Deze bijlage geeft een financieel beeld van het onderwijs, op basis van de balans, de staat van baten en lasten en kengetallen op landelijk en sectorniveau over de periode 2018 t/m 2022. De bron van deze gegevens is de data van DUO welke via XBRL is aangeleverd door overheid bekostigde onderwijsinstellingen te vinden op de website van DUO «Open Onderwijsdata». Voor nadere duiding van de cijfers wordt ook verwezen naar de Kamerbrief ‘Financiële Positie van het Onderwijs’ van 6 november 2023 (kenmerk 33495-124).
Opgemerkt wordt dat er sprake is van afrondingsverschillen en mogelijk nieuwe of her-aanleveringen van jaarstukken van voorgaande jaren waardoor de totalen in de verschillende tabellen mogelijk niet sluitend zijn met de Kamerbrief Financiële Positie van het Onderwijs of eerdere, departementale jaarverslagen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De onderwijsinstellingen stellen hun jaarverslagen en verantwoording op nadat het desbetreffende kalenderjaar is afgerond en dienen deze, samen met de XBRL gegevens, conform de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs vóór 1 juli van het opvolgende jaar in bij DUO. Dat betekent dat in 2023 de gegevens over 2022 zijn ontvangen, deze zijn in de overzichten opgenomen. De jaarverslagen over 2023 worden vóór 1 juli 2024 ingediend.
Gehanteerde definities voor de kengetallen
Rentabiliteit
De rentabiliteit geeft aan of er sprake is van een positief of negatief financieel resultaat, ook wel exploitatieresultaat genoemd. Dit is de verhouding tussen het financiële resultaat en de inkomsten (resultaat/(totaal baten + financiële baten)*100). Onderwijsinstellingen kunnen een positief financieel resultaat realiseren, maar streven geen winst na omdat dit niet past bij hun publieke taak. Het streven is te sturen op een nulpositie voor de rentabiliteit. Als indicatie voor mogelijke financiële risico’s hanteert de inspectie een driejarig resultaat onder nul, een tweejarig resultaat onder de 5 procent of eenmalig onder de 10 procent.
Solvabiliteit II
De solvabiliteit geeft aan in hoeverre een organisatie in staat is om op korte en lange termijn haar schulden te kunnen voldoen. Als specifieke indicatie voor continuïteitsrisico’s wordt gekeken naar de solvabiliteit2 ((eigen vermogen + voorzieningen)/totale passiva). Daarbij wordt een signaleringswaarde van 0,3 gehanteerd.
Liquiditeit
De liquiditeit geeft aan hoeveel geld er beschikbaar is om geplande en onvoorziene uitgaven te kunnen voldoen. Dit wordt berekend door de vlottende activa die over het algemeen bestaan uit liquide middelen en vorderingen, te delen door de kortlopende schulden. Voor kleinere instellingen in met name het funderend onderwijs wordt daarvoor als signaleringswaarde 0,75 gehanteerd. Voor grote instellingen is dat 0,5.