Base description which applies to whole site

5.2 Ontvangsten, uitgaven en vermogens van de zorgfondsen (Zvw, Wlz en AWBZ)

Zorgverzekeringswet (Zvw)

De financiering van de Zvw loopt deels via het Zorgverzekeringsfonds (Zvf) en deels via de zorgverzekeraars. Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van de Zvw.

Tabel 16 Uitgaven en inkomsten Zvw (bedragen x € 1 miljard)1
 

Ontwerpbegroting

Bijstelling

Jaarverslag

 

2023

2023

2023

 

a

b

c=a+b

Zorverzekeringsfonds

   

Uitgaven

32,9

‒ 0,1

32,8

- Uitkering aan verzekeraars

29,7

0,0

29,7

- Rechtstreekse uitgaven Zvf

3,2

‒ 0,1

3,1

    

Inkomsten

32,5

1,0

33,5

- Inkomensafhankelijke bijdrage (IAB)

29,5

1,0

30,4

- Rijksbijdrage verzekerden 18-

3,1

0,0

3,1

- Overige baten

0,0

0,0

0,0

    

Exploitatiesaldo

‒ 0,4

1,1

0,8

Vermogenssaldo Zvf ultimo 2022

0,4

‒ 0,2

0,2

Vermogenssaldo Zvf ultimo 2023

0,0

0,9

0,9

    

Individuele verzekeraars

   

Uitgaven

56,8

0,0

56,8

- Uitgaven voor zorg

55,9

‒ 1,2

54,7

- Beheerskosten/saldo

0,9

1,2

2,0

    

Inkomsten

56,8

0,0

56,8

- Uitkering van het Zvf

29,7

0,0

29,7

- Nominale premie/eigen risico

27,1

0,0

27,1

1 Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal. De meeste cijfers in de kolom jaarverslag 2023 zijn afkomstig of afgeleid van Zorginstituut-cijfers. De raming van de zorguitgaven van zorgverzekeraars is vrijwel volledig gebaseerd op de maartlevering van Zorginstituut Nederland. Dit geldt ook voor de rijksbijdragen en de post overige baten (rentebaten, wanbetalers, onverzekerden, verdragsgerechtigden). Het vermogen per ultimo 2022 is gebaseerd op het jaarverslag 2022 van het Zvf van Zorginstituut Nederland. Voor de IAB is het CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt. Het vermogenssaldo 2023 is bepaald door het exploitatiesaldo 2023 op te tellen bij het vermogenssaldo 2022.

Bron: VWS, CPB, Zorginstituut Nederland en NZa.

Zorgverzekeringsfonds

De uitgaven van het Zvf bestaan uit de uitkering aan zorgverzekeraars (de vereveningsbijdrage) en de rechtstreekse uitgaven uit het fonds. De realisatie van de uitkering aan verzekeraars over 2023 is gelijk aan de stand van de ontwerpbegroting 2023. Ten opzichte van de ex-ante berekening van de vereveningsbijdrage zijn er geen nieuwe realisatiecijfers ontvangen van het Zorginstituut. De rechtstreekse uitgaven uit het fonds zijn € 0,1 miljard lager dan begroot.

De ontvangsten van het Zvf bestaan uit de Inkomensafhankelijke bijdrage (IAB), de rijksbijdrage verzekerden 18- en de overige baten van het fonds104. De ontvangsten uit de IAB worden € 1,0 miljard hoger ingeschat dan in de ontwerpbegroting 2023 werd verwacht. Dit komt doordat de grondslag waarover de IAB wordt geheven, hoger is uitgevallen dan eerder verwacht. Dit oorzaak hiervan is een gunstigere loonontwikkeling dan vooraf verwacht. Bij een gelijk IAB-percentage leidt dat tot hogere opbrengsten. Verder hebben sommige werkgevers als reactie op de coronacrisis gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot uitstel van betaling van belastingen en premies. Naar verwachting wordt een deel van deze uitgestelde afdrachten in 2023 ontvangen door het fonds. In de begroting en het jaarverslag van VWS worden deze ontvangsten verantwoord in het jaar waarop deze afdrachten betrekking hebben en niet het jaar waarin deze ontvangen worden. De IAB-opbrengsten in het jaarverslag zijn daarom gecorrigeerd voor deze nabetalingen over eerdere jaren om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de inkomsten behorend bij 2023. De rijksbijdrage voor verzekerden 18- is onveranderd, zoals opgenomen in de ontwerpbegroting 2023. De raming van de overige baten zijn naar aanleiding van realisaties nagenoeg gelijk gebleven. Dit betreft het saldo van baten en lasten voor wanbetalers, onverzekerden, gemoedsbezwaarden, rente en de premie van verdragsgerechtigden.

De € 1,0 miljard hogere verwachte inkomsten van het fonds en de € 0,1 miljard lagere uitgaven leiden tot een verbetering van het exploitatie­saldo van € 1,1 miljard. Bij de ontwerpbegroting 2023 werd uitgegaan van een negatief exploitatiesaldo over 2023 van € 0,4 miljard. De gerealiseerde meevallers voor het fonds leiden daarmee tot een positief exploitatiesaldo over 2023 van € 0,8 miljard.

Het vermogenssaldo eind 2022 is € 0,2 miljard positief. Dit vermogenssaldo is de resultante van het gerapporteerde fondstekort eind 2022 in het fonds­ jaarverslag van Zorginstituut van € 0,8 miljard en de gehanteerde vermogensnorm van negatief € 1,0 miljard voor 2022105. Gegeven het positieve vermogenssaldo van € 0,2 miljard eind 2022 en het positieve exploitatiesaldo over 2023 van € 0,8 miljard komt het vermogenssaldo eind 2023 afgerond uit op € 0,9 miljard. Het positieve vermogenssaldo eind 2023 was al grotendeels in beeld bij de begroting 2024 en heeft via een lagere IAB en hogere vereveningbijdrage geleid tot lagere zorgpremies in 2024. Meevallers in het fondsvermogen die bekend zijn na de begroting 2024 worden meegenomen in 2025.

Individuele verzekeraars

De zorguitgaven van verzekeraars komen naar verwachting € 1,2 miljard lager uit dan bij de ontwerpbegroting verwacht106. Hierdoor valt de post beheerskosten en saldo verzekeraars € 1,2 miljard hoger uit. Deze post is berekend als het verschil tussen de inkomsten voor verzekeraars en de uitgaven aan zorg door verzekeraars.

De inkomsten voor verzekeraars zijn gelijk aan wat in de ontwerpbegroting 2023 werd verwacht. Dit komt doordat er geen nieuwe realisatiecijfers zijn over de uitkering van het zorgverzekeringsfonds aan verzekeraars en omdat de nominale premie van verzekeraars slechts minimaal afweek van wat in de begroting werd verwacht. De nominale premie is € 1 hoger vastgesteld en het aantal verzekerden is vrijwel gelijk uitgekomen met de verwachting in de begroting. Deze beperkte stijging van de totale opbrengst van de nominale premie valt daarom weg in de afronding.

Wet langdurige zorg (Wlz)

Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van het Fonds langdurige zorg (Flz).

Tabel 17 Uitgaven en inkomsten Flz (bedragen x € 1 miljard)1
 

Ontwerpbegroting

Bijstelling

Jaaverslag

 

2023

2023

2023

 

a

b

c=a+b

Uitgaven

33,5

‒ 0,2

33,4

- Zorgaanspraken en subsidies

33,2

‒ 0,2

33,1

- Beheerskosten

0,3

0,0

0,3

    

Inkomsten

33,4

‒ 1,1

32,4

- procentuele premie

16,0

‒ 0,3

15,7

- Eigen bijdragen

2,2

0,1

2,2

- BIKK

4,9

‒ 0,1

4,8

- Rijksbijdrage Wlz

10,4

‒ 0,8

9,7

- Overige baten

0,0

0,0

0,0

    

Exploitatiesaldo

‒ 0,1

‒ 0,9

‒ 1,0

    

Vermogen Fonds langdurige zorg 2022

0,0

0,6

0,6

Vermogen Fonds langdurige zorg 2023

‒ 0,1

‒ 0,3

‒ 0,4

1 Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal. Het vermogen van het Flz ultimo 2022 is overgenomen uit het Financieel Jaarverslag Flz 2022 van Zorginstituut Nederland. De gerealiseerde premieopbrengst 2023 is een raming van het Ministerie van Financiën, evenals de premieopbrengst in de ontwerpbegroting 2023. Uitgavencijfers en eigen bijdragen komen overeen met de realisatiecijfers van NZa en Zorginstituut Nederland, zoals toegelicht in paragraaf 3.2 van het jaarverslag. Realisatiecijfers voor de rijksbijdrage BIKK en rijksbijdrage Wlz zijn overgenomen uit de kwartaalrapportage over het 4e kwartaal 2023 van Zorginstituut Nederland en komen overeen met de bedragen die door VWS zijn vastgesteld.

Bron: VWS, Ministerie van Financiën, Zorginstituut Nederland en NZa.

Uitgaven

De uitgaven van het Flz voor de Wlz zijn € 0,2 miljard lager uitgekomen dan in de ontwerpbegroting 2023. Het uitgavenniveau heeft zich sinds de ontwerpbegroting 2023 stabiel ontwikkeld.

Inkomsten

De procentuele Wlz-premie heeft € 0,3 miljard minder opgebracht dan geraamd in de ontwerpbegroting. Op Prinsjesdag 2023 was de verwachting nog dat de premieontvangsten over 2023 hoger zouden uitkomen, op € 16,4 miljard. Deze verwachting is echter niet uitgekomen, voornamelijk omdat een kleiner deel van de belastingontvangsten in 2023 is toegerekend aan de premies volksverzekeringen. De opbrengst van de eigen bijdragen en de rijksbijdrage BIKK is vrijwel op hetzelfde niveau uitgekomen als in de ontwerpbegroting 2023. De rijksbijdrage Wlz is € 0,8 miljard lager vastgesteld dan geraamd in de ontwerpbegroting 2023. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de meevallende premieopbrengsten over 2022 en het daaruit voortvloeiende fondsoverschot ultimo 2022, en de verwachte meevaller in de premieontvangsten over 2023. Hierdoor was de verwachting dat ultimo 2023 een fondsoverschot zou ontstaan. Om hiervoor te compenseren is de rijksbijdrage Wlz 2023 gedurende het jaar neerwaarts bijgesteld, om aan het einde van het jaar naar verwachting op een fondssaldo van (circa) 0 uit te komen. Achteraf gezien was deze bijstellling (deels) onterecht.

Exploitatiesaldo en fondsvermogen

Doordat de verwachte meevaller in de premieontvangsten in 2023 zich niet heeft voorgedaan en er daarentegen juist sprake was van een tegenvaller in de premieopbrengst, wordt het exploitatieresultaat van het Flz over 2023 geraamd op € 1,0 miljard negatief. Het effect op het fondssaldo is kleiner als gevolg van het positieve fondssaldo over 2022, dat doorwerkt in 2023. Het vermogen van het Flz ultimo 2023 wordt op grond van deze cijfers geraamd op € 0,4 miljard negatief. Het negatieve fondsvemogen ultimo 2023 worden gecompenseerd via een hogere rijksbijdrage Wlz in 2024. Dit heeft geen gevolgen voor het EMU-saldo.

104

Dit betreft het saldo van baten en lasten voor wanbetalers, onverzekerden, gemoedsbezwaarden, rente en de premie van verdragsgerechtigden.

105

De hoogte van het normvermogen resulteert uit het cumulatieve effect van de zogenoemde kas/ transactie-hobbels en -dips. Dit betreft het gevolg van de introductie van dbc’s in de ggz in 2008 (-€ 1.637 miljoen), de introductie van dbc’s in de geriatrische revalidatie in 2013 (- € 83 miljoen), het afschaffen van dbc’s in de jeugd-ggz bij overheveling naar de gemeenten in 2014 (+ € 346 miljoen), de dbc-duurverkorting in de MSZ in 2015 (+ € 685 miljoen), de afschaffing van de dbc’s in de ggz in 2021 (+ € 1.247 miljoen) en de kas/transactiehobbel bij de grens overschrijdende zorg (- € 270 miljoen). Daarnaast wordt het normvermogen vanaf 2020 verlaagd in verband met de uitgestelde IAB-afdrachten. Werkgevers konden in de coronacrisis hun belasting- en premieafdrachten uitstellen. Dit leidt kasmatig tot lagere ontvangsten in 2020 tot en met 2021 en hogere ontvangsten na 2021. In het jaarverslag van het Zvf is geen rekening gehouden met alsnog te ontvangen bedragen. Het lijkt redelijk dat wel te doen bij de premiestelling, om stevige fluctuaties in de premie te voorkomen. Daarom is het normvermogen in 2020 verlaagd met € 1.064 miljoen en in 2021 met € 367 miljoen. Voor 2022 is het normvermogen verhoogd met € 169 miljoen omdat in dit jaar een deel van de uitgestelde IAB is terugontvangen. Voor 2023 is de IAB-raming van het CPB overgenomen waarin al is gecorrigeerd voor dit effect. Cumulatief heeft dit een effect van ‒ € 974 miljoen op het normvermogen.

106

De totale gefinancierde zorguitgaven komen naar verwachting € 1,3 miljard lager uit dan bij de ontwerpbegroting werd verwacht. Dit is het saldo van de lagere zorguitgaven van verzekeraars € 1,2 miljard en de lagere rechtstreekse uitgaven uit het fonds € 0,1 miljard. Dit wijkt € 0,2 miljard af van de verticale toelichting in paragraaf 3.1.1 van dit jaarverslag. Dit verschil wordt verklaard doordat ten tijde van de ontwerpbegroting 2023 € 0,2 miljard aan transformatiemiddelen geparkeerd stonden op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën, deze middelen zijn pas later naar de VWS-begroting overgeheveld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 200 XVI, nr. 2, pagina 179). Omdat dit Zvw-relevante uitgaven betrof, zijn deze wel meegenomen in de financiering van de Zvw en de totale gefinancierde zorguitgaven in de ontwerpbegroting. 

Licence