Dit jaarverslag gaat in op de in 2023 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2023 geformuleerde beleidsprioriteiten.
Eerst wordt de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2023 beschreven. Vervolgens worden de budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten weergegeven.
De tabellen coronasteunmaatregelen, maatregelen Oekraïne en realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.
Realisatie van de beleidsprioriteiten 2023
Nieuw verdeelmodel algemene uitkering provinciefonds
Het onderzoeksbureau CEBEON is gevraagd een voorstel te ontwikkelen voor een nieuwe verdeling van het verdeelmodel van het provinciefonds. In 2023 heeft CEBEON het eindrapport opgeleverd. Dit rapport is vervolgens zeer intensief ambtelijk besproken met en door de provincies. De gezamenlijke provincies hebben de fondsbeheerders per brief van juni 2023 van de uitkomst van die besprekingen op de hoogte gesteld.
Herziening van het verdeelmodel is in de ogen van de fondsbeheerders meer dan een technische model exercitie. De fondsbeheerders achten het van belang dat het nieuwe model een verbetering is van het huidige model, uitlegbaar is, stabiel is over de tijd, en kan worden ingevoerd op een verantwoorde wijze rekening houdend met de financiële situatie bij provincies. De vervanging van het huidige model vraagt dan ook om politiek-bestuurlijke weging en besluitvorming, met inachtneming van de provinciale leefwereld. De fondsbeheerders hebben dan ook niet de intentie om het door CEBEON ontwikkelde verdeelmodel onverkort in te voeren.
De fondsbeheerders hebben met de Bestuurlijke adviescommissie Financiën en Openbaar bestuur van het IPO afspraken gemaakt over het verdere proces ter realisatie van een nieuw verdeelmodel. Met de gedeputeerden is overeengekomen dat er in 2024 aan de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) een gezamenlijke adviesaanvraag wordt gedaan aangaande het nieuwe verdeelmodel van het provinciefonds (Kamerstukken II 2023-2024, 36410 C, nr. 5).
Bestaande financieringssystematiek tot en met 2025
Het IPO heeft in 2022 laten weten niet in te stemmen met het voorstel van het kabinet om het volumedeel van het accres vast te zetten op het niveau van de Voorjaarsnota 2022 voor de periode 2022-2025. Daarmee bleef het accres voor de provincies ook in 2023 meebewegen met de Rijksuitgaven.
Nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025
In de Voorjaarsnota 2023 (Kamerstukken II 2022-2023, 36350, nr. 1) heeft het kabinet de nieuwe financieringssystematiek voor de medeoverheden verder vormgegeven. Vanaf 2027 worden het Gemeente- en Provinciefonds geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Tevens is bij Voorjaarsnota 2023 de algemene uitkering van het Provinciefonds vanaf 2027 structureel verhoogd met 100 miljoen euro, waarvan 20 miljoen in het BCF is gestort.
Interbestuurlijke verhoudingen
Op 20 januari 2023 heeft het kabinet de Actieagenda sterk bestuur vastgesteld. Onderdeel hiervan is de actualisatie van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen (hierna: de Code), die op 20 maart 2023 is ondertekend door de voorzitters van de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen en namens het kabinet door de minister van BZK.
Op 6 september 2023 heeft, op grond van de Code, een Overhedenoverleg plaats gevonden waarin de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen en het kabinet afspraken hebben gemaakt in het kader van het bereiken van balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht. Dit vanuit de gedeelde verantwoordelijkheid en de ervaren urgentie om gezamenlijk voor de inwoners van Nederland aan de grote maatschappelijke opgaven te werken. Daarbij is ook gesproken over het belang van financiële middelen, die daarmee in evenwicht zijn (Kamerstukken II 2022-2023, 36410 VII, nr. 5)).
Op 20 januari 2023 heeft het kabinet, eveneens als onderdeel van de Actieagenda, de uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO) vastgesteld. Het proces van de UDO helpt om beleid zodanig vorm te geven dat het uitvoerbaar is en zijn doelen bereikt. De UDO sluit aan bij de eisen die het Beleidskompas stelt aan het proces van totstandkoming van beleid en regelgeving. Het vakdepartement, BZK en de koepels van de decentrale overheden die door het beleid worden geraakt, werken samen bij het toepassen van de UDO.
Op 4 september 2023 heeft het kabinet de kamer per brief geïnformeerd over de inzet om langs drie lijnen verder te werken aan de kwaliteit en het functioneren van het decentraal bestuur en de volksvertegenwoordigingen (Kamerstukken II 2022-2023, 36200 VII, nr. 178). Onderdeel daarvan is het verbeteren van de wijze van taaktoedeling aan het decentraal bestuur. Gewerkt is en wordt aan een (organiek) beleidskader decentraal bestuur. Zo’n beleidskader kan criteria bevatten voor het toedelen van taken aan decentrale bestuursvormen. Het beleidskader kan uiteindelijk in samenhang met de UDO worden toegepast bij het maken van nieuw beleid dat het decentraal bestuur raakt.
Uitkeringsstelsel
Op 11 juli 2022 is de Contourennota financieringssystematiek medeoverheden aangeboden aan de Kamer, met daarin opgenomen een passage over het uitkeringsstelsel. In de huidige situatie wordt de keuze voor een uitkeringsvorm in toenemende mate beperkt door overwegingen, die samenhangen met de financiële rechtmatigheid. Hierdoor sluit de uitkeringsvorm niet altijd meer goed aan bij de aard van de taak van een gemeente of provincie. Zo wordt de decentralisatie-uitkering als instrument steeds minder toegepast voor bekostiging van interbestuurlijke samenwerking, als gevolg van strengere toetsing na eerdere bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van het aantal specifieke uitkeringen.
Samen met VNG en IPO zijn stappen gezet in een betere vormgeving van het uitkeringsstelsel langs drie sporen:
– Borgen dat de inrichting van de financiële verhoudingen blijft passen bij de wijze waarop overheden samen maatschappelijke opgaven willen oppakken en tegelijk kunnen voldoen aan de vereiste wettelijke kaders. De bestuurlijke wens om deze opgaven op te lossen en te bekostigen staat centraal.
– Het uitkeringsstelsel moet de interbestuurlijke samenwerking niet belemmeren, maar ondersteunen.
– De bekostiging van de interbestuurlijke samenwerking moet plaatsvinden tegen zo laag mogelijk administratieve kosten aan de kant van zowel het Rijk als aan de zijde van de medeoverheden. Relevante aandachtspunten hierbij zijn snelheid en eenvoud.
Een Taskforce van de meest betrokken ministeries en de koepels van decentrale overheden heeft sindsdien gewerkt aan een aanpassing van de Financiële-verhoudingswet. Het streven is om het wetsontwerp in de eerste helft van 2024 voor consultatie te publiceren.
Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2023
Als gevolg van het coalitieakkoord Rutte IV (Kamerstukken II 2021/22, 35788, nr. 77) is voor 2023 meer accres beschikbaar gekomen voor de provincies. Tevens heeft het kabinet besloten de oploop van de opschalingskorting voor de jaren 2022 tot en met 2025 te schrappen. Ook zijn de gederfde inkomsten Motorrijtuigenbelasting, in verband met de vrijstelling voor elektrische voertuigen, over de periode 2021-2024 gecompenseerd. Tot slot heeft het kabinet het voorstel aan de VNG en het IPO gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten. Het IPO heeft laten weten niet met dit voorstel in te stemmen. Het accres voor het provinciefonds wordt daarom tot en met 2025 op de reguliere wijze, via trap-op-trap-af, berekend.