Base description which applies to whole site

Bijlage 4: Kengetallen en indicatoren

Inleiding

Dit overzicht gaat in op diverse indicatoren en kengetallen. Deze zijn gecategoriseerd in de herkenbare thema's van de Strategische Evaluatie Agenda (zie begroting XIV Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en F Diergezondheidsfonds Rijksbegroting 2023 bijlage 6). Dit komt de samenhang tussen monitoring en evaluatieonderzoek ten goede. Indicatoren en kengetallen zijn meetbare grootheden die een belangrijke signalerende functie hebben. Kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. Indicatoren zijn vaker concreet gebonden aan de inzet van een beleidsmaatregel of doelen van beleid. Scores op indicatoren kunnen daarom aanleiding zijn om beleid bij te sturen. Om echter de daadwerkelijke effecten van het gevoerde beleid op de «scores» uit de indicatoren vast te kunnen stellen is nader evaluatieonderzoek nodig. De recent afgeronde evaluatieonderzoeken staan opgenomen in bijlage 3 Afgerond evaluatie- en overig onderzoek.

Doelstelling: Versterken concurrentiekracht duurzame agroketens

Export van agrarische producten uit Nederland

DOELSTELLING: VERSTERKEN CONCURRENTIEKRACHT DUURZAME AGROKETENS

  
         

Export van agrarische producten uit Nederland (Bron: WUR en CBS)

        

Land

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023 (raming)

Duitsland

21.836

22.905

22.688

23.579

24.496

26.100

29.300

29.600

België

9.119

10.099

10.254

10.779

10.708

12.300

14.500

15.200

Verenigd Koninkrijk

7.001

7.747

7.665

7.726

7.571

8.700

10.100

10.700

Frankrijk

8.321

8.576

8.591

8.658

8.524

8.400

9.300

9.400

China

2.400

2.400

2.400

3.100

3.800

3.700

4.300

3.500

Overige landen

36.123

38.335

38.798

40.781

40.640

45.200

54.300

55.400

Totaal landen

84.800

90.062

90.396

94.623

95.739

104.400

121.800

123.800

Kengetallen land- en tuinbouw bedrijven

Kengetallen land- en tuinbouw bedrijven (bron: CBS)

         

Jaartal

2000

2010

2015

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Aantal land- en tuinbouw bedrijven

97.390

72.320

63.910

53.910

53.233

52.700

52.110

50.975

50.900

Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

 

41.400

46.800

52.500

71.400

52.100

83.500

113.600

112.300

Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten

     

22.000

  

24.434

Kengetallen toegevoegde waarde agrocomplex

Kengetallen toegevoegde waarde (bron: WEcR)

      

Jaartal

2010

2015

2018

2019

2020

2.021

Toegevoegde waarde van het agrocomplex (mld. €)

45

49

54

56

55,8

57,7

Waarvan gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen (%)

64%

61%

57%

59%

57%

58%

Werkgelegenheid in het agrocomplex

545.000

529.000

570.000

573.000

583.000

600.000

Waarvan gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen (%)

68%

67%

66%

67%

63%

63%

Kengetallen bedrijfshoofd

Kengetallen bedrijfshoofd (bron: CBS)

       

Kengetal bedrijfshoofd

2000

2004

2008

2012

2016

2020

2023

Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van ≥ 55 jaar

54.102

46.414

39.839

39.508

33.202

34.136

27.970

Waarvan zonder opvolging (%)

59%

64%

72%

66%

62%

60%

57%

Toelichting

1. Export van agrarische producten uit Nederland

Bovenstaande tabel toont de belangrijkste exportlanden (in waarde) van Nederland met betrekking tot agrarische producten en de totale (agrarische) exportwaarde van Nederland.

2. Aantal land- en tuinbouw bedrijven

Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouw bedrijven weer dat actief is in Nederland. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.

3. Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)

Dit kengetal geeft het gemiddelde inkomen uit bedrijf in de primaire landen tuinbouwsector weer in euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Deze gegevens worden verzameld door Wageningen Economic Research via het Bedrijven Informatie Netwerk (BIN).

Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde aje. Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken. Daarmee is het resultaat dus gekoppeld aan de hoeveelheid input.

4. Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten

Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouwbedrijven weer dat een of meer verbredingsactiviteiten als aanvullende inkomstenbron heeft. De gegevens voor dit kengetal komen uit de landbouwtelling en worden gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet. De verbredingscijfers op basis van de Landbouwtelling kunnen een onvolledig beeld geven, onder andere omdat steeds meer ondernemers hun bedrijven (als gevolg van bv. wetgeving, fiscale voordelen, of risicospreiding) splitsen in meerdere zelfstandige bedrijven met eigen rechtsvorm en boekhouding. Deze bedrijven komen mogelijk niet in beeld via de Landbouwtelling.

Onder verbredingsactiviteiten wordt verstaan: Verkoop aan huis, stalling van goederen of dieren, agrotoerisme, verwerking van landbouwproducten, zorglandbouw, aquacultuur, loonwerk voor derden, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, agrarische kinderopvang, boerderij educatie en energieproductie (levering aan derden).

5. Toegevoegde waarde van het agrocomplex

Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.

Dit kengetal geeft de toegevoegde waarde van dit gehele complex weer in miljarden euro’s. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de toegevoegde waarde is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Economic Research.

6. Werkgelegenheid in het agrocomplex

Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.

Dit kengetal geeft de werkgelegenheid in dit gehele complex weer in het aantal arbeidsjaren. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de werkgelegenheid is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Economic Research.

7. Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van ≥ 55 jaar

Dit kengetal laat het aantal bedrijven zien dat een bedrijfshoofd heeft van 55 jaar of ouder. Ook wordt weergegeven welk percentage van deze bedrijven al een opvolger heeft. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.

Doelstelling: Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit

Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

Doelstelling: Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

 

Voldoen controle vereisten HACCP (bron: NVWA)

 

Indicator

Referentie-waarde

Peil-datum

Raming 2022

Realisatie 2022

Raming 2023

Realisatie 2023

Streef-waarde

  

Nalevings-niveau HACCP-verplichting

80%

9-apr

92%

93%

94%

87%

100%

  
 

Vertrouwen consument in veiligheid voedsel (bron: NVWA consumentenmonitor)

Kengetal

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Meest recente jaar

Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

Geen meting

Geen meting

3.2

3.2

Geen Meting

3.34

Geen meting

3,36

2023

Toelichting

1. Voldoen controlevereisten HACCP

Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.

Voor de berekening van het nalevingspercentage HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points) is uitgegaan van de resultaten die tijdens volledige audits bij slachthuizen, wildbewerkingsinrichtingen, uitsnijderijen en koel- vrieshuizen zijn beoordeeld door auditoren van de NVWA. Voor 2023 is het op deze wijze berekende nalevingspercentage voor HACCP uitgekomen op 87,4%. Dit percentage is niet geheel te vergelijken met voorgaande jaren. Vanaf september 2023 is gestart met een nieuwe auditvragenlijst om de audits efficiënter in te richten. Waar voorheen alle auditvragen individueel werden beoordeeld op wel of geen overtreding, wordt dit nu alleen aan het eindoordeel gegeven. Dit geeft een meer transparant eindoordeel. De aanpassing van de vragenlijst en de extra aandacht voor het invullen is van invloed op het (niet) nalevingspercentages 2023 ten opzichte van voorgaande jaren. Het percentage ernstige overtredingen is hoger dan afgelopen jaren. Deze verhoging is meer te wijten aan het nauwkeuriger registreren dan dat bedrijven aanzienlijk slechter zijn gaan presteren.

2. Vertrouwen consument in veiligheid voedsel

De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Deze meting vindt om de 2 jaar plaats. De meest recente meting is in 2023 uitgevoerd.1

De NVWA Consumentenmonitor 2023 laat zien dat het vertrouwen in het systeem van voedselveiligheid behoorlijk stabiel is. Dit vertrouwen wordt uitgedrukt in het kengetal: de representatie van de antwoorden op 1 algemene vraag: ‘Ik maak mij zorgen over de veiligheid van voedingsmiddelen’. Het kengetal wordt berekend door de schaal = 6 – [gemiddelde score op deze negatief gestelde vraag]. Het kengetal bedroeg in 2021 3,34 en in 2023 3,36, en toont dus een minieme stijging van 0,02. Daarmee is het vrijwel gelijk aan de waarde aan het begin van deze eeuw.

Doelstelling: Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

Doelstelling: vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

Voedselverspilling (kiloton) (bron: Monitor voedselverspilling update 2009-2020, WFBR, 2023)

Kengetal

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Meest recente jaar

 

Voedsel-verspilling (kiloton)

min: 1.781 max: 2.466

min: 1.814 max: 2.509

min: 1.649 max: 2.568

min: 1.514 max: 2.380

2811 (nieuwe methode nu incl. onvermijdbare restromen!)

Geen meting

Geen meting

2020

 
 

Afgeleide voedselverspilling in kiloton (absoluut en percentage) (bron: Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research)

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Meest recente jaar

Streefwaarde

Afgeleide voedsel-verspilling in kiloton (absoluut)

2.124

2.162

2.109

1.947

2.811 (nieuwe methode)

Geen meting

Geen meting

2.020

1081 (2030)

Afgeleide voedsel-verspilling in % (relatief)

98

100

98

90

t.o.v. omgerekende cijfers: 87

Geen meting

Geen meting

2020

50

Kengetallen bestedingen duurzaam voedsel

Duurzaam voedsel (consumentenbestedingen aan voor consumenten herkenbaar duurzamer geproduceerd voedsel) (bron: Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research)

 

2019

2020

2021

2022

Totale consumenten-bestedingen aan duurzaam voedsel (x€1.000.000.0000)

7,6

8,5

9,5

10,8

Marktaandeel van bestedingen aan duurzaam voedsel in de totale bestedingen aan voedsel

14%

17%

19%

18%

Toename bestedingen van consumenten aan duurzaam voedsel ten opzichte van het voorgaande jaar

18%

7%

12%

13%

Toelichting

1. Voedselverspilling (kiloton)

Er is sprake van voedselverspilling als voedsel dat voor menselijke consumptie bedoeld is, hier niet voor wordt gebruikt. De Monitor voedselverspilling geeft de omvang van voedselresten in Nederland weer, gebaseerd op openbare cijfers. De totale hoeveelheid reststromen wordt uitgesplitst naar de bestemmingen voedselbank, veevoer, vergisten, composteren, verbranden en storten/lozen. Per hoofd van de bevolking bedroeg de voedselverspilling in 2020 161 kilogram, in totaal 2.811 kiloton. Dit is hoger dan het voorgaande jaar, in 2019 was dat 1.947 kiloton. Dat komt doordat in 2020 voor het eerst de geharmoniseerde Europese definitie van voedselverspilling is gebruikt om de omvang voor Nederland te bepalen. Het grotere volume is een gevolg van de verandering van de definitie van voedselverspilling van de tot nu toe in Nederland gehanteerde definitie naar de definitie vanuit de Europese Unie. In de definitie van de EU van voedselverspilling zijn de onvermijdelijke, merendeels oneetbaar, reststromen (pitten, schillen etc) meegenomen. In de Nederlandse monitor over 2019 zijn deze materialen niet meegenomen als voedselverspilling. Dat dit tot een verhoging van het totale volume, en eveneens tot een groot volume voor de ketenschakel verwerking en fabricage leidt, komt doordat in Nederland het volume aan voedsel wat geproduceerd, verhandeld en verwerkt wordt voor consumptie buiten Nederland groot is.

De omvang van de voedselverspilling is ter willen van de vergelijkbaarheid per hoofd van de bevolking omgerekend naar de omvang volgens de voormalige definitie: in 2020 is dat 97-123 kilogram per hoofd van de bevolking. In 2019 was dit 88-136 kilogram per hoofd van de bevolking. We zien dan een flinke daling in de bovengrens.

2. Afgeleid voedselverspilling in kiloton

Nederland heeft zich gecommitteerd aan het realiseren van het Duurzame Ontwikkelingsdoel 12.3 van de Verenigde Naties (SDG 12.3). SDG 12.3 stelt dat in 2030 t.o.v. 2015 de hoeveelheid voedselverspilling gehalveerd dient te zijn. In de Monitor voedselverspilling wordt de omvang van de voedsel verspilling in Nederland niet als een absoluut getal weergegeven, maar aangeduid met een bandbreedte. De omvang van de voedselverspilling bedraagt tenminste de ondergrens van de bandbreedte (minimum) en ten hoogste de bovengrens van de bandbreedte (maximum). Hoewel het niet correct is om te stellen dat het ‘midden’ van de bandbreedte de hoeveelheid voedselverspilling aangeeft, is deze afgeleide voedselverspilling wel een indicatie van de ontwikkeling.

3. Duurzaam voedsel

De bovenstaande cijfers uit de Monitor Duurzaam Voedsel geven een overzicht van de consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel. Duurzaam voedsel wordt in deze monitor gedefinieerd als voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om de in Nederland geconsumeerde producten in de belangrijkste afzetkanalen voor duurzaam voedsel: supermarkten, foodservice en speciaalzaken voor duurzame voeding in Nederland. De gegevens zijn gebaseerd op de omzet van producten die zijn voorzien van een duurzaamheidskeurmerk met onafhankelijke controle. De voedingsmiddelen kunnen daarmee door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam worden herkend.

Doelstelling: Verduurzaming productie en consumptie (d.m.v. kringlooplandbouw)

Verduurzaming productie en en consumptie (d.m.v. kringlooplandbouw)

Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof (bron: CBS)

 

Plafond1

2018

2019

2020

2021

2022

2023 (voorlopig)

Landelijk

489,4

503,4

489,7

489,4

471

467,1

472,2

‒ 504,4

Melkvee

286,5

289,9

279,9

286,5

273

269,2

276,3

‒ 281,9

Varkens

91,8

96,8

93,7

91,8

88,9

88,6

85,5

‒ 99,1

Pluimvee

54,7

56,7

56

54,7

54,3

53,9

53,3

‒ 60,3

 

Productie van dierlijke meste uitgedrukt in miljoen kg fosfaat (bron: CBS)

 

Plafond1

2018

2019

2020

2021

2022

2023 (voorlopig)

Landelijk

150,7

161,8

155,5

150,7

148

150,4

146,5

‒ 172,9

Melkvee

73,6

78,7

75,5

73,6

74,2

77,2

74,2

‒ 84,9

Varkens

36,7

37,7

36,8

36,7

34,5

34,4

33,2

‒ 39,7

Pluimvee

24,1

25,9

25,1

24,1

23,2

22,5

22,4

‒ 27,4

 

Gemiddelde nitraatconcencratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven (bron: RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid)

Bodemsoort

2012-2015

2016-2019

2020

2021

2022

Streefwaarde

 

Löss

68

63

100

77

71

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouw-grond

 

Zand

55

50

67

70

58

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouw-grond

 

Klei

23

30

45

40

27

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouw-grond

 

Veen

8

7

11

14

7

gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouw-grond

 
 

Totale CO2-emissie glastuinbouw (bron: energiemonitor glastuinbouw WEcR)

Indicator

2015

2019

2020

2021

2022 (voorlopig)

Meest recente jaar

Streefwaarde 2030

Totale broeikas-gasemissie glastuinbouw in CO2- equivalenten

7,7 Mton

7,9 Mton

7,5 Mton

8,2 Mton

5,4 Mton

2022

4,3 Mton

1

Vanwege de derogatiebeschikking 2022-2025 is het landelijk plafond in 2022 gewijzigd en de sectorale plafonds in 2024. Tussen haakjes staan de daarvoor geldende de plafonds vermeld.

Toelichting

1. en 2. Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof en fosfaat

Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen zijn er sinds 2006 maxima gesteld aan de hoeveelheid mest, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, die de Nederlandse veehouderij mag produceren. Vanwege de derogatiebeschikking 2022-2025 is het landelijke mestproductieplafond in 2022 gelijkgesteld aan de gerealiseerde mestproductie in 2020, daarvoor was deze gelijk aan de mestproductie in 2002. Met ingang van 2024 zijn de sectorale mestproductieplafonds ook gelijkgesteld aan de gerealiseerde mestproductie in 2020. De hoeveelheid geproduceerde mest is een indicator voor de mate waarin de Nederlandse veehouderij geopereerd heeft binnen de milieu technische grenzen die gesteld zijn. De excretie voor 2023 is voorlopig vastgesteld op basis van de monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, derde kwartaal 2023.

3. Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven

Het mestbeleid is de implementatie van de EU-Nitraatrichtlijn, gericht op het terugdringen van uit- en afspoeling van nutriënten uit de landbouw tot op of onder het niveau van 50mg Nitraat/l, om verontreiniging van grond en oppervlaktewater te verminderen en te voorkomen. Elke lidstaat dient per vier jaar een actieprogramma te ontwikkelen dat moet leiden tot een nutriëntenuitspoeling op of onder het genoemde niveau. Het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn liep tot 2022. Het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn loopt van 2022 tot en met 2025. Effecten van actieprogramma’s zijn eerst volledig zichtbaar vijf jaar na afloop van het programma. Het mestbeleid draagt ook bij aan het bereiken van de doelen van de Kader richtlijn Water van chemisch schoon en ecologisch gezond water.

5. Broeikasgasemissie glastuinbouw in CO2-equivalenten

De Klimaat en Energieverkenning (KEV) rapporteert de totale broeikasgasemissie van de glastuinbouwsector. Deze broeikasgasemissie bestaat uit CO2 en methaanemissie en zijn te vinden in de bijlage van de KEV. Zoals in het jaarverslag van 2022 is aangegeven worden in plaats van de CO2-emissiecijfers uit de jaarlijkse Energiemonitor Glastuinbouw van Wageningen Economic Research (WEcR) de broeikasgasemissiecijfers van de KEV gebruikt. Dit omdat in de Wet milieubeheer is vastgelegd dat de KEV- cijfers worden gebruikt voor wettelijke rapportages. In de Voorjaarsbesluitvorming klimaat 2023 (Kamerstuk 32813, nr.1230) is vastgelegd dat de broeikasgasrestemissiedoelstelling in 2030 voor de glastuinbouw 4,3 Mton CO2-equivalenten is.

Doelstelling: Bevorderen plantgezondheid

Bevorderen plantgezondheid

Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Raming 2022

Realisatie 2022

Raming 2023

Realisatie 2023

10 projecten

18 projecten

10 tot 15 projecten

13 projecten

Toelichting

1. Aantal projecten toolbox kwekersrecht

Het kwekersrecht stimuleert bedrijven om nieuwe plantenrassen met verbeterde eigenschappen te ontwikkelen. Verbeterde plantenrassen zijn van groot belang om de landbouw duurzamer te maken (meer productiviteit, minder chemische middelen). Nederland is actief via het "PVP Development Program» (PVP-toolbox) waarin Nederlandse kennis en ervaringen met het ontwikkelen, implementeren en ondersteunen van kwekersrecht wordt gedeeld met landen die kwekersrecht willen implemen teren of verder ontwikkelen. De projecten lopen uiteen van het geven van voorlichting, het trainen van technici of beleidsmakers tot het ontvangen van delegaties om laten zien hoe we een en ander hebben georganiseerd. Jaarlijks komen via o.a. landbouwattache’s voorstellen voor projecten binnen. Deze worden door een internationale stuurgroep beoordeeld en geprioriteerd. Voor de Toolbox Kwekersrecht is jaarlijks is een bedrag van € 230.000 beschikbaar. In 2023 zijn met dit budget 13 projecten uitgevoerd. De projecten liepen uiteen van het ondersteunen van landen bij de implementatie van hun kwekersrecht-regelgeving, het trainen van specialisten en overdragen van technische kennis, het met derde landen organiseren van seminars om kennis en bewustwording van het belang van een goed kwekersrecht-systeem te verhogen en het ondersteunen van een IT-systeem dat internationale uitwisseling van kwekersrecht-informatie faciliteert. Betrokken landen waren in 2023 Azerbeidzjan, Ghana, Kazachstan, Mexico, Egypte, Tanzania, Bolivia, Ukraine en Suriname.

Doelstelling: bevorderen diergezondheid

Bevorderen diergezondheid

Reductie antibioticagebruik in de dierhouderij (bron: SDa)

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Streefwaarde

Planning

Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dierhouderij

Antibiotica verkoop in 2009

2009

77,40%

Volgt in Sda rapportage 2024

70% reductie (ten opzichte van 2009)

Is nog niet bepaald

Toelichting

1. Reductie antibiotica-gebruik in de dierhouderij

De bovenstaande indicator betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2023 is afhankelijk van de uitwerking van de in 2019 afgesproken sectorspecifieke reductiedoel stellingen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 247). Het streven is om antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2022 was 77,4%.

Doelstelling: Zorgen voor de instandhouding van biodiversiteit

Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Doelstelling: zorgen voor instandhouding van biodiversiteit

Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

62.116 ha

69.989 ha

76.943 ha

83.968 ha

88.795 ha

91.822 ha

      

Uitbreiding bossen in Nederland (bron: vierjaarlijkse Nederlandse Bos Inventarisatie (NBI)

 

Startpunt 2021

Tussendoelen in periode 2021-2030

Streefdoel 2030

  

Areaal bos in Nederland

363.801 hectare

823 ha uitbreiding gerealiseerd

37.400 hectare uitbreiding

  

Toelichting

1. Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal

De oppervlakte ANLB beheerd landbouwareaal is in 2023 toegenomen van 88.795 ha in 2021 (betaald in 2022) naar 91.822 ha in 2023 (betaald in 2022). In de nieuwe GLB-periode (2023-2027) is de doelstelling om het ANLB te verbreden en uit te breiden. Met de extra inzet is de doelstelling dat het ANLB groeit van ruim 100.000 ha naar 130.000 ha. Het budget zal hierdoor stapsgewijs groeien van 100 mln. in 2023 naar 120 mln. in 2025.

De uitvoering van het ANLB is een verantwoordelijkheid van de provincies. Zij sluiten beheerpak-ketten af met collectieven van boeren voor op natuurwaarden gericht landbouwbeheer in (potentiële) leefgebieden van de betreffende soorten. Deze liggen buiten de bestaande natuurgebieden. Het kengetal «oppervlakte ANLB beheerd landbouwareaal» illustreert de ontwikkeling van het areaal agrarisch gebied waarin natuur en landbouw met elkaar verbonden worden. Het kengetal geeft weer op hoeveel areaal de ecologische randvoorwaarden worden verbeterd t.b.v. de VHR soorten. Of de populaties van die VHR soorten daadwerkelijk toenemen, hangt van meer factoren af.

2. Bosareaal

De Nederlandse Bos Inventarisatie (NBI) rapporteert elke 5 jaar over de staat van het Nederlandse bos. In juni 2022 is de meest recente NBI verschenen en die rapporteert over de periode 2017-2021. In 2021 bedroeg de oppervlakte bos2 363.801 hectare.3 Het oppervlakte bos in 2021 is beperkt gedaald ten opzichte van het bosareaal in 2017. Net als in de voorgaande periode is het areaal bos teruggelopen doordat bos verdwenen is voor andere natuurtypen en er tijdelijke bossen op agrarische grond zijn teruggezet naar landbouwareaal. Rijk en provincies hebben in de landelijke Bossenstrategie uit 2020 een ambitie gesteld om het areaal bos in Nederland met 10% te vergroten (37.400 hectare) tot en met 2030. De voortgangsrapportage natuur (VRN) rapporteert jaarlijks over de voortgang van de Bossenstrategie. In 2021 en 2022 is in totaal 823 ha nieuw bos gerealiseerd (9e VRN, december 2023).4 Gegevens over de voortgang van de bossenstrategie in 2023 komen eind 2024 beschikbaar.

3. Condities VHR-doelbereik landnatuur

Om de effecten van het beleid te laten zien, gebruikt het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn voor landnatuur. Deze indicator wordt modelmatig berekend door het effect in te schatten van de stikstofdepositie, grondwaterstand, zuurgraad van de bodem en ruimtelijke condities (omvang en inrichting Natuurnetwerk Nederland) op de staat van instandhouding van VHR-soorten.

Het getal van afgerond 56% voor 2021 betekent dat er voor ongeveer 56% van de VHR-soorten een duurzame instandhouding bereikt kan worden op basis van de bekeken condities.

In deze modelberekening zijn (meet)gegevens van het RIVM en de provincies gebruikt over stikstofdepositie, natuurinrichting en -uitbreiding. Actuele bodem- en grondwatercondities konden niet worden gebruikt door het ontbreken van monitoring op dit vlak. De toename in VHR-doelbereik sinds 2018 komt vooral voort uit de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland door aankoop en inrichting van nieuwe natuur.

4. «Fauna in natuurgebieden op land» en «Fauna in Agrarisch gebied»

Kenmerkende soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen en vlinders van natuurgebieden op land zijn sinds 1990 gemiddeld afgenomen. Er is een groot verschil tussen de ontwikkelingen in bossen en die in open natuur gebieden. In de bossen is de trend sinds 1990 stabiel, maar de laatste 12 jaar is een matige toename waar te nemen. In de open natuurgebieden is juist sprake van een afname van 50 procent, al is daar de laatste 12 jaar de trend gestabiliseerd.

Sinds 1990 zijn vogels, zoogdieren en dagvlinders kenmerkend voor het agrarisch gebied gemiddeld genomen achteruit gegaan. Van de 45 in deze indicator opgenomen soorten zijn 27 soorten achteruitgaan en 12 vooruit. Vooral broedvogels en dagvlinders gaan achteruit. Bij de zoogdieren houdt het aantal vooruitgaande, stabiele en achteruitgaande soorten elkaar in evenwicht.

De figuren geven de trend weer van de ontwikkelingen van soorten in respectievelijk natuurgebieden op land en in het agrarisch gebied.

Bron: https://www.clo.nl/indicatoren/nl1581-trend-alle-natuurgebieden

Bron: https://www.clo.nl/indicatoren/nl1580-trend-fauna-agrarisch

Doelstelling: Streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector

Mate van duurzame bevissing

Doelstelling: Streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector (bron: Wageningen University & Research report C045/20)

Mate van duurzame bevissing

Omschrijving

Basis- of Referentiewaarde en jaar

Huidige waarde en jaar

Streefwaarde en jaar

Het percentage duurzaam bevist, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden.

Basiswaarde 2021 per vlootsegment: Pelagisch: 0,98 Grootschalige boomkor: 0,85

De laatst bekende waarde is 2021

1 (of lager)

Toelichting

1. Mate van duurzame bevissing

Voor het beoordelen of de Nederlandse vissersvloot afhankelijk is van overbeviste visbestanden en/of een biologisch risico vormt voor uitgeputte visbestanden wordt gebruik gemaakt van de duurzame oogst indicator. Indien deze indicator onder of gelijk is aan 1 is de oogst van het bestand in balans.

Doelstelling: Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

Doelstelling: Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

Doelstelling: Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

 

Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR (bron: Wageningen Research)

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2022

Realisatie 2022

Raming 2023

Realisatie 2023

Streefwaarde

Planning

Klanttevredenheid

8,6

2020

8,5

8,7

8,5

8,8

8

2020

Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

93%

2020

>90%

93%

>90%

92%

>80%

2020

         

Percentage innoverende agrarische bedrijven (bron: WEcR)

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Raming 2022

Streefwaarde

Planning

 

Percentage innoverende agrarische bedrijven

8%

2017

8,90%

5,30%

n.t.b.

10%

2025

 
 

Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport (bron: WEcR & CBS)

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Raming 2023

Streefwaarde

Planning

 

Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport

9.5%

2019

9,30%

9,80%

8,84%

12%

2021

 
 

Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen (bron: RVO)

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2022

Realisatie 2022

Raming 2023

Realisatie 2023

Streefwaarde (cumulatief 2020-2023)

Planning

Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen

0

2020

4.160

4.155

4.000

4.369

14.460

2023

         

Verhouding duurzame / totale investeringen (bron: WEcR)

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Raming 2022

Huidige schatting 2021

Streefwaarde

Planning

Verhouding duurzame / totale investeringen

25%

2017

18%

27%

n.t.b.

27%

30%

2025

Toelichting

1. Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en 2. Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR

In 2015 zijn alle TO2-instituten (waaronder Wageningen Research (WR)) overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klant tevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabel tonen de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor het onderzoek dat WR uitvoert.

3. Percentage innoverende agrarische bedrijven

Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

4. Aandeel technologische landbouwgoederen in de totale landbouwexport

Deze indicator geeft het technologisch aandeel (kennis en innovatie omgezet in goederen/diensten in de vorm van oa. Kassen- en machinebouw) van de aan de landbouw gerelateerde goederen weer in de totale landbouwexport van alle goederen.

5. Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen

Deze indicator toont het aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders over bedrijfsspecifieke vragen en behoeften gericht op aandachtsgebieden binnen de kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen met tot doel om te komen tot bedrijfsaan passingen in de eigen landbouwpraktijk. Voorbeelden van aandachtsgebieden zijn onder meer stikstofreductie, precisielandbouw, weerbare teelten, duurzaam bodembeheer, biodiversiteit, persoonlijke ontwikkeling van de ondernemer en de verduurzaming van zijn bedrijf, Boeren en tuinders die een voucher hebben toegekend gekregen ontvangen een bedrijfsadvies op maat door een onafhankelijke erkende bedrijfsadviseur. Deze indicator vervalt per 1 januari 2024. Dit houdt verband met de realisatie van de streefwaarde conform planning. In 2023 is de realisatie hoger uitgevallen dan de oorspronkelijke raming vanwege een extra openstelling voor bedrijfsadviezen in het kader van de aanpak piekbelasting. In totaal zijn over de hele periode (2020-2023) rond de 14.750 vouchers voor bedrijfsadviezen toegekend. Deze indicator komt voort uit de Sabe regeling en deze is per 1 januari 2023 omgezet naar het NSP/GLB. Er zijn nieuwe output- en resultaatindicatoren afgesproken voor alle regelingen die in het NSP/GLB zitten waaronder ook de Sabe regeling. De informatievoorziening hierover zal via de hiervoor opgezette verantwoordingssystematiek lopen.

6. Verhouding duurzame / totale investeringen

Deze indicator drukt het bedrag aan duurzame investeringen uit ten opzichte van het bedrag van de totale investeringen in de landbouw.

7. Monitoring van de Kennis- en Innovatie Agenda (KIA) van Landbouw, Water en Voedsel

Het doel van monitoring en effectmeting van de KIA LWV is dat we willen weten of we via kennis- en innovatieontwikkelingen in elke Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma (MMIP’s) bijdragen aan het behalen van de missiedoelen. Voor de KIA LWV is er een monitoringsdashboard ontwikkeld met kern KPI’s zodat de verschillende stakeholders met voldoende informatie geïnformeerd worden voor betere sturing, verantwoording en leren. We monitoren de instrumenten zoals PPS-projecten, beleidsondersteunend onderzoek en projecten gericht op kennisvalorisatie zoals Kennis op Maat.

1

NVWA Consumentenmonitor voedselveiligheid 2023 | Rapport | NVWA

2

De definitie van bos wordt in de 7e Nederlandse Bosinventarisatie verder toegelicht.

Licence