Base description which applies to whole site

11. Saldibalans

Tabel 91 Saldibalans per 31 december 2021 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)(bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2021

 

31-12-2020

 

Passiva

31-12-2021

 

31-12-2020

                   

Intra-comptabele posten

             

1

Uitgaven ten laste van de begroting

49.040.982

 

44.461.507

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.620.594

 

1.519.486

3

Liquide middelen

268

 

270

         

4

Rekening-courant RHB

     

4a

Rekening-courant RHB

47.419.651

 

42.941.161

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

63.853

 

65.383

5a

Begrotingsreserves

63.853

 

65.383

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

121

 

43

7

Schulden buiten begrotingsverband

1.126

 

1.173

8

Kas-transverschillen

               

Subtotaal intra-comptabel

49.105.224

 

44.527.203

Subtotaal intra-comptabel

49.105.224

 

44.527.203

                   

Extra-comptabele posten

             

9

Openstaande rechten

145.390

 

221.567

9a

Tegenrekening openstaande rechten

145.390

 

221.567

10

Vorderingen

34.835.068

 

33.254.509

10a

Tegenrekening vorderingen

34.835.068

 

33.254.509

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

7.341.415

 

6.866.126

12a

Tegenrekening voorschotten

7.341.415

 

6.866.126

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

3.531.461

 

3.242.437

13

Garantieverplichtingen

3.531.461

 

3.242.437

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

36.446.530

 

33.365.488

14

Andere verplichtingen

36.446.530

 

33.365.488

15

Deelnemingen

0

 

0

15a

Tegenrekening deelnemingen

0

 

0

Subtotaal extra-comptabel

82.299.864

 

76.950.127

Subtotaal extra-comptabel

82.299.864

 

76.950.127

                   

Totaal

131.405.088

 

121.477.330

Totaal

131.405.088

 

121.477.330

Toelichting

1. en 2. Uitgaven/ontvangsten 2021

De uitgaven over 2021 zijn uitgekomen op € 49.040.982.277 en de ontvangsten op € 1.620.593.747. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op €49.040.990.000 en de ontvangsten op € 1.620.594.000. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2021 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

3. Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift).

Tabel 92 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
   

Openstaand per 31-12-2021

Openstaand per 31-12-2020

Totaal liquide middelen

 

268

270

Dit betreft twee bankrekeningen bij de ABN AMRO bank.

4. Rekening-courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het ministerie van Financiën afgewikkeld.

5. Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve

Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds en de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Tabel 93 Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve (bedragen x € 1.000)

Naam begrotingsreserve

Saldo 1-1-2021

Toevoegingen 2021

Onttrekkingen 2021

Saldo 31-12-2021

Verwijzing naar begrotingsartikel

Museaal aankoopfonds

52.106

315

3.349

49.072

14

Risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

13.277

1.504

 

14.781

95

Totaal

65.383

1.819

3.349

63.853

 

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2021 is er voor één aankoop een bijdrage geleverd: een bijdrage in de aankoop van Constable A view of Hampstead Heath.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1 procentpunt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het ministerie van OCW een risicopremie van 0,25 procentpunt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Tabel 94 Vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
   

Openstaand per 31-12-2021

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

 

121

Totaal

 

121

7. Schulden buiten begrotingsverband

Tabel 95 Schulden buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2021

Overig

1.126

Totaal

1.126

Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU-projecten (€ 0,4 miljoen), legaten (€ 0,03 miljoen), fondsen (€ 0,3 miljoen) en nog af te dragen btw (€ 0,06 miljoen).

9. Openstaande rechten

Tabel 96 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2021

Lesgelden

145.390

Totaal

145.390

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.

10. Vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2021 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 97 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
   

Openstaand per 31-12-2021

Openstaand per 31-12-2020

1

Primair onderwijs

7.523

5.297

3

Voortgezet onderwijs

40.789

2.952

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

1.714

4.205

6

Hoger beroepsonderwijs

6.003

8.569

7

Wetenschappelijk onderwijs

35

17

8

Internationaal beleid

935

0

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

2.058

3.263

11

Studiefinanciering

34.715.431

33.164.423

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

5.752

7.850

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

53.889

57.067

15

Media

0

0

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

0

0

25

Emancipatie

52

52

95

Apparaat Kerndepartement

887

814

Lening Bonaire

 

0

Totaal

34.835.068

33.254.509

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 worden hieronder nader toegelicht.

De overige openstaande vorderingen (€ 120 miljoen) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 98 Specificatie debiteuren studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2021

Openstaand per 31-12-2020

Niet-relevante langlopende vorderingen

34.223.505

32.606.152

Leningen - hoofdsom

27.155.704

25.482.349

Prestatiebeursleningen - hoofdsom

7.067.801

7.123.803

     

Relevante langlopende vorderingen

399.844

461.351

Leningen - rente

350.306

409.321

Prestatiebeursleningen - rente

4.344

7.802

Overig

45.194

44.228

     

Relevante kortlopende vorderingen

92.082

96.920

     

Totaal

34.715.431

33.164.423

Prestatiebeursleningen zijn leningen die in een gift worden omgezet als de debiteur heeft voldaan aan de eerstejaars prestatienorm of een diploma heeft behaald.

Bij de leningen en de prestatiebeursleningen is alleen de hoofdsom niet-relevant. De rente wordt als relevant beschouwd.

De relevante kortlopende vorderingen bestaan voornamelijk uit ten onrechte betaalde studiefinanciering en vorderingen wegens het onterecht bezit van reisrecht.

Tabel 99 Verloop van de vorderingen studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2021

Openstaand per 31-12-2020

Openstaande bedragen per 01-01-2021

33.164.423

31.502.184

Mutatie bruto vorderingen

4.665.740

4.665.896

Omgezet in gift

‒ 1.696.710

‒ 1.856.294

Afgelost (ontvangen en verrekend)

‒ 1.208.784

‒ 1.045.312

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

‒ 209.238

‒ 102.051

Totaal

34.715.431

33.164.423

De vorderingstand neemt toe doordat vorderingen worden uitbetaald of ingesteld.

De vorderingstand neemt af doordat er wordt afgelost, doordat prestatieleningen worden omgezet in gift, en omdat vorderingen onder voorwaarden mogen of moeten worden afgeboekt.

12. Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2021 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 100 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
   

Openstaand per 31-12-2021

Openstaand per 31-12-2020

1

Primair onderwijs

1.613.188

1.349.073

3

Voortgezet onderwijs

349.312

223.418

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

706.008

722.899

6

Hoger beroepsonderwijs

14.984

33.082

7

Wetenschappelijk onderwijs

35.844

42.598

8

Internationaal beleid

7.161

15.171

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

90.772

108.805

11

Studiefinanciering

2.022.972

1.761.727

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

0

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

2.285.041

2.404.112

15

Media

99.717

105.792

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

67.861

63.804

25

Emancipatie

41.801

32.196

95

Apparaat Kerndepartement

6.754

3.449

Totaal

7.341.415

6.866.126

Het bedrag aan openstaande voorschotten bij artikel 11 Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoeding van contractkosten aan de ov-bedrijven.

De stand van de voorschotten per 31-12-2021 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 101 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per 1-1-2021

Verstrekt 2021

Afgerekend 2021

Stand per 31-12-2021

2003

1.340

   

1.340

2004

21

   

21

2005

3.473

   

3.473

2006

2.750

   

2.750

2007

1.061

   

1.061

2008

5.761

   

5.761

2009

3.241

   

3.241

2010

5.027

 

1.721

3.306

2011

9.632

 

3.699

5.933

2012

11.814

 

3.717

8.097

2013

18.366

 

3.727

14.639

2014

22.040

 

2.201

19.839

2015

22.377

 

3.518

18.859

2016

83.935

 

27.149

56.786

2017

514.573

 

264.218

250.355

2018

878.361

 

569.570

308.791

2019

2.190.128

 

1.404.599

785.529

2020

3.092.226

 

881.013

2.211.213

2021

 

3.640.421

 

3.640.421

Totaal

6.866.126

3.640.421

3.165.132

7.341.415

13. Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk jegens de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2021 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de ultimo 2021 openstaande garanties gespecificeerd opgenomen:

Tabel 102 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2021

Openstaand per 31-12-2020

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

125.794

138.503

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

0

0

Garanties Cultuur

845.708

646.751

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

20.236

21.319

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

271.162

238.936

Garanties Hoger beroepsonderwijs

776.471

774.345

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

757.274

743.765

Garanties Voortgezet onderwijs

571.488

519.576

Garanties Primair onderwijs

133.328

129.242

Totaal

3.531.461

3.242.437

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 845,7 miljoen. Hiervan is € 626,2 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds, waarvan € 380,0 miljoen betrekking heeft op de achterborgovereenkomst en € 246,2 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er garantie verleend ad € 219,5 miljoen betrekking hebbende op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen aan Cultuurinstellingen.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 20,2 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Wetenschappelijk onderwijs (€ 271,1 miljoen), het Hoger beroepsonderwijs (€ 776,5 miljoen), het Beroepsonderwijs en (€ 757,3 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 571,5 miljoen) en het Primair onderwijs (€ 133,3 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen en rekeningcourantkredieten aan onderwijsinstellingen. De geldleningen in het wo, hbo en mbo worden verstrekt onder hypothecaire zekerheid; de geldleningen in het po en vo onder gemeentegarantie. Het risico voor het Ministerie van OCW is hierdoor beperkt. Voor de rekeningcourantkredieten wordt geen zekerheid gevraagd. De garantstelling betreft de maximale roodstandfaciliteit. In de praktijk wordt dit zelden volledig benut. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen per onderwijssector.

Tabel 103 Opbouw garantstellingen onderwijsinstellingen (bedragen x € 1 miljoen)
 

Maximale k

Leningen

Wetenschappelijk onderwijs

173,9

97,3

Hoger onderwijs

218,0

558,4

Beroepsonderwijs en volwasseneducatie

203,8

553,5

Voortgezet onderwijs

176,0

395,5

Primair onderwijs

37,2

96,1

De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 104 Openstaande garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2021

3.242.437

Bij: Aangegane verplichtingen 2021

761.109

Af: Afgelopen garantie 2021

472.085

Af: Verrichte betalingen 2021

 

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2021

 

Stand 31 december 2021

3.531.461

14. Andere verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 105 Andere verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2021

33.365.488

Bij: aangegaan 2021

52.122.024

Af: Tot betaling gekomen in 2021

49.040.982

Stand 31 december 2021

36.446.530

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2021 is hieronder opgenomen.

Tabel 106 Andere verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x 1.000)

1

Primair onderwijs

8.059.039

3

Voortgezet onderwijs

8.757.953

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4.709.498

6

Hoger beroepsonderwijs

4.437.730

7

Wetenschappelijk onderwijs

6.238.626

8

Internationaal beleid

14.181

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

28.949

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

13

Lesgelden

0

14

Cultuur

1.991.573

15

Media

1.041.000

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.157.218

25

Emancipatie

10.533

95

Apparaat Kerndepartement

230

Totaal

36.446.530

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Primair en Voortgezet onderwijs

Op 1 november 2019 is het ‘convenant extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten onderwijspersoneel in het funderend onderwijs 2020-2021’ afgesloten met de onderwijsbonden en de sectorraden. In dit convenant stelt het kabinet in totaal € 459,5 miljoen beschikbaar voor het primair en voortgezet onderwijs. Hiervan is inmiddels het volledige bedrag betaald dan wel verplicht. Op twee maatregelen zijn er na 2021 ook afspraken gemaakt. Voor Samen Opleiden komt in 2022 € 4,6 miljoen beschikbaar en voor de beloning van leraren die les geven in het diplomagerichte deel van het vso jaarlijks € 16,5 miljoen. Het budget voor Samen Opleiden in 2022 en voor de beloning van leraren in het diplomagerichte deel van het vso vanaf schooljaren 2022-2023 zijn nog niet als juridische verplichting vastgelegd en betreft derhalve een niet in de saldibalans opgenomen bestuurlijke verplichting.

Vanuit de drie convenanten onderwijshuisvesting Saba, Bonaire en Sint Eustasius (Caribisch Nederland) is er in totaal $ 67,3 miljoen (US dollars) beschikbaar. Hiervan is inmiddels $ 18 miljoen (US Dollars) betaald dan wel verplicht. Voor het restant, voor de jaren 2022 en verder, geldt dat er hiervoor bestuurlijke verplichtingen zijn aangegaan. Het gaat in totaal om een bedrag van $ 49,3 miljoen (US Dollars). Dat bedrag is nog niet juridisch verplicht en betreft derhalve een niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichting.

Middelbaar beroepsonderwijs

Op 7 februari 2018 is het «Bestuursakkoord MBO 2018–2022: Trots, vertrouwen en lef» met de MBO Raad afgesloten. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de derde tranche van de regeling kwaliteitsafspraken mbo. Hiermee is een bedrag van in totaal € 1.742,6 miljoen bestuurlijk verplicht over de periode 2018 tot en met 2023. Van dit bedrag is ultimo 2021 een bedrag van € 1.532,0 miljoen juridisch verplicht. Het resterende bedrag van € 210,7 miljoen is ultimo 2021 als bestuurlijk verplicht aan te merken.

Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs

Op 9 april 2018 zijn de sectorakkoorden hoger beroepsonderwijs 2018 en wetenschappelijk onderwijs 2018 afgesloten met de Vereniging Hogescholen en de Universiteiten van Nederland. Onderdeel van deze akkoorden zijn de kwaliteitsafspraken 2019-2024 ‘Investeren in Onderwijskwaliteit’. Hiermee is naar prijspeil 2021 een bedrag van in totaal € 2.475,1 miljoen (€ 1.538,9 miljoen voor het hbo en € 936,2 miljoen voor het wo) bestuurlijk verplicht voor de periode 2019-2024. Van dit bedrag is ultimo 2021 voor de jaren tot en met 2022 al een bedrag van € 1.337,0 miljoen (€ 831,3 miljoen hbo en € 505,7 miljoen wo) juridisch verplicht. Het resterende bedrag voor 2023 en 2024 van € 1.138,0 miljoen (€ 707,6 miljoen voor het hbo en € 430,4 miljoen voor het wo) is ultimo 2021 als bestuurlijk verplicht aan te merken.

Erfgoed en Kunsten

Op 21 februari 2019 is de Erfgoed Deal ondertekend. In de Erfgoed Deal maken verschillende overheden en maatschappelijke organisaties afspraken over het behoud en het gebruik van erfgoed bij de grote ruimtelijke opgaven van dit moment, zoals energietransitie en verduurzaming, klimaatadaptatie en stedelijke groei en krimp. Het Ministerie van OCW heeft zich met ondertekening bestuurlijk verplicht tot een bijdrage van € 20,0 miljoen. Daarvan was ultimo 2021 € 4,9 miljoen nog niet juridisch verplicht.

In december 2021 is door het Ministerie van OCW aan de stichting Erfgoedpark Batavialand een brief verstuurd met daarin het besluit tot het belasten met de zorg voor het beheer van museale cultuurgoederen en het besluit tot aanwijzing van deze instelling als nationaal scheepsarcheologisch depot. Deze brief bevat voornemens voor het verlenen van bijdragen tot in totaal € 6,1 miljoen. De beschikkingen daarvoor worden pas na 2021 verstuurd en daarom zijn deze middelen ultimo 2021 nog niet vastgelegd als juridische verplichting.

De stichting Eurosonic Noorderslag heeft in 2021 van het Ministerie van OCW een intentieverklaring ontvangen ten behoeve van hun inschrijving op de call van de Europese Commissie (referentie - EAC/S13/2021) voor de organisatie van de MMETA in de periode 2022-2024. Het gaat voor de gehele periode om een bijdrage van € 0,3 miljoen. Daarvan is € 0,2 miljoen nog niet vastgelegd als juridische verplichting, omdat daarvoor ultimo 2021 nog geen subsidiebeschikking verstuurd is.

Licence