Base description which applies to whole site

11. Koopkracht

In de in dit hoofdstuk gepresenteerde koopkrachtcijfers (boxplot en voorbeeldhuishoudens) wordt de verandering van het besteedbaar inkomen tussen 2022 en 2023 weergegeven, gecorrigeerd voor inflatie.

In koopkrachtberekeningen wordt ervan uitgegaan dat er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van mensen. De berekeningen geven een inschatting van de effecten van economische ontwikkelingen en van overheidsbeleid op het inkomen van verschillende groepen huishoudens. De berekeningen zijn echter minder geschikt om de koopkracht voor individuele gevallen te voorspellen. Belangrijke gebeurtenissen zoals het vinden of verliezen van een baan of het maken van promotie kunnen immers niet meegenomen worden in de berekeningen en hebben doorgaans een groot effect op de persoonlijke koopkrachtsituatie. Dit moet altijd in ogenschouw gehouden worden bij het interpreteren van koopkrachtcijfers.

De oorlog in Oekraïne zorgde vanaf 2022 voor hogere energieprijzen. In 2023 begonnen de prijzen weer te dalen. Desondanks waren energieprijzen nog historisch hoog. Daarnaast verbreedde de inflatie: eerst stegen de voedselprijzen en de prijzen van andere goederen, en uiteindelijk ook de prijzen van diensten.

Bij de begroting 2023 werd de mediane koopkrachtontwikkeling, inclusief kabinetsbeleid, geraamd op 3,7%3. De mediane koopkracht is in 2023 (volgens het CEP 2024) uitgekomen op ‒ 0,8%. Dit is 4,5 procentpunt lager dan in de begroting werd verwacht. Een van de belangrijkste redenen voor de verschillen tussen de raming en de realisatie is dat het CBS een nieuwe meetmethode voor de inflatie heeft gehanteerd. In het Jaarverslag 2022 was daarom ook de raming voor 2023 opgenomen. Zo was te zien dat de aanpassing van de CBS-methode op papier leidde tot een hogere koopkrachtontwikkeling in 2022 en een lagere in 2023. Dit jaar tonen we weer beide jaren. In de oude meetmethode werd alleen naar de prijzen van nieuwe energiecontracten gekeken. Deze methode leidde in de Macro-Economische Verkenning (MEV) 2023 tot een raming van de cpi van 9,9% in 2022 en van 2,6% in 2023. In de begroting van 2023 is toegelicht (pagina 184) dat het inflatiecijfer voor 2022 vooruitliep op wat huishoudens daadwerkelijk ervaarden. Een aanzienlijk deel van de huishoudens werd immers pas geconfronteerd met de hogere energietarieven wanneer hun contract afliep. Ook rekenden veel energieleveranciers een lager tarief aan bestaande klanten met een variabel tarief, dan aan nieuwe klanten.

De nieuwe meetmethode van de inflatie doet recht aan het feit dat sommige huishoudens vaste tarieven hadden in hun energiecontract. Deze methode sluit daarom beter aan bij de door huishoudens ervaren inflatie, maar de overgang van de oude naar de nieuwe methode leidt tot een lagere inflatie in 2022 en een hogere inflatie in 2023. Met de nieuwe meetmethode voor de inflatie kwam deze alternatieve cpi uit op 6,8% in 2022 (dit was 10,0% volgens de oude methode) en 7,8% in 2023 (dit was 3,8% volgens de oude methode)4.

Figuur 8 presenteert de raming van de koopkracht in 2022 en 2023 uit de SZW-begroting 2023, op basis van de oude meetmethode van de inflatie. Figuur 9 toont de gerealiseerde koopkracht in 2022 en 2023, op basis van de nieuwe meetmethode van de inflatie. Het is duidelijk zichtbaar dat de nieuwe meetmethode zorgt voor een positiever beeld in 2022 en een negatiever beeld in 2023

Figuur 8 Boxplot raming koopkrachtontwikkeling 2022 en 2023. Linkerkolom: 2022, raming bij de Miljoenennota 2023 (MEV 2023). Rechterkolom: 2023, raming bij de Miljoenennota 2023 (MEV 2023).

Figuur 8 presenteert de raming van de koopkrachtontwikkeling van 2023 in een boxplot ten opzichte van het voorgaande jaar. De geraamde mediaan van alle huishoudens was voor 2023 3,7%.

Bron: SZW-berekeningen op basis van MEV 2023 en VWS-raming van zorgpremies.

Figuur 9 Boxplot realisatie koopkrachtontwikkeling 2022 en 2023. Linkerkolom: 2022, realisatie bij Jaarverslag 2023 (CEP 2024). Rechterkolom: 2023, realisatie bij Jaarverslag 2023 (CEP 2024).

Figuur 9 presenteert de koopkrachtontwikkeling van 2023 in een boxplot ten opzichte van het voorgaande jaar. De mediaan van alle huishoudens was voor 2023 -0,8%.

Bron: SZW-berekeningen op basis van CEP 2024 en VWS-raming van zorgpremies.

De koopkrachtontwikkeling wordt gepresenteerd in een boxplot waarin de koopkrachtontwikkeling van het 25e percentiel, het 50e percentiel (i.e. de mediaan, het middelste huishouden in een naar koopkrachtontwikkeling gerangschikte verdeling) en het 75e percentiel van de verschillende huishoudens is weergegeven. In de boxplot is de spreiding rondom de mediane koopkrachtontwikkeling zichtbaar.

Naast het lagere niveau van de koopkrachtontwikkeling door de hogere inflatie (als gevolg van de nieuwe CBS-methode), zijn er een aantal groepen die specifiek opvallen doordat de raming sterk afwijkt van de realisatie. Zo is in 2023 de realisatie voor de eerste inkomensgroep 7,6 procentpunt lager dan de raming en voor uitkeringsgerechtigden is de realisatie 8,7 procentpunt lager. Dit komt onder andere doordat in de begroting de energietoeslag voor 2023 geraamd werd op € 1.300. Later is besloten dat gemeenten € 500 van de energietoeslag in 2022 konden uitkeren. Dit leidt tot een positief effect op de koopkracht in 2022, maar een negatief effect 2023. Tussen 2022 en 2023 daalt de energietoeslag dan immers van € 1.800 in 2022 naar € 800 in 2023. In het CEP is de energietoeslag op deze manier verwerkt.

Om gevolgen van de hoge inflatie in 2023 voor huishoudens te beperken, en de koopkracht van huishoudens te beschermen, heeft het kabinet een groot pakket samengesteld dat bestond uit een incidenteel en structureel deel. Het incidentele pakket zorgde ervoor dat de kwetsbare groepen werden beschermd en de middengroep perspectief werd geboden. Het structurele deel van het pakket had als uitgangspunt dat werken moest lonen. De beleidsmatige maatregelen die het totale koopkrachtbeeld van 2023 hebben beïnvloed, worden hieronder uitgelicht. Een aantal maatregelen van het koopkrachtpakket hebben de inkomens van huishoudens ondersteund. Een ander deel van de maatregelen drukte de kosten van huishoudens. Deze maatregelen landden in de koopkracht via de inflatie.

Incidenteel maatregelen gericht op inkomen:

  • In 2023 was er een nieuwe energietoeslag voor huishoudens tot 120% van het sociaal minimum. Van de € 1.300 mocht € 500 euro in 2022 worden uitgekeerd door gemeenten, zodat in 2023 € 800 resteerde.

  • De maximale zorgtoeslag werd in 2023 verhoogd met € 432 voor alleenstaanden en € 463 voor paren tot respectievelijk € 1.850 en € 3.165.

Incidentele maatregelen gericht op uitgaven (via inflatie):

  • Om huishoudens te ondersteunen via hun energierekening en brandstofkosten, werd in 2023 het tijdelijke prijsplafond voor energie ingesteld en werd de accijns op brandstof tijdelijk verlaagd.

  • In juli 2023 was er een inkomensafhankelijke huurverlaging. Hiermee werden de huren verlaagd voor huurders met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum en een sociale huurwoning van een woningcorporatie.

Structurele maatregelen:

  • Het bruto wettelijk minimumloon is per 1 januari 2023 verhoogd met 8,05%. Inclusief de reguliere indexatie voor de gemiddelde cao-loonstijging nam het minimumloon in 2023 toe met 10,15%. Doordat uitkeringen gekoppeld zijn aan het minimumloon stegen deze mee.

  • De IOAOW werd per 1 januari 2023 verlaagd naar € 5 bruto per maand en wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.

  • De huurtoeslag is structureel verhoogd met € 16,94 per maand.

  • Het kindgebonden budget is verhoogd met € 356 tot € 468 per kind (afhankelijk van hoeveelheid kinderen in een huishouden)5. Het extra bedrag voor een alleenstaande ouder is verhoogd met € 356. Deze verhogingen worden na 2023 afgebouwd, totdat een verhoging van € 39 (eerste kind, tweede kind en alleenstaande ouderkop) en € 151 (vanaf het derde kind) resteert vanaf 2028.

  • De arbeidskorting is conform het coalitieakkoord verhoogd met € 384 op knikpunten 1 en 2, en met € 434 op knikpunt 3. Aanvullend is besloten om in 2023 een extra verhoging van € 89 toe te voegen aan knikpunten 2 en 3. Hiermee bedroeg de maximale arbeidskorting in 2023 € 5.052. Het afbouwpercentage werd verhoogd naar 6,51%.

  • In 2023 werd het inkomensbelastingtarief in de eerste schijf met 0,14%-punt verlaagd naar 36,93%.

  • In 2023 werd de zelfstandigenaftrek met € 1.280 verlaagd naar € 5.030, om het verschil in de fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen.

Tabel 119 Koopkrachtcijfers 2023 (mutaties in %)

Koopkrachtcijfers

Raming 2023

Realisatie 2023

Werkenden

  

Alleenverdiener met kinderen

  

modaal

7,3%

1,9%

2 x modaal

3,5%

‒ 1,1%

   

Tweeverdieners

  

modaal + ½ x modaal met kinderen

4,2%

‒ 0,2%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

1,6%

‒ 2,3%

2½ x modaal + modaal met kinderen

2,1%

‒ 1,9%

modaal + modaal zonder kinderen

3,2%

‒ 1,1%

2 x modaal + modaal zonder kinderen

2,3%

‒ 1,8%

   

Alleenstaande

  

minimumloon

12,2%

5,3%

modaal

3,6%

‒ 1,8%

2 x modaal

1,8%

‒ 2,5%

   

Alleenstaande ouder

  

minimumloon

12,7%

6,5%

modaal

7,1%

1,4%

   

Niet-werkenden

  

Sociale minima

  

paar met kinderen

10,4%

0,0%

alleenstaande

8,7%

‒ 5,4%

alleenstaande ouder

11,8%

0,8%

   

AOW (alleenstaand)

  

AOW

7,4%

‒ 5,2%

AOW +10.000

6,2%

1,3%

   

AOW (paar)

  

AOW

6,8%

‒ 3,9%

AOW +10.000

5,7%

0,9%

AOW +30.000

2,8%

‒ 1,0%

Bron: SZW-berekeningen op basis van CEP 2024 en VWS-raming van zorgpremies.

Armoedecijfers

Het CPB publiceert sinds 2022 een raming van de ontwikkeling van de armoede. De armoede indicator laat zien hoeveel mensen een inkomen hebben onder de armoedegrens (het benodigde budget om in de basisbehoeften te kunnen voorzien). Daarnaast wordt in beeld gebracht hoeveel kinderen in armoede leven.

Tabel 120 Armoedecijfers
 

2022

2023

Aantal personen onder de armoedegrens

790.000

820.000

In percentage ten opzichte van de totale groep

4,7%

4,8%

Aantal kinderen onder de armoedegrens

220.000

200.000

In percentage ten opzichte van de totale groep

6,7%

6,1%

Bron: SZW-berekeningen op basis van CEP 2024 en VWS-raming van zorgpremies.

Het aantal personen onder de armoedegrens was in 2023 4,8% van de bevolking. Van de kinderen leefde in 2023 6,1% onder de armoedegrens (zie tabel 120).

Het beleid dat gevoerd is in 2023, waaronder de energietoeslag, de verhoging van het WML en de verhoging van het kindgebonden budget, heeft de stijging van aandeel personen onder de armoedegrens beperkt tot 0,1 procentpunt. Het aandeel kinderen onder de armoedegrens is in 2023 gedaald met 0,6 procentpunt.

3

Deze raming is gebaseerd op de SZW-berekeningen op basis van het MEV 2023 en de VWS-raming van zorgpremies.

4

Centraal Economisch Plan (CEP) 2024, CPB.

5

De motie-Stoffer (Kamerstuk II, 2022-2023, 24 515, nr. 704) schrijft voor dat er onderzoek zal worden verricht naar of en hoe de kinderbijslag en/of het kindgebonden budget structureel kan worden verhoogd. Door de structurele verhoging van het kindgebonden budget vanaf 2023 wordt er aan de motie-Stoffer voldaan. 

Licence