

2016

192.338

 

76.614

115.724

2017

1.115.529

 

185.171

930.358

2018

3.200.636

 

1.109.758

2.090.878

2019

 

2.577.340

7.146

2.570.194

Totaal

5.100.292

2.577.340

1.660.370

6.017.262

13. Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen. Het Rijk staat garant voor de rente en aflossingsverplichtingen richting de geldverschaffers. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantieverplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het Ministerie van OCW ultimo 2019 loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de ultimo 2019 openstaande garanties gespecificeerd opgenomen:

Tabel 93 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2019

Openstaand per 31-12-2018

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

151.212

163.921

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

0

0

Garanties Cultuur

761.502

753.098

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

22.350

23.330

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

244.209

254.483

Garanties Hoger beroepsonderwijs

777.048

766.468

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

636.328

643.536

Garanties Voortgezet onderwijs

479.263

391.516

Garanties Primair onderwijs

124.854

109.017

Totaal

3.226.766

3.135.369

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 761,5 miljoen. Hiervan is € 507,6 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds en € 250,4 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er garantie verleend ad € 3,5 miljoen betrekking hebbende op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen aan Cultuurinstellingen.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 22,3 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Wetenschappelijk onderwijs (€ 244,2 miljoen), het Hoger beroepsonderwijs (€ 777,0 miljoen), het Beroepsonderwijs en (€ 636,3 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 479,3 miljoen) en het Primair onderwijs (€ 125,0 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen en rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. De geldleningen in het wo, hbo en mbo worden verstrekt onder hypothecaire zekerheid, de geldleningen in het po en vo onder gemeentegarantie. Het risico voor het Ministerie van OCW is hierdoor beperkt. Voor de rekening-courantkredieten wordt geen zekerheid gevraagd. De garantstelling betreft het maximaal mogelijke krediet. In de praktijk wordt dit zelden volledig benut. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen per onderwijssector voor het maximaal mogelijke krediet en voor de daadwerkelijk uitstaande leningen.

Tabel 94 Opbouw garantstellingen onderwijsinstellingen (bedragen x € 1 miljoen)

Maximale kredietfaciliteit

Leningen

Wetenschappelijk onderwijs

136,4

107,8

Hoger onderwijs

201,9

575,1

Beroepsonderwijs en volwasseneducatie

158.5

477,9

Voortgezet onderwijs

156,3

323

Primair onderwijs

32,3

92,6

De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen is als volgt:

Tabel 95 Openstaande Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2019

3.135.369

Bij: Aangegane verplichtingen 2019

674.463

Af: Afgelopen garantie 2019

583.066

Af: Verrichte betalingen 2019

0

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2019

0

Stand 31 december 2019

3.226.766

14. Andere verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen is als volgt:

Tabel 96 Andere verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2019

29.165.728

Bij: aangegaan 2019

44.460.615

  

Af: Tot betaling gekomen in 2019

43.075.425

Stand 31 december 2019

30.550.918

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2019 is hieronder opgenomen.

Tabel 97 Andere verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x 1.000)

1

Primair onderwijs

6.665.158

3

Voortgezet onderwijs

7.938.906

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4.387.551

6

Hoger beroepsonderwijs

3.377.918

7

Wetenschappelijk onderwijs

5.206.090

8

Internationaal beleid

8.366

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

26.245

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

13

Lesgelden

0

14

Cultuur

890.649

15

Media

992.822

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.029.835

25

Emancipatie

27.177

95

Apparaat Kerndepartement

201

Totaal

30.550.918

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Op 1 november 2019 is het ‘convenant extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten onderwijspersoneel in het funderend onderwijs 2020-2021’ afgesloten met de onderwijsbonden en de sectorraden. In dit convenant stelt het kabinet in totaal € 459,5 miljoen beschikbaar voor het primair en voortgezet onderwijs. Hiervan is inmiddels € 314,2 miljoen betaald dan wel verplicht. Het restant, zijnde € 145,3 miljoen, is nog niet als juridische verplichting vastgelegd en betreft derhalve een niet in de saldibalans opgenomen bestuurlijke verplichting. Dit gaat om € 16,5 miljoen voor hoger salaris leraren vso welke in 2020 verplicht en betaald zal worden. Daarnaast is er afgesproken dat er € 10,6 miljoen beschikbaar komt voor Samen Opleiden. In 2020 gaat dit om € 2,0 miljoen en het overige deel voor Toekomstige jaren. Ook wordt er € 21,2 miljoen vrijgemaakt voor individuele scholingsrechten leraren po. Dit heeft voor de helft betrekking op 2020 en voor de andere helft op 2021. Het laatste deel gaat over € 97,0 miljoen welke eerder beschikbaar komt voor de aanpak van werkdruk in het po. Bij Voorjaarsnota 2020 wordt deze kasschuif verwerkt.

Op 26 november 2014 is het bestuursakkoord PO 2014-2020 met de PO-Raad afgesloten. Met dit akkoord is voor 2020 en verder een additioneel bedrag van € 444,0 miljoen beschikbaar. Ultimo 2019 zijn de daarin afgesproken toevoegingen aan prestatiebox (€ 263,0 miljoen) en aan lumpsum (€ 142,0 miljoen) volledig als juridische verplichting vastgelegd. Van de voor 2019 afgesproken € 39,0 miljoen aan overige bestemmingen is ultimo 2019 € 7,3 miljoen vastgelegd als juridische verplichting. De overige € 31,7 miljoen voor 2020 betreft derhalve een niet in de saldibalans opgenomen bestuurlijke verplichting.

Op 31 mei 2018 is het sectorakkoord VO 2018–2020 met de VO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2019 en 2020 een additioneel bedrag van € 12,0 miljoen per jaar beschikbaar. Voor 2020 is daarvan circa € 3,9 miljoen niet juridisch verplicht en derhalve niet in de saldibalans opgenomen.

Op 7 februari 2018 is het «Bestuursakkoord MBO 2018–2022: Trots, vertrouwen en lef» met de MBO Raad afgesloten. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de tweede tranche van de regeling kwaliteitsafspraken mbo. Hiermee is een bedrag van in totaal € 1.670,8 miljoen bestuurlijk verplicht over de periode 2018 tot en met 2023. Van dit bedrag is ultimo 2019 een bedrag van € 821,3 miljoen juridisch verplicht. Het resterende bedrag van € 849,5 miljoen is ultimo 2019 als bestuurlijk verplicht aan te merken.

Vanuit het convenant onderwijshuisvesting CN is er in totaal $ 64,7 miljoen (US dollars) beschikbaar. Voor de jaren 2020 geldt dat er hiervoor bestuurlijke verplichtingen zijn aangegaan die nog niet juridisch verplicht zijn en derhalve niet in de saldibalans zijn opgenomen. Het gaat in totaal om een bedrag van $ 58,8 miljoen (US Dollars).

Op 9 april 2018 zijn de sectorakkoorden hoger beroepsonderwijs 2018 en wetenschappelijk onderwijs 2018 afgesloten met de Vereniging Hogescholen en de VSNU. Onderdeel van deze akkoorden zijn de kwaliteitsafspraken 2019-2024 ‘Investeren in Onderwijskwaliteit’. Hiermee is naar prijspeil 2019 een bedrag van in totaal € 2.366,0 miljoen (€ 1.470,0 miljoen voor het hbo en € 896,0 miljoen voor het wo) bestuurlijk verplicht voor de periode 2019-2024. Van dit bedrag is ultimo 2019 voor de jaren 2019 en 2020 al een bedrag van € 419,0 miljoen (€ 261,0 miljoen hbo en € 158,0 miljoen wo) juridisch verplicht. Het resterende bedrag voor 2021 t/m 2024 van € 1.947,0 miljoen (€ 1.210 miljoen voor het hbo en € 737,0 miljoen voor het wo) is ultimo 2019 als bestuurlijk verplicht aan te merken.

Op 21 februari 2019 is de Erfgoed Deal ondertekend. In de Erfgoed Deal maken verschillende overheden en maatschappelijke organisaties afspraken over het behoud en het gebruik van erfgoed bij de grote ruimtelijke opgaven van dit moment, zoals energietransitie en verduurzaming, klimaatadaptatie en stedelijke groei en krimp. Het Ministerie van OCW heeft zich met ondertekening bestuurlijk verplicht tot een bijdrage van € 20,0 miljoen. Daarvan was ultimo 2019 € 18,0 miljoen nog niet juridisch verplicht.

Licence