Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het Btw-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.
Het Btw-compensatiefonds (BCF) is opgericht om btw weg te nemen als factor in de afweging van decentrale overheden tussen uitbesteden en inbesteden (uitvoering door de eigen organisatie). Decentrale overheden kunnen betaalde btw terugvragen bij het BCF. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag er geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten en provincies btw kunnen terugvragen zijn: inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:
– het verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;
– het beheer van het BCF.
In 2021 hebben zich wat betreft beoogde resultaten geen bijzonderheden voorgedaan en de beleidsdoelen zijn bereikt zoals voorzien. Zoals in 2021 met een beleidsdoorlichting is geconcludeerd, worden de algemene en operationele doelstellingen van het BCF behaald: door de invoering van het BCF speelt btw geen rol meer bij de afweging tussen zelf uitvoeren of uitbesteden. Hierdoor ontstaat er een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden. Verder is geconcludeerd dat het plafond niet afdoet aan de effectiviteit van het BCF.
Naar analogie van de normeringssystematiek (zie bijlage 11 van de Miljoenennota 2021 voor een toelichting) is het accres van het BCF gedurende 2020 en 2021 bevroren. Daarmee werd het plafond in deze periode enkel nog gewijzigd voor taakmutaties en niet voor actuele loon-, prijs- en volumeontwikkelingen.
Tot slot toont de beleidsdoorlichting van 2021, zoals aangegeven, opnieuw aan dat het Btw-compensatiefonds doeltreffend is. Om ook een betere uitspraak over de doelmatigheid van het fonds te kunnen doen wordt er de komende jaren vervolgonderzoek uitgevoerd naar de uitvoeringskosten van het BCF en de uitsluitingsgronden in relatie tot de uitvoeringslasten.
CompensatieDe Belastingdienst heeft als taak om opgaafformulieren te verstrekken en te verzamelen en de btw over niet-ondernemersactiviteiten te compenseren.
Controle- en toezichtsbeleid, uitvoering- en toezichtstrategie
Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de Omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate te laten aansluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Dit betekent onder meer dat de controle van het BCF deel uitmaakt van de reguliere controle van de aangiften omzetbelasting bij gemeenten en provincies. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op de aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval bij het BCF. Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. De Belastingdienst beoordeelt of een gemeente of provincie in aanmerking kan komen voor klantbehandeling in de actualiteit (horizontaal toezicht). Daarbij bepaalt de Belastingdienst of er gesteund kan worden op de interne beheersing van de fiscale processen door gemeente of provincie.
Activiteiten 2021
Op 1 januari 2014 waren er 403 gemeenten. Het toezicht BCF richt zich zowel op bestaande als reeds opgeheven gemeenten. Op 1 januari 2021 zijn er nog 353 gemeenten over en daarnaast de 12 provincies. Eind 2021 is 98% van de 353 gemeenten beoordeeld op de mogelijkheid voor klantbehandeling in de actualiteit. De Belastingdienst heeft met ongeveer de helft van de gemeenten en provincies een individueel toezichtconvenant gesloten.
Wanneer daar aanleiding voor is kunnen ook boekenonderzoeken worden ingezet. Dit kunnen volledige boekenonderzoeken zijn, waarvan het BCF deel uitmaakt, of deelonderzoeken die specifiek zijn gericht op de juistheid van de opgaven BCF van gemeenten en provincies. Door de coronamaatregelen konden er in 2021 minder boekenonderzoeken op locatie worden uitgevoerd.
In 2021 zijn bij 4 gemeenten specifieke boekenonderzoeken voor het BCF uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben per saldo geleid tot een totaal correctiebedrag van € 965.286, wat neerkomt op een gemiddelde controleopbrengst van € 193.057.
Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Streefwaarde 2021 | Realisatie 2021 | |
Percentage gemeenten en provincies waarvan klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is1 | 95,2% | 96,4% | 97,3% | 97,3% | 95% | 98% |
De term klantbehandeling in de actualiteit vervangt de term horizontaal toezicht uit het vorige jaarverslag. De definities zijn uitwisselbaar, d.w.z. dat de achterliggende metingen niet zijn aangepast. Het streven is met gemeenten en provincies waar mogelijk in de actualiteit te werken. Voor gemeenten en provincies die hiervoor in aanmerking komen, biedt horizontaal toezicht doorgaans de beste mogelijkheden om in de actualiteit te werken.
Toelichting Eind 2021 is de beoordeling voor ruim 98% van alle gemeenten en provincies uitgevoerd. Dit betreft cumulatieve stand ultimo 2021. Niet alle beoordelingen hebben in 2021 plaatsgevonden omdat er geen jaarlijkse inhoudelijke klantbehandeling vereist is.
Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2021 | 2021 | |
Verplichtingen | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.422.490 | 3.564.607 | 3.666.792 | 3.576.710 | 90.082 |
Uitgaven | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.422.490 | 3.564.607 | 3.666.792 | 3.576.710 | 90.082 |
Bijdragen aan medeoverheden | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.422.490 | 3.564.607 | 3.666.792 | 3.576.710 | 90.082 |
Bijdragen aan gemeenten | 2.630.051 | 2.881.223 | 2.955.990 | 3.162.382 | 3.252.802 | 3.159.089 | 93.713 |
Bijdragen aan provincies | 399.655 | 405.338 | 466.500 | 402.226 | 413.990 | 417.621 | ‒ 3.631 |
Ontvangsten | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.422.490 | 3.564.607 | 3.666.792 | 3.576.710 | 90.082 |
Verplichtingen en Uitgaven
Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Ten opzichte van de totale uitgaven van gemeenten en provincies declareren provincies relatief gezien meer bij het BCF. De provincies zijn vooral actief op het gebied van verkeer en vervoer, een uitgavencategorie die veelal voor compensatie van btw in aanmerking komt.
Ontvangsten
De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven omdat de terugbetaalde btw-bedragen tevens belastinginkomsten zijn.
Plafond
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
---|---|---|---|
2021 | 2021 | 2021 | |
Plafond | 4.044.935 | 3.812.354 | 232.581 |
W.v. stand MN 2021 | 3.812.354 | ||
W.v. overhevelingen i.v.m taakmutaties | 232.581 | ||
W.v. accres | ‒ | ||
Uitgaven | 3.666.792 | 3.576.710 | 90.082 |
W.v. Gemeenten | 3.252.802 | 3.159.0891 | 93.713 |
W.v. Provincies | 413.990 | 417.621 | ‒ 3.631 |
Ruimte onder plafond | 378.143 | 235.644 | 142.499 |
W.v. Gemeenten | 335.449 | 207.465 | 127.984 |
W.v. Provincies | 42.693 | 28.179 | 14.514 |
Het plafond op het BCF is gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds en Provinciefonds. Naar analogie van de normeringssystematiek is het accres voor 2020 en 2021 bevroren. Daarmee wordt het plafond in deze periode enkel nog gewijzigd voor taakmutaties en niet voor actuele loon-, prijs- en volumeontwikkelingen. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeentefonds en Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds en Provinciefonds. De toevoeging of uitname moet worden verdeeld over gemeenten en provincies. Er is tussen decentrale overheden en het Rijk afgesproken dit te doen op basis van de verhouding van wat de gezamenlijke gemeenten en provincies in het afgelopen jaar ook daadwerkelijk hebben ontvangen uit het BCF72.
Aan de hand van de realisatiecijfers wordt in het Financieel Jaarverslag Rijk de definitieve ruimte onder het BCF-plafond bepaald. Het verschil tussen de voorlopige afrekening die bij Miljoenennota 2021 heeft plaatsgevonden (€ 235,6 mln.) en de definitieve ruimte onder het plafond (€ 378,1 mln.), wordt bij Voorjaarsnota verrekend met het Gemeentefonds en Provinciefonds.
In de volgende tabel worden de openstaande voorschotten weergegeven. Er zijn in 2021 minder nieuwe voorschotten verstrekt dan afgerekend. Het openstaande saldo aan voorschotten is daarom gedaald in 2021.
2021 | |
Saldo per 1 januari 2021 | 146.314.377 |
Bedrag nieuwe voorschotten 2021 | 191.133.845 |
Bedrag afgerekende voorschotten 2021 | 192.019.822 |
Saldo per 31 december 2021 | 145.428.400 |