A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2005 wijzigingen aan te brengen in:
a. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X);
b. de begrotingsstaat inzake de baten-lastendiensten van dit ministerie.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Uit de hiervoor vermelde samenvattende begrotingsstaat blijkt dat ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 een bedrag van € 78,960 miljoen op de begroting van de uitgaven voor 2005 in mindering wordt gebracht en dat het begrotingsbedrag van de ontvangsten voor 2005 met een bedrag van € 3,234 miljoen wordt verlaagd. Deze slotwetmutaties 2005 leiden tot een uitgavenbudget van € 7 693,372 miljoen en een ontvangstenbudget van € 427,750 miljoen. Het bedrag voor de in 2005 aan te gane verplichtingen wordt verlaagd met € 427,360 miljoen tot een bedrag van € 7 219,308 miljoen.
Samenvatting belangrijkste begrotingswijzigingen
Eén van de voornaamste oorzaken die het totaal van het Defensiebudget beïnvloeden, is de in de uitgaven doorwerkende hogere realisatie van de ontvangsten van € 12,5 miljoen. Hier tegenover staat een lagere opbrengst uit verkopen via de Dienst der Domeinen van € 15,7 miljoen. Het Defensiebudget voor 2005, exclusief HGIS, wordt verder nog verlaagd met het vastgestelde bedrag van de eindejaarsmarge 2005, zijnde € 53,4 miljoen.
Het op het artikel Nominaal en Onvoorzien geparkeerde bedrag van € 85,6 miljoen aan arbeidsvoorwaardengeld, heeft in 2005 geen bestemming gekregen als gevolg van het nog ontbreken van een arbeidsvoorwaardenakkoord. Dit bedrag blijft, ter invulling van de arbeidsvoorwaarden, beschikbaar. Dit geldt eveneens voor het gestalde bedrag van € 9,9 miljoen ten behoeve van de uitvoering van het Sociaal Beleidskader in 2005.
Het feitelijke realisatiebeeld
Het algemene beeld laat zien dat het verloop van de realisatie op de investeringen en exploitatie op een zodanig niveau is geëindigd dat de eindejaarsmarge van € 53,4 ruim binnen de mogelijkheden van de geldende regelgeving is gebleven.
De mutaties in de slotwet hebben een niet-beleidsmatig karakter. Ze bestaan voornamelijk uit herschikkingen als gevolg van het verloop van de realisatie, de noodzaak om de bedrijfsvoering te continueren en het garanderen van de inzetbaarheid van de krijgsmacht.
Bij de defensieonderdelen worden de mutaties naar oorzaak toegelicht waarbij het totaal van deze mutaties sluit op de slotwet zoals opgenomen in de tabel voor de uitgaven en ontvangsten.
In de eerste en tweede suppletore begroting 2005 zijn bij de baten-lastendiensten geen mutaties opgenomen. Het verschil tussen de raming en de uiteindelijke realisatie is derhalve gelijk te stellen aan het verschil tussen het niveau van de begroting en de eindrealisatie, zijnde de zogenoemde slotwetmutaties.
In aansluiting op de tweede suppletore begroting 2005 (samenhangende met de Najaarsnota), vastgesteld bij de Wet van 00 0000000 2005, Stb. 000, strekt het onderhavige wetsvoorstel ertoe, op grond van artikel 10, derde lid, onder c, van de Comptabiliteitswet, per begrotingsartikel een positief dan wel negatief verschil tussen het beschikbare begrotingsbedrag en de realisatie op te heffen.
Overeenkomstig de voorschriften zijn de mutaties niet-beleidsmatig en hebben betrekking op boekhoudkundige dan wel uitvoeringstechnische aspecten.
Voor zover de aanpassingen van enige omvang zijn, is daarvan reeds eerder melding gemaakt in de Voorlopige Rekening 2005 (Kamerstukken II, 2005–2006, 00 000, nr. 1).
In aansluiting op de tweede suppletore begroting 2005 ontstaat samenvattend het volgende beeld:
1. | Reeds vermeld in de Voorlopige Rekening 2005 | – € 90,0 miljoen |
2. | Nadere wijzigingen ten opzichte van de Voorlopige Rekening | + € 11,0 miljoen |
Totaal van de verlaging | – € 79,0 miljoen |
1. | Reeds vermeld in de Voorlopige Rekening 2005 | – € 19,8 miljoen |
2. | Nadere wijzigingen ten opzichte van de Voorlopige Rekening | + € 16,6 miljoen |
Totaal van de verlaging | – € 3,2 miljoen |
Uit onderstaand overzicht blijken, vanaf de autorisatiebegroting, de gevolgen van de mutaties voor de onderscheiden deelbudgetten en welk bedrag uiteindelijk voor elk defensieonderdeel beschikbaar was (x EUR 1 miljoen)
Uitgavenmutaties | KM | KL | Klu | KMar | CBOS | Civiel | IS | OK | Geh. | Nom. | Alg. | Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand Autorisatiebegroting 2005 (incl. NvW) | 1 007,7 | 1 793,1 | 1 106,1 | 345,2 | 195,0 | 35,1 | 211,4 | 1 389,8 | 1,4 | 127,3 | 1 461,0 | 7 673,1 |
Wijzigingen in samenhang met de Voorjaarsnota 2005 | – 30,3 | – 62,5 | – 18,2 | 2,4 | 27,8 | – 8,9 | 11,0 | 36,9 | 0,3 | 196,2 | – 26,7 | 128,1 |
Wijzigingen opgenomen in de Miljoenennota 2006 | 52,7 | 44,5 | – 125,4 | 7,6 | 0,0 | – 0,2 | – 5,5 | 78,9 | – 81,0 | – 30,6 | – 59,0 | |
Wijzigingen opgenomen in de Najaarsnota 2005 | – 5,9 | 7,3 | 72,3 | 0,4 | 0,0 | 0,0 | – 53,0 | 1,8 | 0,0 | 2,3 | 5,0 | 30,3 |
Afrondingsverschillen | – 0,1 | |||||||||||
Wijzigingen opgenomen in de Voorlopige Rekening 2005 | ||||||||||||
Bijstelling ontvangsten | – 0,7 | 17,3 | – 12,5 | 3,5 | – 19,0 | 4,4 | 0,6 | – 6,4 | ||||
Lagere ontvangsten Domeinverkopen | – 18,6 | – 18,6 | ||||||||||
Bijstelling ontvangsten HGIS | 5,1 | 5,1 | ||||||||||
Voorlopige eindejaarsmarge HGIS | – 14,1 | – 5,3 | – 19,4 | |||||||||
Voorlopige eindejaarsmarge | 43,0 | 37,7 | 164,0 | – 7,6 | – 0,9 | – 15,6 | – 30,7 | – 226,2 | – 14,2 | – 50,5 | ||
Afrondingsverschillen | – 0,2 | |||||||||||
Nadere wijzigingen | ||||||||||||
Bijstelling ontvangsten | 0,4 | 0,8 | 2,3 | 0,9 | 3,7 | 1,0 | 0,3 | 9,5 | ||||
Bijstelling ontvangsten HGIS | 4,2 | 4,2 | ||||||||||
Definitieve eindejaarsmarge | 1,7 | 4,1 | – 0,8 | – 0,8 | – 1,9 | 2,7 | – 4,7 | – 2,9 | – 0, 3 | – 2,9 | ||
Definitieve eindejaarsmarge HGIS | – 2,9 | – 2,9 | ||||||||||
Bijstelling domeinverkopen | 2,9 | 2,9 | ||||||||||
Afrondingsverschillen | 0,0 | 0,0 | – 0,2 | 0,0 | 0,0 | – 0,1 | 0,1 | 0,0 | 0,1 | 0,1 | 0,2 | |
Stand Slotwet 2005 | 1 068,6 | 1 842,4 | 1 187,6 | 351,6 | 215,1 | 26,8 | 126,9 | 1 477,3 | 1,8 | 0,0 | 1 395,2 | 7 693,4 |
Opm. De totalen van de tellingen kunnen in verband met afrondingen afwijken
De belangrijkste posten die de deelbudgetten en/of het Defensiebudget ten opzichte van het financiële niveau van de tweede suppletore begroting 2005, samenhangend met de Najaarsnota 2005, beïnvloeden, zijn:
Wijzigingen vermeld in de Voorlopige rekening
1. Bijstelling (verrekenbare) ontvangsten
Conform de regels van de budgetdiscipline is het uitgavenbudget naar aanleiding van de per saldo lagere ontvangsten (zie ook overzicht ontvangsten) evenredig naar beneden bijgesteld (€ 6,4 miljoen). Het betreft de volgende defensieonderdelen: Koninklijke marine (– € 0,7 miljoen), Koninklijke landmacht (€ 17,3 miljoen), Koninklijke luchtmacht (– € 12,5 miljoen), Koninklijke marechaussee (€ 3,5 miljoen), Internationale samenwerking (– € 19,0 miljoen), Ondersteuning krijgsmacht (€ 4,4 miljoen) en Algemeen (€ 0,6 miljoen).
2. Lagere opbrengst Domeinenverkopen
De verkopen via de dienst der Domeinen zijn voor een bedrag van € 18,6 miljoen achtergebleven bij de raming volgens de tweede suppletore begroting. Conform de regels van de budgetdiscipline wordt het uitgavenbudget met een gelijk bedrag verlaagd. Voor een toelichting wordt verwezen naar hetgeen vermeld wordt bij de ontvangstenbegroting in dit algemene deel.
3. Bijstelling ontvangsten Homogene groep Internationale Samenwerking (HGIS)
In overeenstemming met de huidige regelgeving wordt het uitgavenbudget verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de hogere ontvangsten van € 5,1 miljoen.
4. Voorlopige eindejaarsmarge (HGIS)
Bij het vaststellen van de onderschrijding van het Defensie-aandeel in de HGIS wordt rekening gehouden met het uitgavenartikel 09. Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties en het artikelonderdeel «Attachés» van het artikel 11. Internationale samenwerking.
Mede gelet op de hiervoor onder punt 3 genoemde hogere ontvangst van € 5,1 miljoen (Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties) en de beperkte uitgaven voor attachés (€ 5,3 miljoen minder) is er sprake van een onderschrijding van per saldo € 19,4 miljoen.
5. Voorlopige eindejaarsmarge 2005
Tijdens het opstellen van de Voorlopige Rekening 2005 werd per saldo rekening gehouden met een onderschrijding van € 50,5 miljoen (exclusief HGIS). Dit bedrag vindt voor een belangrijk deel zijn oorzaak in de niet gerealiseerde uitgaven met betrekking tot de Loonbijstelling en het sociaal beleidskader.
In de nadere wijzigingen zijn de hogere ontvangsten van € 13,7 miljoen verwerkt. Na diverse correcties wordt de eindejaarsmarge verhoogd met € 7,1 miljoen en die voor HGIS verminderd met € 1,3 miljoen. Derhalve bedragen de onderschrijdingen afgerond ongeveer € 53,4 respectievelijk € 22,3 miljoen voor HGIS. Tenslotte worden de opbrengsten uit verkopen middels de dienst der Domeinen verhoogd met € 2,9 miljoen.
Voor een meer uitgebreide toelichting bij de opmerkelijke uitgavenmutaties wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Uit onderstaand overzicht blijken, vanaf de autorisatiebegroting, de gevolgen van de mutaties voor de onderscheiden deelbudgetten en welk bedrag uiteindelijk voor elk defensieonderdeel beschikbaar was (x EUR 1 miljoen)
Ontvangstenmutaties | KM | KL | Klu | KMar | CBOS | Civiel | IS | OK | Geheim | Nom | Alg | Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand Autorisatiebegroting 2005 (incl. NvW) | 36,9 | 34,7 | 37,0 | 8,0 | 1,4 | 1,1 | 31,7 | 45,6 | 201,3 | 397,7 | ||
Wijzigingen in samenhang met de Voorjaarsnota 2005 | – 1,1 | – 1,1 | ||||||||||
Wijzigingen opgenomen in de Miljoenennota 2006 | 0,0 | |||||||||||
Wijzigingen opgenomen in de Najaarsnota 2005 | 34,4 | 34,4 | ||||||||||
Wijzigingen opgenomen in de Voorlopige Rekening 2005 | ||||||||||||
Bijstelling ontvangsten (incl. Domeinopbrengsten) | – 0,7 | 17,3 | – 12,5 | 3,5 | – 19,0 | 4,4 | – 18,0 | – 25,0 | ||||
Bijstelling ontvangsten HGIS | 5,1 | 5,1 | ||||||||||
Nadere wijzigingen | ||||||||||||
Bijstelling ontvangsten | 0,4 | 0,8 | 2,3 | 0,9 | 3,7 | 1,0 | 3,2 | 12,3 | ||||
Bijstelling ontvangsten HGIS | 4,2 | 4,2 | ||||||||||
Afrondingsverschillen | – 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | ||||||||
Stand Slotwet 2005 | 36,6 | 52,8 | 26,8 | 12,4 | 10,7 | 4,7 | 12,8 | 51,0 | 0,0 | 0,0 | 219,9 | 427, 7 |
Wijzigingen ontvangsten vermeld in de Voorlopige rekening
De per saldo lagere ontvangsten (inclusief HGIS) die, volgens de regels van de budgetdiscipline, eveneens het uitgavenbudget met – € 19,9 miljoen beïnvloeden, vinden vooral hun oorzaak bij het niet-beleidsartikel Algemeen. Voornamelijk de lagere opbrengsten uit Domeinverkopen, een post waarvan de ontvangsten met ingang van de begroting 2005 op dit niet-beleidsartikel worden verantwoord, zijn hier debet aan. Voorts zijn de ontvangsten uit internationale samenwerking lager door het niet tijdig autoriseren van Navo Veiligheidsinvesteringsprojecten.
De nadere wijzigingen bij alle defensieonderdelen ten opzichte van de Voorlopige rekening 2005 bedragen ongeveer € 16,6 miljoen (inclusief de verkopen middels de dienst der Domeinen).
Voor alle wijzigingen geldt dat, voor een (meer uitgebreide) toelichting op de opmerkelijke mutaties van de verrekenbare ontvangsten, verwezen wordt naar het gestelde in de artikelsgewijze toelichting.
B 3. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Voor het verklaren van verschillen tussen de gerealiseerde bedragen en de beschikbare bedragen na de tweede suppletore begroting 2005 is een norm gehanteerd. Op het niveau van (beleids)artikel worden in principe alleen de verschillen toegelicht die groter zijn dan, dan wel gelijk zijn aan 5% (van het begrotingsartikelbedrag) of € 5 miljoen.
Voorts worden over het algemeen alleen de grootste projecten genoemd; er is dus voorshands geen sprake van een limitatieve opsomming.
Beleidsartikel 01. Koninklijke marine
De verhoging van de verplichtingen van dit artikel ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 bedraagt per saldo € 77,6 miljoen. Dit verschil is deels het gevolg van de verschuiving van bestelmomenten en betaalmomenten van bestaande investeringsprojecten en deels het gevolg van aangegane verplichtingen voor investeringsprojecten die in tijd zijn versneld of vertraagd. Het betreft hier met name de versnelde verwerving van de projecten All Terrain Vehicles (€ 74,7 miljoen) en Missiles en munitie voor de Luchtverdedigings- en commandofregatten (€ 44,3 miljoen). Daarnaast zijn met name de uitgaven voor infrastructurele projecten lager uitgevallen, hetzij door vertraging dan wel aanpassing terwijl energiecontracten (€ 22,0 miljoen) in 2006 zijn afgesloten in plaats van in 2005.
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de geraamde programma- en apparaatsuitgaven bedraagt € 735,9 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 751,4 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een overschrijding van € 15,5 miljoen. Voor de investeringen was een budget van € 288,3 miljoen beschikbaar. De realisatie op de investeringen is uitgekomen op € 317,2 miljoen, waardoor er een overschrijding is ontstaan van € 28,9 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie het ontstane verschil toegelicht.
Personele en materiële uitgaven
De hogere uitgaven wordt per saldo veroorzaakt door lagere salarisuitgaven (– € 6,3 miljoen) voor zowel burger- als militair personeel als gevolg van verschuivingen in de personeelsopbouw (prijs- en hoeveelheidsverschil en toelagen en uitkeringen). Voor de overige personele exploitatie geldt dat de uitgaven € 3,4 miljoen hoger zijn uitgevallen. Het betreft hier diverse kleine wijzigingen in de uitgaven, waaronder een hogere bijdrage (€ 2,7 miljoen) aan de baten-lastendiensten in verband met meerleveringen van voeding en diensten. De uitgaven voor de materiële exploitatie zijn € 15,6 miljoen hoger. Dit wordt met name veroorzaakt door de sterk gestegen prijzen voor brandstoffen (€ 8,7 miljoen) en meeruitgaven (€ 4,5 miljoen) voor het onderhoud ten behoeve van de af te stoten vliegtuigen.
De realisatie van de investeringen in groot materieel en infrastructuur ten behoeve van de Koninklijke marine in 2005 is uitgekomen op € 317,2 miljoen. Dit is € 28,9 miljoen hoger ten opzichte van het beschikbare budget. Deze afwijking wordt met name veroorzaakt door een hogere realisatie op het project NH-90 en op de verwerving van de All Terrain Vehicles.
Bij het project NH-90 kwam, tegen de verwachting in, geen multinationaal contract voor de verwerving van trainingsmiddelen tot stand, omdat de deelnemende landen en de industrie niet tot overeenstemming kwamen. Dit leidde tot onderrealisatie bij dit onderdeel van het project. Echter, door een gewijzigd betaalschema is voor de helikopters het uitgavenniveau in 2005 € 13,0 miljoen hoger dan was gepland.
Als gevolg van prioriteitstelling is de verwerving van All Terrain Vehicles ten behoeve van het Korps Mariniers versneld uitgevoerd. Daardoor zijn er in 2005 betalingen verricht ter grootte van € 12,5 miljoen die in de begroting voor het jaar 2007 waren voorzien.
De overige, voor het merendeel kleine, afwijkingen ten opzichte van de in de begroting opgenomen ramingen, leiden per saldo tot een overschrijding van € 3,4 miljoen. Onderdeel hiervan zijn een in 2005 lagere dan verwachte betaling voor het project CUP-Orion en hogere uitgaven in verband met de uitvoering van infrastructurele projecten.
Beleidsartikel 02. Koninklijke landmacht
De verlaging van de verplichtingen van dit artikel ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 bedraagt per saldo € 189,1 miljoen. Dit verschil is deels het gevolg van de verschuiving van bestel- en betaalmomenten van bestaande investeringsprojecten en deels het gevolg van nieuwe verplichtingen voor investeringsprojecten die in tijd zijn versneld of vertraagd in eerdere jaren. De opmerkelijke verschillen zijn de versnelling van het project IGV (de in 2005 geplande verplichting van € 10,5 miljoen is in 2004 aangegaan), de vertraging van het project Soldier Modernisation Programme (– € 29,0 miljoen) en de vertraging van het infrastructuurproject De Peel (– € 18,2 miljoen). Het resterende verschil van – € 131,4 miljoen is voor een deel toe te schrijven aan (wijzigingen van) een groot aantal kleinere projecten. Ook is de daling deels verbonden aan de overheveling van budgetten voor investeringen en onderhoud naar andere defensieonderdelen.
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de geraamde programma- en apparaatsuitgaven bedraagt € 1 309,6 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 1 328,6 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een overschrijding van € 19,0 miljoen. Voor de investeringen was een budget van € 472,9 miljoen beschikbaar. De realisatie op de investeringen is uitgekomen op een bedrag van € 513,8 miljoen, waardoor er een overschrijding is ontstaan van € 40,9 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie de ontstane verschillen toegelicht.
Personele en materiële uitgaven
De in totaal hogere uitgaven van € 19,0 miljoen worden per saldo veroorzaakt door hogere salarisuitgaven (€ 19,1 miljoen) voor zowel burger- als militair personeel als gevolg van verschuivingen in de personeelsopbouw (prijs- en hoeveelheidsverschil en toelagen en uitkeringen). Een belangrijk aandeel in deze verhoging zijn de hogere uitgaven voor toelagen als gevolg van de meeruitgaven voor de grote oefening «Iron Sword». Voor de overige personele exploitatie geldt dat de uitgaven € 5,7 miljoen hoger zijn uitgevallen. Het betreft hier een aantal kleine wijzigingen in de uitgaven van uiteenlopende aard, waaronder een hogere bijdrage (€ 3,5 miljoen) aan de baten-lastendiensten in verband met meerleveringen van voeding en diensten. De uitgaven voor de materiële exploitatie zijn € 5,8 miljoen lager uitgevallen. Het betreft hier een groot aantal kleine wijzigingen in de geplande betalingen.
De realisatie van de investeringen in groot materieel ten behoeve van de Koninklijke landmacht in 2005 is uitgekomen op € 513,8 miljoen. Dit is € 40,9 miljoen hoger dan het budget van € 472,9 miljoen. Deze verhoging wordt met name veroorzaakt door een versnelde uitvoering van de projecten Fennek/LVB en Infanterie Gevechtsvoertuig. Een onderrealisatie treedt op bij de projecten Vervanging M109 (inclusief munitie), Wissellaadsystemen 165 kN (WLS), Medium Range Anti-Tank (MRAT) en Tactische Indoor Simulatie (TACTIS).
Bij het project Fennek/LVB is de werving versneld. Voor 2005 was in de begroting een bedrag geraamd van € 11,1 miljoen, maar door de versnelling in het project is uiteindelijk € 43,7 miljoen in 2005 gerealiseerd.
Voor het project Infanterie Gevechtsvoertuig was in de begroting een budget van € 5,0 miljoen beschikbaar. In december is, na overleg met de Tweede Kamer, besloten het project te versnellen. Als gevolg daarvan is in 2005 een bedrag van € 97,5 miljoen gerealiseerd.
Voor het project Vervanging M109 was in 2005 een budget van € 31,8 miljoen beschikbaar. Hiervan is in 2005 slechts € 11,9 miljoen betaald. Dit is met name een gevolg van technische tekortkomingen aan de vuurmonden. De eerste twee vuurmonden zijn afgeleverd onder «limited verification». Tot de volledige verificatie is slechts 80% van de contractprijs bij de aflevering betaald. Daarnaast waren er problemen bij de keuring van het geleverde logistieke deel. Op grond hiervan is een deel van de projectuitgaven doorgeschoven naar 2006.
Voor het project Wissellaadsystemen (WLS) 165 kN was in de begroting een budget van € 85,6 miljoen opgenomen. Hiervan is € 68,9 miljoen gerealiseerd. De onderrealisatie van € 16,7 miljoen wordt in belangrijke mate verklaard door het uitlopen van de beproeving van de containers en de flatracks en door de, in eerste instantie, foutieve leveringen.
Voor het project Medium Range Anti-Tank (MRAT) was in de begroting een budget van € 49,9 miljoen opgenomen. Hiervan is € 36,6 miljoen gerealiseerd. De betalingen zijn in oktober 2005 grotendeels stilgelegd vanwege de bij de beproevingen geconstateerde rookontwikkeling. De onderhandelingen met de leverancier zijn eind vorig jaar gestart om deze kwestie op te lossen.
Door vertraging in de besluitvorming van het infrastructurele deel binnen het project Tactische Indoor Simulatie zijn de daaraan verbonden betalingen voor 2005 (€ 11,2 miljoen) doorgeschoven naar 2006.
De overige mutaties, voor het merendeel kleine afwijkingen ten opzichte van de in de begroting opgenomen ramingen, leiden per saldo tot een onderschrijding van € 23,1 miljoen.
Het verschil tussen de raming van de ontvangsten en de realisatie is € 18,1 miljoen. Dit verschil vindt grotendeels zijn oorzaak in een ontvangst van € 15,0 miljoen voor de overdracht van IV-middelen aan de DTO door de invoering van «Integrale werkplekdiensten». Het resterende verschil is veroorzaakt door verrekeningen voor geleverde diensten, waaronder de in eigen beheer uitgevoerde geneeskundige verzorging.
Beleidsartikel 03. Koninklijke luchtmacht
De verhoging van de verplichtingen van dit artikel ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 bedraagt per saldo € 23,5 miljoen. Dit verschil is deels het gevolg van de verschuiving van bestel- en betaalmomenten van bestaande investeringsprojecten en deels het gevolg van nieuwe verplichtingen voor investeringsprojecten die in de tijd versneld of vertraagd worden aangegaan. De opmerkelijke verschillen zijn vertragingen in de projecten LG-bewapening (fase 1), Link-16, F-16 Zelfbescherming (fase 1), F-16 Targeting pods, F-16 M5 Modificatie en Patriot Vervanging Compatriot. Deze vertragingen, die ontstaan in de complexiteit van onderhandelingen en besluitvorming, veroorzaken een onderrealisatie van € 206,1 miljoen. Daartegenover staan verplichtingen die niet in de begroting 2005 waren voorzien, zoals voor de projecten Patriot Update PAC-3 (€ 117,3 miljoen), derde en vierde Hercules C-130 transportvliegtuig (€ 26,2 miljoen), derde DC-10 (€ 22,9 miljoen) en huisvesting CLSK (€ 31,7 miljoen). Daarnaast wordt het verplichtingenniveau beïnvloed door de sterk gestegen prijzen voor brandstoffen (€ 19,9 miljoen).
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de geraamde programma- en apparaatsuitgaven bedraagt € 753,4 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 794,4 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een overschrijding van € 41,0 miljoen. Voor de investeringen was een budget van € 281,4 miljoen beschikbaar. De realisatie op de investeringen is uitgekomen op een bedrag van € 393,2 miljoen, waardoor er een overschrijding is ontstaan van € 111,8 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie de ontstane verschillen toegelicht.
Personele en materiële uitgaven
De in totaal hogere uitgaven van € 41,0 miljoen zijn het gevolg van herschikkingen van budgetten in het kader van «Op weg naar een nieuw evenwicht». De gewijzigde uitgaven ten opzichte van de tweede suppletore begroting worden veroorzaakt door lagere salarisuitgaven voor zowel burger- als militair personeel. Dat wordt met name veroorzaakt door een verschuiving in de personeelsopbouw (prijs- en hoeveelheidsverschil). Daarnaast zijn de budgetten voor de (overige) personele- en materiële exploitatie op grond van de uitwerking van de nieuwe organisatie en de hieruit voortvloeiende realisatie anders gerealiseerd. Dit resulteert in een hogere realisatie van € 21,1 miljoen. Door de sterk gestegen prijzen voor brandstoffen zijn de uitgaven eveneens hoger (€ 19,9 miljoen) uitgevallen.
De realisatie van de investeringen in groot materieel en infrastructuur ten behoeve van de Koninklijke luchtmacht in 2005 is uitgekomen op€ 393,2 miljoen. Dit is € 111,8 miljoen hoger dan het budget van€ 281,4 miljoen. Dit wordt vooral veroorzaakt door het feit dat, ten tijde van het opstellen van de tweede suppletore begroting verwacht werd dat, in het kader van nieuw evenwicht, een groot aantal projecten niet tot realisatie zou komen Nu blijkt dat deze projecten, conform de oorspronkelijke planning, alsnog zijn gerealiseerd. Daarnaast vond in 2005 de verwerving plaats van de kantooraccommodatie voor het CLSK in Breda (€ 24,0 miljoen) en het derde en vierde C-130 Hercules transportvliegtuig (€ 7,5 miljoen), wat niet in de begroting 2005 was voorzien.
Het verschil tussen de raming van de ontvangsten en de realisatie is – € 10,2 miljoen. Dit verschil wordt grotendeels veroorzaakt door de systematiek waarin via Foreign Military Sales betaalde voorschotten aan de Amerikaanse overheid worden afgehandeld. Voorschotbetalingen via FMS worden op basis van werkelijke prijzen herberekend, wat kan leiden tot terugbetalingen. Doordat een aantal van deze in 2005 verwachte terugbetalingen is vertraagd naar 2006, zijn in 2005 minder ontvangsten gerealiseerd dan geraamd.
Beleidsartikel 04. Koninklijke marechaussee
De verhoging van de verplichtingen van dit artikel ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 bedraagt € 8,8 miljoen. Dit verschil is het gevolg van diverse aanpassingen van de bestelmomenten van bestaande investeringsprojecten en materiële uitgaven, anders dan was voorzien met de tweede suppletore begroting 2005.
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de geraamde programma- en apparaatsuitgaven bedraagt € 318,8 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 315,4 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een onderschrijding van € 3,4 miljoen. Voor de investeringen was een budget van € 36,8 miljoen beschikbaar. De realisatie op de investeringen is uitgekomen op een bedrag van € 36,2 miljoen, waardoor er een marginale onderschrijding is ontstaan van € 0,6 miljoen.
Personele en materiële uitgaven
De in totaal lagere uitgaven van € 3,4 miljoen is deels het gevolg van herschikkingen van budgetten en de uiteindelijke realisatie naar aanleiding van de nieuwe organisatie. De minderuitgaven worden met name veroorzaakt door een lagere gemiddelde gerealiseerde sterkte in 2005. Daarnaast is de realisatie op de (overige) personele- en materiële exploitatie iets lager uitgevallen door diverse kleine bijstellingen.
De realisatie op de investeringen is voor een bedrag van € 0,6 miljoen lager uitgevallen en heeft betrekking op een aantal wijzigingen in de uitvoering van diverse projecten.
Op de ontvangsten is € 4,4 miljoen meer gerealiseerd. Dit verschil is met name het gevolg van de overdracht van IV-middelen aan DTO vanwege de invoering van Integrale werkplekdiensten.
Beleidsartikel 09. Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties
De verlaging van de verplichtingen van dit artikel ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 bedraagt € 9,0 miljoen en houdt voornamelijk verband met de bij de uitgaven genoemde oorzaken van de mutaties.
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de geraamde uitgaven bedraagt € 222,8 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 215,1 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een onderschrijding van € 7,7 miljoen.
De realisatie is uitgekomen op een bedrag van € 215,1 miljoen. De lopende operaties zijn qua omvang niet gewijzigd, wel zijn er verschillen opgetreden in de uitgaven bij diverse operaties ten opzichte van de raming. Daar tegenover zijn de bijdragen aan contributies enigszins gestegen. Uiteindelijk leidt dit per saldo tot lagere uitgaven.
De meerontvangsten van € 9,2 miljoen zijn een gevolg van het ontvangen van restituties van eerder betaalde VN-contributies en de terugontvangst in verband met afgesloten FMS-contracten.
Beleidsartikel 10. Civiele taken
De verlaging van de verplichtingen van dit artikel ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 bedraagt € 8,4 miljoen. Een deel van de uitgaven voor de kustwacht is bestemd voor de luchtverkenningscapaciteit. Deze capaciteit wordt sinds april 2005 geleverd met Fokker-60 vliegtuigen van de Koninklijke luchtmacht totdat civiele luchtverkenningscapaciteit beschikbaar is. De verlaging is ontstaan doordat een deel van de in 2005 geplande modificaties van de Fokker-60 vliegtuigen in 2004 is uitgevoerd.
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de geraamde uitgaven bedraagt € 26,0 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 26,8 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een overschrijding van € 0,8 miljoen.
De uitgaven voor de hulp aan civiele overheden houdt verband met militaire steunverlening, bijstand bij transporten en de inzet van blushelikopters. Voor 2005 is er bijstand verleend bij calamiteiten, ongevallen en zoekacties naar vermiste personen. De uitgaven hiervoor zijn uitgekomen op € 0,9 miljoen. Deze uitgaven waren niet in de begroting voorzien.
Het verschil tussen de geraamde ontvangsten en de realisatie is € 3,7 miljoen. De ontvangsten zijn een gevolg van de overname door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van een tweetal vorderingen die Defensie had op Aruba. De vorderingen hebben betrekking op de bijdrage van de betrokken gebiedsdelen in de uitgaven voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba.
Beleidsartikel 11. Internationale samenwerking
Ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 vindt er een neerwaartse bijstelling plaats van € 31,6 miljoen. Dit is voornamelijk het gevolg van de bij de uitgaven vermelde toelichting bij de bijdragen aan de Navo (latere autorisatie Navo-projecten) en een herziening bij de EVDB-projecten door de niet tijdige realisatie van diverse projecten.
De bijdragen aan de Navo zijn € 21,0 miljoen lager uitgevallen. Het verschil wordt deels veroorzaakt door het niet autoriseren van een aantal Navo Veiligheidsinvesteringsprojecten in Nederland (€ 16 miljoen), waaronder het ACCS ARS project (€ 9 miljoen). Daarnaast zijn er vertragingen in een tweetal omvangrijke projecten ontstaan, de Cannerberg (€ 2 miljoen) en HQ JFC Brunssum (€ 5 miljoen).
De lagere uitgaven ten opzichte van de tweede suppletore begroting 2005 bedragen € 11,4 miljoen. Deze zijn met name veroorzaakt door het niet tijdig opleveren van deelfases van diverse EVDB-projecten, waaronder de projecten basismodules project Titaan (fase I en II) en Point Detectie project NEUS. Daarnaast verschuift, door vervolgstudies van het Alliance Ground Surveillance, de besluitvorming over de daadwerkelijke Nederlandse bijdrage in dit project.
De uitgaven voor attachés zijn uitgekomen op € 16,8 miljoen. Van dit bedrag is € 10,1 miljoen uitgegeven aan personeel (salarissen). De gemiddelde personeelsbezetting in 2005 was 106. Daarnaast bedroegen de overige personele kosten (onder andere verplaatsingskosten, verhuiskosten en reiskosten) € 6,7 miljoen. Met ingang van 2006 heeft er structureel een overheveling plaatsgevonden van defensie-opleidingen voor Midden- en Oost-Europese landen naar Algemeen, waardoor het budget nu vanaf 2006 uitkomt op € 20,7 miljoen. Op grond van de realisatie 2005 wordt voor de komende jaren een uitgavenniveau verwacht van ongeveer€ 20 miljoen.
Overige internationale samenwerking
De realisatie van de uitgaven is € 0,7 miljoen hoger uitgevallen. Met ingang van 2005 worden de IDL-opleidingen voor militairen uit Midden- en Oost-Europese (MOE) landen verantwoord op dit artikelonderdeel. Hiermee was in de begroting 2005 nog geen rekening gehouden.
De ontvangsten op dit artikel zijn gerelateerd aan de, door de Navo geautoriseerde, projecten die in uitvoering zijn. Door vertragingen van enkele, bij de uitgaven genoemde projecten, zijn de hiermee gemoeide ontvangsten voor 2005 € 18,9 miljoen lager uitgevallen.
Niet-beleidsartikel 60. Ondersteuning krijgsmacht
De verlaging van de verplichtingen met € 1,5 miljoen is enerzijds ontstaan door de herschikking en aanpassing van exploitatiebudgetten tussen de defensieonderdelen, als resultaat van het streven naar nieuw evenwicht. De mutatie hiervoor bedraagt – € 96,5 miljoen. Anderzijds is een verhoging van het verplichtingenniveau ontstaan voor investeringen met een bedrag van € 95,0 miljoen. Dit is het gevolg van diverse aanpassingen van de bestelmomenten van IV-investeringsprojecten. In het bijzonder gaat het hier om verplichtingen voor infrastructuur in verband met de aanschaf van het HRM Service Centre in Enschede en IV-investeringen die betrekking hebben op met name het project SPEER. Deze verplichtingen waren niet in de begroting voorzien.
Ondersteuning Koninklijke marine
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de raming bedraagt € 291,2 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 297,5 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een overschrijding van € 6,3 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie het ontstane verschil toegelicht.
Personele en materiële uitgaven
Het verschil tussen de raming voor personele uitgaven en de realisatie is € 3,5 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van het tot stand brengen van nieuw evenwicht. De hogere uitgaven worden veroorzaakt door per saldo hogere salarisuitgaven (€ 1,3 miljoen) voor zowel burger- als militair personeel als gevolg van verschuivingen in de personeelsopbouw (prijs- en hoeveelheidsverschil en toelagen en uitkeringen). Voor de overige personele exploitatie geldt dat de uitgaven € 2,2 miljoen hoger zijn uitgevallen. Het betreft hier een aantal diverse kleine wijzigingen. De uitgaven voor de materiële exploitatie zijn € 2,8 miljoen hoger uitgevallen. Dit verschil is grotendeels het gevolg van uitbesteding van werkzaamheden door het Marinebedrijf.
Ondersteuning Koninklijke landmacht
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de raming bedraagt € 540,7 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 570,1 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een overschrijding van € 29,4 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie het ontstane verschil toegelicht.
Personele en materiële uitgaven
Het verschil tussen raming voor personele en materiële uitgaven en de realisatie is € 29,4 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van het tot stand brengen van nieuw evenwicht. De hogere uitgaven wordt per saldo veroorzaakt door hogere salarisuitgaven (€ 7,9 miljoen) voor zowel burger- als militair personeel als gevolg van verschuivingen in de personeelsopbouw (prijs- en hoeveelheidsverschil en toelagen en uitkeringen). Voor de overige personele exploitatie geldt dat de uitgaven € 3,7 miljoen hoger zijn uitgevallen. Het betreft hier een aantal kleine wijzigingen van uiteenlopende aard. De uitgaven voor de materiële exploitatie zijn € 17,8 miljoen hoger uitgevallen. Het betreft hier met name herschikking van budgetten en taken tussen defensieonderdelen en een groot aantal kleine wijzigingen in de betalingen.
Ondersteuning Koninklijke luchtmacht
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de raming bedraagt € 205,3 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 189,2 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een onderschrijding van € 16,1 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie het ontstane verschil toegelicht.
Personele en materiële uitgaven
Het verschil tussen raming voor personele en materiële uitgaven en de realisatie is € 16,1 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van het tot stand brengen van nieuw evenwicht. De lagere uitgaven worden per saldo veroorzaakt door hogere salarisuitgaven (€ 1,4 miljoen) voor zowel burger- als militair personeel als gevolg van verschuivingen in de personeelsopbouw (prijs- en hoeveelheidsverschil en toelagen en uitkeringen). Voor de overige personele exploitatie geldt dat de uitgaven € 8,7 miljoen lager zijn uitgevallen. Het verschil is met name het gevolg van een andere fasering van de FMS-betalingen bij de opleidingen voor de F-16. De uitgaven voor de materiële exploitatie zijn € 8,8 miljoen lager uitgevallen. Het betreft hier een herschikking tussen defensieonderdelen en een groot aantal kleine wijzigingen in de betalingen.
Ondersteuning Koninklijke marechaussee
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de raming bedraagt € 34,5 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 31,7 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een onderschrijding van € 2,8 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie het ontstane verschil toegelicht.
Personele en materiële uitgaven
Het verschil tussen de raming voor personele en materiële uitgaven en de realisatie is € 2,8 miljoen. De lagere uitgaven worden met name veroorzaakt door lagere salarisuitgaven (€ 1,9 miljoen) voor zowel burger- als militair personeel als gevolg van verschuivingen in de personeelsopbouw (prijs- en hoeveelheidsverschil en toelagen en uitkeringen). Voor de overige personele en materiële exploitatie geldt dat de uitgaven per saldo € 0,9 miljoen lager zijn uitgevallen, waaronder een lagere bijdrage (– € 1,0 miljoen) voor uitgaven aan de restauratieve organisatie Paresto als gevolg van minder leveringen van voeding en diensten.
Ondersteuning Commando Dienstencentra (CDC)
Algemene toelichting bij de verschillen
Het totaal van de raming voor de exploitatie bedraagt € 311,0 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 280,9 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een onderschrijding van € 30,1 miljoen. Voor de raming voor investeringen geldt een budget van € 117,8 miljoen, waarvan een bedrag is gerealiseerd van € 101,7 miljoen. Dit geeft een onderschrijding van € 16,1 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie het ontstane verschil toegelicht.
Personele en materiële uitgaven
Het verschil tussen de raming voor personele uitgaven en de realisatie is € 30,1 miljoen. Dit verschil wordt met name veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van het tot stand brengen van nieuw evenwicht. De lagere uitgaven worden veroorzaakt door lagere salarisuitgaven voor zowel burger- als militair personeel als gevolg van verschuivingen in de personeelsopbouw (prijs- en hoeveelheidsverschil en toelagen en uitkeringen).
De lagere uitgaven op de materiële exploitatie betreffen een herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen in combinatie met de uitvoering van de IV-exploitatie.
De lagere uitgaven van € 16,1 miljoen zijn met name het gevolg van een groot aantal wijzigingen in de uitvoering van infrastructurele projecten, reguliere vervanging van voertuigen en diverse wijzigingen in de uitgaven van geplande IV-investeringen.
De hogere ontvangsten (€ 5,4 miljoen) zijn het gevolg van de verrekeningen van wachtgelden van het personeel dat werkzaam is bij de DTO en de DGW&T en van trekkingsrechten van Defensie op de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie.
Niet-beleidsartikel 80. Nominaal
De verlaging op dit artikel met € 244,8 miljoen betreft de volgende mutaties:
Het op dit artikelonderdeel gestalde bedrag van € 85,6 miljoen aan arbeidsvoorwaardengeld is als gevolg van het uitblijven van een akkoord over de arbeidsvoorwaarden niet tot realisatie gekomen. Dit bedrag blijft, zoals is overeengekomen met het ministerie van Financiën, ter invulling van de arbeidsvoorwaarden beschikbaar in 2006.
De ramingen van de verkoopopbrengsten zijn gebaseerd op termijnbetalingen van reeds verkocht materieel en een prognose van inkomsten uit nog te verkopen zaken. Mede omdat er sprake is van een markt waarbij het aanbod de vraag overtreft, is er een grote onzekerheid ten aanzien van de hoogte van de te realiseren verkoopprijs en het tijdstip van verkoop. De verkopen lopen hierdoor voor een bedrag van € 15,7 miljoen vertraging op, mede omdat de Dienst der Domeinen rekening moet houden met een aantal belanghebbenden, waaronder gemeenten. De inkomsten zijn dan ook bij de verwachtingen achtergebleven. Deze mindere ontvangst wordt verantwoord bij het defensieonderdeel Algemeen. De hieruit voortvloeiende verlaging van het uitgavenbudget wordt gezien als een defensiebreed probleem en derhalve ten laste van dit artikelonderdeel verwerkt.
Met betrekking tot het resterende verschil betreft het hier het resultaat van de eindejaarsmarge als gevolg van de door het ministerie van Defensie ten laste van de overige artikelen gerealiseerde bedragen voor het jaar 2005.
Taakstelling Strategisch akkoord
Het op dit artikelonderdeel gestalde bedrag van € 9,9 miljoen, ten behoeve van de uitvoering van het Sociaal Beleidskader, wordt via de systematiek van de eindejaarsmarge meegenomen naar de begroting 2006.
Niet-beleidsartikel 90. Algemeen
De verplichtingenmutatie van per saldo – € 53,0 miljoen is met name het gevolg van een herverdeling van budgetten voor IV-investeringen, waardoor het verplichtingenniveau met € 20,9 miljoen verminderd. De realisatie van verplichtingen voor milieu-uitgaven zijn lager (– € 17,8 miljoen) dan geraamd. Dit verschil wordt met name veroorzaakt door verschuiving van het project Windturbinepark Coevorden (– € 8,0 miljoen). Verder geldt een lager aantal door gemeenten verrekende vergunningen voor brandveiligheid, het achterblijven van de directe doorbelasting door de DGW&T en een vertraging in de onderhandelingen voor inname van asbesthoudend afval van de Cannerberg (totaal – € 3,3 miljoen). Daarnaast is een bedrag van € 15,9 miljoen niet tot realisatie gekomen wat betrekking heeft op personeelsmaatregelen. Verder wordt het verplichtingenniveau beïnvloed door de oorzaken die bij de uitgaven worden genoemd.
Algemene toelichting bij de uitgaven
Het totaal van de geraamde programma- en apparaatsuitgaven bedraagt € 1 380,7 miljoen. Hiervan is een bedrag van € 1 375,9 miljoen tot realisatie gekomen, wat leidt tot een onderschrijding van € 4,8 miljoen. Voor de investeringen was een budget van € 27,9 miljoen beschikbaar. De realisatie op de investeringen is uitgekomen op € 19,3 miljoen, waardoor er een onderschrijding is ontstaan van € 8,6 miljoen. Onderstaand wordt per uitgavencategorie het ontstane verschil toegelicht.
Bestuursstaf (voorheen Kerndepartement)
De lagere uitgaven van € 3,1 miljoen op dit artikelonderdeel hebben voornamelijk betrekking op lagere uitgaven voor salarissen in verband met een vertraagde invulling van de nieuwe organisatie van de Bestuursstaf. Daarnaast zijn de uitgaven voor de baten-lastendienst Paresto hoger uitgevallen.
Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst
De lagere realisatie op dit artikelonderdeel (€ 5,5 miljoen) is vooral het gevolg van de minderuitgaven op de materiële exploitatie. Het gaat hier met name om een lagere afkoopsom van het onderhoudscontract voor IV-exploitatie met Rohde en Schwarz en een aantal kleine mutaties.
De per saldo lagere realisatie van € 8,6 miljoen, betreft voornamelijk minder uitgaven voor de investeringen van de MIVD en dan met name de Nationale Sigint Organisatie. Deze lagere realisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door een te optimistische inschatting van de directe doorbelasting van facturen door de DGW&T en een vertraging in de afdracht van BTW inzake de aanschaf van schotelantennes. Een aantal kleinere investeringsprojecten van de Bestuursstaf is eveneens lager uitgekomen.
De per saldo lagere realisatie van € 4,2 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door het achterblijven van de directe doorbelasting van facturen door de DGW&T. Voorts zijn er bijna geen vergunningen inzake brandveiligheid verrekend met gemeenten.
De hogere realisatie op dit artikelonderdeel van € 21,8 miljoen betreft enerzijds een overschrijding op de onderdelen militair diensttijdpensioen (€ 10,5 miljoen) en militair invaliditeitspensioen (€ 4,2 miljoen) en anderzijds een onderschrijding bij de uitkeringswet gewezen militairen van € 8,8 miljoen. Tevens is er een mutatie van € 20,2 miljoen die betrekking heeft op de prijs en/of in/uitstroom van militair personeel en op het met terugwerkende kracht, vanaf juni 2001, afwikkelen van de, binnen het ABP lopende, inhaalacties met betrekking tot de pensioenaanspraken van militairen. Daarnaast waren er onder andere minder uitgaven voor de uitvoeringskosten ABP/UWV (€ 2,8 miljoen).
Departementsbrede overige uitgaven
De lagere realisatie van € 12,7 miljoen op dit artikelonderdeel is vooral het gevolg van de door de defensieonderdelen niet geclaimde gelden voor additionele P-maatregelen (€ 15,9 miljoen). Daarentegen is op schadevergoeding € 3,6 miljoen meer gerealiseerd, voornamelijk door de schadebetalingen inzake een ongeval met een F-16 bij Moerdijk en een aanrijding van een trein met een tank.
De ramingen van de verkoopopbrengsten zijn gebaseerd op termijnbetalingen van reeds verkocht materieel en een prognose van inkomsten uit nog te verkopen zaken. Mede omdat er sprake is van een markt waarbij het aanbod de vraag overtreft, is er een grote onzekerheid ten aanzien van de hoogte van de te realiseren verkoopprijs en het tijdstip van verkoop. De verkopen lopen hierdoor echter vertraging op, mede omdat de Dienst der Domeinen rekening moet houden met een aantal belanghebbenden. De inkomsten zijn dan ook per saldo € 15,7 miljoen bij de verwachtingen achtergebleven en wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat een termijnbetaling (€ 11,6 miljoen), in verband met de verkoop van S-fregatten aan de Griekenland, pas in 2006 zal plaatsvinden. Daarnaast leiden diverse kleine mutaties (– € 1,0 miljoen) tot een onderschrijding van in totaal € 14,7 miljoen.
Defensie Telematica Organisatie
Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen
In de eerste en tweede suppletore begroting 2005 zijn bij de baten-lastendiensten geen mutaties opgenomen. Het verschil tussen de raming en de uiteindelijke realisatie is derhalve gelijk te stellen aan het verschil tussen het niveau van de begroting en de eindrealisatie, zijnde de zogenoemde slotwetmutaties. Een nadere verklaring van deze slotwetmutaties zou derhalve leiden tot een weergave van het jaarverslag 2005. Om deze reden wordt voor een toelichting op het verschil tussen het beschikbare bedrag na de tweede suppletore begroting en de eindrealisatie verwezen naar eerder genoemd jaarverslag 2005.