Indicator Private Sector Development (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)
Ontwikkeling van de private sector bevordert inclusieve economische groei, zoals neergelegd in de Beleidsnota «Investeren in Perspectief». Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en ondernemerschap te stimuleren groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden. Met goede banen en stabiele inkomens wordt armoede verminderd. Werk en inkomen draagt ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.
In de verslagperiode werden 270.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is ongeveer 4,9% procent minder dan de 284.000 banen die tijdens de vorige verslagperiode zijn ondersteund, maar aanzienlijk meer dan de voor deze periode gestelde streefwaarde van 150.000 banen.
Door de vele lockdowns en langdurige effecten van de pandemie op lokale economieën hebben veel MKB-bedrijven te maken gehad met ernstige verstoringen in hun bedrijfsvoering en hun vermogen om banen te behouden. Daarnaast moesten veel uitvoerende partners noodgedwongen bedrijven op afstand ondersteunen in plaats van ter plaatse. Niet alle adviesaanvragen leenden zich daar echter voor, waardoor het aantal ondersteunde bedrijven en banen in sommige gevallen bijna halveerden7. Desondanks daalde het aantal netto ondersteunde banen in de afgelopen verslagperiode minder ver dan verwacht, dankzij een aantal programma’s die in deze periode juist meer banen ondersteunden dan beoogd, waaronder het Netherlands Trust Fund (NTF) Export Sector Competitiveness Programme (een samenwerking tussen het Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden en het International Trade Centre8), en het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) dat verder groeide, met name in Azië.
Desalniettemin zal het aantal ondersteunde banen in de periode 2022-2025 naar verwachting verder dalen9. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de langetermijneffecten van de coronacrisis op het lokale ondernemingsklimaat in lage- en middeninkomenslanden. Ook de verdere verschuiving van investeringen naar de Sahel en de Hoorn van Afrika (fragiele en complexe regio’s waar economische ontwikkeling en banengroei aanzienlijk minder gemakkelijk tot stand komen) is van invloed.
Indicator Private Sector Development (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening
Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten aan de hand van het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD.
In de verslagperiode werden 16.600 bedrijfsplannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund. Dit is een toename van ongeveer 13 procent ten opzichte van de vorige verslagperiode, en ruim boven de oorspronkelijke streefwaarde van 10.000 plannen. Deze stijging is vooral te danken aan een aantal nieuw gestarte programma’s waaronder het private sector ontwikkelingsprogramma voor de MENA-regio. In opdracht van Nederland en in overleg met de betrokken posten, verleent de IFC technische assistentie en katalyseert het private kapitaal investeringen voor het lokaal MKB. Hiermee zijn in de verslagperiode 1.200 bedrijfsplannen ondersteund in onder meer Tunesië, Algerije, Jemen en de Palestijnse gebieden.
Ook de investeringen van het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) hebben geleid tot een verdere toename in aantal ondersteunde bedrijfsplannen, al was dit minder dan verwacht. Enerzijds bleven investeringen uit; anderzijds werden ondanks de coronacrisis toch grote investeringen gedaan waardoor de MKB-portfolio juist toenam en er meer bedrijfsplannen konden worden ondersteund.
Het tempo van de projectontwikkeling zal naar verwachting afnemen in de periode 2022-202510. Dit komt deels doordat in deze periode een aantal bedrijfsontwikkelingsprogramma’s aflopen. Nieuwe of vervolgprogramma’s zullen naast directe ondersteuning aan het MKB meer inzetten op verbeterde randvoorwaarden voor een gunstig MKB-klimaat. Daarnaast betekent de verschuiving van de inzet naar de Sahel en de Hoorn van Afrika dat er in landen met een meer complexe context gewerkt wordt. In die landen zal naar verwachting meer intensieve en langere termijn ondersteuning nodig zijn om haalbare plannen te ontwikkelen en werkgelegenheid te realiseren. Dit zal de korte termijn resultaten enigszins drukken.
Indicatoren voedselzekerheid: Inleiding
Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, de verduurzaming van voedselproductiesystemen en het behoud van genetische bronnen voor de landbouw. Met de inzet op voedselzekerheid (‘Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet’, TK 33625 nr. 280) heeft het kabinet zich het volgende ten doel gesteld:
1. Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen mensen (met name jonge kinderen) over de periode 2016-2030.
2. Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016-2030.
3. Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016-2030.
Direct en indirect bereik
Onderstaande drie indicatoren geven een beeld van de voortgang op deze drie doelen in termen van bereik. Ze meten, respectievelijk, het globaal aantal mensen, de boeren, en de hectare land die bereikt zijn met activiteiten die Nederland ondersteunt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen direct en indirect bereik:
• Er is sprake van direct bereik als, op grond van de betreffende Theory of Change, verwacht mag worden dat een interventie op termijn leidt tot duurzame verandering (outcome), die meetbaar bijdraagt aan bovenstaande doelen van het voedselzekerheidsbeleid. Voorbeelden hierbij zijn gerichte ondersteuning van individuele boeren met training, uitgangsmateriaal, infrastructuur en markttoegang, met het oog op verdubbeling van hun productiviteit en inkomen.
• Wanneer er geen meetbare structurele verandering kan worden verwacht, spreken we van indirect bereik. Bijvoorbeeld: voorlichting aan grote groepen boeren via massamedia, waarbij een verdubbeling van productiviteit en inkomen per individuele boer niet wordt nagestreefd.
Indicator: | Streefwaarde 2021 | Direct bereik 2021 | Direct/Indirect nog te bepalen | Indirect bereik |
Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel | 20 mln | 6,9 mln | 10 mln | 120 mln |
Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen | 10 mln | 9,7 mln | - | 22 mln |
Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik | 1 mln | 0,8 mln | 3,9 mln | 4,5 mln |
Aanscherping methodologie indicatoren voedselzekerheid
In de rapportage over de drie indicatoren voor voedselzekerheid is er voor gekozen om de nadruk te leggen op direct bereik. Zodoende zullen de resultaten genoemd in dit jaarverslag aansluiten op de outcome resultaten die nu jaarlijks zullen worden gerapporteerd op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl. Daartoe zal de methodologie in 2022 verder worden ontwikkeld om een goed beeld te geven van de gerealiseerde, duurzame veranderingen en hun bijdrage aan de doelen van SDG 2 en het voedselzekerheidsbeleid.
Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel
Dankzij de Nederlandse inzet werden 6,9 miljoen mensen direct bereikt met interventies gericht op het verbeteren van hun voeding in de rapportageperiode van dit jaarverslag. Het gaat hierbij om activiteiten die een duurzame verbetering beogen, zoals advies en voorlichting over een gezond dieet, het verschaffen van supplementaire voeding en diversificatie van diëten. Bovendien werden circa 10 miljoen ondervoede kinderen bereikt met (grotendeels preventieve) gezondheidsinterventies, zoals therapeutische voeding, extra doses vitaminen en ontwormingskuren. Alhoewel deze kinderen ook direct profiteren van de Nederlandse inzet, is het niet op voorhand vast te stellen of daarmee ook hun algehele voedselsituatie duurzaam verbetert. Daarnaast werden nog ruim 120 miljoen mensen indirect bereikt, via activiteiten die bijdroegen aan de algemene randvoorwaarden voor een betere voedselinname, bijvoorbeeld het op de markt brengen van verrijkte voedingsproducten of het verschaffen van voedingsinformatie via massamedia.
Als gevolg van de hierboven toegelichte keuze voor aanscherping en de nadruk op direct bereik zijn resultaten die een relatief klein deelaspect van de voedingssituatie verbeteren niet meer onder deze indicator meegenomen. Dit is onder meer het geval bij een deel van de resultaten van UNICEF en van de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN). Daardoor is de score dit jaar slechts 6,5 miljoen en is de hiermee de jaarlijkse streefwaarde van 20 miljoen niet gehaald. De einddoelstelling, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen ondervoede mensen in 2030, is wel nog steeds haalbaar gezien deze tussenstand.
Indicator voedselzekerheid: Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 9,7 miljoen kleinschalige voedselproducenten direct bereikt met activiteiten. Het ging hierbij om activiteiten om hun landbouwsystemen duurzaam te verbeteren met, onder meer, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten, land(gebruiks)rechten en (digitaal) agronomisch advies. Daarnaast konden meer dan 22 miljoen kleinschalige voedselproducenten indirect profiteren van de Nederlandse inzet, via activiteiten die bijdroegen aan de randvoorwaarden voor productiviteit en/of inkomen, zoals het verbeteren van marktwerking of het verschaffen van weersinformatie.
Dit is een daling ten opzichte van 2020 die ook een gevolg is van de bovengenoemde keuze voor direct bereik. Hierdoor kunnen een aantal resultaten niet meer onder deze indicator worden meegenomen zoals dat deels het geval is bij het International Fund for Agricultural Development (IFAD). De streefwaarde van jaarlijks 10 miljoen direct bereikte boeren is desalniettemin nagenoeg gerealiseerd. De einddoelstelling, een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen van 8 miljoen boeren in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar.
Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 0,8 miljoen hectare landbouwgrond direct bereikt met duurzame praktijken. Dat omvat onder andere geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agro-forestry, gewasrotatie, beter watermanagement en erosiebestrijding. Bovendien ontvingen circa 1,5 miljoen kleinschalige voedselproducenten, via hun telefoons, agro-meteorologische informatie en adviezen waarmee ze het beheer van de bodem, water, gewassen en weiden konden verbeteren. De totale oppervlakte hiervan was 3,9 miljoen hectare land. De impact hiervan op de duurzaamheid van landgebruik is vooralsnog echter moeilijk vast te stellen. Daarnaast werd op 4,5 miljoen hectare indirect bijgedragen via activiteiten gericht op randvoorwaarden voor eco-efficiënt gebruik, bijvoorbeeld het voorkomen van plagen of het verschaffen van informatie over klimaatverandering en adaptatie.
Ook hier heeft de keuze voor direct bereik er toe geleid dat een aantal resultaten niet meer onder deze indicator kunnen worden meegenomen. Dat is het geval bij het programma Geodata for Agriculture and Water (G4AW) van het Netherlands Space Office (NSO). Daardoor is er sprake van een daling ten opzichte van 2020, maar is de streefwaarde van jaarlijks 1 miljoen direct bereikte hectaren wel nagenoeg gerealiseerd. Het behalen van de einddoelstelling, van 8 miljoen hectare geconverteerd naar duurzaam gebruik, is alleen realiseerbaar bij verdere intensivering van de inzet.
Indicatoren drinkwater en sanitatie: Introductie
Toegang tot veilig drinkwater, verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is essentieel voor een gezond en menswaardig bestaan. Het draagt bij aan betere onderwijsparticipatie, vooral van meisjes, een verhoogde productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg. In de beleidsnota «Investeren in Perspectief», committeert het kabinet zich om 30 miljoen mensen in de periode tot 2030 van schoon drinkwater te voorzien en om 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen.
2021 liet zien hoe belangrijk toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiene (WASH) was bij het beteugelen van de COVID-19 epidemie; daarom zal dit kabinet de inzet op WASH en het betrekken van de private sector bij de financiering van noodzakelijke investeringen, onverminderd voortzetten.
Indicator water (drinkwater): aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron
In de verslagperiode kregen 3,8 miljoen mensen toegang tot een verbeterde waterbron. Dit is voor het vierde jaar op rij meer dan de streefwaarde van 2,2 miljoen mensen. Met name zijn goede resultaten behaald in centrale programma’s, zoals met UNICEF (500.000), Aqua for All (1.000.000) en GWSP (Global Water Security and Sanitation Partnership) met de Wereldbank (900.000). Het bilaterale programma met de hoogste resultaten op drinkwater was Ghana (280.000). Voor drinkwater geldt de internationaal aangekondigde en in beleid vastgelegde streefwaarde om in de periode tot 2030 30 miljoen mensen van schoon drinkwater te voorzien.
Indicator water (sanitatie): aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden
In de verslagperiode kregen 4,9 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Dit ligt, net als de drie voorgaande jaren, ver boven de streefwaarde van 3,8 miljoen mensen. Ter vergelijking: in 2018 kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen, in 2019 was dat 5,3 miljoen en in 2020 5,8 miljoen mensen. Dit resultaat is met name behaald in centraal gefinancierde programma’s waar Nederland aan bijdraagt zoals programma’s van UNICEF (500.000 mensen), Aqua for All (500.000 mensen), Finish Mondial (750.000 mensen) en vooral de Water Supply and Sanitation Collaborative Council (2,6 miljoen mensen). Naast deze centrale programma’s is er ook, maar in beperktere mate, bijgedragen via de bilaterale programma’s in Ghana, Mozambique, en de Palestijnse Gebieden aan verbeterde sanitaire voorzieningen. Voor sanitatie geldt de internationaal aangekondigde en in beleid vastgelegde streefwaarde om in de periode tot 2030 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen.
Indicator water (waterbeheer): aantal mensen dat direct voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s
Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit schaden economische en sociale ontwikkeling en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflict. Door klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte bovendien toe. Bescherming van watervoorraden, efficiënt watergebruik en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen.
In de verslagperiode hebben 1,8 miljoen mensen in Afrika en Azië direct voordeel ondervonden van verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s in door Nederland gefinancierde projecten. Het behaalde resultaat is lager dan de streefwaarde van 3 miljoen mensen per jaar (in 2020 werden 1,9 miljoen mensen bereikt, in 2019 werden 670.000 mensen bereikt en in 2018 2,4 miljoen). Vooral een groot programma met de Wereldbank (1,4 miljoen mensen) heeft in de verslagperiode bijgedragen aan dit resultaat, naast bilaterale programma’s in onder andere Bangladesh. Ten aanzien van bereikte aantallen mensen wordt opgemerkt dat het Ministerie een strakkere definitie voor deze indicator is gaan hanteren: mede naar aanleiding van de beleidsdoorlichting waterbeheer worden alleen nog mensen die direct door de maatregelen zijn bereikt in de resultaten meegeteld. Hierdoor ligt het aantal bereikte mensen lager dan verwacht.
Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie
De wereld ligt niet op koers om het SDG 7 doel van universele toegang tot betaalbare, betrouwbare en duurzame energie in 2030 te halen. Wereldwijd hebben nog steeds 759 miljoen mensen geen toegang tot elektriciteit en koken 2,6 miljard mensen op een vervuilende manier, met grote gevolgen voor de volksgezondheid (de WHO schat dat dit jaarlijks tot 4 miljoen doden leidt, meer dan tbc, malaria en HIV/AIDS samen). De afgelopen jaren hebben een snelle groei laten zien van het aantal mensen dat toegang kreeg tot elektriciteit. De COVID-19 crisis bracht de sector echter een flink slag toe. Hoewel de sector zich redelijk lijkt te herstellen zijn de effecten op langere termijn nog onzeker. Zonder extra inspanningen zullen in 2030 nog altijd ongeveer 660 miljoen mensen geen elektriciteit en 2,4 miljard mensen, met name in sub Sahara Afrika, geen toegang tot schoon koken hebben.
In de UN High Level Dialogue on Energy is daarom een routekaart ontwikkeld voor versnelling van de energietransitie gericht op het SDG 7 doel in 2030 en netto-klimaatneutraal in 2050. Het Ministerie presenteerde met vijfentwintig Nederlandse partners het «NL Energy Compact» om de bredere Nederlandse bijdrage aan toegang tot elektriciteit en schoon koken voor de allerarmsten te benadrukken11.
Het kabinet werkt met het doel om in de periode 2015-2030 minstens 50 miljoen mensen in ontwikkelingslanden met hernieuwbare energie toegang te bieden tot elektriciteit en schoon koken. Het versnellen van de toegang tot hernieuwbare energie is een essentieel onderdeel van de energietransitie in lage- en middeninkomenslanden. Tegelijkertijd wordt hiermee een bijdrage geleverd aan klimaatslimme ontwikkelingspaden voor de armste landen: armoedebestrijding, verbeteren van welzijn, voorkomen van uitstoot (klimaatmitigatie), versterken van weerbaarheid (klimaatadaptatie) en economische kansen voor mensen, met specifieke aandacht voor vrouwen.
In de verslagperiode hebben 3,2 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie gekregen dankzij Nederlandse financiering. Daarmee heeft Nederland de streefwaarde voor 2021 (resultatenjaar 2020) ruimschoots gerealiseerd. De door FMO beheerde fondsen Access to Energy Fund en Building Prospects hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het behalen van de streefwaarde, met name met investeringen in decentrale zonne-energie (off-grid solar). Het cumulatief aantal bereikte mensen komt hiermee op 15,5 miljoen(boven het cumulatieve streefcijfer van 14,3 miljoen).
Om het groeipad richting de 50 miljoen-doelstelling vast te houden is de portefeuille versterkt met de lancering van de door RVO uitgevoerde regeling «SDG 7 Results» voor resultaatgerichte financiering van energietoegang. Uitvoeringspartners zullen bovendien extra inzetten op toegang tot schoon koken, onder andere via het Clean Cooking Fund van de Wereldbank en de integratie van een Afrika-biogascomponent binnen Energising Development (EnDev), een multidonor partnerschap gericht op energietoegang.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid
Gendergelijkheid is niet alleen een fundamenteel mensenrecht, maar ook een noodzakelijke basis voor een vreedzame, welvarende en duurzame wereld. Er is de afgelopen decennia vooruitgang geboekt op gender gelijkheid (SDG 5), maar vele uitdagingen blijven bestaan. De effecten van de COVID-19-pandemie kunnen de beperkte vooruitgang die is geboekt op het gebied van gendergelijkheid en vrouwenrechten ongedaan maken. De uitbraak van het coronavirus vergroot de bestaande ongelijkheden voor vrouwen en meisjes op alle gebieden van gezondheid en economie tot veiligheid en sociale bescherming. Tegelijkertijd vindt er een sterke internationale pushback tegen vrouwenrechten en gendergelijkheid plaats, zowel in VN als EU kader. Nederland staat pal voor vrouwenrechten en gender gelijkheid en zet zich samen met partners hiervoor in. In 2021 zijn in totaal 97 verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid gerealiseerd dankzij de programma’s die Nederland ondersteunde. Deze gefinancierde programma’s zijn gericht op vier thema’s: het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen en het versterken van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Verbeteringen in de randvoorwaarden houden onder andere in dat overheidsbeleid en wetgeving zijn aangepast of aangenomen ter verbetering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Ondersteunde maatschappelijke organisaties - waaronder vrouwenrechtenorganisaties en organisaties geleid door vrouwen en jongeren - dragen hieraan bij door middel van pleitbezorging en beïnvloeding. Dat gebeurt door het beïnvloeden van het debat en het opbouwen van bewegingen die erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en standpunten over bijvoorbeeld het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes, beter functioneren van publieke instanties en politieke participatie van vrouwen. Een voorbeeld hiervan zijn de beleidsdialogen in Somalië die zijn georganiseerd tussen ministeries en 111 vrouwelijke leiders die als raadsleden zijn gekozen, waarbij onder andere de volgende onderwerpen aan bod zijn gekomen: genderongelijkheid in lokale overheden, transformationeel leiderschap, pleiten voor 30% vrouwenquota, gender-responsieve dienstverlening en jongerenparticipatie in lokale overheden.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid
In 2021 zijn mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s 373 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 300 behaald. Deze maatschappelijke organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Daarnaast richten ze zich op het tegengaan van geweld tegen vrouwen.
Naast het aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid, houdt het ministerie ook bij hoeveel individuen versterkte capaciteit hebben verkregen als direct gevolg van de ondersteunde programma’s. In 2021 waren dit 70,027 individuen, waardoor de streefwaarde van 40,000 behaald is. Versterkte capaciteit (kennis en vaardigheden) bestaat bijvoorbeeld uit leiderschaps-, bedrijfsvoerings- en managementtrainingen voor vrouwen, bewustwordingssessies voor jongens en mannen over vrouwenrechten, eerlijke verdeling van huishoudelijke taken, positieve masculiniteit en het voorkomen van geweld tegen vrouwen. Daarnaast worden gender-sensitieve trainingen en workshops gegeven aan zorgmedewerkers, politie, juridische hulpverleners, beleidsmakers en besluitvormers op lokaal en nationaal niveau.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Toename in vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie in 69 Family Planning 2020 focuslanden (t.o.v. basisjaar 2012)
Deze indicator beschrijft de toename van het aantal adolescente meisjes (15 tot 19 jaar) en vrouwen dat moderne anticonceptie gebruikt. Volgens het mondiale Family Planning 2020 platform (FP2020) gebruikten, in de 69 focuslanden, 357 miljoen vrouwen en adolescente meisjes moderne anticonceptie in 2021, een toename van 71 miljoen ten opzichte van 2012. De Nederlandse financiële bijdrage vertegenwoordigt 4,73% van de totale uitgaven in de betreffende landen12. De Nederlandse bijdrage aan het aantal extra vrouwen en meisjes dat anticonceptie gebruikt in de 69 FP2020 landen komt daarmee op (60 miljoen x 4.9% =) 3,35 miljoen en blijft achter bij de cumulatieve streefwaarde van 3,9 miljoen voor 2021.
Oorzaken voor het achterblijven van het aantal gebruikers van anticonceptie zijn knelpunten in distributiesysteem, slechte toegankelijkheid van distributiepunten en sociaal-culturele factoren. Ook heeft de COVID-19 pandemie invloed op het gebruik van anticonceptie: UNFPA schat in dat door de pandemie 12 miljoen vrouwen geen anticonceptiemiddelen konden krijgen.
In 2021 is het wereldwijde FP2020 initiatief beëindigd en is een nieuw initiatief gestart (FP2030). In tegenstelling tot FP2020, kijkt FP2030 naar het gebruik van anticonceptie in 81 lage en middeninkomen landen. Dit bemoeilijkt een longitudinale vergelijking van het aantal gebruikers voor en na 2021. In 2022 zal daarom worden bezien hoe deze indicator kan worden aangepast.
Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten
In de begroting 2021 stond nog de eerdere gebruikte indicator «percentage tevredenheid in focuslanden van SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen.» Er is toen in de voetnoot aangekondigd dat deze indicator zou worden aangepast. De indicator wordt verbreed van de tevredenheid van partners naar een indicator die voortgang meet. De aanpassing heeft geresulteerd in een andere formulering van de indicator en een meting die zal plaatsvinden op basis van de resultaten van onze partners op dit gebied. Grotendeels zullen deze resultaten voortkomen uit de zeven SRGR partnerschappen die actief zijn onder subsidiekader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Deze partnerschappen zijn in de loop van 2021 van start gegaan en partners hebben daarom nog geen resultaatcijfers kunnen rapporteren over 2021.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslecht.
Het bevorderen van een mensgerichte benadering van toegang tot recht blijft een prioriteit voor Nederland. Een mensgerichte benadering van toegang tot recht gaat uit van de perspectieven van mensen op rechtvaardigheid. Het stelt de behoeften en noden van mensen om hun juridische problemen op te lossen centraal. Op basis hiervan wordt steun geboden aan bijvoorbeeld rechtsinstellingen op nationale en lokale niveaus en rechtshulp.
Nederland blijft een trekkersrol spelen om internationaal aandacht te vragen voor het belang van een mensgerichte benadering. In 2021 heeft Nederland een Justice Action Coalition opgezet samen met de Pathfinders for Peaceful, Just and Inclusive Societies, de G7+ intergouvernementele groep van twintig door conflict getroffen landen en The Elders (een onafhankelijke groep mondiale leiders die samenwerken op vrede, rechtvaardigheid en mensenrechten). Hiermee bouwt Nederland voort op de voorzittersrol van de International Taskforce on Justice (SDG 16.3) en de The Hague Declaration on Equal Access to Justice for All by 2030 4.
Ook op landenniveau heeft Nederland steun verleend om toegang tot recht te verbeteren, op basis van de behoeften van mensen en door gebruik te maken van data, bewijs en innovatie. Conform de Nederlandse ‘Access to Justice’ strategie, is er hierbij specifieke aandacht voor achtergestelde groepen zoals vluchtelingen en ontheemden, gedetineerden, slachtoffers van grootschalige mensenrechtenschendingen, vrouwen, jongeren en kinderen. In de verslagperiode hebben 160.000 personen toegang tot recht gekregen.
Dit is onder de streefwaarde. Deze is niet gehaald door vertragingen in de uitvoering van programma’s als gevolg van COVID-19. De pandemie heeft onder andere gezorgd voor moeilijkere toegang, minder capaciteit binnen programma’s en noodzaak tot een aangepaste inzet. Een andere verklaring is dat resultaten van een aantal partners te laat zijn ontvangen en niet meer konden meegenomen worden in deze jaarrapportage.
Significante bijdragen aan het totaalresultaat komen van partners zoals UNDP, IDLO, en ICTJ en uit programma’s van ambassades, zoals in Somalië en de Palestijnse Gebieden. Nederland blijft zich inzetten voor het bereiken van vrouwen en heeft hiertoe in 2021 een nieuwe partnerschap met UNDP en UN Women afgesloten en hier aandacht voor gevraagd in nieuwe partnerschappen, zoals bijvoorbeeld met IDLO. In 2020 was 46 procent van de bereikte doelgroep vrouw.
In de periode 2016 ‒ 2021 hebben 960.000 mensen toegang tot recht gekregen met Nederlandse hulp. Tot 2020 was er een opwaartse trend te zien in de behaalde resultaten, maar door COVID-19 is die trend gestopt. De verwachting is dat de aantallen weer zullen oplopen komend jaar.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd
Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid en levensomstandigheden van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om de internationaal overeengekomen doelstelling van een «mijnvrije wereld in 2025» te behalen. Bijna zestig landen kampen met de negatieve gevolgen van explosieve oorlogsresten. Zelfs jaren na een conflict vormen die een ernstige bedreiging voor de lokale bevolking en belemmeren veilige terugkeer, humanitaire hulp en wederopbouw. De afgelopen jaren stijgt het aantal slachtoffers met name door grootschalig gebruik van geïmproviseerde mijnen, zoals in Afghanistan en Jemen. Wereldwijd was in 2020 80% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burger, waarvan de helft minderjarig en 85% man was.13
Humanitaire ontmijning vormt op veel plekken een randvoorwaarde voor veiligheid, vrede en ontwikkeling. Wereldwijd is er in de verslagperiode ruim 146.000.000 m2 land ontmijnd14 waarvan 10.023.242 m2 met behulp van Nederlandse financiële bijdragen aan de drie ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) programma en aan de United Nations Mine Action Service (UNMAS) De Nederlandse inzet richtte zich onder andere op: Libië, Syrië, Afghanistan, Irak, Libanon, Oekraïne, Somalië, Zuid-Soedan en Jemen. Over de periode 2016-2021 werd met Nederlandse financiering ca. 66,6 miljoen vierkante meter grondgebied vrijgemaakt van landmijnen en andere explosieve oorlogsresten. Waar de realisatie op deze indicator in voorgaande jaren vaak hoger lag dan de streefwaarde werd in 2020 het doel15 van 12.000.000 m2 niet gehaald. De belangrijkste reden hiervoor was COVID-19, waardoor ontmijningsorganisaties wereldwijd zich genoodzaakt zagen om voor korte of langere tijd operaties stil te leggen. Daarnaast werd de jaarrapportage van UNDP Jemen laat ontvangen en kon die niet meegenomen worden in deze rapportage, waardoor die pas in het volgende jaar wordt meegeteld.
Humanitaire ontmijning heeft een belangrijke impact op het leven van mensen. Dankzij de ngo’s zijn de veiligheid en leefomstandigheden van 41.406 mensen verbeterd.16 Daarnaast hebben in totaal 210.367 vrouwen, mannen en met name kinderen (waaronder veel vluchtelingen en ontheemden), risicovoorlichting gekregen over de gevaren van landmijnen. Er zijn 948 slachtoffers geholpen met revalidatie of psychologische hulp. Humanitaire ontmijning levert ook een zichtbare bijdrage aan de weerbaarheid van kwetsbare gemeenschappen. Van de ondervraagde mensen binnen het MACM programma gaf gemiddeld 77% aan betere toegang te hebben tot inkomsten en basisvoorzieningen als gevolg van ontmijning. Variërend van 71 tot 100% van het land dat nu weer veilig is, wordt nu gebruikt om te wonen, vee te hoeden en gewassen te verbouwen, voor veilige infrastructuur, of voor de wederopbouw van scholen, ziekenhuizen en waterbronnen.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt
Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot formeel/informeel onderwijs en/of trainingen heeft verkregen. De indicator dekt verschillende soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.
Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit binnen de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen geen toegang tot onderwijs en training en bestaat het risico dat er een verloren generatie ontstaat. Om dit te voorkomen draagt Nederland bij aan onderwijsprojecten in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda en Ethiopië.
In de verslagperiode hebben 295.270 personen toegang tot onderwijs gekregen. Dit resultaat valt hoger uit dan de streefwaarde van 125.000 personen voor deze periode. Deze streefwaarde is opgesteld op basis van de resultaten van 2018 en is laag ingezet omdat destijds nog niet bekend was wat de bijdrage zou zijn van «Prospects», het partnerschap voor opvang in de regio. Tijdens de COVID-19 crisis heeft onder andere UNHCR bijgedragen aan doorlopend onderwijs door middel van leermodules op afstand (o.a. radio). Dat gebeurde voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in Kenia toen scholen daar het afgelopen jaar gesloten waren.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten
Deze indicator omvat het ondersteunen van inkomsten-genererende activiteiten, zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector. De indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt.
Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen, intern ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen. In de verslagperiode hebben dankzij de Nederlandse bijdrage bijna 10.000 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen bij het ontwikkelen van inkomsten-generende activiteiten. Dit resultaat valt lager uit dan de streefwaarde van 30.000 voor deze periode. Vanwege COVID-19 restricties hebben veel projecten die in 2019 zijn begonnen een langere opstarttijd nodig gehad. Resultaten zijn hierdoor uitgebleven maar zullen naar verwachting in 2021 en 2022 ingehaald worden.
De meerderheid van de resultaten op deze indicator zijn behaald middels «PROSPECTS», het partnerschap voor opvang in de regio dat als doel heeft om perspectief te creëren voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen. Binnen dit programma zijn ruim 6.000 mensen ondersteund bij het opzetten van een bedrijf of bij het vinden van werk via technisch advies, stages of leiderschapstrainingen.
Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.
Het bedrijfsleven is een onmisbare partner voor het realiseren van mondiale duurzame ontwikkeling. Bedrijven kunnen met investeringen en innovatieve oplossingen bijdragen aan het behalen van de SDGs. Voor Nederlandse bedrijven bieden de SDGs volop kansen. Hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een basisvoorwaarde. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen vormen het normenkader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De Nederlandse Staat heeft zich gecommitteerd aan het naleven van de OESO-richtlijnen, maar de bedrijven moeten het doen. De Nederlandse overheid stimuleert IMVO en ketenverduurzaming. Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Volgens de rapportage van de bedrijven over 2018 (tussenmeting uitgevoerd in 2019) ligt dit percentage op 35%. Na publicatie van deze meting is de 90%-campagne ontwikkeld die van september 2020 t/m april 2021 heeft gelopen. De campagne had als doel om bedrijven te informeren, activeren en stimuleren met de OESO-richtlijnen aan de slag te gaan. Hierin zijn alle grote bedrijven die volgens de laatste meting de richtlijnen nog niet onderschreven direct benaderd per e-mail of telefoon. De campagnewebsite (www.startmetoesorichtlijnen.nl) ondersteunde bij die benadering met o.a. praktijkvoorbeelden van bedrijven die de OESO-richtlijnen al hebben geïmplementeerd in hun bedrijfsvoering. In een webinar i.s.m. VNO-NCW is deze campagne verder onder de aandacht van bedrijven gebracht. Het effect van deze campagne is nog niet gemeten. Eind 2021 werd wel besloten nationale wetgeving voor te bereiden. In 2022 zal een besluit vallen of in het licht van het besluit nationale wetgeving in te voeren, een nieuwe tussenmeting nog doelmatig is.
Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap: (a) het aantal bij internationalisering ondersteunde mkb-ondernemingen, dat in de op de beleidsinterventie volgende 3 jaren meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt en (b) De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven in deze drie jaren.
In het referentiejaar 2017 hebben 2857 MBK-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 956 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2018 ‒ 2020 EUR 172,3 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2018–2020 vergeleken met de hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2015–2016). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologie beschrijving zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.