Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Inhoudsopgave

A.Artikelsgewijze toelichting bij de wetsartikelen2
   
B.Begrotingstoelichting3
   
 Lijst met afkortingen173
 Trefwoordenregister175

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het jaar 2006 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2006. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2006.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2006 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten Algemene Inspectie Dienst, Dienst Landelijk Gebied, Dienst Regelingen, Plantenziektenkundige Dienst, Voedsel en Waren Autoriteit voor het jaar 2006 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1Leeswijzer4
   
2Het beleid7
2.1Beleidsagenda7
2.1.1Hoofdlijnen van beleid7
2.1.2Financieel kader voor 200618
2.2De beleidsartikelen22
 21 Duurzaam ondernemen22
 22 Agrarische ruimte37
 23 Natuur42
 24 Landschap en Recreatie54
 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid63
 26 Kennis en Innovatie70
 27 Reconstructie81
2.3De niet-beleidsartikelen84
 28 Nominaal en onvoorzien84
 29 Algemeen85
   
3Bedrijfsvoering88
   
4Diensten die een baten-lastenstelsel voeren90
 Algemene Inspectiedienst (AID)90
 Dienst Landelijk Gebied (DLG)94
 Plantenziektenkundige Dienst (PD)100
 Dienst Regelingen (DR)106
 Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)112
   
5Verdiepingshoofdstuk119
   
Bijlage moties en toezeggingen153
Bijlage ZBO's en RWT's162
Bijlage Europese geldstromen163
Bijlage Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)170
Bijlage Overzichtsconstructie Groene Hart172
Lijst met afkortingen173
Trefwoordenregister175

1 LEESWIJZER

Een gewijzigde indeling van de ontwerpbegroting 2006

In de ontwerpbegroting 2006 is de indeling van de artikelen gewijzigd ten opzichte van de begroting 2005. Het doel van deze verandering is om de begroting eenvoudiger en inzichtelijker te maken en de prestatiegegevens beter te laten aansluiten bij het beleid. Het aantal beleidsartikelen is terug gebracht van 9 naar 7 en het aantal operationele doelstellingen van 29 naar 22. De nieuwe indeling leidt tot een betere aansluiting met de actuele beleidsaccenten. De indeling luidt op hoofdlijnen als volgt:

• Agrocluster

– Gericht op ondernemen ondergebracht onder één artikel (21) en geordend naar beleidsdoelen in plaats van instrumenten.

– Ruimtelijke sectorale aangelegenheden ondergebracht onder één artikel (22).

• Natuur

– De EHS ondergebracht onder één artikel (23) in samenhang met biodiversiteit nationaal en internationaal.

– Landschap en recreatie ondergebracht in één artikel (24).

• Voedselkwaliteit

– Geen structuurverandering op dit artikel (25), alleen in volgorde van de doelstellingen.

• Kennis en innovatie

– Betere aansluiting bij de hoofdlijnen van beleid en sturingsmogelijkheden van LNV door één artikel (26).

• Reconstructie

– Artikel 27 is een tijdelijk beleidsartikel, n.l. tot herschikking van het reconstructiebudget over de andere beleidsartikelen na besluitvorming over de plannen van de provincies.

Nieuw in de begroting 2006 is de overzichtsconstructie Groene Hart (toelichting zie hierna bij Overzichtsconstructies). Daarnaast is voor het eerst een ILG bijlage opgenomen. De ILG bijlage geeft de samenstelling en reikwijdte van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) weer.

Maatschappelijke effecten in de begroting

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg over de Evaluatie VBTB op 31 maart jl. is de motie-Douma c.s. (TK 2004–2005, 29 949, nr. 11) aangenomen. In deze motie heeft de Tweede Kamer uitgesproken dat de beleidsdoelen geformuleerd moeten worden in termen van te realiseren maatschappelijke effecten (outcome) en in daarbij passende indicatoren. Daarvan kan alleen worden afgeweken als in begroting en jaarverslag een motivering wordt gegeven (volgens het principe «comply or explain»). Hierna wordt toegelicht op welke wijze maatschappelijke effecten en outcome-indicatoren in de LNV-begroting 2006 zijn opgenomen.

De LNV-begroting 2006 bestaat uit 7 beleidsartikelen. Elk beleidsartikel heeft een algemene beleidsdoelstelling en een aantal operationele doelstellingen. De algemene beleidsdoelstellingen geven een beschrijving van een door LNV gewenste stabiele (eind)situatie, een toestand verderop in de tijd.

Bij alle algemene beleidsdoelstellingen worden outcome-indicatoren geformuleerd, waarmee de beoogde maatschappelijke effecten worden weergegeven. Alle beleidsdoelen zijn op deze manier in termen van maatschappelijke effecten geformuleerd. De meeste indicatoren hebben een macrokarakter en zijn hooguit ten dele direct door LNV beïnvloedbaar. Bovendien zullen de indicatoren niet in alle gevallen de hele beleidsdoelstelling afdekken (het zijn immers «indicaties»).

Bij de outcome-indicatoren worden streefwaarden vermeld die de door LNV gewenste ontwikkelingsrichting aangeven. Deze streefwaarden worden uitgedrukt in waarden (geteld) of, als dat beter past, in woorden (verteld).

De outcome-indicatoren zijn vooral bedoeld als «bakens» voor de LNV-beleidsvelden en geven uitdrukkelijk geen resultaatgarantie. Wel kan een negatieve trendmatige ontwikkeling bij één of meerdere indicator(en) aanleiding geven tot zorg en eventueel tot het treffen van maatregelen. Het signaleren van negatieve trends en de noodzaak om maatregelen te treffen zijn dan ook de belangrijkste functies van deze «bakens». Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van reeds beschikbare gegevens, bij voorkeur uit externe bronnen zoals het LEI, Alterra en het Natuur- en Milieuplanbureau (NMP).

Binnen de zeven beleidsartikelen zijn één of meer operationele doelstellingen actief geformuleerd. Deze geven aan wat LNV doet om de gewenste eindsituatie te bereiken. Bij de operationele doelstellingen worden voornamelijk output-indicatoren geformuleerd die aangeven welke prestaties LNV levert. In een enkel geval, bijvoorbeeld onder artikel 21 «Duurzaam ondernemen» is een indicator met een outcome-karakter opgenomen. In deze gevallen is dat duidelijk aangegeven. Bij de formulering van de indicatoren is zoveel mogelijk aangesloten bij gegevens die reeds opgenomen zijn in de begroting 2005.

Budgetflexibiliteit

De Regeling Rijksbegrotingvoorschriften 2005 van de minister van Financiën vermeldt voorschriften voor het opnemen van de juridisch verplichte uitgavenbudgetten in de ontwerpbegroting. Deze budgetten zijn per beleidsartikel opgenomen in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid». Zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer (29 949, nr. 19) is als toelichting op de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» grafisch per doelstelling een overzicht gegeven van de budgetten die gelden als juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden of beleidsmatig gereserveerd voor het begrotingsjaar 2006.

Omzetting budgetten 2005

Als gevolg van de nieuwe artikelindeling zijn ter wille van de vergelijkbaarheid in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» bij de beleidsartikelen, de budgetten voor 2005 omgezet naar de nieuwe indeling. Bij de omzetting is – waar nodig – een op realisatiegegevens gebaseerde verdeelsleutel gebruikt. Voor de aansluiting met de oude artikelindeling wordt verwezen naar de conversietabel in het verdiepingshoofdstuk.

Overzichtsconstructies

De Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is een aparte budgettaire constructie binnen de rijksbegroting. In de HGIS worden de buitenlanduitgaven van de verschillende departementen gebundeld. Zo wordt inzicht verschaft in de belangrijkste uitgaven die Nederland jaarlijks doet in het kader van internationale samenwerking. De coördinatie van deze overzichtsconstructie ligt bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor wat betreft het ministerie van LNV maken deel uit van de HGIS de uitgaven uit hoofde van de Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland, de contributie aan de Food and Agricultural Organisation (FAO), de bijdrage aan het Afrika Studie Centrum en een deel van de bekostiging van de niet-EU studenten bij de Wageningen Universiteit en het groene HBO.

Het ministerie van LNV draagt tevens de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor internationale natuurprojecten die voortvloeien uit internationale verdragen. Het betreft projecten die worden gefinancierd uit middelen die op de begroting van LNV staan en die onderdeel uitmaken van de HGIS. De desbetreffende uitgaven worden nader toegelicht in beleidsartikel 23 onder de operationele doelstelling «beheer van de natuur en beschermen van de internationale biodiversiteit».

In de rijksbegroting is tevens een overzichtsconstructie «Milieu» opgenomen. Deze overzichtsconstructie geeft inzicht in de beleidsvoornemens en de daarbij behorende uitgaven voor de jaren 2005 tot en met 2009 voor het onderwerp Milieu. De coördinatie van deze overzichtsconstructie ligt bij het ministerie van VROM. De hiermee gemoeide LNV-uitgaven hebben betrekking op beleidsartikel 21 «Duurzaam ondernemen», beleidsartikel 24 «Landschap en recreatie» en beleidsartikel 26 «Kennis en innovatie».

De in deze LNV-begroting opgenomen overzichtsconstructie Groene Hart biedt inzicht in de rijksmiddelen die in het Groene Hart neerslaan.

Fiscale instrumenten

Het beleidsinstrumentarium dat LNV inzet om zijn doelstellingen te realiseren bestaat naast de instrumenten die de LNV-begroting belasten, ook uit fiscale instrumenten. Deze fiscale instrumenten worden, voor zover ze direct betrekking hebben op een beleidsartikel, benoemd onder de beleidsinstrumenten bij de operationele doelstellingen van dat beleidsartikel. Er zijn ook fiscale instrumenten die niet direct aan een beleidsartikel zijn te koppelen, omdat ze worden ingezet ter realisering van een breder scala aan doelstellingen. Dit kunnen maatregelen zijn die specifiek op LNV zijn gericht dan wel algemene maatregelen.

DoelgroepDirecte belastingen Indirecte belastingen
LNV-specifiek LandbouwvrijstellingLandbouwregeling
Algemeen O.m. zelfstandigenaftrek, doorschuiving stakingswinst, bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit successiewet, aftrek speur-/ontwikkelingswerk, vervroegde afschrijving milieu-investeringen, energie- en milieu-investeringsaftrek. O.m. tariefdifferentiatie accijnzen tractoren en mobiele werktuigen, vrijstelling overdrachtsbelasting bij overdracht aan de volgende generatie

De budgettaire gevolgen van de fiscale instrumenten zijn onder de noemer belastinguitgaven te vinden in bijlage 5 van de Miljoenennota 2006.

2 HET BELEID

2.1 Beleidsagenda

2.1.1 Hoofdlijnen van beleid

2.1.1.1 Vertrouwen en verbinden

Het jaar 2006 zal het laatste volledige kalenderjaar zijn van dit kabinet. De belangrijkste beleidsbeslissingen zijn genomen en het accent ligt nu op succesvolle afronding en goede implementatie. Daarnaast staat 2006 ook in het teken van de verdere invulling van de Europese programma's voor met name landbouw, platteland, natuur en visserij.

De afgelopen jaren is overtuigend gebleken dat de maatschappij onderhevig is aan grote veranderingen. Twee kenteringen haal ik hier naar voren omdat die grote invloed hebben op het beleidsterrein van LNV. De eerste is dat er een nieuwe maatschappelijke constellatie aan het ontstaan is waarin de autoriteit van de overheid niet langer vanzelfsprekend is. De overheid is steeds minder in staat op een breed front adequate oplossingen te bieden en is steeds minder bij machte de maatschappij te sturen. Dat heeft allerlei oorzaken, waarvan internationalisering, liberalisering, ontwikkelingen op ICT-gebied, individualisering en toegenomen mondigheid van de burger de belangrijkste zijn. Zij beïnvloeden uiteraard niet alleen de relatie tussen de maatschappij en de overheid, maar ook alle overige verbindingen binnen de maatschappij. Steeds meer ontwikkelt de samenleving zich van een piramidale, hiërarchische structuur naar een organische. Dat uit zich ook in het zichtbare verval van instituties. Gezag is ook voor instituties geen vanzelfsprekendheid meer. Nationaal én internationaal.

De overheid zal moeten inspelen op deze veranderingen en zal beleid en organisatie daarop moeten afstemmen. De overheid zal vooral de relaties met maatschappelijke instituties en personen moeten herdefiniëren. Op zoek moeten gaan naar onderling vertrouwen, het tot stand brengen van verbindingen en zo werken aan een nieuw maatschappelijk evenwicht. Hoe LNV inspeelt op deze veranderingen is te zien aan de onlangs gepresenteerde toekomstvisie landbouw. Faciliterend in plaats van dirigerend.

De tweede belangrijke kentering is de heroriëntatie van de relatie tussen mens en natuur. De industriële maatschappij heeft de mens veel goeds gebracht, zoals veel efficiëntere productie van goederen. En het agrocomplex heeft een centraal doel bereikt dat we gesteld hadden: de productie van voldoende voedsel van hoge kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten. De burger beschikt tegenwoordig over een rijkgeschakeerd, veilig en zeer voordelig voedselpakket. En nog nooit was ons voedsel technisch gezien zo veilig. Maar het is niet alleen zonneschijn.

Al enige tijd blijkt dat we het draagvermogen van onze ecosystemen hebben overschreden met de industriële wijze van produceren. We hebben de grenswaarden van onze betrekkingen tot plant en dier door een fixatie op optimalisering van de fysieke productie doen vervagen. Aan de orde is nu een herdefinitie van de plaats van de mens ten opzichte van de natuur. We gaan naar het beeld van de mens als een bewust onderdeel van de natuur, maar met een bijzondere verantwoordelijkheid daarin. Deze kentering is van belang voor de wijze waarop wij ons voedsel produceren, voor de relatie tussen boer en dier, maar zeker ook van invloed op het natuurbeleid en onze inzichten over de inrichting van het platteland.

Het beste antwoord op deze maatschappelijke veranderingen is duurzame ontwikkeling. Vanuit die overtuiging heb ik dit begrip de afgelopen jaren centraal gesteld in mijn beleid. Dat komt ook steeds meer tot uiting in de concrete beleidsactiviteiten. Deze focus sluit ook nauw aan op het belang dat in de EU wordt gehecht aan duurzame ontwikkeling. De Europese Raad van juni jl. heeft dit herbevestigd in de «Verklaring over de leidende beginsels ten aanzien van duurzame ontwikkeling».

Ik onderscheid drie dimensies analoog aan de indeling people, planet, profit. Het gaat om ecologische duurzaamheid: gericht op milieu, natuur en biodiversiteit. Sociale duurzaamheid: open, transparante en respectvolle relaties tussen partijen. En een respectvolle omgang met dieren. Hieronder versta ik ook de maatschappelijke houdbaarheid van ons handelen, gebaseerd op gemeenschappelijke waarden. Economische duurzaamheid: het op een rendabele wijze leveren van producten waar de markt om vraagt. Het betekent voor mij ook een zo groot mogelijke onafhankelijkheid van de overheid. Het perspectief van duurzame ontwikkeling vereist dat deze drie elementen in onderlinge samenhang worden beschouwd. Soms levert dat spanningen op. Van beleid gericht op duurzame ontwikkeling is eerst sprake als alle elementen in de afwegingen zijn meegewogen.

Bij duurzaamheid moet niet gedacht worden aan het ongeschonden doorgeven aan volgende generaties. Die benadering is te statisch. Duurzaamheid moet juist in een dynamische, inspirerende en innovatieve context gezien worden: ontwikkeling is een wezenlijk onderdeel van het leven. Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat duurzame ontwikkeling in de volle breedte van het begrip niet afgedwongen kan worden met wetgeving, maar door middel van vertrouwen tussen de stakeholders. Wetgeving is dan veeleer de sluitsteen van een dialoog. Duurzaamheid zal dus vooral gebaseerd moeten zijn op vertrouwen en niet primair op wetgeving.

Vorm en inhoud geven aan duurzame ontwikkeling vanuit de overheid kan niet los worden gezien van de internationale context. Het exportgerichte karakter van de Nederlandse agrosector, de verwevenheid van de productie met de fysieke leefomgeving en het feit dat het om levend materiaal gaat, maken een rol van de overheid noodzakelijk. Deze rol is sterk internationaal georiënteerd, mede als gevolg van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De gedeeltelijke liberalisatie van de Europese markt, die zich de laatste tien jaar geleidelijk heeft voltrokken, is dan ook gepaard gegaan met begeleidende maatregelen vanuit de overheid op terreinen als bijvoorbeeld dier- en plantenziekten, intellectueel eigendom, milieu, natuur, dierenwelzijn en biologische landbouw. De betekenis van de Europese integratie voor landbouw, voedsel en groen gaat al met al veel verder dan de traditionele aspecten van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Europa staat niet op zichzelf, maar vormt onderdeel van een mondiaal speelveld. De inzet voor duurzame ontwikkeling (people, planet, profit) vormt ook de leidraad voor de bijdrage van LNV in multilateraal verband, waaronder binnen FAO, Codex Alimentarius, CBD, CSD en WTO, alsmede bij de bilaterale samenwerking en handelsbevordering, publiek-private partnerschappen en activiteiten op het gebied van biodiversiteit en water. In het mondiale speelveld richt de discussie over duurzame ontwikkeling in het kader van (bijvoorbeeld) de VN top over duurzame ontwikkeling in Johannesburg en het daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma zich op thema's als rurale ontwikkeling en duurzame landbouw, handel en marktwerking, behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit en integraal waterbeheer. Zonder goede internationale afspraken voor deze onderwerpen zouden bij verdere handelsliberalisatie ongelukken gebeuren, die grote weerstanden oproepen en het vertrouwen bij consumenten en burgers ondermijnen. Vertrouwen dat strikt noodzakelijk is voor een succesvolle voortzetting van het proces van liberalisatie en integratie.

2.1.1.2 Economische duurzaamheid

In mijn beleid streef ik naar een vitaal en concurrerend agrocomplex, dat zo onafhankelijk mogelijk van de overheid moet zijn. Centraal in dit beleid staat de gedachte dat de overheid niet meer moet zorgen voor de sector, zoals in het verleden, maar ervoor moet zorgen dat de maatschappelijke stakeholders in staat zijn verantwoordelijkheid te nemen. Ondernemers moeten ondernemen, de overheid kan dat alleen maar faciliteren. Zo wil ik dat de overheid bijvoorbeeld niet zorgt voor boeren die getroffen worden door waterschade, maar dat de overheid ervoor zorgt dat boeren zich tegen waterschade kunnen verzekeren. Deze benadering strookt met de omslag die in het GLB wordt gemaakt: marktbescherming en productsteun nemen af, maar via nieuwe instrumenten (cross compliance, plattelandsbeleid) worden boeren wel ondersteund wanneer zij de verantwoordelijkheid nemen om hun bedrijfsvoering en productie aan te passen aan de eisen die de samenleving stelt ten aanzien van milieu, voedselveiligheid, landschapsbeheer en dergelijke.

Die hoofdgedachte uit zich op verschillende wijzen in mijn beleid. Allereerst moeten zoveel mogelijk onnodige belemmeringen worden weggehaald om ondernemen gemakkelijker te maken. Dat is een van de centrale doelstellingen van dit kabinet: het verminderen van de administratieve lasten met 25%. Zoals eerder aan de Kamer gemeld, heeft mijn ministerie die doelstelling al gehaald. In 2007 verwacht ik zelfs de 30% te passeren, maar dit is mede afhankelijk van mogelijkheden voor ICT-investeringen en nieuwe regelgeving en onzekerheden die samenhangen met de implementatie van de Europese Levensmiddelenverordening door daaraan gekoppelde uitwerkingsverordeningen. Voor subsidies verwacht ik de administratieve lasten te beperken door de informatie-inwinning voor het GLB te stroomlijnen, parallel aan het nieuwe mestbeleid. Tevens zal er een sterke vereenvoudigingsslag worden gemaakt door de inrichting van een modulair subsidiestelsel, waarvan de invoering wordt gekoppeld aan de nieuwe programmeringsperiode van de tweede pijler van het GLB. Deze periode gaat op 1 januari 2007 van start.

In de toekomstvisie landbouw staat beschreven hoe de opvatting over sturing door de overheid gestalte krijgt. De ondernemer heeft in deze visie een centrale plaats. Het is aan hem, en niet aan de overheid, om een strategie op weg naar zijn toekomst te kiezen, lettend op de ontwikkelingen die op hem afkomen. Deze visie vormt daarbij een handreiking. Met de visie vul ik het «zorgen dat» concreet in door aan te geven welke ontwikkelingen op de sector afkomen, zoals de ontwikkelingen in de markt, de randvoorwaarden op milieugebied, technologische ontwikkelingen, de maatschappelijke acceptatie van de landbouw, etc. De landbouw in Nederland heeft toekomst, ruimtelijk en economisch, al zal het aandeel in het BNP teruglopen. De landbouw blijft van grote maatschappelijke betekenis als leverancier van een aantrekkelijk landschap en van voedsel en bloemen. Die betekenis spreekt niet vanzelf. De landbouw zal naar nieuwe verbindingen moeten zoeken. Een versterkte verbinding met de markt, een nieuwe verbinding met de fysieke omgeving door te zorgen voor een hoge kwaliteit daarvan en door een nieuwe verbinding te leggen met de samenleving door open en transparant te communiceren over producten en productieprocessen. De komende maanden wil ik daarom naar aanleiding van de visie met ondernemers intensief gesprekken voeren over hun toekomst.

Met name in het fytosanitaire beleidsveld komt de veranderende verhouding tussen overheid en markt al concreet tot uiting. Ik heb de Kamer daarover reeds uitvoerig ingelicht (TK 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 89). De resultaten van het project Slim Fruit zijn met het bedrijfsleven besproken en worden momenteel uitgewerkt. Er wordt gekeken naar een systeem waar inspecties van plantaardige producten, zowel fytosanitair als kwaliteit, plaatsvinden door bestaande privaatrechtelijk georganiseerde ZBO's onder aansturing en toezicht van LNV. Hierbij zal een heldere verantwoordelijkheidsverdeling ontstaan. Het bedrijfsleven is nauw betrokken bij de verschillende keuringsdiensten en kan sturen op efficiency. LNV kan via goed toezicht zijn publieke taak borgen. Dit systeem wordt dit jaar uitgewerkt in het project Plant Keur. Besluitvorming in overleg met het bedrijfsleven vindt in het najaar van 2005 plaats. Vanaf 2006 zal de werkelijke uitbesteding van taken plaatsvinden.

Drijvende kracht achter duurzame ontwikkeling is innovatie. Ik beschouw innovatie als de motor, de aandrijving voor verandering, het permanente transitieproces in het agrofoodcomplex. Kennis in het agrofoodcomplex en de groene en blauwe ruimte draagt bij aan duurzaam ondernemen, veilig voedsel, vitale natuur en een leefbaar platteland. Historisch ligt hier ook de kracht van Nederland. Innovatie is in de eerste plaats een opdracht voor bedrijven en ondernemers, in hun streven naar een duurzame toekomst voor hun eigen bedrijf. De opdracht en verantwoordelijkheid voor LNV is te zorgen voor een goed innovatieklimaat, voor het verbinden, afstemmen en waar nodig uitlokken van initiatieven en structuren bij het bedrijfsleven.

Veranderingen in concurrentiepositie en maatschappelijke randvoorwaarden vragen om regelmatige herijking van kennisnetwerken, kennisvoorzieningen en instrumenten. Uit de Lissabonafspraken is ook op te maken dat we continu moeten streven naar versterking van de kenniscomponent. In het verlengde hiervan zijn er nationale initiatieven ten aanzien van kennis, innovatie en onderwijs. De beschikbare kennis moet sneller ontsloten en benut worden o.a. door meer samenwerking van universiteiten, onderzoeksinstellingen en bedrijven. Voor het (beroeps)onderwijs is een belangrijke rol weggelegd, niet alleen voor de opleiding van toekomstige beroepsbeoefenaren, maar ook als partij bij regionale kenniscirculatie en innovatie. Leerlingen en docenten komen immers meer dan voorheen in contact met de beroepspraktijk en onderzoek via onder andere stages, leerbedrijven en kenniskringen.

Het kennisstelsel wordt gewaarborgd door structureel een belangrijk deel van de onderzoeksinfrastructuur voor voedsel en groen te financieren via de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) als onderdeel van Wageningen UR. Ik wil daarnaast de samenhang tussen de kennisinstellingen versterken. Via de zogenaamde Groene Kenniscoöperatie werken Agrarische Onderwijscentra, HBO-groen en Wageningen UR samen op het gebied van onderwijsvernieuwing en kenniscirculatie en de ICT-ondersteuning daarvan. De gezamenlijke instellingen zijn uitgenodigd afspraken te maken over een Meerjarenprogramma Groene Kennisverspreiding 2005–2010.

Daarnaast wil ik een betere kennisuitwisseling tot stand brengen tussen de onderwijs- en onderzoeksinstellingen, het bedrijfsleven en mijn departement. Ik heb daarvoor verschillende instrumenten ontwikkeld, zoals het Groen Kennisnet en een Virtueel Kennisplatform.

Er wordt momenteel een departementale aanpak voor innovatie ontwikkeld en samen met het bedrijfsleven worden innovatie-agenda's opgezet. Extra aandacht zal uitgaan naar het door het Innovatieplatform genoemde sleutelgebied Flowers & Food. De deelgebieden Food and Nutrition, Tuinbouw en de Groene Genetica (veredeling) zijn zeer actief in het formuleren van innovatieagenda's. In de komende periode zal veel tijd in de uitvoering van deze agenda's gestoken gaan worden. In het kader van de herijking van het EZ-instrumentarium zal samen met het ministerie van EZ in de komende jaren een programma voor Flowers & Food worden ontwikkeld dat al dit jaar op onderdelen werking gaat krijgen. Oogmerk is hier een rijksbreed programma van te maken waarin de instrumenten van LNV en mogelijk ook nieuwe instrumenten, zoals kennisvouchers, een plek krijgen. Samenhang en meer effectiviteit van het instrumentarium en een betere toegang voor bedrijven tot kennis is waar het om gaat.

Een wereldwijde ontwikkeling die veel kansen lijkt te bieden voor het Nederlandse bedrijfsleven en een bijdrage kan leveren aan de verduurzaming daarvan, is de zogenaamde biobased economy. Daarmee wordt de ontwikkeling aangeduid waarbij biomassa wordt gebruikt in de chemie en andere bedrijfstakken als «groene grondstof» voor producten en materialen zoals plastics en verven, en voor energietoepassingen. Met EZ, VROM en BuZa/OS wordt een strategische studie verricht naar de kansen die een ontwikkeling naar een biobased economy biedt voor ons land en naar de mogelijkheden om die kansen te benutten. Daarbij gaat het niet alleen om de ontwikkeling van innovatieve economische activiteiten in nieuwe samenwerkingsverbanden. De toepassing van groene, hernieuwbare grondstoffen kan ook een bijdrage leveren aan de oplossing van het klimaatprobleem, leiden tot een lager energieverbruik, de uitstoot van milieubelastende stoffen reduceren en de afhankelijkheid van fossiele grondstoffen verminderen.

Met de Integrale Nota Biotechnologie als leidraad blijf ik biotechnologie een warm hart toedragen. Er moet op verantwoorde wijze ruimte gegeven worden aan biotechnologische toepassingen die een oplossing bieden voor maatschappelijke problemen. Biotechnologie kan vanuit dat perspectief een belangrijke bijdrage leveren aan innovatie, milieuontlasting en economisch perspectief. Goede voorbeelden zijn de ontwikkeling van de amylopectine-zetmeelaardappel en de phytophteraresistente aardappel. Dergelijke producten bieden belangrijke voordelen voor boeren en verwerkers, en vervolgens ook voor de consument. De handel en verwerking van door de EU toegelaten GGO-gewassen moet absoluut veilig zijn voor mens, dier en milieu. Ook moeten verschillende teeltwijzen naast elkaar kunnen bestaan. Afspraken daartoe dienen niet op centraal niveau gemaakt te worden, maar allereerst lokaal door de betrokken telers onder elkaar.

De druk op de verschillende visserijsectoren zal de komende jaren hoog blijven. Niet alleen door economische omstandigheden als hoge brandstofprijzen en beperkte vangstmogelijkheden, maar ook door het overheidsbeleid dat is gericht op duurzaamheid en het nakomen van internationale afspraken.

Steeds verdere afname van quota heeft de vooruitzichten in de zeevisserij somber gemaakt. Het is daarom onontkoombaar dat de visserijsector zal moeten veranderen. Over welke acties reeds ondernomen zijn, mede in het kader van de zogenoemde Stuurgroep Nijpels, heb ik de Kamer al eerder geïnformeerd (TK 2004–2005, 29 675, nr. 8).

De kottersector staat daarbij voor een omvangrijke herstructurering. Ik heb inmiddels financiële middelen voor sanering van 20% van de sector beschikbaar gesteld en onderzoek gestart naar de mogelijkheden de sector te faciliteren bij de omschakeling naar milieu-ontlastende en brandstofbesparende alternatieven voor de huidige boomkorvisserij. Tegelijkertijd wil ik de hele visserijsector aanspreken op zijn ondernemerschap en helpen zich om te vormen naar een duurzame economische sector. Ook het nieuwe schelpdiervisserijbeleid noopt hiertoe. Er is meer aandacht nodig voor kansen en perspectieven, marktvernieuwing en verbreding van activiteiten. Innovatie van zowel de keten als de visserijtechniek is de cruciale factor in het slagen van dit proces. Deze insteek zal mede de grondslag vormen voor een Strategisch Plan 2007–2013 voor de inzet van de middelen uit het Europese Visserijfonds. Dit plan en een daarop gebaseerd uitvoeringsplan zal ik in 2006 met betrokken partijen opstellen.

In samenhang met het in ontwikkeling zijnde Ondernemersprogramma en het Investeringsbudget voor het Landelijk Gebied (ILG) zal in 2006 worden gewerkt aan het vormgeven van de nationale invulling van de Europese Plattelandsverordening (Plattelandsontwikkelingsprogramma-2 (POP-2)). Daarbij wordt binnen een duidelijke plattelandsontwikkelingsstrategie – met name – ingezet op een stevige invulling van de drie assen binnen het POP-2: versterken van de concurrentiekracht, milieu en landbeheer en diversificatie en bredere plattelandsontwikkeling. Met name op het terrein van as 1 is daarvoor extra inzet nodig. Het gaat in dat kader om bijvoorbeeld gerichte investeringssteun, ketenversterking en innovatie en kennisverspreiding. Met deze inzet wordt op een belangrijk onderdeel beleidsmatig invulling gegeven aan de Toekomstvisie Landbouw. Het POP wordt in nauwe samenwerking met de provincies en met grote betrokkenheid van maatschappelijke organisaties vastgesteld. Het kabinet wil het POP-2 begin 2006 vaststellen.

Via mijn recreatiebeleid krijgen ondernemers ook de mogelijkheid hun economische duurzaamheid te vergroten. De vraag naar recreatiemogelijkheden, -kwaliteit en -diversiteit is in Nederland nog altijd groter dan het aanbod. Met onder andere de nationale landschappen, recreatie in en om de stad, en de routenetwerken werk ik samen met het bedrijfsleven aan een groter en beter aanbod van recreatiemogelijkheden. Hiermee wordt tevens de toegankelijkheid van het platteland verbeterd.

In het zoeken naar meer synergie in het rijksvastgoedbeleid – een belangrijk punt uit het Progamma Andere Overheid – werk ik samen met de minister van Financiën aan een fusie van de Dienst Landelijk Gebied met Domeinen. De nieuwe organisatie zal een shared servicecentrum worden voor Rijks- en medeoverheden (met name provincies) op het gebied van aankoop, privaatrechtelijk beheer, verkoop van onroerende zaken en gebiedsontwikkeling. Het voornemen is om de nieuwe vastgoeddienst onder mijn verantwoording te brengen. Bij het Ministerie van VROM wordt het gemeenschappelijk ontwikkelingsbedrijf (GOB) opgericht.

2.1.1.3 Ecologische duurzaamheid

Ecologische duurzaamheid kan alleen worden verwezenlijkt als wij waarden, die leiden tot normen voor wat we moreel wel en niet aanvaardbaar vinden, durven benoemen, vasthouden en verdedigen en daarnaast een appèl doen op partijen die belangen hebben, een ideaal nastreven of invloed hebben. Milieu, natuur en platteland zijn voor LNV wat dat betreft de kernwoorden.

De natuur vormt een baken in het streven naar ecologische duurzaamheid. De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2018 moet de hoofddoelstellingen van mijn natuurbeleid, het versterken van de biodiversiteit en het vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving, bewerkstelligen. In 2006 zal ruim 3800 ha nieuwe grond worden verworven en zal ruim 6300 ha worden ingericht. Om de maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor de natuur te vergroten zal, zoals ook in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigd, de EHS minder worden gerealiseerd door middel van grondaankopen voor de terreinbeherende organisaties en meer door middel van natuurbeheer door agrariërs en andere particuliere grondeigenaren. Inmiddels zijn met de provincies duidelijke afspraken over de uitvoering hiervan. Hierover is de Kamer reeds geïnformeerd. (TK 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 97). In 2007 zal ik deze omslag van verwerving naar meer beheer evalueren.

Met aankoop en inrichting zijn we er nog niet. De EHS vereist goed beheer. Om een duurzame EHS te garanderen, zal de overheid het beheer niet alleen kunnen uitvoeren. Daarom wordt een groot beroep gedaan op particulier en agrarisch natuurbeheer. Het instrumentarium dat ik daarvoor heb is het Programma Beheer/Groene Diensten. Het voldoen aan recreatieve behoeften en het openstellen van natuur door particulieren is een belangrijke nevendoelstelling bij het beheer.

2006 zal wat uitvoering van natuurbeleid betreft ook in het teken staan van de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998. Over de planning op hoofdlijnen heb ik de Kamer eerder geïnformeerd (TK 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 94). Van groot belang vind ik dat de inwerkingtreding soepel zal verlopen. Ik zal daar voor goede afspraken maken met de provincies ten aanzien van de taakverdeling. Tevens zal via goede communicatie de doelstellingen en reikwijdte van de wet bij alle belanghebbenden duidelijk gemaakt moeten worden.

Veel aandacht zal er komende jaar uitgaan naar de Wadden. Over dit internationaal uiterst belangrijke natuurgebied heeft het kabinet in 2004 belangrijke beslissingen genomen. Uw Kamer zal in 2006 een aangepast deel 3 van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Waddenzee ontvangen. Het Rijk streeft ernaar de vergunningverlening voor gaswinning onder de Waddenzee in het voorjaar 2006 af te ronden, waarna de NAM begin 2007 met de activiteiten kan beginnen. Mijn ministerie zal als bevoegd gezag op grond van de Natuurbeschermingswet zorgen voor een zorgvuldige vergunningverlening.

Voor het zogenaamde Waddenfonds heeft het Kabinet voor de komende 20 jaar € 800 mln. ter beschikking gesteld. Onderdeel van dit fonds is de sanering van de kokkelvisserijsector. Na aftrek van deze kosten zal 64% van het Waddenfonds worden aangewend voor projecten voor natuurherstel en -ontwikkeling. De coördinatie van het Waddenfonds is in handen van de minister van VROM.

In 2005 hebben Nederland en Vlaanderen maatregelen afgesproken om de Westerschelde «veiliger, natuurlijker en toegankelijker» te maken. Belangrijk onderdeel hiervan is het Natuurproject Westerschelde, waarmee ik beoog het estuariene systeem robuuster & duurzamer te maken. In het natuurproject zal in Nederland minimaal 600 ha nieuwe estuariene natuur worden ontwikkeld, waarvoor 200 miljoen euro is uitgetrokken. Van dit bedrag is – voor de periode van 2005 tot 2014 – 110 miljoen euro gereserveerd binnen de FES-gelden. De voorbereidingen voor het natuurproject zijn reeds gestart, de daadwerkelijke uitvoering van het project is gepland vanaf 2007 en zal uiterlijk eind 2014 zijn afgerond.

Vanaf 2006 zal voor het soortenbeleid de leefgebiedenbenadering geïntroduceerd worden. Deze benadering wordt gekenmerkt door het samenhangend pakket van maatregelen voor een groot aantal bedreigde soorten binnen dezelfde habitats en/of regio's. De regie op het realiseren van de leefgebiedplannen komt in handen bij de provincies. De sturing vindt plaats binnen het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

De leefgebiedennadering betekent een doorbraak in de wijze waarop soortenbescherming in Nederland gestalte krijgt. Er was reeds een belangrijke stap gezet om de passieve bescherming effectiever te maken met het in werking treden van de Flora- en faunawet 2002 en de Algemene Maatregel van Bestuur inzake vrijstellingen die in 2005 in werking trad. Nu zal de actieve bescherming eveneens een impuls krijgen door de geïntegreerde gebiedsgerichte aanpak. Door deze planmatige aanpak neemt de voorspelbaarheid van de soortenbescherming voor bedrijven en organisaties toe en kunnen de procedures voor het verlenen van vergunningen en ontheffingen eenvoudiger verlopen.

Nederland dient in 2010 overeenkomstig de EU-strategie voor biodiversiteit en de Millenium doelstellingen het verlies aan biodiversiteit tot staan te hebben gebracht. Voor circa 3% van de Nederlandse soorten (circa 1200 van de circa 36 000 soorten) moeten in dit kader speciale beschermingsmaatregelen worden getroffen. Met behulp van de Rode lijsten waarop soorten staan die volgens internationale criteria worden beschouwd als bedreigd en zeldzaam zal worden gemonitord of de genomen maatregelen het gewenste effect hebben.

Het behoud van biodiversiteit in Nederland mag niet alleen afhankelijk zijn van natuurterreinen. Wat nodig is voor het behoud van soortenrijkdom is een zekere basiskwaliteit van het landelijk gebied. Boeren, vissers, particulieren, bedrijven, natuurorganisaties en overheden zullen hiervoor goed samen moeten werken. Goede samenwerking tussen vele partijen in het landelijke gebied en de blauwe ruimte garandeert behoud voor de langere termijn, en dat is de essentie van duurzaamheid. Alleen zo kunnen nieuwe cultuurlandschappen ontstaan die groene, blauwe en rode functies combineren. In de Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1) is mijn visie op het platteland uitgebreid beschreven. In 2006 zal het Meerjarenprogramma 2 aan uw Kamer verzonden worden. Hierin zal ook de nieuwe Europese plattelandskaderverordening uitgewerkt zijn in nationale plannen. De Agenda Vitaal Platteland is mede opgesteld als afgeleide van de Nota Ruimte (TK 2004–2005, 29 435, nr. 154).

In onze verstedelijkte samenleving is ook groen in en om de stad van groot belang. Voor de mens gaat het dan om ontspanning, gezondheid, recreatie en educatie. Ook voor de natuur zelf is groen in en om de stad van wezenlijk belang. Ruimte is schaars in Nederland en de natuur heeft bewezen dat het ook in stedelijke gebieden goed tot haar recht kan komen. Meer dan 85% van de mensen in Nederland woont in verstedelijkte gebieden. Om begrip, kennis en liefde voor de natuur te ontwikkelen is nabijheid van groen essentieel. Bovendien levert de aanwezigheid van groen een aanzienlijke bijdrage aan de leefbaarheid van steden en de gezondheid van mensen en daarmee aan een wervend woon- en werkmilieu. Dit laatste is van groot belang voor het functioneren van onze samenleving en voor onze concurrentiepositie binnen Europa. In het kader van het grote stedenbeleid zijn op 11 maart 2005 afrekenbare resultaatafspraken ten aanzien van Groen in de stad gemaakt tussen het Rijk en de G30 (GSB-prestatieconvenanten 2005–2009). Vanwege beperkte budgetten is de ontwikkeling van groen in en om steden vooral afhankelijk van een goede samenwerking tussen rode en groene belangen. De ontwikkeling van Meerstad bij Groningen is daarvan een goed voorbeeld. Na definitieve goedkeuring start in 2006 de aanleg van Meerstad, waarin LNV risicodragend participeert. Bij nieuwe stedelijke uitleg doen zich ook elders kansen voor om rood en groen integraal te ontwikkelen, zoals in de Bloemendaler Polder.

In het Rijksprogramma Groene Hart, waar ik voor het Rijk een coördinerende rol vervul, heb ik in samenwerking met de andere departementen de kaders geformuleerd. Onder regie van de drie betrokken provincies wordt in 2006 het uitvoeringsplan uit 2005 ter hand genomen. De programma-aanpak vloeit voort uit (de uitvoeringsagenda bij) de Nota Ruimte. In het kader van de Europese structuurfondsen zet ik sterk in op het creëren van mogelijkheden voor groen om de stad.

Op milieugebied is de afgelopen jaren veel voortgang geboekt. Ook in 2006 blijft mijn inzet onverminderd gericht op minder milieubelasting. Het nieuwe mestbeleid gebaseerd op gebruiksnormen, dat per 1 januari 2006 van kracht zal zijn, is een grote stap voorwaarts naar een betere verhouding tussen landbouw en milieu. En met 40% minder administratieve lasten. Ten aanzien van het mesttransport zullen pilots starten die op termijn de mogelijkheid bieden van een minder stringent regime ten aanzien van de bepaling van de afgevoerde mineralen.

Duurzaamheid is niet alleen beperkend. Juist daarom start ik een aantal pilots waarbij ik bedrijven een vrijstelling verleen voor de aankoop van 50% van de dierrechten bij uitbreiding, op voorwaarde dat alle mest wordt verwerkt en buiten de Nederlandse landbouw wordt afgezet. Hiermee wil ik een impuls geven aan mestverwerkingsinitiatieven waarmee de mestmarkt verder wordt ontlast.

Op basis van de ervaringen in de pilots kan vervolgens besloten worden of voor een aantal situaties een meer generieke uitzondering gemaakt kan worden. Ik wil de pilots zo snel mogelijk in 2006 starten.

Het nieuwe mestbeleid levert vooral ook een bijdrage aan een betere waterkwaliteit. Schoon water en genoeg water is voor natuur en landbouw van groot belang. Daarom hecht ik aan een zorgvuldige en evenwichtige implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Een gezamenlijke maatschappelijke kosten-baten-analyse biedt de mogelijkheid voor een zorgvuldige afweging. Met evenwicht doel ik op haalbare en betaalbare maatregelen, waarbij zowel voor de landbouw als voor de natuur in Nederland duurzame ontwikkeling mogelijk is. De komende jaren wordt stapsgewijs toegewerkt naar de vaststelling van maatregelen voortvloeiend uit de KRW.

Ook voor de westelijke veenweiden is de beleidsopgave verduurzaming. Er liggen problemen die moeten worden opgelost, en ambities die moeten worden ingevuld. Problemen betreffen de waterhuishouding en de kwaliteit van water, cultuurhistorie en landschap. Ambities zijn er voor het versterken van de kwaliteit van leefomgeving en vestigingsklimaat als onderdeel van de Randstad. In het voorjaar van 2006 zal het kabinet een definitieve beslissing nemen over de reservering van de FES-middelen voor de versterking van de structuur van het gebied. In 2006 zal ik samen met de provincies in enkele pilotgebieden de ambities verder invullen.

De biologische landbouw vormt een belangrijke schakel in het streven naar duurzaamheid. Mijn beleid is er ook in 2006 op gericht de productie en het marktaandeel door vraagstimulering te ondersteunen. In de Beleidsnota Biologische Landbouw 2005–2007 (TK 2004–2005 29 842, nr. 1) heb ik de Kamer hierover geïnformeerd. Het in 2005 vernieuwde Convenant Marktontwikkeling Biologische Landbouw loopt tot 2007. In dit Convenant hebben alle partijen, inclusief supermarkten, levensmiddelenfabrikanten en banken zich gecommitteerd aan stevige afspraken en doelstellingen. Dit zal moeten leiden tot hogere omzetten en zo mogelijk kleinere prijsverschillen met gangbare producten. Om daadwerkelijk de sturende werking van de prijs te onderzoeken, zal ik in 2006 een praktijkonderzoek starten. In een klein, afgeschermd gebied zullen de prijzen voor biologische producten kunstmatig laag gehouden worden. De uitkomsten van dit onderzoek zullen markt en overheid helpen bij het verder bepalen van stimulerende maatregelen.

In 2006 zal ten aanzien van gewasbescherming de nieuwe nationale wetgeving worden afgerond en geïmplementeerd. Daarmee wordt een stroomlijning van het wettelijk kader gerealiseerd en wordt de Nationale wetgeving geheel afgestemd op het vigerende EU-kader, onder meer met het oog op het realiseren van een level playing field. Ook zal in 2006 een eerste tussentijdse evaluatie van de Nota Duurzame Gewasbescherming en in dat kader tevens van het Convenant Gewasbescherming plaatsvinden, waarbij wordt ingezet op continuering daarvan.

2.1.1.4 Sociale duurzaamheid

Sociale duurzaamheid duidt op een langdurige sociaal-culturele acceptatie van ons handelen. Deze duurzaamheid is alleen te bereiken via openheid en transparantie, zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven. Alleen op die manier ontstaat het onderling vertrouwen in de maatschappij dat nodig is, en waar het nu zo sterk aan ontbreekt. Francis Fukuyama verdedigt in zijn boek «Trust» [1] de stelling dat welzijn en concurrentievermogen van een land afhangen van één overheersend aspect van de cultuur, namelijk de mate van onderling vertrouwen tussen burgers. Dat vertrouwen komt tot uiting in het recht en in de gezagsverhoudingen in een land, maar vooral in de mate waarin burgers uit vrije wil samenwerken voor een gemeenschappelijk doel. Fukuyama benadrukt dat dit «sociale kapitaal» van een land net zo'n essentiële productiefactor is als arbeid, kapitaal en grondstoffen. Het «van zorgen voor, naar zorgen dat»-principe dat zo'n centrale rol speelt in mijn beleid, is er op gericht dat onderling vertrouwen te versterken. Door mensen om de tafel te brengen, maatschappelijke dialogen te organiseren en aan ontstane initiatieven ruimte te geven door belemmeringen weg te nemen, kan de overheid veel tot stand brengen.

Een voorbeeld van deze rol van de overheid is mijn benadering ten aanzien van de reconstructie. In essentie is het geen productiviteitsvergroting, maar een leefbaarheidsvergroting. De overheid heeft de reconstructieplannen als het ware «laten ontstaan». En zonder dat daarvoor grote institutionele veranderingen binnen de Rijksoverheid voor nodig waren. Ten aanzien van de reconstructie zal in 2006 de uitvoering echt op gang moeten komen. Over het vaststellen van concrete plannen en de prioritering daarbinnen heb ik intussen afspraken gemaakt met de betrokken provincies.

Op verschillende manieren tracht ik het onderling vertrouwen in de samenleving met mijn beleid te versterken. Een innovatieve manier van werken is de zogenaamde strategische dialoog. Geïnspireerd door positieve ervaringen in het bedrijfsleven en aansluitend bij een lange LNV-traditie is gestart met deze manier van strategie-ontwikkeling. Momenteel is een strategische dialoog gaande op het terrein van voedselkwaliteit. Na grondige verkenning van interne en externe factoren, worden gesprekken gevoerd met een breed scala van externe belanghebbenden. Dat zijn ondernemers, burgers, consumenten. Deze methode leidt tot een grondige reflectie op de eigen positie en mondt uit in een strategische positiebepaling. Belanghebbenden wordt de gelegenheid geboden input te geven en later ook betrokken te zijn bij de implementatie van deze strategische positiebepaling. Het zal de tendens van de afgelopen decennia waarbij LNV steeds meer gericht is op de consumenten in plaats van enkel de producenten versterken.

Het voedselkwaliteitsbeleid richt zich naast kwaliteit, veiligheid en gezondheid ook op waarden als dierenwelzijn, milieu, fair trade en ecologisch verantwoord. Dit beleid is er op gericht dat enerzijds producenten worden aangezet tot de productie van kwalitatief hoogwaardige producten en het in ketenverband aanpakken van voedselrisico's. Anderzijds is van belang dat consumenten worden gestimuleerd om een – vanuit kwaliteitsperspectief bezien – verantwoorde en bewuste keuze te maken bij de samenstelling van het voedselpakket. De jaarlijkse monitor van vertrouwen dat consumenten hebben in voedsel gebruik ik bij de verdere beleidsontwikkeling op dit terrein.

Dierenwelzijn is een belangrijk element in sociale duurzaamheid. We hechten steeds meer waarde aan de relatie tussen mens en dier. Die waarde bepaalt de normen die we ons bij die relatie opleggen. Het boerenbedrijf zal alleen duurzaam kunnen blijven bestaan als de wijze van opereren de toets van de maatschappelijke waarden kan doorstaan. Tijdens het EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2004 heb ik een akkoord weten te bereiken over de transportverordening. In 2006 zal deze verordening moeten worden geïmplementeerd. Het komend jaar richt ik mij Europees op de welzijnsrichtlijn vleeskuikens en de aanpak van de castratie van biggen. Binnen Nederland wil ik de afspraken met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties rond gezelschapsdieren afronden en implementeren. Zoals de Kamer eerder gemeld (TK 2004–2005 28 286, nr. 22) heb ik begin dit jaar het Forum Welzijn Gezelschapdieren ingesteld, bestaande uit onder andere vertegenwoordigers van de handel, de dierenbescherming en de wetenschap. Momenteel stelt het Forum een actieplan op dat zich richt op het fokken, handelen en houden van gezelschapsdieren. Daarbij zal het Forum bezien op welke wijze een (verkorte) lijst van te houden dieren in het actieplan een plaats kan krijgen. Op grond van het actieplan van het Forum, dat ik voor eind 2005 verwacht, zal ik de mogelijkheden van wettelijke verankering beoordelen.

Op het terrein van dierziektebestrijding wil ik in Europees verband ook in 2006 een voortrekkersrol blijven spelen. Een meer maatschappelijk verantwoorde dierziektebestrijding is daarbij nog steeds het uitgangspunt. Ik ben dan ook heel blij met de grote rol van vaccinatie in de nieuwe bestrijdingsrichtlijn voor Aviaire influenza. Maatschappelijk verantwoord dierziektebeleid is ook de basis voor mijn inzet in twee grote projecten die door de Europese Commissie zijn opgestart, respectievelijk de «Evaluatie van het Europese Diergezondheidsbeleid» en een «Europees technologie platform voor wereldwijde diergezondheid». Deze projecten hebben tot doel het ontwikkelen van een nieuwe visie op het Europese preventie- en bestrijdingsbeleid en het samen met het bedrijfsleven opleveren van de meest up-to-date instrumenten (vaccins en testen) voor de bestrijding van dierziekten.

Op nationaal niveau wordt het pakket beleidsdraaiboeken voor de relevante bestrijdingsplichtige dierziekten en voedselveiligheid in 2006 aangevuld met o.a. beleidsdraaiboeken op het gebied van blaasjesziekte, diervoeders en kernongevallen.

Onder sociale duurzaamheid versta ik ook het creëren van draagvlak voor het beleid. Zowel bij burgers, bedrijven als andere overheden. In dat kader valt het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) ook te plaatsen. Door de inrichting van het landelijk gebied aan de provincies over te dragen, zal meer maatwerk kunnen worden geleverd en daarmee meer draagvlak ontstaan voor de plannen. Lokale belanghebbenden waaronder gemeenten kunnen veel actiever meedenken over de inrichting van het landelijk gebied waarin ze zelf wonen of werken. Door ze mee te laten beslissen over die inrichting zal grotere steun aan en verbondenheid met de beslissingen ontstaan.

Hoewel het ILG per 2007 officieel van start zal gaan, is dit jaar en ook 2006 van groot belang voor de voorbereiding. Met de provincies worden afspraken gemaakt op basis van een Meerjaren Programma waarin de rijksdoelen en de daaraan gekoppelde budgetten worden vastgelegd. Het Rijks MJP wordt februari 2006 naar de Kamer gestuurd. Provincies werken gedurende 2005 en 2006 hun provinciale MJP's uit. Voor de twee overgangsjaren 2005–2006 zijn Uitvoeringscontracten met de provincies gesloten. De uitvoering hiervan zal dit en komend jaar nauwlettend gevolgd worden om lessen te kunnen leren ten behoeve van het ILG. In de nationale landschappen wordt deze vorm van samenwerking met de provincies al ingevuld. Sociale duurzaamheid wordt gerealiseerd door de verbinding te leggen tussen de mensen en de historie en het belang van hun omgeving. De provincies begrenzen in 2006 de nationale landschappen en stellen uitvoeringsprogramma's op.

2.1.2 Financieel kader voor 2006

2.1.2.1 Uitgaven

De begroting van de uitgaven voor 2006 is ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2005 bijgesteld met € 46 mln. Deze bijstelling bestaat uit de mutaties, zoals opgenomen in onderstaande tabel.

Bedragen x € 1 mln.
 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Stand begroting 2005 1 976 2 089 2 1462 121 2 127 2 127
1Faseren robuuste verbindingen  – 12 – 12 – 17 – 17– 17
2Implementatie natuurregelgeving 2319 22 18 16 16
3Leningconstructie EHS – 4 – 13 – 20 – 8 – 2 0
4Nota van Wijziging (Motie Verhagen) (TK 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 13) – 2 – 16 – 16– 11– 11 – 11
5Overtekening SAN  107 4 2 0
6PIA taakstelling – 4– 7 – 12 – 12 – 12 – 12
7Loon-/prijsbijstelling 22 10 10 1010 10
8BTW-compensatie 3 4 4 44 4
9Eindejaarsmarge 8     
10Destructie  16    
11Dierlijke EU-verordeningen  76 5 5 5
12Intensivering infrastructuur glastuinbouw   4 7 5 5
13Subsidieregeling jonge boeren 1 6 21   
14Transitiekosten overgang roodvleeskeuring  10 8   
15Westerschelde 35778
16Overig16 9 12 12 4 – 17
Stand begroting 20062 039 2 135 2 166 2 141 2 1382 118

Toelichting

Algemeen

De mutaties 1 tot en met 9 zijn reeds in de eerste suppletore wet samenhangende met de Voorjaarsnota 2005 (TK 2004–2005, 30 105 XIV, nr. 2) aan de Kamer voorgelegd.

1 Faseren robuuste verbindingen

Door de later dan geplande totstandkoming van de robuuste verbindingen wordt een fasering aangebracht in het budget voor robuuste verbindingen. De hiermee vrijvallende middelen worden ingezet ter dekking van de hogere uitgaven van de implementatie natuurregelgeving en overtekening van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN).

2 Implementatie natuurregelgeving

De verhoging van het budget houdt verband met hogere uitvoeringskosten van de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet. Deze hebben betrekking op het verlenen van vergunningen, ontheffingen en het opstellen van beheersplannen in het kader van de gewijzigde Natuurbeschermingswet alsmede op tegemoetkomingen in schade in het kader van de Flora- en Faunawet.

3 Leningconstructie EHS

Een additioneel beroep op de leningconstructie grondverwerving EHS, waartoe bij Voorjaarsnota 2004 is besloten, levert de eerstkomende jaren een besparing op. Deze wordt ingezet ter dekking van hogere uitgaven voor de implementatie natuurregelgeving en overtekening van de SAN.

4 Nota van Wijziging (Motie Verhagen) (TK 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 13)

De maatregelen uit de motie Verhagen zijn verwerkt. Het betreft onder meer een structurele ombuiging op het verwervingsbudget van de EHS, vanwege een veronderstelde lagere prijs.

5 Overtekening SAN

De overtekening van de SAN leidt met ingang van 2006 tot hogere uitgaven.

6 PIA taakstelling

Dit betreft het LNV-deel in de rijksbrede taakstelling Professioneel inkopen en aanbesteden (PIA).

7 Loon-/prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling tranche 2005 is overgeboekt naar de departementen.

8 BTW-compensatie

Dit betreft compensatie voor de verplichte BTW-afdracht met betrekking tot de keuringsassistenten bij de keuringsinstantie KDS en ten behoeve van de productie en het aanhouden van een noodvoorraad MKZ-vaccin.

9 Eindejaarsmarge

De positieve eindejaarsmarge 2004 is aan de LNV-begroting van 2005 toegevoegd en ingezet voor uitgaven in het kader van de Klassieke Varkenspest.

10 Destructie

In 2006 draagt de overheid € 16 mln. bij aan de destructiekosten van kadavers.

11 Dierlijke EU-verordeningen

Voor de implementatie en uitvoering van EU-regelgeving op het gebied van voedselveiligheid wordt met ingang van 2006 het uitgavenbudget verhoogd.

12 Intensivering infrastructuur glastuinbouw

De LNV-begroting wordt voor de periode 2007–2010 met in totaal € 21 mln. verhoogd ten behoeve van de infrastructuur glastuinbouw.

13 Subsidieregeling jonge boeren

Ten behoeve van de subsidieregeling voor investeringen door jonge boeren wordt de komende jaren € 10 mln. bijgedragen door de EU. Dit leidt tot een verhoging van de uitgaven en de ontvangsten op de LNV-begroting.

14 Transitiekosten overgang roodvleeskeuring

Aan de transitiekosten die gemoeid zijn met de overgang van de roodvleeskeuring naar de Centrale Organisatie voor de Vleessector draagt het bedrijfsleven ook bij. Tegelijkertijd vindt met de verhoging van de ontvangsten de daarmee overeenkomende verhoging van het uitgavenkader plaats.

15 Westerschelde

Tussen Nederland en Vlaanderen is afgesproken om de Westerschelde veiliger, natuurlijker en toegankelijker te maken. In Nederland zal daartoe minimaal 600 ha. natuur worden ontwikkeld. Van de gereserveerde € 110 mln. uit de FES-gelden voor de periode 2006 t/m 2014 wordt een bedrag van € 30 mln. aan de LNV-begroting toegevoegd voor de periode 2006 t/m 2010. De resterende middelen worden in een latere fase aan de begroting van LNV toegevoegd.

16 Overig

De reeks overig is een saldo van een aantal overboekingen, desalderingen en overige technische mutaties.

2.1.2.2 Ontvangsten

De begroting van de ontvangsten voor 2006 is ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2005 technisch opwaarts bijgesteld met € 82 mln.

Bedragen x € 1 mln.
 2005 2006 2007 2008 20092010
Stand begroting 2005 419 396 352 348352 352
1EU-ontvangsten vogelpest11 18     
2Ramingsbijstelling natuuroffensief 8     
3Landbouwheffingen 30 3030 30 30 30
4Subsidieregeling jonge boeren 1 6 2 1  
5Transitiekosten overgang roodvleeskeuring  10 8   
6Westerschelde 35778
7Overig8 15 6 7 3 2
Stand begroting 2006 478478 403 393 392 392

Toelichting

Algemeen

De mutaties 1 tot en met 3 zijn reeds in de eerste suppletore wet samenhangende met de Voorjaarsnota 2005 (TK 2004–2005, 30 105 XIV, nr. 2) aan de Kamer voorgelegd.

1 EU-ontvangsten vogelpest

Dit betreft de ontvangsten van de voorgefinancierde EU-middelen voor de bestrijding van de vogelpest.

2 Ramingsbijstelling natuuroffensief

Deze ramingsbijstelling is het gevolg van ingezette middelen via het Groenfonds voor diverse projecten in het kader van nieuwe natuur.

3 Landbouwheffingen

De afgelopen jaren zijn structureel meer EU-landbouwheffingen ontvangen door hogere importvolumes van agrarische producten. Deze ontwikkeling wordt nu meerjarig doorgetrokken.

4 Subsidieregeling jonge boeren

Dit betreft de bijdrage van de EU aan de subsidieregeling voor investeringen door jonge boeren.

5 Transitiekosten overgang roodvleeskeuring

Dit betreft de te ontvangen bijdragen van het bedrijfsleven in 2006 en 2007 ten behoeve van de transitiekosten van de overgang van de roodvleeskeuring naar de Centrale Organisatie voor de Vleessector.

6 Westerschelde

Dit betreft de ontvangsten uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) ten behoeve van de ontwikkeling van Natuur in de Westerschelde

7 Overig

De reeks overig is een saldo van een aantal desalderingen en overige technische mutaties.

2.1.2.3 Fiscale maatregelen

Het fiscaal pakket 2006 bevat voor de LNV-beleidsterreinen de volgende van belang zijnde maatregelen. Ter versterking van de economische structuur zal in 2006 het vennootschapbelastingtarief verder worden verlaagd naar 29,6% en zal het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting (het Vpb-opstapje) worden verlaagd naar 25,5%. Voorts zal in 2006 de kapitaalsbelasting worden afgeschaft. Het kabinet acht de inzet van alternatieve, klimaatneutrale brandstoffen zoals biobrandstoffen van belang. Omdat de benodigde wet- en regelgeving naar verwachting niet eerder dan 1 januari 2007 gereed kan zijn, wordt het bijmengen van 2% biobrandstoffen bij fossiele brandstoffen tot die tijd fiscaal gestimuleerd. Daarna ligt het in de bedoeling leveranciers van motorbrandstoffen te verplichten 2% van hun afzet in Nederland in te vullen met biobrandstoffen. Het budgettaire belang van de accijnsstimulering in 2006 wordt voorlopig geraamd op circa € 70 mln. Voorgesteld wordt om de voorwaarden die gelden voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij inbreng van een onderneming te verruimen. Daarnaast wordt voorgesteld om de familiekring van gerechtigden die voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij bedrijfsopvolging in aanmerking kunnen komen uit te breiden met broers en zusters. Deze maatregelen zijn onder meer van belang voor de bedrijfsopvolging. De WBSO wordt met € 25 miljoen verruimd. Voorgesteld wordt om de heffing van belasting voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening en bevloeiing geheel te laten vervallen. De administratieplicht kan dan voor deze onttrekkingen ook in zijn geheel vervallen. Omdat er initiatieven worden ontwikkeld tot meer kleinschalige elektriciteitsopwekking zal de accijnsvrijstelling voor bepaalde minerale oliën die worden gebruikt voor elektriciteitsopwekking in installaties met een vermogen tot ten minste 20 MW ook van toepassing worden op installaties met een vermogen van ten minste 1 MW.

De Natuurschoonwet 1928 wordt beperkt ingeval van gezamenlijke rangschikking van een klein perceel met een aangrenzend landgoed en van twee kleinere percelen die tot die gevallen waarin er een aantoonbare nauwe historische samenhang is tussen onroerende zaken, die moeten dateren van vóór 1940. De uitbreiding houdt in dat de mogelijkheden voor het gebruik van erfpacht als beheersinstrument worden verruimd indien de economische eigenaar de grond behoudt.

2.2 De beleidsartikelen

21 Duurzaam ondernemen

Algemene beleidsdoelstelling

Een vitaal en duurzaam agrocomplex met inbegrip van de visserij.

Omschrijving

LNV streeft naar een vitaal en duurzaam agrocomplex – met inbegrip van de visserij, waarbij:

• de nationale en internationale marktpositie van het agrocomplex wordt behouden en versterkt;

• van natuurlijke hulpbronnen een duurzaam gebruik wordt gemaakt;

• betrouwbare en hoogwaardige producten voortgebracht worden.

Deze beleidsdoelstelling richt zich op de verduurzaming van het agrocomplex in Nederland, waarbij zoveel mogelijk de Europese kaders worden gevolgd. De verduurzaming geldt niet alleen de milieuaspecten, maar ook de sociale en economische aspecten (bedrijfsontwikkeling en ondernemerschap).

Van grote invloed op het halen van deze beleidsdoelstelling zijn de ontwikkelingen die zich afspelen bij het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en de Doha-ronde van de WTO. Zo zal met ingang van 1 januari 2006 in het kader van het hernieuwde markt- en prijsbeleid de ontkoppelde steunregeling van kracht worden. Daarnaast wordt een nieuw plattelandskader voor 2007–2013 ontwikkeld (POP2). Dit nieuwe POP zal een uitwerking bevatten van de nieuwe Kaderverordening Platteland, die zoveel mogelijk zal aansluiten bij de nationale beleidsprioriteiten. Eveneens voor de periode 2007–2013 wordt een nieuw Europees Visserijfonds (EVF) ontwikkeld, dat inzet op verdere vergroening van het visserijbeleid.

Grafiek 2: Procentuele verdeling uitgaven 2006 over operationele doelstellingen en apparaat

Duurzaam ondernemenkst-30300-XIV-2-1.gif

Bijdrage van LNV

De krachtige positie van het agrocomplex is in de eerste plaats de verdienste, maar ook de blijvende opgave van ondernemers. LNV definieert niet precies de eindsituatie, laat staan dat het deze effectueert. LNV stelt de randvoorwaarden vast en ondersteunt de ontwikkeling van een krachtige positie van het agrocomplex, waarbij ruimte is voor duurzaam ondernemerschap en een goed klimaat voor innovatie. Daarbij zorgt LNV voor kennisontwikkeling, bevordert innovatie en samenwerking, stelt robuuste regelgeving en toezichtskaders op en geeft, daar waar nodig, gerichte (al dan niet financiële) ondersteuning.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor het bevorderen van gunstige randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het agrofoodcomplex en het maken van robuuste wet- en regelgeving.

Succesfactoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

• het nemen van de eigen verantwoordelijkheid door de ondernemers;

• autonome ontwikkelingen op de (internationale) markten;

• internationale handelsafspraken (zoals de Doha-ronde van de WTO);

• ontwikkelingen in het Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid o.a. middels een nieuw Europees Visserijfonds (EVF);

• de ontwikkeling van een plattelandskader 2007–2013 welke een uitwerking zal bevatten van de nieuwe Kaderverordening Platteland;

• de appreciatie van de Nederlandse samenleving van de economische, maar ook de ecologische en sociale bijdrage van het agrocomplex.

Maatschappelijk effect

Het behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• de economische positie van de ondernemingen binnen het Nederlandse agrocomplex op internationaal niveau minimaal op peil blijft;

• het milieu minder wordt belast;

• betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige producten in Nederland worden voortgebracht en verhandeld.

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Toegevoegde waarde per werknemer:       
– Nederlandse Agro-complex:€ 56 3002002> EU-15  LEI
–Agrocomplex EU-15€ 35 1002002   LEI/Eurostat
Overschot agrarische handelsbalans 19,9 mld. 2003 op peil  LEI
Milieubelasting meststoffen & gewasbeschermingmiddelen1100 2003dalende lijn   DL
Energie efficiencyverbetering:      
–glastuinbouw (tov 1980)50%2003 65%2010Senter
–voedings- en genotmiddelen-industrie (tov 2001)4,5%2004 15%2012Senter
Maatschappelijke appreciatiescore2100     

1 Indicator betreft samengestelde index van emissies naar grond, oppervlakte- en drinkwater (o.a. nitraatgehalten)

2 Indicator betreft een index van de perceptie van duurzaamheid (van doelgroepen en burgers); Indicator is nog in ontwikkeling.

Verwijzing

• Vitaal en Samen (LNV-beleidsprogramma 2004–2007, TK 2004–2005, 29 280, nr. 2).

• Nota Ruimte (TK 2004–2005, 29 435, nr. 154)

• Groeien in Concurrentie (TK 2004–2005, 29 939, nr. 1)

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
21 Duurzaam ondernemen2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Verplichtingen 220 037 265 898 269 956234 596 204 947 194 199 189 022
Uitgaven276 903 253 319 292 207 246 191 214 341201 668 196 199
Programma-uitgaven:144 32080 31393 16067 53858 24049 36243 893
–waarvan juridisch verplicht  62 162 19 578 11 4372 537 2 537
21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat 2 9533 690 12 011 5 6651 715 465 465
–Jonge agrariers1 7482 704 11 350 5 100 1 250  
–Ondernemerschap 1 205986661565 465 465 465
21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn 16 756 9 163 12 822 7 2587 995 7 635 7 200
–Verbetering dierenwelzijn 13 229 1 142 1 2111 211 1 211 1 211 1 211
–Nieuw mestbeleid  2 946 6 700    
–Fytosanitair beleid182 9321 0251 9452 3952 0351 600
–Gewasbeschermingsbeleid3 345 4 143 3 886 4 102 4 389 4 3894 389
21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw 95 84644 192 46 954 42 996 39 176 33 251 28 217
–Glastuinbouw 17 877 25 79926 623 15 368 15 338 15 413 15 413
–Biologische landbouw 8 1637 514 12 060 14 127 6 627 4 627 4 627
–Intensieve veehouderij1       
–Melkveehouderij6 522 3 196 2 205 6 949 10 449 6 4491 415
–Akkerbouw 1 3621 203 1 2051 205 1 205 1 205 1 205
–Overige sectoren 1 223 330 171 171   
–Innovatie en Samenwerking duurzame landbouw 4 3846 150 4 690 5 176 5 5575 557 5 557
–Overig (RBV, Mineralenheffing) 56 315      
21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren 22 841 15 784 12 031 4 3652 100 2 100 2 100
–Sanering 5 3246 983 5 179     
–Onderzoek13 644 5 093 5 350 2 963 1 198 1 1981 198
–Innovatie 2 8492 372 1 302 1 202 702 702 702
–Binnenvisserij 1 024 1 336200 200 200 200 200
21.15 Bevorderen van duurzame ketens 5 924 7 484 9 342 7 254 7 2545 911 5 911
–Bilaterale Economische Samenwerking 2 669 3 428 3 450 3 5223 522 3 522 3 522
–Agrologistiek 855 1 0001 000 400 400 400 400
–Transparantie en ICT  500 2 800 1 100 1 100  
–Energie en overig 2 400 2 5562 092 2 232 2 232 1 989 1 989
Apparaatuitgaven 132 583 173 006 199 047178 653 156 101 152 306 152 306
21.21 Apparaat57 560 17 949 17 106 16 351 16 098 16 10016 100
21.22 Baten-lastendiensten 75 023155 057 181 941 162 302 140 003 136 206136 206
Ontvangsten 57 242 47 818 36 59517 027 14 208 12 598 12 163

1 De gereserveerde middelen voor de intensieve veehouderij zullen vanaf 2007 vanuit beleidsartikel 27 worden overgeheveld.

Flexibiliteit van de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit kst-30300-XIV-2-2.gif

Toelichting op de apparaatuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
Ambtelijk Personeel Directie Landbouw 5 118
Ambtelijk Personeel Directie Industrie en handel 2 423
Ambtelijk Personeel Directie Visserij 5 346
Materieel3 951
Overig apparaat 268
Bijdrage aan AID 38 450
Bijdrage aan DLG 45
Bijdrage aan DR 131 648
Bijdrage aan PD 11 798
Totaal apparaatsuitgaven199 047

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
EU-bijdrage jonge agrariërs 6 050
EU-bijdrage Glastuinbouw 2 852
EU-bijdrage Biologische Landbouw1 882
Ontvangsten Visserij (o.a. FIOV)14 587
Overige 11 224
Totaal ontvangsten36 595

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek OD's 20062007 2008 2009 2010
Effectonderzoek      
–Emancipatie 21.11 X    
–Meststoffenwet 200621.12  X    
–Duurzame gewasbescherming 21.12 X    
–Herstructurering bedrijfsstructuur Glastuinbouw 21.13   X  
–Energie-efficiency 21.15   X  
       
Overig onderzoek      
–Agrologistiek21.15   X   
–Transparantie en ICT21.15    X  
–Bilaterale agro economische samenwerking 21.15   X   

21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

Motivering

LNV wil het concurrentievermogen van de agrarische ondernemers versterken. Het beleid, dat zich hierop richt, wordt vormgegeven door het stimuleren van goed ondernemerschap bij de Nederlandse agrariërs en het creëren van een goed ondernemersklimaat, met een zo laag mogelijke administratieve lastendruk en waarbij ondernemers zich bewust zijn van de voorwaarden verbonden aan het Gemeenschappelijk Lanbouwbeleid (GLB). LNV richt zich verder op het faciliteren van ondernemers bij duurzame investeringen en het bieden van een gunstig perspectief bij de overname van een agrarisch bedrijf.

Instrumenten

• Kennisontwikkeling en -verspreiding (opleidingen, kennisnetwerken)

• Subsidies (Investeringsregeling Jonge Agrariërs, Kaderregeling Kennis & Advies)

• Voorlichting bijv. ten aanzien van de implementatie van het GLB (brochures, LNV-loket)

• Garantstellingen (Borgstellingsfonds, Agrarische waterverzekering)

Activiteiten

• Kennis wordt gezien als een belangrijk onderdeel van ondernemerschap. Met de middelen voor kennis onderhoudt LNV de kennisnetwerken voor agrariërs. Verder wordt de toepassing van het GLB in Nederland en de andere lidstaten geëvalueerd en onderzocht.

• Met de Kaderregeling Kennis & Advies subsidieert LNV de agrariërs die kennis inhuren met betrekking tot bedrijfsovername, GLB en bedrijfsbeëindiging.

• Voor jonge agrariërs die na de bedrijfsovername willen investeren in kwaliteitsverbetering, innovatie, dierenwelzijn, milieu en kostenverlaging biedt de Investeringsregeling Jonge Agrariërs financiële ondersteuning.

• Investeringen in de agrarische sector worden verder gestimuleerd met het Borgstellingsfonds, dat zich voor leningen garant stelt. Daarnaast geeft de overheid ook een garantstelling af om private oogstschadeverzekeringen mogelijk te maken.

• Om de administratieve lasten verder te laten afnemen zal meer gebruik worden gemaakt van ICT-faciliteiten, bijvoorbeeld door het bieden van één LNV loket.

Doelgroepen

Agrariërs; jonge agrariërs (tot 40 jaar) in het bijzonder

Verwijzing

• Brief over de implementatie van het hervormde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (TK 2003–2004, 29 435, nr. 2)

• Brief over Subsidieregeling Jonge Agrariërs naar de Kamer (TK 2004–2005, 29 800, nr. 84))

• Jaarverslag 2004 Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw

• Pakketbrief Administratieve Lasten (TK 2003–2004, 29 515, nr. 4)

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Outcome      
% innoverende agrarische bedrijven11,3% 2003 Pm Pm Pm LEI
administratieve lastenreductie 19,0% 2003 25%  BAL
Output      
Investeringsbedrag garant gesteld door Borgstellingfonds € 109,3 mln. 2003 nvt nvt nvtBF

1 % innovators: bedrijven die een nieuw productiemiddel of product op de Nederlandse markt geïntroduceerd hebben; een streefwaarde zal geformuleerd worden nadat het LNV innovatiebeleid nader is uitgewerkt

21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

Motivering

LNV richt zich op het verminderen van de milieubelasting en het waarborgen van dierenwelzijn.

Dit komt onder meer tot uitdrukking in de volgende doelstellingen:

• het waarborgen en verbeteren van het welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren aansluitend op de EU normen;

• het ethisch aanvaardbaar toepassen van biotechnologie bij dieren;

• het verlagen van het gehalte aan stikstof en fosfaat in grond- en oppervlaktewater;

• het bevorderen van de teelt van en handel in gezond en kwalitatief hoogwaardig plantaardig (uitgangs)materiaal waarbij zo goed mogelijk aan de internationale fytosanitaire eisen kan worden voldaan;

• het voorkomen van problemen op het gebied van milieu, voedselveiligheid- en arbeidsbescherming als gevolg van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;

• het benutten van biodiversiteit in het primaire productieproces;

• het coëxisteren van de 3 teeltmethoden (gangbaar, biologisch en genetisch gemodificeerd)

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (GWWD, Nitraatrichtlijn, Meststoffenwet, Bestrijdingsmiddelenwet)

• Subsidies (zeldzame landbouwhuisdierrassen)

• Onderzoek en monitoring: welzijnsindex Dierenwelzijn, monitoren gebruiksnormen mest

• Bilaterale afspraken met niet EU-landen: fytosanitair

• Convenanten (gewasbescherming)

• Vergunningen (toelating bestrijdingsmiddelen)

• Kennisontwikkeling en -verspreiding (zoals de relatie agrarische praktijk en milieu binnen het nieuwe mestbeleid)

• Voorlichting (mediacampagnes, internet, nieuwsbrieven etc.)

• Bijdrage aan ZBO's en RWT's (Landelijke Inspectiedienst voor Dieren, KCB en CTB)

Activiteiten

Dierenwelzijn

• Belangrijkste overheidstaak voor het waarborgen van de dierenwelzijn is het stellen en handhaven van wet- en regelgeving. Dit betekent concreet het ontwikkelen en handhaven van geboden en verboden gebaseerd op de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) en het opstellen van huisvestings- en verzorgingsvoorschriften. Daarnaast worden de Europese verordeningen en richtlijnen, waaronder de transportverordening, geïmplementeerd.

• Op het gebied van kennisontwikkeling wordt er onderzoek verricht naar de welzijnsverbeteringen in de landbouwsector en de praktische toepassing daarvan. Kennisoverdracht en bewustwording vindt plaats door middel van nieuwsbrieven, inzet van het LNV-loket en andere vormen van voorlichting.

• LNV geeft financiële ondersteuning aan o.a. de Landelijke Inspectiedienst voor Dieren (LID).

Nieuw mestbeleid

• Het nieuwe mestbeleid houdt onder meer in dat vanaf 1 januari 2006 gebruiksnormen worden gesteld voor de toepassing van meststoffen. Verder zal LNV bepalen op welke momenten en onder welke omstandigheden de meststoffen mogen worden uitgereden. Om de naleving van het beleid te vergroten wordt er gestreefd naar een strikte handhaving van de gebruiksnormen en -regels.

• LNV ondersteunt de kennisverspreiding over een aangepaste bedrijfsvoering en ontwikkelt kennis over de relatie tussen agrarische bedrijfsvoering en milieu met betrekking tot stikstof en fosfaat. De resultaten van het mestbeleid, die bereikt worden in de agrarische praktijk en in het milieu worden gemonitord.

Fytosanitair

• Een belangrijk onderdeel van het fytosanitaire beleid betreft het aanpassen van de Plantenziektenwet waarmee de resultaten uit de projecten Slim Fruit en Plant Keur worden geïmplementeerd. Verder worden afspraken gemaakt met het bedrijfsleven over de markttoegangsactiviteiten ten behoeve van niet EU-landen en worden richtlijnen voor het in verkeer brengen van teeltmateriaal geïmplementeerd.

• Het beleidsondersteunende onderzoek is onder meer gericht op nieuwe vormen van inspectiesystemen.

• LNV levert een financiële bijdrage aan het Kwaliteits Controle Bureau (KCB).

Gewasbescherming

• LNV levert een financiële bijdrage aan het College Toezicht Bestrijdingsmiddelen (CTB), dat binnen het kader van de Bestrijdingsmiddelenwet de voorwaarden stelt voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

• Kennis wordt ontwikkeld over geïntegreerde gewasbescherming en de toepassing wordt gestimuleerd onder meer door demoprojecten.

• LNV geeft een financiële stimulans aan de toelating kleine toepassingen, gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong en duurzame manieren van produceren.

Agrobiodiversiteit

• Door middel van pilotprojecten wordt in de praktijk getest hoe biodiversiteit in het primaire productieproces kan worden benut om tot een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering te komen. Onderliggende processen en praktijkgerichte toepassingen worden onderzocht.

• Een leergang wordt opgezet binnen het agrarisch onderwijs en voorlichting wordt gegeven aan agrariërs om bewustwording te stimuleren en om kennis te verspreiden.

Coëxistentie

• Om de coëxistentie van teelten te faciliteren streeft LNV er naar om convenantafspraken tussen de belangengroepen tot stand te laten komen.

Doelgroepen

Agrariërs, ketenpartijen (producenten, retailers), burgers (consumenten), houders en fokkers van gezelschapsdieren, transporteurs en handelaren in landbouwhuisdieren en telers.

Verwijzing

• Nota Houden van Dieren (TK 2001–2002, 28 286, nr. 3); Brief Herijking Nota Houden van Dieren (TK 2003–2004, 28 286, nr. 4); Verslag Conferentie Gezelschapsdieren (TK 2004–2005, 28 286, nr. 22)

• Beleidsbrief Mestbeleid 2006–2009 (TK 2003–2004, 28 385, nr. 26)

• Brief Derogatieverzoek (TK 2004–2005, 28 385, nr. 51)

• Brief uitkomsten project Slim fruit (TK 2004–2005, 29 800, nr. 9)

• Brief Ontwikkelingen binnen het fytosanitair beleidsveld (TK 2004–2005, 29 800, nr. 89)

• Nota duurzame gewasbescherming (TK 2003–2004, 27 858, nr. 47)

• Beleidsbrief Biodiversiteit in de Landbouw (TK 2004–2005, 26 407, nr. 22)

• Brief Convenant Coëxistentie (TK 2004–2005, 29 404, nr. 8)

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Outcome      
Gewasbescherming:      
% afname aantal milieubelastingspunten t.o.v. 1998 (in NMI) Pm12005  95% 2010NMP
% afname overschrijdingen residunormen voedselproducten t.o.v. 2003 Pm12005  50% 2010 NMP
Dierenwelzijn:      
% naleving v. bestaande welzijnsnormen Pm12005 Pm Pm AID
Nieuw Mestbeleid:      
nationaal fosfaat en stikstofoverschotF:420 mln kg N: 82 mln kg 2002 2002 evenwicht22015 CBS
Fytosanitair beleid:      
% afgekeurde zendingen naar het buitenland 0,6 2004  Pm Pm PD

1 Cijfers komen voor het eerst beschikbaar in de tweede helft van 2005

2 In de Beleidsbrief Mestbeleid staat beschreven dat wordt gestreefd naar een stabiel verloop van beide overschotten

21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

Motivering

LNV streeft ernaar om de in de verschillende sectoren van de land- en tuinbouw de duurzaamheid te bevorderen en te continueren.

Door de biologische landbouw te stimuleren draagt LNV bij aan het bieden van een alternatief perspectief. Met de biologische productiemethode wordt een bijdrage geleverd aan milieuverbetering en dierenwelzijnsaspecten.

LNV stimuleert de duurzaamheid in de glastuinbouwsector. Dit betreft aspecten als milieu, klimaat en ruimtelijke inrichting.

De vernieuwing van de intensieve veehouderij wordt gefaciliteerd, zodat de sector kan voldoen aan de door de maatschappij gewenste voorwaarden op het gebied van dierenwelzijn, milieu, landschap, marktgerichtheid en concurrentievermogen.

De ontwikkeling van de melkveehouderij naar een economische vitale en minder milieubelastende sector wordt gestimuleerd evenals het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de akkerbouwsector.

Instrumenten

• Wet en regelgeving (Meststoffenwet, Besluit Glastuinbouw 2004)

• Subsidies (voortzettingssubsidie biologische landbouw, RSG, Stidug, hectaresubsidie milieu-probleemgebieden)

• Certificering voor biologische productie

• Convenants/meerjarenafspraken (GLAMI, biologische landbouw)

• Kennisontwikkeling en -verspreiding (o.a. pilotprojecten intensieve veehouderij, melkveeacademie, commissie kennis voor biologische landbouw)

• Voorlichting (demo-projecten)

• Fiscale regelingen (groenregeling biologische landbouw, groenlabel kassen)

Activiteiten

LNV stimuleert de innovatie en de duurzaamheid van de landbouwsectoren door de innovatieve initiatieven van bedrijven, consortia of maatschappelijke organisaties te subsidiëren, door kennisverspreiding te stimuleren en door het in beeld brengen van verandering en verduurzaming in de landbouw. Verder is het organiseren van ontmoeting en debat een belangrijk onderdeel van het beleid.

Biologische landbouw

• Het vervolgbeleid van LNV is vooral gericht op de vraagkant van de biologische markt. Concreet betekent dit het uitvoeren van een generieke voorlichtingscampagne, het implementeren van meerjarige opschalingsplannen met convenantpartijen, het subsidiëren van voorlichtings- en demoprojecten en het uitvoeren van prijsexperiment in de praktijk.

• LNV geeft financiële ondersteuning aan regionale projecten en organisaties (o.a. Biologica) die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van biologische landbouw.

• Via de kennismiddelen wordt kennisontwikkeling en -verspreiding gestimuleerd. Dit gebeurt door het opzetten en onderhouden van een kennisnetwerk (commissie Kennis voor biologische landbouw, Innovatieplatform WUR), het onderzoeken van mogelijkheden om knelpunten in de productie en distributie van biologische producten weg te nemen en het voorlichten en onderwijzen van alle partijen in de biologische keten.

• LNV streeft er naar om binnen de Rijksoverheid biologische catering in te voeren.

Glastuinbouw

• Herstructurering van de glastuinbouw vormt onderdeel van het bevorderen van een perspectiefvolle en duurzame glastuinbouw. De structuur van de glastuinbouwgebieden wordt verbeterd door enerzijds afbraak van oude kassen (glasopstanden) en anderzijds investeringen in nieuwe kassen. LNV subsidieert dit met de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG).

• De inrichting van duurzame glastuinbouwgebieden wordt ondersteund via de Stidug regeling (Stimuleren Duurzame Glastuinbouwgebieden).

• Het energiebesparingsbeleid van LNV is er onder meer op gericht om partijen bij elkaar te brengen om de integrale milieutaakstelling te verwezenlijken (GLAMI). Dit geldt voor de gebieden gewasbescherming, mineralen, energie en ruimte en Meerjarenafspraak-e bloembollen en Meerjarenafspraak-e paddestoelen (MJA's). Daarnaast wordt verkend wat de mogelijkheden zijn op het terrein van energiebesparing, energietransitie, milieubesparing en efficiënt ruimtegebruik en innovatieonderzoek (incl. praktijknetwerken en gebruik duurzame energie). Onder de glastuinbouw-, bloembollen- en paddestoelenondernemers wordt kennisverspreiding over energiebesparende maatregelen en duurzaam energieverbruik gestimuleerd.

Intensieve veehouderij

• Om de transitie naar duurzame productiemethoden binnen de intensieve veehouderij te faciliteren wordt kennis verspreid over innovaties, worden innovatieve investeringen gesubsidieerd en wordt samenwerking via onderzoek, kennisverdieping en kennisverbreding bevorderd.

Melkveehouderij

• De beleidsopgave voor de grondgebonden landbouw richt zicht op de verbetering van de functionele en fysieke inrichting van landbouwbedrijven en de verduurzaming van de landbouwproductie.

• LNV ondersteunt de grondgebonden melkveehouderij in probleemgebieden door middel van een hectaresubsidie.

• Projecten voor een gebiedsgerichte extensivering van de melkveehouderij worden gesubsidieerd.

• LNV ondersteunt praktijkgericht onderzoek ter bevordering van innovaties en de verspreiding van deze innovaties (o.a. Melkvee Academie).

• Het herverkavelen en herinrichten van landbouwgrond ter vergroting van bedrijfsoppervlak dichtbij de stalruimte vormt een belangrijk onderdeel van de structuurverbetering (zie verder beleidsartikel 22 Agrarische Ruimte).

Akkerbouw

• Binnen de akkerbouwsector wordt gepoogd de braaklegging van de akkerbouwgrond te verminderen. Onder de akkerbouwers wordt kennis verspreid ten aanzien van de toekomstperspectieven van het bedrijf.

Doelgroepen

Agrariërs, ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en burgers (consumenten).

Verwijzing

• Transitiebrief (december 2002)

• Beleidsnota Biologische Landbouw 2005–2007 (TK 2004–2005, 29 842, nr. 1)

• Convenant Glastuinbouw en mileu 1995–2010 (13 november 1997)

• Brief Herijking Ruimtelijk beleid Glastuinbouw (september 2005)

• Brief Toekomst van de Intensieve Veehouderij (TK 2004–2005, 28 973, nr. 13)

• Groeien in Concurrentie (TK 2004–2005, 29 939, nr.1) zie paragraaf «Inzet Koopmansgelden»

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Outcome      
Biologische Landbouw:      
aandeel biologische landbouw op totaal landbouwareaal 2,5% 2004  10%2010 SKAL
aandeel biologische landbouw in consumentenbestedingen 1,8% 2004  5% 2007 SKAL
Glastuinbouw:      
aandeel duurzame energie in glastuinbouw tov 1980 >0,5% 2003  4%2010 Senter
energie-efficiencyverbetering (tov 1995) bloembollen 14,3% 2003 20% 20% 2006 Senter
energie-efficiencyverbetering (tov 1995) paddestoelen 20,6%2003 22% 22% 2006 Senter
Output      
aantal ha geherstructureerd glastuinbouwareaal (RSG) 715 ha 2004  1 000 ha 2007 DR
Inrichting ontwikkelingslocaties(1 1 247 ha 2004 Nvt2 700 ha 2010 DLG

21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren

Motivering

Het visserijbeleid van LNV richt zich op de ontwikkeling van een duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren, om zodoende:

• evenwicht te bewerkstelligen tussen natuurlijke vis- en schelpdierbestanden enerzijds en de vangstcapaciteit van de visserijsector anderzijds;

• het aquatische ecosysteem te beschermen;

• de beschikbaarheid van vis en schelpdieren te bevorderen.

Zowel de overheid als het bedrijfsleven hebben hierbij een eigen verantwoordelijkheid. De overheid heeft als taak en eerste verantwoordelijkheid het scheppen en borgen van de wettelijke minimum kaders, lange termijn doelstellingen en randvoorwaarden, waarbinnen de visserijketen kan opereren. In het verlengde daarvan schept de overheid ruimte voor ondernemen door onder meer vermindering van regeldruk en administratieve lasten en door het stimuleren van zelfregulering en innovatie. De primaire verantwoordelijkheid voor de verdere uitwerking en maatschappelijke verantwoording daarvan ligt bij de visserijketen.

Het kabinet heeft besloten tot de vorming van een «Kustwacht Nieuwe Stijl» per 1 maart 2006. Deze kustwacht nieuwe stijl wordt thans nader uitgewerkt, waarbij de ministeriële verantwoordelijkheid van de betrokken ministers voor handhaving op hun gebied gehandhaafd blijft. Deze kustwacht beschikt over materieel (vaar- en vliegtuigen) en personeel, en heeft daarnaast ook trekkingsrecht op het gebruik van andere vaartuigen van Defensie en VenW. Beleid en begroting worden onder regie van VenW in de ministerraad vastgesteld, de directeur Kustwacht bij Defensie wordt operationeel verantwoordelijk. De mogelijkheid van één rijksbrede civiele rederij wordt nader onderzocht.

Instrumenten

• Wet- en Regelgeving (Verordeningen EU op het gebied van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, De Visserijwet 1963)

• Subsidies (subsidieregeling capaciteitsvermindering IJSselmeervisserij en innovatie aquacultuur, subsidieregeling capaciteitsvermindering zeevisserij)

• Onderzoek, kennisontwikkeling en verspreiding

Activiteiten

• Controle en handhaving van visserijregelgeving

• Het opzetten en uitvoeren van twee saneringsregelingen, een voor het IJsselmeer en een voor de kottervisserij.De benodigde middelen voor de sanering (incl. flankerende sociale maatregelen) van de kottervisserij ad € 38 mln zullen bij Voorjaarsnota 2006 worden verwerkt.

• De OVB en de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties (NVVS) gaan samen in een op te richten privaat gefinancierd Nationaal Centrum voor Visstand en Sportvisserij (NCVS). LNV draagt bij in de begeleiding van dit proces.

• Ter bescherming van de aalstand zijn op Europees niveau beheersmaatregelen nodig. Deze zullen in 2005 door de Europese Commissie worden vastgesteld. LNV draagt bij aan een monitoringsprogramma. Hiermee dient inzicht te ontstaan in de omvang van het nationale aalbestand, zodat de maatregelen hierop kunnen worden afgestemd.

• Nederlandse visserij-activiteiten buiten EU-wateren worden begeleid met bestandsonderzoek om overbevissing te voorkomen en onderzoek naar de mogelijkheden om de vangst van kwetsbare en bedreigde soorten te voorkomen.

• LNV investeert in de ontwikkeling van de pulsvisserij, die de effecten op het ecosysteem vermindert.

• LNV levert een financiële bijdrage aan het F-project. Het F-project is een samenwerkingsproject tussen de visserijsector en de wetenschappers van het RIVO. Het doel is om wetenschappelijke informatie aan te vullen met informatie uit de praktijk.

• LNV stimuleert een innovatieklimaat in de schelpdiercultuur en de viskweek en draagt bij aan een aantal pilot-projecten.

• Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur vergt specifieke aandacht voor welzijnsvriendelijke productie en doding van kweekvis en het gebruik van diergeneesmiddelen. LNV ondersteunt onderzoek in het kader van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren, de ontwikkeling van houderij- en welzijnsdossiers en de opbouw van een gegevensbestand diergeneesmiddelen.

• LNV draagt bij aan sanitaire monitoring en uniformering van nationale en communautaire regelgeving op hygiëne en veterinair gebied.

Doelgroepen

Visserijbedrijfsleven en zijn organisaties, visstandbeheercommissies.

Verwijzing

Vitaal en Samen, beleidsprogramma LNV 2004–2007 (TK 2004–2005, 29 200, nr. 2)

Nota Viskweek in Nederland als beleidskader voor innovatie in de viskweek (TK 2004–2005, 29 200, nr. 73)

Beleidsbesluit schelpdiervisserij 2005–2020 als beleidskader voor de schelpdiervisserij in de Waddenzee, Oosterschelde, Westerschelde, Voordelta en de Noordzee (TK 2004–2005, 29 675, nr. 3).

Prestaties

Evenwicht tussen bestanden en vangstcapaciteit:

• Geen overschrijding van de nationale visquota

• Vermindering van de capaciteit van de platvisvloot met 20 %

• Vermindering van de capaciteit van de IJsselmeer-visserij met ca. 50%.

Vermindering druk op aquatische ecosysteem:

Het betreft onderzoek en pilotprojecten. De wenselijkheid/zinvolheid van het formuleren van prestatie-indicatoren wordt onderzocht.

Beschikbaarheid vis- en schelpdieren:

Het verhuren van 80 000 ha. Staatsbinnenwater en 8 260 ha. mossel- en oesterpercelen in de Waddenzee, de Oosterschelde en het Grevelingenmeer.

Output-indicatoren

IndicatorReferentiewaarde1Peildatum Raming 2006Streefwaarde Planning Bron
Visquota 2004Niet bekend100% VIRIS2
       
Tong13 980     
Schol22 066     
Kabeljauw2 619     
Haring91 449     
Makreel20 660     
Horsmakreel45 631     
       
Capaciteit platvisvloot42 709 58032004Niet bekend– 20% VIRIS
Capaciteit IJsselmeervisserijd34 0004200517 00017 000 VIRIS
Verhuur Staatsbinnenwater80 000 ha 200580 000 ha  VIRIS
Verhuur mossel- en oesterpercelen8 260 ha20058 260 ha  VIRIS

1 Het betreft de quota voor 2005. Visquota worden jaarlijks in december opnieuw vastgesteld door de Europese Landbouw en Visserijraad en gemeten in tonnen

2 VIRIS = Visserij Registratie Informatie Systeem

3 De capaciteit van de platvisvloot wordt gemeten in kW dagen. Het betreft de capaciteit per 31/12/2004. De capaciteit van 2005 isa als gevolg van de Europese regelgevingo p 31 december 2005 beschikbaar.

4 De capaciteit van de IJsselmeervisserij wordt gemeten in aaleenheden.

21.15 Bevorderen van duurzame ketens

Motivering

Het LNV-beleid richt zich op het versterken van een op eigen kracht werkend, internationaal concurrerend agrocomplex binnen het kader van maatschappelijk ondernemen (people, planet, profit). Dit komt onder meer tot uitdrukking in de volgende subdoelstellingen:

• Een zo groot mogelijke participatie en presentatie van Nederlandse bedrijven en verwerkte agrarische producten op buitenlandse markten (waarbij LNV als partner voor andere overheden en het bedrijfsleven optreedt).

• Optimaliseren informatieoverdracht in ketens en koppeling keteninformatie.

• Een innoverende en vervoersefficiënte agrologistiek, waarbij aandacht wordt geschonken aan aspecten als dierenwelzijn, concurrentiekracht, landschappelijke kwaliteit en vermindering milieubelasting.

• Verbeteren energie-efficiency in de voedings- en genotmiddelenindustrie.

Instrumenten

• Bijdragen aan (bilaterale) agro-economische samenwerkingsactiviteiten

• LNV Vertegenwoordiging Buitenland

• ICT beleidsprogramma's (Programma CLIENT, Programma Transparantie en ICT)

• Overleg Agrologistiek (platform en pilotprojecten)

• Convenant Meerjarenafspraken energie efficiency

• Kennisontwikkeling en verspreiding

Activiteiten

• Ter bevordering van de internationale presentatie en participatie wordt uitvoering gegeven aan het programma Bilaterale Economische Samenwerking. Onder dit programma vallen handelsmissies , netwerkbijeenkomsten, marktstudies, marktanalyses, seminars, onderhandelingen over vermindering van handelsbelemmeringen (op veterinair en fytosanitair terrein) en vakbeurzen.

• De ICT beleidsprogramma's zijn gericht op het optimaliseren van informatieoverdracht. Het programma CLIENT richt zich op een efficiënte inrichting van informatiestromen en controleprocessen bij binnenkomen en uitgaan van landbouwgoederen. Het programma ICT en Transparantie richt zich op het aanpassen van informatiestructuren. De keteninformatie wordt transparant en snel beschikbaar gemaakt voor de overheid, de consument en het bedrijfsleven. Zodoende wordt een bijdrage geleverd aan zowel de voedselveiligheid, ketenbrede tracking en tracing en de verbetering van de uitwisselbaarheid en kwaliteit van de informatie.

• LNV stimuleert koppelingen in de voedselketeninformatie. Dit betekent het koppelen van publieke en private informatiesystemen om o.a. voor de slacht vereiste voedselketeninformatie beschikbaar te krijgen. Dit is relevante informatie voor de goedkeuring door de VWA.

• LNV verzorgt het secretariaat voor het Platform Agrologistiek. Dit Platform ondersteunt pilots op ruimtelijk en bestuurlijk vlak bij het wegnemen van (bestuurlijke) knelpunten.

• LNV ondersteunt van het opstellen, uitvoeren en monitoren van energiebesparingplannen op zowel bedrijfs- als ketenniveau.

Doelgroepen

Agrariërs, ketenpartijen (Nederlandse productie-, verwerkings-, distributie- en handelsbedrijven van agrarische (food en non-food) producten, met name het MKB), (buitenlandse) overheden, instituties en bedrijven. maatschappelijke organisaties.

Verwijzing

• MJA2, Meerjarenafspraken Energie-efficiency 2001–2012, Senter Novem

• Visie Agrologistiek, Voortgangsrapportage Agrologistiek (TK 2004–2005, 28 141, nr 5)

• Nota internationaal ondernemen (Ministerie van EZ)

• WRR rapport «Nederland Handelsland, het perspectief van de transactiekosten».

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Output      
Aantal gerealiseerde bilaterale economische samenwerkingsactiviteiten 90 2004 90 90 2006I&H
Aantal gerealiseerde agrologistieke pilotprojecten 2 2004  1112007I&H

1 in uitvoering, TK wordt jaarlijks geïnformeerd over de voortgang

22 Agrarische ruimte

Algemene beleidsdoelstelling

Een toekomstgerichte, concurrerende landbouw als een economische drager in (de agrarische productieruimte van) het landelijk gebied.

Omschrijving

Het beleid is gericht op een maatschappelijk gewaardeerde landbouw met een goede marktpositie. Een vitale land- en tuinbouw is als producent van kwalitatief goede en veilige producten en als beheerder van het landelijk gebied van belangrijke economische betekenis voor Nederland. De bedrijven hebben een economisch duurzaam perspectief nodig om deze rol ook in de toekomst te kunnen blijven vervullen. Het kabinet wil de positie van de primaire landbouw daarom versterken door optimale ruimtelijke condities te scheppen en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden binnen zekere randvoorwaarden die gesteld worden vanuit waterbeheer, milieu, natuur en landschap.

Grafiek 3: Procentuele verdeling uitgaven 2006 over operationele doelstellingen en apparaat

Agrarische ruimte kst-30300-XIV-2-3.gif

Bijdrage van LNV

LNV faciliteert via de provincies de agrarische sector bij de versterking van de ruimtelijke inrichting van de grondgebonden landbouwbedrijven. Daarnaast ondersteunt LNV de ontwikkeling van de agrarische (infra)structuur bij de niet grondgebonden landbouw.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor een bijdrage aan een economische versterking van een toekomstgerichte agrarische structuur, met het oog op de economische ontwikkeling en het beheer van het landelijk gebied.

Succesfactoren

Primair zijn de landbouwsectoren zelf verantwoordelijk voor het formuleren van de eigen inrichtingsbehoefte. De provincies hebben op gebiedsniveau de regierol. Dit betreft zowel de voordracht van initiatieven naar het rijk als de uitvoering van goedgekeurde inrichtingsprojecten.

Maatschappelijk effect

Het behalen van deze doelstelling heeft als effect een betere, competitieve landbouwstructuur, zodat een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de (inter)nationale marktpositie van de land- en tuinbouw en daarmee ook aan een vitaal en aantrekkelijk agrarisch cultuurlandschap.

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
% huiskavels van totaal areaal1  PMPM DLG
omvang areaal (ha) landinrichtingsprojecten2  PM PM DLG

1 Het percentage huiskavels is een indicator voor de competitiviteit van de landbouwstructuur. Hoe hoger het percentage huiskavel s hoe beter de productiecondities.

2 De omvang van het areaal is een indicator voor het Vitaal Platteland, dat gerealiseerd is met behulp van landinrichtingsprojecten.

Toelichting

Aangezien de inspanningen op grond van dit artikel mede gericht zijn op verbetering van de economische positie van landbouwbedrijven, gelden de indicatoren die vermeld staan op artikel 21 Duurzaam Ondernemen (zoals «Toegevoegde waarde in internationaal perspectief») ook voor de doelstellingen van Agrarische Ruimte.

Invulling van de in de tabel genoemde indicatoren volgt na oplevering van het MJP-2 (onderdeel van Agenda Vitaal Platteland) in feb. 2006. Dan zal een nulmeting plaats vinden en kan ook een streefwaarde worden ingevuld. In het Jaarverslag 2006 zal verantwoording worden afgelegd over de indicatoren.

Verwijzing

• Nota Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1).

• Nota LNV beleidsprogramma Vitaal & Samen 2004–2007 (LNV Rijksbegroting 2004)

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
22 Agrarische ruimte2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Verplichtingen 28 390 22 545 23 981 30 46035 756 40 806 28 806
Uitgaven 55 41749 523 51 675 57 687 63 043 68 093 56 093
Programma-uitgaven 46 645 40 422 43 163 48 77354 083 59 133 47 133
–waarvan juridisch verplicht   12 818 17 480 18 125 18 24012 640
22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw 1) 46 64540 422 42 725 44 933 47 083 54 133 42 133
–Landinrichtingsprojecten Landbouw44 840 38 768 41 071 40 279 41 429 39 47940 479
–Kavelruil 1 805 1 6541 654 4 654 5 654 14 654 1 654
22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw   438 3 8407 000 5 000 5 000
–Infrastructuurregeling Glastuinbouw   438 3 840 7 0005 000 5 000
Apparaatsuitgaven 8 772 9 1018 512 8 914 8 960 8 960 8 960
22.21 apparaat 160 187 125 124 124 124 124
22.22 baten-lastendiensten 8 612 8 914 8 3878 790 8 836 8 836 8 836
Ontvangsten 56 17367 544 67 545 62 715 62 715 62 71562 715

1 Vanuit de Koopmansgelden is een éénmalige financiële impuls van € 30 mln gegeven, waarmee de klassieke landinrichtingsprojecten versneld worden afgerond. Verder is met de Koopmansmiddelen ook de reeks voor kavelruil opgehoogd met € 20 mln.

Flexibiliteit van de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit kst-30300-XIV-2-4.gif

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
Ambtelijk Personeel Directie Platteland 108
Materieel 15
Overig apparaat 2
Bijdrage aan DLG 8 387
Totaal apparaatsuitgaven8 512

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
Landinrichtingsrente 40 161
EU-bijdrage inrichting 4 830
Bijdragen van derden 22 554
Totaal ontvangsten 67 545

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek OD's 2006 2007 2008 2009 2010
Overig onderzoek      
–Overgangscontract ILG 2005–2006 22.11 X     

22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw

Motivering

Een economisch vitale grondgebonden landbouw is van essentiële betekenis voor het bereiken en in stand houden van een vitaal platteland. Daarbij wordt gestreefd naar een sterke landbouwstructuur in samenhang met de andere maatschappelijke doelen van de landbouw als beheerder van het landelijk gebied. Het is daarbij van belang dat agrariërs de ruimte krijgen om de bedrijfsvoering zo in te richten, dat de grondgebonden landbouw ook in de toekomst een concurrerende rol kan blijven spelen op de wereldmarkt.

Onder grondgebonden landbouw wordt verstaan de akkerbouw, melkveehouderij, vollegrondsgroenteteelt, fruitteelt, boomteelt (excl. pot- en containerteelt) en bloembollenteelt (excl. permanente teelt op zeezandgrond). De beleidsopgave voor de grondgebonden landbouw richt zich in het algemeen op de verbetering van de functionele en fysieke inrichting van landbouwbedrijven, waarbij door een optimale bedrijfsinrichting een efficiëntere en een op duurzaamheid gerichte bedrijfsvoering mogelijk wordt gemaakt. Het accent ligt hierbij vooral op de verkavelingstructuur en de omvang van (huis)kavels.

Bij het verbeteren van de inrichting ten behoeve van de grondgebonden landbouw heeft het rijk een faciliterende rol.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Landinrichtingsinstrumentarium)

• Kavelruil

Het instrument landinrichting wordt ingezet voor het integraal realiseren van diverse doelen. Het systeem brengt een werkwijze met zich mee waarbij het enkele jaren duurt voordat een project wordt afgerond, niet alleen vanwege het gefaseerd uitvoeren van de diverse inrichtingswerkzaamheden, maar ook vanwege het feit dat de verworven ruilgrond op de juiste plek beschikbaar dient te komen. Er is derhalve pas sprake van een afgeronde prestatie als het (deel) project in zijn geheel wordt opgeleverd. In de jaren voor afronding worden wel inrichtingskosten gemaakt, maar de prestaties worden pas enkele jaren na de eerste kasuitgaven afgerond.

Activiteiten

• Het rijk stelt financiële bijdragen beschikbaar voor de uitvoering van inrichtingsprojecten op voordracht van provincies (via het landinrichtingsinstrumentarium) en voor het vrijwillig tussen particulieren onderling ruilen van het eigendom van kavels ten behoeve van een optimale bedrijfsinrichting (via de regeling kavelruil). Verder worden er activiteiten uitgevoerd ten behoeve van het overgangscontract.

• In 2006 zal gewerkt worden aan de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG). Daarbij zullen ook de nodige voorbereidingen getroffen worden voor het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Zowel kavelruil als landinrichting gaan deel uitmaken van het ILG.

Doelgroepen

Grondgebonden landbouwbedrijven en provincies

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 StreefWaarde Planning Bron
1.Oppervlakte grondgebonden landbouw10 ha 1 januari 2005 0 ha1200 000 ha 2 013 DLG
2.Toename grondmobiliteit2  PMPM  DLG
3.Toename huiskavels (evt. ook t.a.v. hoeveelheid veldkavels)3  PM PM DLG

1 In de jaren voor afronding worden wel inrichtingskosten gemaakt 9het onderhandenwerk), maar de prestaties worden pas enkele jaren na het realiseren van eerste kasuitgaven afgerond. Onder de prestaties in de tabel zijn de geplande afgeronde hectares weergegeven.

2 Realisatie 1 jan. 2007.

3 Invulling van de indicatoren volgt na oplevering van het MJP-2 (onderdeel van Agenda Vitaal Platteland) in feb. 2006. Dan zal een nulmeting plaatsvinden en kan ook een streefwaarde worden ingevuld. In het jaarverslag 2006 zal verantwoording worden afgelegd over de indicatoren.

22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw

Motivering

Het realiseren van een goede ruimtelijke structuur voor een perspectiefvolle en duurzame ontwikkeling van de niet grondgebonden en/of kapitaalintensieve landbouw.

Voor de niet-grondgebonden en/of kapitaalintensieve landbouw (tuinbouw onder glas) wordt gestreefd naar vormen van ruimtelijke concentratie, waarbij de ontwikkeling van bedrijvigheid vooral binnen begrensde ontwikkelingsgebieden wordt gestimuleerd.

In samenwerking met de gemeenten zal daarnaast in en rond het Westland en Aalsmeer een herinrichting van de wegen en sloten plaatsvinden. Dit levert een bijdrage aan de verbetering van de agro-logistiek in deze economisch vitale glastuinbouwgebieden.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Ruimtelijke ordening)

• Subsidies (Infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG))

Activiteiten

De Infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG)levert een financiële bijdrage aan de verbetering van de infrastructuur in de oude glastuinbouwgebieden Westland en Aalsmeer.

Doelgroepen

Gemeenten en glastuinbouwers

Verwijzing

Glastuinbouwbrief Herijking (september 2005)

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Aantal Infrastructurele projecten Westland/Aalsmeer10 2005 12 21 2009 DLG

1 In 2006 zal een aantal lopende IRG-projecten worden afgerond. Deze projecten betreffen vooral grondverwerving, het verleggen en aanleggen van wegen en het uitdiepen van sloten etc. De 9 nieuwe IRG projecten worden naar verwachting in 2009 gerealiseerd en zijn met name gericht op de aanleg van nieuwe wegen.

23 Natuur

Algemene beleidsdoelstelling

• Biodiversiteit: voor alle in 1982 in Nederland voorkomende soorten en populaties zijn in 2020 duurzame condities voor hun voortbestaan gegarandeerd, zowel binnen als buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS);

• Implementatie van de verplichtingen in het kader van de EU Vogelen Habitatrichtlijnen, waaronder het realiseren van de Nederlandse bijdrage aan het Natura 2000-netwerk;

• EHS: In 2018 is 728 500 hectaren Ecologische Hoofdstructuur gerealiseerd. De natuurkwaliteit is gerealiseerd volgens de natuurdoelen van de Landelijke Natuurdoelenkaart; een deel van de tweede tranche robuuste verbindingen wordt na 2018 afgerond;

• Leefomgeving: er is in 2020 sprake van een aantrekkelijke, groene leefomgeving en vestigingsklimaat.

Omschrijving

Centraal in het natuurbeleid staat het behoud van de biodiversiteit. Met de realisatie van de EHS, de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Meerjarenprogramma uitvoering soortenbeleid 2005–2010 wordt beoogd om de biodiversiteit in stand te houden.

De EHS is ruimtelijk verankerd in de Nota ruimte. De EHS is een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en robuuste verbindingen dat in 2018 gereed moet zijn en dat onderdeel uitmaakt van het europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000. In 2018 zal in Nederland 728 500 ha Ecologische Hoofdstructuur aanwezig zijn met een natuurkwaliteit die overeenkomt met de natuurdoelen van de Landelijke Natuurdoelenkaart. Bij de realisatie van de EHS wordt onderscheid gemaakt in het verwerven, het inrichten en het beheren van de EHS. De doelstellingen van de EHS zijn:

• het nakomen van de internationaal afgesproken biodiversiteitsdoelstelling , inhoudende dat voor alle in 1982 in Nederland voorkomende soorten en populaties in 2020 duurzame condities voor hun voortbestaan zijn gegarandeerd en dat de bijdrage aan Natura 2000 is gerealiseerd;

• het beschermen van de landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden in de EHS;

• het voldoen aan recreatieve behoeften;

• het creëren van een aantrekkelijk leefklimaat en vestigingsklimaat.

Om de beoogde natuurkwaliteit te realiseren zal de komende jaren het accent sterker komen te liggen op het bereiken van de kwaliteitsdoelen. Daarbij zijn de volgende factoren van belang:

• het realiseren van de natuurkwaliteit volgens de natuurdoelen op de Landelijke Natuurdoelenkaart. De landelijke natuurdoelenkaart wordt niet op enig moment vastgesteld maar wordt als dynamisch beleidsdoel gehanteerd. Een nieuw ijkmoment voor de natuurdoelenkaart is in de loop van 2006;

• formeel aanwijzen van alle Natura 2000 gebieden, inclusief het formuleren van instandhoudings-doelstellingen voor de gebieden en het (doen) opstellen van beheersplannen waarin de benodigde beheersmaatregelen worden aangegeven;

• het realiseren van de gewenste milieu- en watercondities, zodat de verschillende natuurdoelen kunnen worden behouden of verder kunnen worden ontwikkeld;

• het planologisch beschermen van de EHS;

• het openstellen voor het publiek van natuurterreinen, tenzij bijzondere soorten of ecosystemen daardoor niet goed kunnen voortbestaan;

• duurzaam medegebruik (defensie, recreatie, bosbouw).

Verder richt het natuurbeleid zich op het realiseren en beheren van natuur buiten de EHS. Doelstelling is het behouden en versterken van de biodiversiteit in specifieke gebieden buiten de EHS. Het betreft het beheer van bestaande natuur en agrarisch natuurbeheer waaronder weidevogel- en wintergastenbeheer.

Het natuurbeleid buiten de EHS is verder gericht op de bescherming van soorten op basis van het nieuwe Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2005–2010. Doelstelling van het meerjarenprogramma is om voor doelsoorten binnen en buiten de EHS tijdig duurzame bescherming te bieden. Een geïntegreerde pro-actieve aanpak met de actoren in de gebieden waar de soorten van afhankelijk zijn, is noodzakelijk. Naast deze actieve bescherming worden dier- en plantsoorten beschermd door middel van de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet.

Daarnaast is LNV verantwoordelijk voor het internationale natuurbeleid. Doelstelling is een structurele ombuiging van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit.

Grafiek 4: Procentuele verdeling uitgaven 2006 over operationele doelstellingen en apparaat

Realiseren natuur kst-30300-XIV-2-5.gif

Bijdrage van LNV

LNV stelt middelen en kennis beschikbaar, geeft voorlichting, voert wet- en regelgeving uit en zorgt voor de naleving van internationale verdragen en afspraken

Verantwoordelijkheid LNV

LNV draagt verantwoordelijkheid voor:

• de totstandkoming van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018;

• het vergroten van de bijdrage van agrariërs en andere particuliere grondeigenaren aan de realisatie van de EHS;

• de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn zoals het opstellen van aanwijzingsbesluiten voor Habitatgebieden en het doen opstellen van beheerplannen;

• de uitvoering van het werkprogramma Soortenbeleid als onderdeel van het Meerjarenplan Soortenbescherming;

• het internationale natuurbeleid.

Succesfactoren

Het behalen van de doelstellingen is afhankelijk van de beschikbare middelen, de bijdragen van andere departementen, de medewerking van andere overheden, terreinbeherende organisaties, waterschappen, particuliere grondeigenaren en agrariërs en de aanwezigheid van maatschappelijk draagvlak. Daarnaast is het realiseren van de gewenste milieu- en watercondities van belang.

Maatschappelijk effect

Het behalen van de doelstellingen m.b.t. de biodiversiteit en de EHS heeft als effect:

• het behoud en het ontwikkelen van natuur en biodiversiteit;

• het behoud van genetische diversiteit voor het nageslacht;

• het behoud van natuurlijke hulpbronnen voor de toekomst;

• het voldoen aan de recreatieve behoeften;

• het creëren van een aantrekkelijk groen leef- en vestigingsklimaat.

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Rode lijstsoorten1      
Zoogdieren    Lager dan  
–ernstig bedreigd 2 2004 2referentie 2015  
–bedreigd 3 20043 waarde 2015  
Vogels    Lager dan  
–ernstig bedreigd 12 2004 12referentie 2015  
–bedreigd 12 200412 waarde 2015  
Omvang Ecologische Hoofdstructuur (EHS)    728 500 ha 2018  

1 Het aantal soortgroepen zal nog worden uitgebreid, om de voornaamste soorten de juiste aandacht te geven; de streefwaarden zullen nader worden benoemd i.v.m. met de meetmethode.

De EHS op het land zal uiteindelijk in 2018 een omvang hebben van 728 500 hectare en is als volgt opgebouwd.

Terreinsoort Omvangin haRealisatietermijn
Bestaande natuurterreinen 453 500 
Nieuwe natuur 151 500 2018
–waarvan NURG 7 000 2015
–waarvan Maaswerken3 000 2015
–waarvan bufferzones 3 1742011
Beheersgebieden binnen de EHS 90 000 2018
Robuuste verbindingen 27 000 20182
Uitbreiding natte natuur 6 500 2010
Totaal 728 500  

2 De tweede tranche van de robuuste verbindingen wordt deels na 2018 gerealiseerd.

Verder bestaat de EHS uit 6 300 000 hectare Noordzee, grote wateren en rivieren.

Verwijzing

Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (NvM) (Aanbiedingsbrief TK 1999–2000, 27 235, nr. 1)

Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (TK 2001–2002, 28 450, nr. 1)

Beleidsprogramma Programma Beheer

Nota Ruimte (TK 2004–2005, 29 435, nr. 154)

Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1)

Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2005–2010

Flora- en Faunawet (TK 2004–2005, 29 446, nr. 26)

Natuurbeschermingswet (TK 2004–2005, 29 800 XIV, nr. 94)

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
23 Natuur2004 2005 20062007 2008 2009 2010
Verplichtingen 636 804370 264 430 884 419 388 441 269 451 366494 916
–waarvan garanties 54 62932 846 75 186 74 166 53 642 49 02152 3233
Uitgaven 334 893 390 588 433 727426 179 455 776 464 680 473 227
Programma-uitgaven 280 589 341 271 383 886377 681 406 708 415 599 424 146
–waarvan juridisch verplicht   236 773119 904 105 950 108 434 109 340
23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur 74 399 78 567 94 37099 489 95 867 92 867 104 567
–Verwerven droge EHS 45 243 41 12049 688 48 367 39 645 33 645 44 345
–Rente en aflossing 16 161 22 88327 118 31 558 34 658 37 658 37 658
–Grondwaardebepaling 3 000 3 001 3 0013 001 3 001 3 001 3 001
–Natte natuur 9 995 11 563 14 563 16 56318 563 18 563 19 563
23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur 30 169 55 671 64 416 70 150100 547 104 947 95 747
–Inrichten EHS23 180 43 804 53 584 51 568 76 965 81 36572 165
–Natte natuur 6 98911 867 10 832 18 582 23 582 23 582 23 582
23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur 116 784 121 997143 748 128 045 135 526 141 702 146 478
–Beheer door SBB 53 453 50 367 46 51446 475 46 913 47 179 47 518
–Beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN) 12 42414 089 39 518 33 504 36 674 39 333 41 330
–Particulier natuurbeheer (SN-functiewijziging)3 245 4 590 7 090 7 090 7 090 7 0907 090
–Agrarisch natuurbeheer (SAN) 44 72650 809 48 300 40 950 44 823 48 074 50 514
–Behoud en herstel historische buitenplaatsen2 936 2 142 2 326 26 26 26 26
23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit 59 237 85 036 81 35279 997 74 768 76 083 77 354
–Beheer door SBB 11 380 10 835 10 614 10 74511 107 11 641 12 251
–Beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN) 3 1788 500 8 199 8 198 8 198 8 950 9 711
–Bijdrage nationale parken 4 4435 623 5 532 5 532 5 532 5 532 5 532
–Faunafonds 5 353 6 200 5 7005 200 5 200 5 200 5 200
–Overige nationale bijdragen 32 801 51 656 49 09748 112 42 521 42 550 42 450
–Internationale subsidies en contributies 2 0822 222 2 210 2 210 2 210 2 210 2 210
        
Apparaatsuitgaven 54 304 49 317 49 84148 498 49 068 49 081 49 081
23.21 apparaat10 288 6 908 6 460 6 425 6 425 6 4256 425
23.22 baten- lastendiensten 44 016 42 40943 381 42 073 42 643 42 656 42 656
Ontvangsten 31 892 36 194 37 644 11 06413 064 13 064 14 064

Flexibiliteit van de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit kst-30300-XIV-2-6.gif

Toelichting op de apparaatsuitgaven

 Raming 2006
Ambtelijk personeel Directie Natuur 5 405
Materieel956
Overig apparaat 99
Bijdrage aan DLG 30 099
Bijdrage aan DR 10 867
Bijdrage aan AID 2 415
Totaal apparaatsuitgaven 49 841

Toelichting op de ontvangsten

 Raming 2006
EU-bijdragen verwerving en inrichting 10 746
EU-bijdragen beheer 18 330
EU-bijdragen Stimulering bos op landbouwgronden800
Opbrengsten jachtakten 1 031
Bijdragen van derden3 175
Overige 3 562
Totaal 37 644

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek OD's2006 2007 2008 2009 2010
Effectonderzoek      
–Realisatie EHS 23.11,12X     
–Natuurbalans23.11,12,13,14 X X X X 
–Kosteneffectiviteit van het natuurbeleid23.11,12,13,14 X     
–Effectiviteit Programma Beheer 23.13,14  X   
–FF-wet 23.14  X   
–Nederlandse voorbereiding op de EU-evaluatie Vogel- en Habitatrichtlijnen 2007 23.14 X    
       
Overig onderzoek      
–Overgangscontract ILG 2005–2006 23.11,12,13,14 X     

23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Voor het realiseren van de EHS koopt LNV grond op ten behoeve van de terreinbeherende organisaties en in specifieke gevallen voor particuliere grondeigenaren.

Instrumenten

• Verwerven EHS: Voor Staatsbosbeheer door middel van rijksfinanciering van grondaankopen door de Dienst Landelijk Gebied/Bureau Beheer Landbouwgronden (DLG/BBL);

• Rente en aflossing: Voor de aankopen voor de particuliere natuurbeschermingsorganisaties (Vereniging Natuurmonumenten en De Landschappen) wordt het rijksaandeel in de grondverwerving gefinancierd door middel van jaarlijkse leningen van de Staat aan Vereniging Natuurmonumenten waarbij het Rijk de kosten van de rente en aflossing voor haar rekening neemt. Het aandeel van de provincies in de aankopen voor de particuliere natuurbeschermingsorganisaties wordt gefinancierd via provinciale regelingen.

Activiteiten

• Vanwege de geplande afronding van de EHS in 2018 worden de laatste grondaankopen in 2015 uitgevoerd. Alleen voor de tweede tranche robuuste verbindingen wordt ook na 2015 grond aangekocht.

• Om de maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor de natuur te vergroten zal de komende jaren de EHS minder worden gerealiseerd door middel van grondaankopen voor de terreinbeherende organisaties en meer door middel van natuurbeheer door agrariërs en andere particuliere grondeigenaren.

• In 2010 is de voor Nederland karakteristieke natte natuur met 6500 hectare uitgebreid. Hiervan wordt 3000 hectare verworven in de Zuid-Hollandse Delta. Het resterende areaal is reeds in overheidsbezit. In 2008 worden de laatste grondaankopen uitgevoerd om in 2010 de natte natuurdoelstelling te kunnen realiseren. In de Nota Ruimte is opgenomen dat de natte natuur als onderdeel van de netto begrensde EHS in 2008 in de bestemmingsplannen opgenomen moet zijn.

Doelgroepen

Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, provinciale landschappen en particuliere grondeigenaren.

Verwijzing

Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Aanbiedingsbrief TK 1999–2000, 27 235, nr. 1)

Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1)

Nota Ruimte (TK 2004–2005, 29 435, nr. 154)

Prestaties

EHS verwerving CategorieOorspronkelijke taakstelling Restanttaakstelling op 31-12-2004Raming prestaties 2005 Raming prestaties 2006Restanttaakstelling op 1-1-2007
Nieuwe natuur111 623 ha 27 902 ha 1 730 ha 3 197 ha 22 975 ha
–waarvan NURG 7 000 ha 3 983 ha 391 ha  
–waarvan Maaswerken 1 500 ha1 284 ha  178 ha  
–waarvan bufferzones3 174 ha pm  pm  
Robuuste verbindingen16 472 ha 15 580 ha 415 ha 337 ha 14 828 ha
Natte Natuur 3 600 ha 2 517 ha 304 ha 384 ha1 829 ha

23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Gronden in de EHS worden ingericht om de juiste fysieke condities te verkrijgen die nodig zijn om de gewenste natuurdoelen te kunnen realiseren. Het aanwezig zijn van de juiste fysieke condities maakt vervolgens een effectief beheer mogelijk. De inrichting betreft zowel gronden die door LNV zijn verworven en worden doorgeleverd aan de terreinbeherende organisaties als gronden die in bezit zijn van particulieren.

Instrumenten

• Landinrichting

• Natuur buiten landinrichting

• Inrichtingsmaatregelen via Programma beheer

• Inrichting op grond van de Nota Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) en Maaswerken via V&W.

Activiteiten

Inrichting van gronden vindt plaats wanneer de planologische functie wijzigt van de bestemming «landbouw» in de bestemming «natuur». Het inrichtingsinstrumentarium wordt afgestemd op de verschuiving van minder grondaankopen naar meer agrarisch en particulier natuurbeheer. De inrichting is mede gericht op de ter plaatse voorkomende bedreigde soorten (met name de doelsoorten in het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid).

• In 2010 is 6 500 hectare natte natuur in oppervlakte en kwaliteit versterkt en is duurzaam gebruik gewaarborgd. Dit omvat het versterken van natte natuur in combinatie met maatregelen die de veerkracht van watersystemen vergroten (meegroeien met water, gedeeltelijk herstel van zoet-zoutovergangen). Hiermee worden de recreatiemogelijkheden vergroot en wordt de identiteit van Nederland als waterland versterkt.

• De inrichting betreft:

– 3 000 hectare grootschalige, kenmerkende natte natuur in en langs de grote wateren van zowel de Zuid-Hollandse Delta als het IJsselmeergebied met mogelijkheden voor recreatief medegebruik;

– realisatie van beekherstel en natte oeverlanden van circa 500 hectare in de drie noordelijke provincies (herstel van reeds bestaande natuur);

– het reguliere programma Herstel en Inrichting rijkswateren van Verkeer en Waterstaat. Dit programma betreft fysieke herstel- en inrichtingsmaatregelen ter verbetering van de ecologische kwaliteit van de rijkswateren;

– Zandmaas pakket II: grootschalige kenmerkende natte natuur in de Zandmaas, waarbij waar mogelijk de natuurontwikkeling gecombineerd wordt met hoogwaterbescherming.

• Het rijk heeft voor de EHS inmiddels veel grond gekocht. Een groot deel hiervan is nog niet ingericht. In veel gevallen gaat het hierbij om zogenaamde ruilgronden die bij de verwerving reeds aan de EHS worden toegerekend. Deze ruilgronden worden in landinrichtingsprojecten ingebracht. Het systeem van landinrichting brengt echter met zich mee dat het enkele jaren duurt voordat een project wordt afgerond. Gedurende die jaren worden er wel inrichtingskosten gemaakt (het onderhanden werk). In 2005 is er in totaal 27 849 hectare onderhanden werk. Deze hectares worden natuur als het gehele project gereed is en de ruilgronden worden doorgeleverd aan een particuliere natuurbeschermingsorganisatie of Staatsbosbeheer. Dit leidt er toe dat er pas sprake is van afgeronde inrichting ten behoeve van de EHS als het landinrichtingsproject in zijn geheel wordt opgeleverd. Onder de prestaties zijn de afgeronde hectares weergegeven.

Doelgroepen

Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, provinciale landschappen, particuliere grondeigenaren en Rijkswaterstaat

Verwijzing

Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Aanbiedingsbrief TK 1999–2000, 27 235, nr. 1)

Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1)

Nota Ruimte (TK 2004–2005, 29 435, nr. 154)

Prestaties

EHS inrichting Categorie TaakstellingRestanttaakstelling op 1-1-2005 Raming Prestaties 2005Raming Prestaties 2006 Restanttaakstelling op 1-1-2007
Nieuwe natuur 146 300 ha 98 588 ha 4 284 ha5 926 ha 88 378 ha
–waarvan NURG 7 000 ha 5 270 ha  574 ha  
–waarvan Maaswerken 3 000 ha 1 500 ha  60 ha 
–waarvan bufferzones     
Robuuste verbindingen 24 368 ha24 368 ha 102 ha 105 ha 24 161 ha
Natte Natuur6 500 ha 2 773 ha 299 ha 490 ha 1 984 ha

23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur

Motivering

Het in een samenhangend netwerk beheren van bestaande natuur, de aangewezen Natuurbeschermingsgebieden en 18 Nationale Parken. Een belangrijke nevendoelstelling van beheer is het voldoen aan recreatieve behoeften en de openstelling van natuur die beheerd wordt door particulieren en particuliere natuurbeschermingsorganisaties, tenzij bijzondere soorten of ecosystemen daardoor niet goed kunnen voortbestaan.

Het beheer biedt voldoende mogelijkheden en garanties voor de bescherming van de bedreigde soorten die van de beheerde gebieden afhankelijk zijn (met name de doelsoorten van het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid).

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Internationale afspraken Wetlands-conventie, Vogel- en Habitatrichtlijn; Natuurbeschermingswet, Boswet);

• Subsidies ( Programma Beheer: Subsidieregeling Natuurbeheer 2000, Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer, Regeling Organisatiekosten Samenwerkinsgsverbanden; Besluit versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeiegenaren (VNBBL), Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen, Subsidieregeling nationale en grensoverschrijdende parken, Besluit behoud historsiche buitenplaatsen, Regeling SN functieverandering, Subsidie aan Staatsbosbeheer)

• Natuurdoelenkaart

• Convenanten met terreinbeherende organisaties;

Activiteiten

• Het beheer omvat in 2019 453 500 hectare bestaande natuur, de aangewezen Natuurbeschermingswetgebieden en het beheer van 18 Nationale Parken. Van de bestaande natuur wordt circa tweederde gesubsidieerd door LNV, het overige gedeelte valt onder de verantwoordelijkheid van andere overheden of wordt beheerd en gefinancierd door derden.

• In 2018 worden 151 500 hectare nieuwe natuurgebieden en 27 000 hectare robuuste verbindingen beheerd.

De EHS bestaat in 2018 voor 90 000 ha uit beheersgebieden. In beheersgebieden wordt natuur gerealiseerd via agrarisch natuurbeheer met behoud van de agrarische functie. Het beheer van natte natuur betreft 6 500 hectare Zuid-Hollandse delta, IJsselmeergebied en Noord-Nederland.

• De omslag van minder verwerving naar meer agrarisch en particulier natuurbeheer in de nieuwe natuurgebieden en de robuuste verbindingen heeft geleid tot een wijziging van de taakstellingen voor agrarisch en particulier natuurbeheer. Na verwerving en inrichting komen circa 128 100 hectares nieuwe natuurgebieden en robuuste verbindingen in beheer bij Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie (PNB). Het overige gedeelte wordt gerealiseerd via particulier en agrarisch natuurbeheer. De taakstelling particulier natuurbeheer is voor de nieuwe natuurgebieden verhoogd van 19 200 hectare naar 34 708 hectare en voor robuuste verbindingen is deze taakstelling 7 896 hectare. De taakstellingen voor agrarisch natuurbeheer in de nieuwe natuurgebieden en robuuste verbindingen zijn 5 170 respectievelijk 2 632 hectare.

Doelgroepen

Staatsbosbeheer, particuliere terreinbeherende organisaties, particuliere grondeigenaren, agrariërs en agrarische verenigingen, provincies, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en Defensie.

Verwijzing

Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Aanbiedingsbrief TK 1999–2000, 27 235, nr. 1)

Prestaties

Indicator Aantal ha in beheer op 1-1-2005 Raming nieuwe hectare in beheer te nemen in 2005Aantal ha in beheer op 1-1-2006 Raming nieuwe hectare in beheer te nemen in 2006 Aantal ha in beheer op 1-1-2007
Beheren bestaand bos, natuurterreinen en landschap 393 0623 445 396 507 3 544 400 051
–waarvan beheerd door Staatsbosbeheer 178 622 1 432 180 0541 431 181 485
–waarvan beheerd door particulieren en particuliere natuurbeschermingsorganisaties214 440 2 013 216 453 2 113 218 566
Particulier beheer (SN functiewijziging) 3 679 2 4666 145 2 466 8 611
Agrarisch natuurbeheer 65 3503 800 69 150 3 800 72 950

De verdeling van hectares en budgetten tussen 23.13 (beheer binnen EHS) en 23.14 (Biodiversiteit nationaal en internationaal) is gemaakt op basis van een geschatte verhouding tussen het gesubsidieerde areaal natuur binnen en buiten de EHS. Deze verhouding betreft 5/6 en 1/6 voor SN en SBB en 2/3 en 1/3 voor de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) voor natuur binnen respectievelijk buiten de EHS. Deze schatting is nodig omdat in de uitvoering op dit moment nog geen onderscheid gemaakt wordt tussen SAN en Subsidieregeling Natuurbeheer (SN) binnen en buiten de EHS. Particulier natuurbeheer vindt volledig binnen de EHS plaats.

Het beheer van natuur betreft het beheer van bestaande natuur, nieuwe natuur, robuuste verbindingen en natte natuur. In de uitvoering is nog geen onderscheid te maken tussen deze verschillende categorieën. Hiervoor zal een plan van aanpak worden opgesteld dat er op is gericht dit onderscheid in de begroting 2008 wel te kunnen maken.

Agrarisch natuurbeheer betreft momenteel voor het grootste gedeelte beheer in beheersgebieden, een kleiner deel betreft tijdelijk agrarisch natuurbeheer in nieuwe natuurgebieden (zgn. overgangsbeheer).

23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

Motivering

Nationaal

• Beheren van de natuur buiten de EHS.

• Voldoen aan de internationale verplichting om een of meer nationaal of internationaal belangrijke ecosystemen als nationaal park aan te wijzen.

• Duurzaam bescherming bieden aan alle doelsoorten van het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2005–2010.

Internationaal

• Voldoen aan de internationale verplichtingen die tot doel hebben het verlies aan biodiversiteit in de wereld een halt toe te roepen.

• Bijdragen aan een wereldwijde aanpak van een duurzame ontwikkeling en behoud van biodiversiteit.

• Identificeren van het PAN-Europees-Ecologische Netwerk te identificeren en ontwikkelen van een indicatieve kaart.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Flora- en faunawet, Boswet, Vogel- en habitatrichtlijn, Internationale verdragen en richtlijnen binnen de EU);

• Subsidies (Programma Beheer en Groene diensten, w.o. de subsidieregeling ten behove van natuurbeheer buiten de EHS, met name agrarisch natuurbeheer en de nationale parken; subsidies aan (inter) nationale projecten en inter) nationale orhanisaties en secreatiaten en het (concept) Besluit Natuur Oost Europa);

• Overeenkomsten met internationale organisaties;

• Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2005–2010

Activiteiten

• Het beheer buiten de EHS heeft betrekking op bestaande natuur (door SBB en anderen) en agrarisch natuurbeheer (wintergasten, weidevogels en natuurbraak.) Van de bestaande natuur wordt circa drievierde gesubsidieerd door LNV, het overige deel valt onder de verantwoordelijkheid van andere overheden of wordt beheerd en gefinancierd door derden.

• Het soortenbeleid heeft als doelstelling om voor doelsoorten van het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2005–2010 tijdig duurzame bescherming te bieden. Het streven is om voor alle doelsoorten waarvoor dat noodzakelijk is, in 2010 een beschermingsplan in uitvoering te hebben.

• Nederland heeft zich in internationaal verband verplicht om grootschalige gebieden die één of meer nationaal of internationaal belangrijke ecosystemen vertegenwoordigen, als Nationaal Park aan te wijzen. Het beleid is gericht op de instelling van 18 nationale parken. Het Rijk stimuleert de samenwerking van overheden, beheerders en grondeigenaren binnen de parken en investeert in de educatieve functie van de parken.

• Centraal in het internationaal natuurbeleid staat het doel om het verlies aan biodiversiteit in de wereld in 2010 een halt toe te roepen. De doelstelling van het internationale natuurbeleid wordt gerealiseerd door:

– het nakomen door Nederland van internationale verplichtingen;

– het actief bijdragen van Nederland in internationaal verband aan de wereldwijde aanpak van een duurzame ontwikkeling en behoud van de biodiversiteit. Dit vindt plaats door het versterken van beschermde gebieden, bufferzones en andere elementen van ecologische netwerken, het verduurzamen van het gebruik van biodiversiteit, met speciale aandacht voor agrobiodiversiteit en het verminderen van negatieve effecten van Nederlands handelen op de biodiversiteit in het buitenland.

• Het Pan-Europees Ecologische Netwerk (PEEN) dient in 2006 in alle landen van Europa te zijn geïdentificeerd en een indicatieve kaart van het PEEN te zijn ontwikkeld. In 2008 dienen alle kerngebieden van het PEEN voldoende te zijn beschermd.

Doelgroepen

Staatsbosbeheer, particuliere terreinbeherende organisaties, particuliere grondeigenaren, agrariërs en agrarische verenigingen, provincies, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en Defensie.

Verwijzing

Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (TK 2001–2002, 28 450, nr. 1)

Prestaties

Indicator Hectare in beheer 1-1-2005Raming nieuwe hectares in beheer te nemen in 2005 Aantal ha in beheer op 1-1-1006Raming nieuwe hectare in beheer te nemen in 2006Aantal ha in beheer op 1-1-2007
Beheren bestaand bos, natuurterreinen en landschap 77 592 535 78 127537 78 664
–waarvan beheerd door Staatsbosbeheer 32 865 322 33 187 32333 510
–waarvan beheerd door particulieren en particuliere natuurbeschermingsorganisaties 44 727 21344 940 214 45 154
Particulier beheer (SN functiewijziging) 2 763 0 2 763 0 2 763
Agrarisch natuurbeheer (SAN) 14 975 335 15 3101 727 17 037
Historische buitenplaatsen 200 plaatsen 200 plaatsen  200 plaatsen
Inkomenscompensatie bos op landbouwgrond 1 900  1 900  1 900
Aantal nationale parken 18 parken  18 parken  18 parken
Aanpak verdroging, verzuring en vermesting300 projecten  300 projecten  300 projecten
Biodiversiteit internationaal     
Internationale natuurprojecten en contributies75 projecten  75 projecten  75 projecten

Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de prestatiegegevens van doelstelling 23.13

24 Landschap en Recreatie

Algemene beleidsdoelstelling

Behoud en ontwikkeling van een waardevol en kwalitatief aantrekkelijk landschap, dat toegankelijk is voor recreanten.

Omschrijving

De beleidsdoelstelling van het rijksbeleid is de versterking van de vier kernkwaliteiten van het landschap:

• verhoging van de natuurlijke kwaliteit: bodem, water, reliëf, aardkunde, flora en fauna;

• versterking van de culturele kwaliteit: cultuurhistorie, culturele vernieuwing, en architectonische vormgeving;

• verbetering van de gebruikskwaliteit: (recreatieve) toegankelijkheid, bereikbaarheid en meervoudig ruimtegebruik, aanwezigheid van toeristisch-recreatieve voorzieningen;

• versterking van de belevingskwaliteit: ruimtelijke afwisseling, informatiewaarde, contrast met de stedelijke omgeving, groen karakter, rust, ruimte, stilte en donkerte.

Dit beleidsartikel omvat twee thema's uit de Agenda Vitaal Platteland: landschap en recreatie.

Landschap. Het landschap heeft belangrijke waarden voor de mensen van nu en straks. Daarom is het zaak om de identiteit, diversiteit en belevingswaarde van het landschap en van de cultuurhistorische en ecologische waarden van bijzondere landschappen te behouden en te versterken. De waardevolle en zeldzame delen van het cultuurlandschap, de Nationale Landschappen, zijn onderdeel van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Het rijksbeleid en beleidsinstrumenten zijn hierop in belangrijke mate geconcentreerd.

Recreatie. Veel Nederlanders willen zich in hun vrije tijd ontspannen. Het aanbod, de kwaliteit en de diversiteit van recreatiegebieden zijn echter kleiner dan de vraag ernaar. De beleidsopgave is om meer recreatiegebieden te realiseren. Het huidige accent in het beleid ligt op het realiseren van grootschalige recreatiegebieden in de stedelijke omgeving en op landelijke routestructuren. Daarnaast wordt de toegankelijkheid van het platteland verbeterd voor recreatie van stedelingen en de burgers op het platteland zelf.

Grafiek 5: Procentuele verdeling uitgaven 2006 over operationele doelstellingen en apparaat

Landschap en recreatiekst-30300-XIV-2-7.gif

Bijdrage van LNV

LNV bevordert de betrokkenheid van de burgers bij «hun» landschap en schept condities voor het behoud, beheer, ontwikkeling en toegankelijkheid van het landschap. LNV investeert hierbij in een aantal nationale beleidsprioriteiten en faciliteert en stimuleert andere overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven bij de verhoging van de landschappelijke kwaliteit en de verbetering van de toegankelijkheid van het landelijk gebied.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor:

• Vier nationale beleidsprioriteiten: nationale landschappen, recreatie in en om de stad, routenetwerken en beheer recreatie voorzieningen. De Minister van VROM is verantwoordelijk voor de ruimtelijke aspecten van de uitvoering van het nationale landschapsbeleid.

• Faciliteren en stimuleren van activiteiten gericht op het generieke landschapsbeleid, de genoemde beleidsdoelstellingen en van overige zaken, zoals projectfinanciering, landschapsplanning en versterking recreatiesector o.a. door het leveren van kennis en deskundigheid.

Succesfactoren

Behalen van deze beleidsdoelstelling hangt vooral af van de samenwerking tussen nationale, regionale en lokale overheden.

Maatschappelijk effect

Het behalen van deze beleidsdoelstelling heeft als effecten:

• Behoud van de landschappelijk kwaliteiten van de nationale landschappen.

• verbeterde kernkwaliteiten (natuurwaarde, culturele waarde, gebruikerswaarde en belevingswaarde) van nationale en overige landschappen.

• Toegankelijke recreatiegebieden op zowel het platteland als in en om de stad.

• Toegenomen gebruikerswaarde van recreatiegebieden

Indicator (voor landschappen en recreatiegebieden tezamen)Referentie-waardePeildatumRaming 2006Streefwaarde Planning Bron
1.Waardering (% tevredenheid) Afbakening & invulling van indicatoren volgt na oplevering van het MJP-2 (onderdeel van Agenda Vitaal Platteland) in februari 2006.*  
2.Aantal bezoekers (opvangcapaciteit per ha per dag)      
3.Toegankelijkheid agrarische gronden, natuurterreinen en nationale landschappen (% openstelling)      
4.Landschapskwaliteit Nationale Landschappen       

* Dan zal een nulmeting plaatsvinden en kunnen ook streefwaarden worden ingevuld. In het jaarverslag 2006 zal verantwoording worden afgelegd over de indicatoren.

Verwijzing

Agenda Vitaal Platteland (TK 2004–2005, 29 576, nr. 1);

Nota Ruimte (TK 2004–2005, 29 435, nr. 154);

Nota Belvedere (TK 1998–1999, 26 663, nr. 2).

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
24 Landschap en recreatie2004 2005 2006 2007 20082009 2010
Verplichtingen 123 265 118 207124 313 129 325 130 378 130 479 129 479
Uitgaven 132 960 139 877 141 635 146 390147 443 147 544 146 544
Programma-uitgaven103 499 110 907 113 971 117 716 118 623118 723 117 723
–waarvan juridisch verplicht   25 383 24 764 24 458 22 43621 586
24.11 Nationale Landschappen 20 03320 174 18 855 22 835 24 935 28 998 28 998
–Toegankelijkheid nationale landschappen0 0 0 500 2 500 6 563 6 563
–Versterking, beheer en behoud landschapskwaliteiten 5 860 7 351 7 5068 053 8 053 8 053 8 053
–Cultuurhistorie/Belvedere 272 2 7222 722 2 722 2 722 2 722 2 722
–Monitoring en onderzoek 2 059 2 5832 533 3 058 3 158 3 158 3 158
–Landinrichting 11 842 7 5186 094 8 502 8 502 8 502 8 502
24.12 Landschap Algemeen 5 246 6 434 6 6755 670 5 570 3 670 2 670
–Projectfinanciering 2 346 3 534 3 7612 756 2 656 2 656 2 656
–Landinrichting, verbeteren ruimtelijke natuur 2 900 2 900 2 914 2 914 2 9141 014 14
24.13 Recreatie in en om de Stad 37 33747 120 52 658 53 998 53 998 53 998 53 998
–Verwerving recreatie in en om de stad 26 43225 045 27 007 27 690 27 690 27 690 27 690
–Inrichting recreatie in en om de stad 4 37117 661 20 737 20 894 20 894 20 894 20 894
–Kaderwet LNV projectbijdrage 2 900 2 9142 914 2 914 2 914 2 914 2 914
–ISV-2 3 634 1 500 2 000 2 5002 500 2 500 2 500
24.14 Recreatie algemeen40 883 37 179 35 783 35 213 34 120 32 05732 057
–Verwerving voor toegankelijkheid buiten nationale landschappen 0 0 0 3 0053 005 3 005 3 005
–Inrichting voor toegankelijkheid buiten nationale landschappen6 200 3 331 3 454 3 063 2 063 0 0
–Routenetwerken 3 013 5 109 4 6501 751 1 751 1 751 1 751
–Groene Hart impuls 4 942 2 663 2 889 2 967 2 9672 967 2 967
–Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen 22 463 22003 20 567 20 22520 225 20 225 20 225
–Midden-Delfland & Grevelingen voor recreatie 1 407 1 407 1 4071 407 1 407 1 407 1 407
–Kennis en deskundigheid voor recreatie 2 858 2 262 2 3042 313 2 220 2 220 2 220
–Publiek private samenwerking 0 404 512 482 482 482482
        
Apparaatsuitgaven 29 461 28 970 27 66428 674 28 820 28 821 28 821
24.21 apparaat4 772 4 498 4 166 4 138 4 138 4 1384 138
24.22 baten- lastendiensten 24 689 24 47223 498 24 536 24 682 24 683 24 683
Ontvangsten 4 041 1 722 800 750 750 750750

Flexibiliteit van de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit kst-30300-XIV-2-8.gif

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
Ambtelijk Personeel Directie Platteland 3 431
Ambtelijk Personeel Directie Natuur 257
Materieel 443
Overig apparaat 35
Bijdrage aan DLG22 498
Bijdrage aan DR 745
Bijdrage aan AID 255
Totaal apparaatsuitgaven 27 664

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
EU-bijdrage recreatie in en om de stad 50
Overige ontvangsten recreatie 750
Totaal ontvangsten 800

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek OD's 20062007 2008 2009 2010
Effectonderzoek      
       
Overig onderzoek      
–Overgangscontract ILG 2005–2006 24.11,12,13,14 X    
–Regelingen landschapsontwikkelingsplannen (BOL) 24.12 X    
       

24.11 Nationale Landschappen

Motivering

Behouden, beheren en versterken van de unieke landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van 20 Nationale Landschappen.

Instrumenten

• Subsidies aan provincies/derden t.b.v. investeringsprojecten (Uitvoeringscontracten 2005/2006, SGB, Landinrichting, Subsidieregeling Belvedère); aan agrariërs en terreinbeherende organisaties t.b.v. landschapsbeheer (Programma beheer, Groene Diensten, Landschapsbeheer Nederland en SBB); aan Landschapsbeheer Nederland t.b.v. Meetnet Kleine Landschapselementen

• Onderzoek

• Voorlichting

Activiteiten

• De Nationale Landschappen zullen door de provincies exact worden begrensd op basis van door het rijk aangegeven globale gebiedsaanduiding in de Nota Ruimte. Zij behoeven een planologische bescherming conform de voorwaarden gesteld hierover in de Nota Ruimte. Met de provincies zullen nadere afspraken worden gemaakt over het ambitieniveau per Nationaal Landschap. Dit vormt de basis van de prestatieafspraken over Nationale Landschappen in het ILG.

• Het rijk concentreert zijn verantwoordelijkheid en middelen voor het landschapsbeheer en investeringen in landschap in de Nationale Landschappen. Dat betekent dat LNV binnen het thema landschap alleen in Nationale Landschappen de aanleg en beheer van landschapselementen en recreatieve voorzieningen cofinanciert. Er zullen dus geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan op de beleidscategorieën:

– Verwerving en inrichting overig bos en landschap in landinrichting;

– Toegankelijkheid buiten Nationale Landschappen.

De aangegane verplichtingen worden uitgefinancierd.

• Het rijk heeft een specifieke verantwoordelijkheid voor het behoud en de ontwikkeling van de cultuurhistorie in de Nationale Landschappen. De betreffende uitgangspunten en randvoorwaarden zijn neergelegd in het Uitvoeringscontract 2005/2006 tussen rijk en provincies.

• Ook buiten de Nationale Landschappen zet het rijk zich in om het Belvédère doel «behoud door ontwikkeling» te realiseren. Dit gebeurt onder andere door de subsidieregeling Belvédère en door het activiteitenprogramma van het projectbureau Belvédère. In 2005 zal het actieprogramma ruimte en cultuur van start gaan, waarin activiteiten van het Belvédère beleid gestroomlijnd wordt met activiteiten van het architectuurbeleid.

Doelgroepen

Bestuurders en inwoners van Nationale Landschappen en burgers (recreanten, toeristen c.q. natuurliefhebbers).

Verwijzing

Nota Ruimte (TK 2004–2005, 29 435, nr. 154);

Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1).

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Aantal opengestelde uitvoeringsprogramma's   20   
Aantal gestarte investeringsprojecten   20   
Aantal hectares beheer (SN/SAN)   1 000 ha   
Aantal hectares verworven bos en landschap  p.m.    
Aantal hectares ingericht landschap   p.m.    

24.12 Landschap algemeen

Motivering

De kwaliteit van andere dan nationale landschappen behouden en versterken.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving; (land)inrichtingsinstrumentarium)

• Projectfinanciering (Programmering Groeneveld; Financiering Rijksarchitect en activiteitenprogramma; World Exchange Countryside; projectfinanciering Architectuurinstellingen; ontwerpateliers);

• Landschapsplanning (Regeling Landschapsontwikkelingsplannen, Programmering debatten, tentoonstellingen e.d. in Kasteel Groeneveld).

Activiteiten

Het rijk heeft, naast haar specifieke verantwoordelijkheid voor de Nationale Landschappen, tevens een generieke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het landschap. Provincies en gemeenten worden gevraagd om bij de inrichting en het beheer condities te scheppen zodat ontwikkelingen gepaard gaan met behoud en toename van landschappelijke kwaliteit. De volgende activiteiten zijn voorzien voor 2006:

• Opstellen kwaliteitsagenda, aansturen kennisontwikkeling, voorlichting en ondersteunen projecten van architectuurinstellingen

• Aansturing kennisontwikkeling via onderzoeksprogramma Landschap.

• Voorlichting & Communicatie

• Ontwikkelen van Kasteel Groeneveld als «Futurecenter»

• Aansturen uitvoering & evaluatie Landschapsontwikkelingsplannen

Doelgroepen

Provincies en gemeenten

Architectuurinstellingen (4) en landschappelijke organisaties (IVN, Vrienden van het Platteland, Stichting Natuur & Milieu, NIROV)

Verwijzing

Nota Ruimte (TK 2004–2005, 29 435, nr. 154);

Actieprogramma Ruimte & Cultuur (TK 2004–2005, 30 081 nr. 1);

Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1).

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
1. Aantal gemeenten met LOP (in %) Afbakening & invulling van deze indicator volgt na oplevering van het MJP-2 (onderdeel van Agenda Vitaal Platteland) in februari 2006. 

24.13 Recreatie in en om de stad

Motivering

Verkrijgen van meer dagrecreatiegebieden in en om de grote steden, ter opheffing van bestaande tekorten en ter voorkoming van toekomstige tekorten

Instrumenten

• Wet- en regelgeving ((Land)inrichtingsinstrumentarium, Kaderwet subsidies LNV (projectbijdrage); Subsidies (Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid, SGB);

• Grondverwerving

• Grote Steden Beleid 2005–2009 ISV-2

Activiteiten

De volgende activiteiten zijn voorzien voor 2006:

• Afsluiten uitvoeringscontracten Rijk met individuele provincies (om de stad)

• Tot stand brengen uitvoeringsafspraken prestatieconvenant (in de stad/G30)

• Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV)

• Bufferzoneconvenant (LNV-VROM)

• Tot stand brengen verstedelijkingsafspraken 2010

• Vormgeven Rood met Groen constructies

Doelgroepen

Recreatiegroen in de stad; burgers van de grote steden (G30)

Recreatiegroen om de stad; burgers (recreanten) in de stedelijke omgeving

Verwijzing

Agenda Vitaal Platteland, (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1).

Nota samenwerking aan de krachtige stad (TK 2003–2004, 21 062, nr. 116)

Prestatieconvenanten (TK 2004–2005, 30 128, nr. 1)

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
1.Verwerven grootschalig groen om de stad9 529 ha 01-01-2005 p.m. (via UC's) 15 891 ha2013 DLG
2.Inrichten grootschalig groen om de stad (excl. Rottemeren) 6 312 ha 01-01-2005 p.m. (via UC's) 15 891 ha 2013 DLG
3.Regionaal groen om de stad 0 ha 01-01-2005 150 ha 492 ha 2010LNV
Realisatie recreatie in de stad*      

24.14 Recreatie algemeen

Motivering

Toegankelijk platteland en een hoogwaardig voorzieningsniveau in recreatiegebieden

Instrumenten

• Wet- en regelgeving; (Land)inrichtingsinstrumentarium)

• Subsidies (Bijdrage aan Staatsbosbeheer t.b.v. recreatie, Bijdrage aan Rijksrecreatieschappen Grevelingen en Midden-delfland), Regeling Kwaliteitsimpuls Groene Hart; Regeling Versterking Recreatie (RVR).

Activiteiten

• Realiseren landelijke routenetwerken

• Stimuleren toegankelijkheid platteland

• Deelnemen aan en programmeren via landelijk platform Groene Hart

• Beheren recreatiegebieden (SBB, recreatieschappen)

• Versterken kennis en deskundigheid recreatiesector

Doelgroepen

Burgers (recreanten)

Verwijzing

Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1).

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
1.Realisatie routenetwerken 7 720 km01-01-2005 9 676 km 13 400 km 2012 SRN, LAW, LF
2.Recreatief beheer natuurgebieden 215 275 ha01-01-2005 220 875 ha 232 075 ha 2010 SBB, recreatie-schappen

25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

Algemene beleidsdoelstelling

Er is sprake van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon en een hoog gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel.

Omschrijving

Deze doelstelling richt zich zowel op de productie als consumptie van voedsel. Dierhouders, producenten en consumenten hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Dierhouders en producenten van voedsel zijn primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de diergezondheid en voedselveiligheid. Consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om op een zorgvuldige en veilige manier met voedsel om te gaan. LNV heeft als taak om – veelal in internationaal en Europees verband – eisen en voorwaarden te stellen waarbinnen partijen hun verantwoordelijkheid kunnen invullen en LNV controleert op transparante en consequente wijze. Het doel van het beleid op het gebied van voedselkwaliteit en diergezondheid is dat het gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel hoog blijft en dat er sprake is van een kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon. Zo worden de gezondheidseffecten van voedselrisico's beheerst, en blijft het vertrouwen in voedsel behouden.

Grafiek 6: Procentuele verdeling uitgaven 2006 over operationele doelstellingen en apparaat

Voedselkwaliteit en diergezondheidkst-30300-XIV-2-9.gif

Bijdrage van LNV

In internationaal en Europees verband worden normen gesteld aan de voedselkwaliteit en diergezondheid. LNV draagt namens Nederland bij aan het totstandkomen van deze normen. Binnen de internationale kaders:

• stelt LNV eisen en voorwaarden waarbinnen de voedselproductie kan plaatsvinden en controleert op transparante en consequente wijze

• stelt LNV eisen en voorwaarden aan de preventie, early warning en effectieve bestrijding van dierziekten

• zorgt LNV dat de consument in staat wordt gesteld om een geïnformeerde keuze te kunnen maken ten aanzien van voedselkwaliteit

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is op de beleidsterreinen voedselkwaliteit en diergezondheid verantwoordelijk voor het bieden van de (wettelijke) kaders waarbinnen producenten en consumenten elk hun verantwoordelijkheid kunnen invullen. LNV is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wettelijke kaders.

Op het gebied van voedselveiligheid deelt LNV de verantwoordelijkheid met VWS. LNV is verantwoordelijk voor de vleeskeuring en voor de goedkeuring van de hygiënecodes voor bedrijven in de primaire productie.

Op het gebied van diergezondheid is LNV in geval van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte verantwoordelijk voor een zo snel en effectief mogelijke bestrijding van de ziekte.

Succesfactoren

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

• De naleving van het normenkader ten aanzien van voedselveiligheid, kwaliteit, handel en diergezondheid

• Bewustzijn en bereidheid van de consumenten, producenten en retail tot een verantwoorde productie, behandeling en bereiding van voedsel

• De mogelijkheid om aangifteplichtige dierziekten buiten Nederland te houden.

Maatschappelijk effect

Het behalen van deze doelstelling heeft als beoogde maatschappelijke effecten dat:

• Vertrouwen van consumenten, EU en handelspartners in in Nederland geproduceerd voedsel wordt behouden

• Gezondheidseffecten als gevolg van voedselrisico's worden beheerst

• Dieren gezond zijn en blijven en de kosten van uitbraken van dierziekten worden beperkt

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Het vertrouwen van consumenten in voedsel 3,1 20043,1 Behoud referentiewaarde VWA-monitor voedselveiligheid
Aantal bedrijven besmet met een aangifteplichtige dierziekte35200400VWA

De VWA meet jaarlijks het vertrouwen van consumenten in voedsel. Dit wordt uitgedrukt in een waarde op de schaal 1-5.

Omdat een zo klein mogelijk aantal (0) uitbraken van aangifteplichtige ziekten een permanent geldende doelstelling is, is voor deze streefwaarde geen einddatum opgenomen in de kolom «Planning». Dat zich desondanks besmettingen voordoen is onvermijdelijk; zo was er bijvoorbeeld in 2004 sprake van 17 bedrijven waarop scrapie werd geconstateerd en 6 gevallen van Psittacose. De aantallen betreffen bedrijven die onderzocht zijn naar aanleiding van een klinische verdenking en positief bevonden dieren uit de reguliere monitoringsprogramma's (bijv. BSE en TSE).

De omvang van de kosten en gevolgschade bij een uitbraak van een dierziekte wordt per uitbraak geëvalueerd. Daarom zijn hiervoor geen jaarlijkse raming en streefwaarde opgenomen.

Verwijzing

Nota voedselveiligheid (TK 2004–2005, 26 991, nr. 115 en 119)

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000)
 2004 2005 2006 2007 20082009 2010
Verplichtingen 149 811 103 462105 871 86 410 77 727 78 426 78 426
Uitgaven 147 834 105 923 105 871 86 41077 727 78 426 78 426
Programma-uitgaven 97 50658 602 45 767 30 271 30 271 30 971 30 971
–waarvan juridisch verplicht   20 60514 215 12 315 11 415 11 415
25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon42 844 30 037 28 107 13 186 13 186 12 88612 886
–Risicomanagement 4 779 6 0125 207 6 821 6 821 6 521 6 521
–Voedselveiligheid 17 755 4 6551 600 1 208 1 208 1 208 1 208
–Consument, transparantie en ketenomkering 800 5 000 5 100 5 100 5 100 5 100
–Destructie 20 181 18 000 16 000    
–Biotechnologie  300 57 57 57 57
–Overig129 570     
25.12 Handhaven diergezondheidsniveau 54 662 28 565 17 66017 085 17 085 18 085 18 085
–Preventieve diergezondheid 472607 1 200 1 000 1 000 1 000 1 000
–I&R 7 754 5 350 2 300 2 1002 100 2 100 2 100
–Monitoring, early warning en bewaking 7 539 6 000 6 600 5 6005 600 5 600 5 600
–Handhaving veterinaire veiligheid 2 186 1 104 804 804 804 804804
–Crisisorganisatie en -management 4 78115 504 6 756 7 581 7 581 8 581 8 581
–Overig (BSE, BTW-varkenspest, Vogelpest (AI), schikking fokverbod KVP, overig)31 930       
Apparaatsuitgaven 50 32847 321 60 104 56 139 47 456 47 455 47 455
U25.21 Apparaat 17 469 12 371 9 876 10 32910 329 10 329 10 329
U25.22 baten-lastendiensten 32 859 34 950 50 228 45 81037 127 37 126 37 126
ONTVANGSTEN 55 14712 450 32 940 13 040 5 040 5 0405 040

Flexibiliteit van de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit kst-30300-XIV-2-10.gif

Toelichting budgetflexibiliteit

Het relatief grote percentage beleidsmatig gereserveerde programma-uitgaven op operationele doelstelling 25.11 wordt voor het overgrote deel gevormd door het budget dat gereserveerd is voor de overheidsbijdrage destructie (€16 mln).

Toelichting op de apparaatuitgaven

 Raming 2006
Ambtelijk Personeel VD 5 988
Materieel 3 590
Overig apparaat 9 989
Bijdrage aan VWA 30 859
Bijdrage aan AID 8 051
Bijdrage aan DR 1 627
Totaal apparaatsuitgaven 60 104

Toelichting op de ontvangsten

 Raming 2006
EU-bijdrage AI 17 900
Uitvoering I&R varkens 2 040
Overdracht roodvleeskeuring en BTW compensatie 13 000
Totaal 32 940

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek OD's 20062007 2008 2009 2010
Effectonderzoek      
–Voedselveiligheid25.11 X    X
–Diergezondheid 25.12 X   X

25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

Motivering

Het voedselkwaliteitsbeleid richt zich op het brede spectrum aan waarden dat verbonden is met de productie en consumptie van voedsel. De overheid wil niet alleen een hoog voedselveiligheidsniveau handhaven, maar ook bevorderen dat andere kwaliteitsaspecten worden geïntegreerd in de voedselkolom. Producenten worden aangezet tot de productie van kwalitatief hoogwaardige producten. Consumenten worden gestimuleerd om, op basis van een adequate informatievoorziening, een bewuste en – vanuit kwaliteitsperspectief bezien – verantwoorde keuze te maken bij de samenstelling van het voedselpakket. Daarbij wil de overheid de consument ook bewust maken van het belang van een zorgvuldige voedselbehandeling en -bereiding.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Europese Wet- en regelgeving op het gebied van voedsel- en diervoederveiligheid en diergeneesmiddelen, Destructiewet, Kaderwet Diervoeders, Diergeneesmiddelenwet, Landbouwwet, Wet uitvoering Diergeneeskunde, hygiënecodes op het gebied van traceerbaarheid en HACCP)

• Subsidies (overheidsbijdrage op destructie, subsidies aan VCN en Consumentenbond)

• Bijdragen aan RWT's (bijdrage aan COKZ)

• Overleg/coördinatie/diplomatie (internationale samenwerking, interdepartementaal overleg crisismanagement en terrorismebestrijding)

• Inspecties/controle (controle en handhaving van wet- en regelgeving door AID en VWA, keuring dierlijke (bij)producten)

• Voorlichting en communicatie (Strategische dialoog voedselkwaliteit, Consumentenplatform, voorlichting over biotechnologie en I&R)

• Onderzoek en monitoring (onderzoek zoönosen en TSE's, pilots alternatieve verwerking slachtafvallen en toezicht op controle)

Activiteiten

• Opstellen, implementeren en uitvoeren van – meest Europese regelgeving voor de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong in relatie tot o.a. zoönosen en TSE's, hygiëne, contaminanten dierlijke bijproducten, genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, veterinaire buitengrenscontroles.

• Borging kwaliteit en veiligheid door opsporing, controle en handhaving, inclusief de Beleidsagenda hormonen en de Kaderwet Diervoeders

• Toezicht op controle: onderzoek naar mogelijkheden voor de ontwikkeling van toezicht op controle in de diervoedersector; pilotprojecten

• Integratie Vleeskeuring in productieketen

• Early warning, monitoring en bewaking, koppeling voedselketeninformatie, preventie en hygiënemaatregelen

• Verkenning mogelijkheden openbaarmaking controlegegevens (kijkje in de keten)

• Themabijeenkomsten Consumentenplatform

• Versterking internationale samenwerking door: capacitybuilding, technische assistentie, ondersteuning exportcertificering

• Crisismanagement en -organisatie, inclusief oefeningen en beleidsstrategie chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair (CBRN) terrorisme.

Doelgroepen

Agrariërs, ketenpartijen, certificerende organisaties en burgers (consumenten)

Verwijzing

Nota «Veilig voedsel voor iedereen; een gezamenlijke verantwoordelijkheid' (TK 2004–2005, 26 991, nr. 115) Brief over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen VWS en LNV voor voedselveiligheid (TK 2004–2005, 26 991, nr. 119)

Brief over evaluatie van de destructieregelgeving ten aanzien van bepalingen die marktwerking in de weg kunnen staan (TK 2004–2005, 27 495, nr. 27)

Jaarverslag van de Voedsel en Waren Autoriteit over het jaar 2003 (LNV0 400 665, d.d. 1 november 2004)

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Aantal positief bevonden dieren uit monitoring BSE6 2004 0 0 2008 VWA
Aantal positief bevonden bedrijven uit monitoring scrapie 17 200415 – 35 5 – 25 2008 VWA
Productie van voedsel cf. Hygiëneverordeningen, conform nalevingsniveau van X% Geen2004 85% 90% 2008 VWA en AID
Nalevingsniveau aanmelden kadavers gemiddeld over sectoren rund, varken, schaap/geit75 – 99%* 2003 95% 95% 2008 AID
Vastgelegde toezichtsarrangementen op basis van toezicht op controle** 0 2004 2 VD
Aantal projecten ikv capacitybuilding 2 2005 5 5 VD
Beschikbare actuele beleidsstrategie t.a.v. CBRN-terrorismeActueel 2005 Geactualiseerd 2008 VD

* verschilt per sector

** omdat het instrument «toezicht op controle» zich nog in de fase van pilotprojecten bevindt, is het momenteel niet mogelijk om streefwaarden vast te stellen na 2006.

25.12 Handhaven diergezondheidsniveau

Motivering

Het diergezondheidsbeleid is gericht op het voorkomen van uitbraken van aangifteplichtige dierziekten. Indien zich desondanks toch een uitbraak voordoet, zijn de inspanningen van LNV erop gericht dat de gevolgen van een uitbraak van dierziekte beperkt blijven. In dat geval staan centraal het behoud van de gezondheid van de dierpopulatie en de bescherming van de volksgezondheid tegen risico's die verband houden met dierziekten. Daarbij wordt rekening gehouden met de intrinsieke waarde van het dier en worden verstoringen van de (inter)nationale handel zo veel mogelijk voorkomen.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Europese wet- en regelgeving op het gebied van diergezondheid en dierziektebestrijding, Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren)

• Overleg/coördinatie/diplomatie (beïnvloeding van het Europese dierziektebeleid, beleidsdraaiboeken dierziektecrises, productie en beheer van vaccinvoorraden)

• Inspecties/controle (controle en handhaving van wet- en regelgeving door AID en VWA)

• Voorlichting en communicatie (voorlichting over I&R en preventieve diergezondheid)

• Onderzoek en monitoring (programma's ter bewaking en monitoring van dierziekten (bijdrage aan DGF), onderzoek naar vaccins tegen besmettelijke dierziekten)

Activiteiten

• Nederlandse inzet voor aanpassing Europees non-vaccinatiebeleid

• Preventieve diergezondheid: integratie I&RVL, voorlichting en communicatie over bestrijding en preventie, project informatieen toezichtsnetwerk

• Handhaving veterinaire veiligheid: bewakingsprogramma's brucellose, leukose, brucella, KVP, MKZ, AI, etc.

• Crisisorganisatie en -management dierziektebestrijding, vaccinontwikkeling, -productie en -beheer, oefeningen, beleidsdraaiboeken

• I&R schapen en geiten; implementatie van en voorlichting over nieuwe EU regelgeving, nieuwbouw centrale database

Doelgroepen

Alle beroepsmatige en particuliere dierhouders, agrariërs, ketenpartijen, certificerende organisaties en burgers (consumenten).

Verwijzing

Begroting Diergezondheidsfonds 2006

Brief over wijziging «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ» (TK 2004–2005, 29 800 F, nr. 6)

Brief over preventiebeleid dierziekten schapensector, elektronische identificatie schapen- en geitensector en scrapie-aanpak (TK 2004–2005, 29 683 en 29 800 XIV, nr. 3)

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Opname vaccinatie in EU bestrijdingsbeleid Ja, wettelijk mogelijk 2005 Ja, inclusief draagvlak
Early warning bestrijdingsplichtige ziekten: aantal dagen tussen besmetting (vermeerderd met de ziekteafhankelijke incubatieperiode) en ontdekking 20 2005 10 4 2010 Evaluatie
Vaccinbanken 1 2005 2 3 2008 VD
Aantal beleidsdraaiboeken voor bestrijdingsplichtige ziekten en voedselkwaliteit 5 2005 10 16 2008VD
Controles I&R rund5%20045%5%PermanentAID
Controles I&R schapen en geiten3%20043%3%PermanentAID

26 Kennis en Innovatie

Algemene beleidsdoelstelling

Hoogwaardige kennis voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte en optimale benutting van deze kennis.

Omschrijving

Kennis en innovatie zijn belangrijk voor de ondersteuning van het LNV-beleid en de LNV-sectoren. Veranderingen in concurrentiepositie en maatschappelijke randvoorwaarden binnen alle LNV-sectoren vragen om regelmatige herijking van kennisnetwerken, kennisvoorzieningen en instrumenten.

LNV opteert voor een integraal kennis- en innovatiebeleid waarbij regionaal en (inter)nationaal wordt samengewerkt. De grotere rol van de EU komt specifiek voor kennisbeleid tot uitdrukking in onder andere de Lissabonafspraken. In het verlengde hiervan zijn er nationale initiatieven ten aanzien van kennis, innovatie en onderwijs. De beschikbare kennis moet sneller ontsloten en benut worden o.a. door meer samenwerking van universiteiten, onderzoeksinstellingen en bedrijven. Voor het (beroeps)onderwijs is een belangrijke rol weggelegd, niet alleen voor de opleiding van toekomstige beroepsbeoefenaren, maar ook als partij bij regionale kenniscirculatie en innovatie. Leerlingen en docenten komen immers meer dan voorheen in contact met de beroepspraktijk en onderzoek via onder andere stages, leerbedrijven en kenniskringen.

Grafiek 7: Procentuele verdeling uitgaven 2006 over operationele doelstellingen en apparaat

Kennis en innovatie kst-30300-XIV-2-11.gif

Bijdrage van LNV

LNV wil vooroplopen met het groene kennissysteem en pro-actief inspelen op nieuwe wensen vanuit LNV-sectoren en het LNV-beleid. Ontwikkeling, verspreiding en toepassing van kennis en onderwijs moeten aansluiten op datgene wat voor innovaties nodig is en waar ondernemers behoefte aan hebben. LNV zal de huidige infrastructuur, die sterk kennisgedreven is, ombuigen naar een meer innovatiegedreven structuur. Het groene beroepsonderwijs moet meer benut worden voor kenniscirculatie ter ondersteuning van LNV-beleid. Vernieuwing en samenwerking van het initiële onderwijs zijn daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. LNV maakt hierover meerjarenafspraken (2005–2010) met de gezamenlijke groene kennisinstellingen in het verlengde van soortgelijke afspraken samen met OCW per geleding. Naast kenniscirculatie en onderwijsvernieuwing gaat het ook om herijking van de ondersteuningsstructuur. Er is met de instellingen een toegesneden overleg- en uitvoeringsstructuur ingericht. Het geheel wordt aangeduid met de werktitel «Groene kenniscoöperatie».

Samengevat zorgt LNV dat:

• het kennisstelsel worden gewaarborgd en vernieuwd;

• de samenhang tussen instellingen wordt verbeterd en bestendigd;

• de ontwikkeling en benutting van kennis in het agrofoodcomplex en de groene ruimte wordt bevorderd in lijn met de beleidsdoelstellingen van LNV.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor het doen voortbrengen en benutten van hoogwaardige kennis voor de agrofoodsector en de groene ruimte overeenkomstig maatschappelijke beleidsvragen terzake.

Succesfactoren

Samenwerking met bedrijven en tussen andere overheden (op nationaal en internationaal niveau), onderwijs- en onderzoeksinstellingen.

Maatschappelijk effect

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

• kennis in het agrofoodcomplex en de groene ruimte bijdraagt aan duurzaam ondernemen, veilig voedsel, natuur en vitaal platteland;

• er voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren zijn voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte;

• er een internationaal hoogwaardig kenniscentrum is voor agrofoodcomplex en groene ruimte.

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Percentage kennisinstellingen dat voldoet aan visitatienormen1100% 2004 100% 100% instellingen
Gediplomeerden groen onderwijs     instellingen
–VMBO7 500 2003/2004 7 500 Stabiel  
–MBO 7 450 2003/2004 7 450Stabiel   
–HBO 1 850 2003/20041 850 Stabiel   
–WO 1 1502003/2004 1 200 Stabiel   
Percentage gediplomeerden met een baan op minimaal eigen niveau     Stoas-onderzoek
–MBO-BBL 51%2003 51% Stijging   
–MBO-BOL 46%2003 46% Stijging   
–HBO 75%2003 75% Stijging   
–WO 67%2003 67% Stijging   
Percentage gediplomeerden met een baan in de eigen richting     Stoas-onderzoek
–MBO-BBL 73%2003 73% Stabiel   
–MBO-BOL 58%2003 58% Stabiel   
–HBO 75%2003 75% Stabiel   
–WO 71%2003 71% Stabiel   
Aantal promoties WU 1702003 170 Stabiel  WU
Benutting van afgerond onderzoek in beleidsproces LNV275% 2004 80%80%  LNV

1 De onderzoeksinstellingen van DLO worden afzonderlijk één maal per vier jaar gevisiteerd door een (internationaal) panel van deskundigen. De onderzoeksscholen van Wageningen Universiteit, waarbinnen alle onderzoek is georganiseerd, worden eenmaal per 6 jaar beoordeeld door de KNAW op thematische organisatie van onderzoek en de kwaliteit van opleiding van jonge onderzoekers. Opleidingen van universiteiten en hogescholen worden binnen een cyclus van 6 jaar gevisiteerd door een visiterende en beoordelende instantie die wordt erkend door de NVAO volgens de systematiek van de NVAO.

2 Voor deze indicator wordt gestreefd naar verbreding van de gemeten benutting naar maatschappelijke benutting

Verwijzing

Beleidsbrief Groen onderwijs 2010 (TK 2001–2002, 27 417, nr. 5)

Plan van Aanpak Harmonisatie Groen Onderwijs (TK 2003–2004, 27 417, nr. 7)

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
26 Kennis en Innovatie20042005 2006 2007 20082009 2010
Verplichtingen 901 146 853 568867 360 872 681 867 566 870 772 863 072
Uitgaven 830 007 845 504 860 593 874 741872 480 870 906 870 696
Programma-uitgaven825 190 840 332 846 624 860 856 858 585857 011 856 801
–waarvan juridisch verplicht  800 770 608 000 601 939 599 546597 444
        
26.11 Waarborgen van het kennisstelsel571 819 595 504 603 035 615 898 616 518614 954 614 954
–Bekostiging WU 135 509136 063 136 954 137 885 137 965 136 892136 892
–Bekostiging DLO 25 014 32 59036 562 41 174 41 168 41 168 41 168
–Bekostiging groenonderwijs HBO / MBO / VMBO 410 024425 579 428 247 435 567 436 113 435 622435 622
–Subsidies 1 272 1 272 1 2721 272 1 272 1 272 1 272
26.12 Benutten van samenhang tussen instellingen 31 605 28 795 32 54534 382 34 385 34 385 34 385
–Bijdrage INGRA 3 382 3 602 3 694 3 738 3 738 3 7383 738
–Bijdrage IPC's 14 845 14 35514 658 15 308 15 309 15 309 15 309
–AEQUOR   4 200 4 200 4 2004 200 4 200
–Coöperatie  3 8984 592 4 962 4 963 4 963 4 963
–Overige subsidies ondersteuningsstructuur 13 3786 940 5 401 6 174 6 175 6 175 6 175
26.13 Vernieuwen van het kennisstelsel 31 515 37 31641 574 46 409 45 730 45 795 45 585
–Onderzoeksvernieuwing 1 200 5 790 5 4255 410 4 485 4 550 4 340
–Praktijkleren12 500 12 500 12 500 12 500 12 500 12 50012 500
–Onderwijskundige innovatieprojecten 1 563 2 757 3 9824 000 4 000 4 000 4 000
–Subsidies onderwijsvernieuwing 16 252 16 269 19 667 24 49924 745 24 745 24 745
26.14 Ondersteunen van LNV-beleid met kennis 190 251 178 717 169 470164 167 161 952 161 877 161 877
–DLO onderzoeksprogramma's 114 474 90 766 79 905 74 60972 324 72 324 72 324
–Open programmering onderzoek 2 553 9 196 9 298 9 501 9 5019 501 9 501
–Stimuleringsprogramma's 6 7097 740 7 966 8 109 8 149 8 149 8 149
–DLO wettelijke onderzoekstaken 55 197 57 87557 501 57 563 57 563 57 563 57 563
–Regionale innovatie projecten 3 1705 602 4 676 4 007 4 007 4 007 4 007
–Voorlichtingsprojecten 8 148 7 538 10 12410 378 10 408 10 333 10 333
Apparaatsuitgaven4 817 5 172 13 969 13 885 13 895 13 89513 895
26.21 apparaat 4 455 4 396 13 33413 253 13 253 13 253 13 253
26.22 baten- lastendiensten 362 776 635 632 642 642 642
Ontvangsten 19 752 16 967 14 319 14 30413 379 13 444 13 234

Flexibiliteit van de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit kst-30300-XIV-2-12.gif

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
Ambtelijk Personeel Directie Kennis 10 381
Ambtelijk Personeel Innovatienetwerk843
Materieel 1 324
Overig apparaat 786
Bijdrage aan DR 635
Totaal apparaatsuitgaven13 969

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de Stichting DLO inzake aankoop van grond en gebouwen 8 802
FES-ontvangsten 5 425
Overige ontvangsten 92
Totaal ontvangsten 14 319

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek OD's 20062007 2008 2009 2010
Beleidsdoorlichting26.11/26.14 X    
       
Effectonderzoek      
       
Overig onderzoek      
–Kennisbasis DLO 26.11 X    
Innovatienetwerk Groene ruimte en agrocluster 26.12     X
–Praktijkleren in het groene onderwijs26.12/26.13    X  
–Regeling innovatie groen onderwijs 26.13/26.14   X  
–Beleidsondersteunend onderzoek26.14 X     
–Open programmering onderzoek 26.14   X   
–Wettelijke onderzoekstaken 26.14    X 
–Voorlichting 26.14    X 

26.11 Waarborgen van het kennisstelsel

Motivering

Een kwalitatief hoogwaardig en doelmatig functionerend innovatief stelsel van groen onderzoek en onderwijs garanderen.

LNV hecht aan een solide kennisbasis op het terrein van voedsel en groen. LNV financiert structureel een belangrijk deel van de onderzoeksinfrastructuur voor voedsel en groen via de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) als onderdeel van Wageningen UR. OCW neemt andere delen van de kennisinfrastructuur die voor het LNV-beleidsterrein relevant zijn (o.a. overige universiteiten, TNO) voor haar rekening. LNV oefent op de invulling van de kennisbasis invloed uit door op hoofdlijnen gewenste accenten aan te geven.

Het onderwijs (VMBO, MBO, HAO en Wageningen Universiteit), onder beleidsmatige verantwoordelijkheid van LNV, is een uiting van de sterke historische banden in de LNV-sectoren tussen onderwijs, onderzoek, voorlichting en bedrijfsleven. LNV volgt het generieke onderwijsbeleid van OCW rekening houdend met de specifieke situatie van het groene onderwijs. Gelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor groen en overig onderwijs zijn cruciaal. Daarom geven LNV en OCW gezamenlijk prioriteit aan de aanpak van knelpunten in de wet- en regelgeving in het kader van het project harmonisatie groen onderwijs (in uitwerking op de beleidsbrief Groen onderwijs 2010, maart 2002).

Instrumenten

Onderzoek

• Subsidies (Regeling subsidie Stichting DLO voor subsidie van Kennisbasisonderzoek.)

Onderwijs

• Wet- en regelgeving (Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) op basis waarvan het hoger en wetenschappelijk onderwijs en onderzoek worden bekostigd, alsmede het hierop gebaseerde Bekostigingsbesluit,

• Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) op basis waarvan AOC's (VBO en MBO) worden bekostigd,

• Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) op basis waarvan categoriale scholen VBO, mavo's, scholengemeenschappen, en afdelingen praktijkonderwijs worden bekostigd,

• Wet op het Onderwijs Toezicht op basis waarvan het toezicht wordt uitgevoerd.

• Afspraken met betrekking tot (gelijke) bekostiging van onderwijs LNV t.o.v. OCW. Het betreft overeenkomstige behandeling bij mutaties in onderwijsvraag en als gevolg van beleidsintensiveringen of ombuigingen.

• Subsidies (Afrika Studie Centrum en Akademie Hoogleraren KNAW)

• Maatregelen ter verbetering van verantwoording, toezicht en controle.

• Kaders van KNAW en NVAO voor visitatie en beoordeling.

Activiteiten

• Het borgen van een groene onderzoeksinfrastructuur.

• Bekostiging, toezicht en monitoring van de infrastructuur van het initieel groen onderwijs.

Doelgroepen

Onderzoek- en onderwijsinstellingen, bedrijven, onderwijsvolgenden en maatschappelijke organisaties.

Verwijzing

• Beleidsbrief Groen onderwijs 2010, maart 2002 (TK 27 417, nr. 5).

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
Positieve beoordeling van de kwaliteit      
–DLO 100 % 2004100 % 100 %  visitatierapporten
–WO/HBO 100 % 2004 100 % 100 % NVAO
–MBO/VMBO158 %2004 58 % 100 %  onderwijsinspectie
Financiële indicatoren onderwijsinstellingen op orde      
–WU 100 % 2003100 % 100 %  Jaarverslag WU
–HBO50 % 2003 100 % 100 %  jaarverslagen
–MBO/VMBO 83 % 2003 100 % 100 % jaarverslagen
Diplomering      
–WU (percentage 8 jaar na start van de studie) 74 % 2002 >74 % stabiel OCW
–HBO (percentage van de uitstroom) 61 % 2002/2003 >61 % stabiel  HAO-instellingen
–MBO (percentage van de uitstroom) 66 %2003/2004 >66 % stabiel  AOC's
–VMBO (percentage van de uitstroom in klas 4) 95 % 2003/2004>95% stabiel  AOC's
Gemiddelde tijdsduur waarin de kwalificatie wordt behaald 2      
–WO/HBO/VMBO 100 %2002–2004 100 % 100 %  OCW/HAO's/AOC's
–MBO 69 % 2003/2004 100 % 100 % AOC's

1 De wet op het onderwijstoezicht bepaalt dat de onderwijsinspectie de kwaliteitszorg bij de instellingen periodiek beoordeelt. Weergegeven is het percentage van de instellingen dat aan de norm voldoet.

2 De gemiddelde verblijfsduur van ingeschreven deelnemers waarin het einddiploma wordt behaald moet volgens de norm minder dan 15 % boven het landelijk gemiddelde liggen. Het percentage geeft het aantal instellingen aan waar dit het geval is.

26.12 Benutten van de samenhang tussen instellingen

Motivering

Kennis en faciliteiten delen tussen groene kennisinstellingen, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, LNV en overige departementen.

LNV wil samen met de instellingen investeren in een functionele, efficiënte en samenhangende ondersteuningsstructuur. Deze structuur is gericht op het delen van faciliteiten en kennis tussen (groene) kennisinstellingen, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en LNV zowel bij structurele activiteiten (zie 26.11) als bij vernieuwingen (zie 26.13 en 26.14).

LNV zorgt dat de ondersteuningsstructuur, die deels specifiek groen is en deels onderdeel uitmaakt van de algemene infrastructuur (onderwijsbeleid OCW/innovatiebeleid EZ), zich kan ontwikkelen. De ontwikkelingen moeten aansluiten bij de veranderingen in de LNV-sectoren en bij algemene en «groene» onderwijsveranderingen. De doelstellingen en activiteiten voor vernieuwing van de initiële groene opleidingen (zie 26.13) en kenniscirculatie voor het LNV-beleid (zie 26.14) zijn daarbij richtinggevend. ICT moet daarbij zijn werking hebben binnen de verschillende ondersteunende activiteiten en ook in de vorm van een hoogwaardige sectorale informatie- en ICT-infrastructuur voor publieke kennis. Via Groen Kennisnet, een Virtueel Kennisplatform, stimulatie van leerbedrijven en professionalisering van kennisbeleid worden de samenwerkingsprojecten van onderwijs, onderzoek, praktijk en LNV ondersteund. Bij de herijking van de ondersteuningsstructuur worden ook voorzieningen binnen Wageningen Universiteit en Research (o.a. bibliotheek, ICT, rekencentrum, faciliteiten voor internationale samenwerking, onderwijskundig onderzoek) betrokken.

Instrumenten

• Subsidie (aan het Innovatienetwerk groene ruimte en agrocluster).

• Wet- en regelgeving (Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) op basis waarvan IPC's en Aequor worden bekostigd).

• Groene Kennis Coöperatie

Activiteiten

• Het ontwikkelen van innovaties door het bij elkaar brengen van kennis uit praktijk- en onderzoekswereld (Innovatienetwerk).

• Stimuleren van praktijksituaties met specifieke en dure apparatuur en faciliteiten (IPC's).

• In overleg met het bedrijfsleven zorgen voor selectie/begeleiding van leerbedrijven en exameneisen voor MBO (kwalificatiestructuur) (Aequor).

• Benutten van gemeenschappelijke (ICT) voorzieningen (Groen Kennisnet). Ontwikkelen van leermiddelen (Ontwikkelcentrum).

• Het verzorgen van onderwijskundige begeleiding (LPC's). Kwaliteisverbetering examens (KCE). Ontwikkeling examens en toetsing (CITO).

• Dienstverlening vernieuwing groen onderwijs (WU Vakgroep ECS).

Doelgroepen

Onderzoek- en onderwijsinstellingen, bedrijven, onderwijsvolgenden en maatschappelijke organisaties.

Verwijzing

• Plan van Aanpak Harmonisatie Groen Onderwijs (TK 2003–2004, 27 417 nr. 7).

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
–Aantal leerlingcursistweken Innovatiepraktijkcentra (IPC's) 17 8862003/2004 17 886 stabiel  IPC's
–Aantal leerbedrijven 124 6002005 24 600 stabiel  Aequor
–Aantal gedefinieerde profielen competentiegerichte kwalificatiestructuur op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving 17 200425 28 2007 LNV
–Aantal beleidsthema's vastgelegd in virtueel kennisplatform. 3 2005 1020 2007 LNV
–Aantal aansluitingen Groen Kennisnet 30 000 2005 40 000 65 000 2007LNV
–Aantal ondersteunende projecten groen onderwijs 20 2005 20 20  LNV

1 Er wordt gestreefd naar een toename van het aantal geaccrediteerde leerbedrijven. Door selectie als gevolg van hogere eisen die gesteld worden aan leerbedrijven zal het aantal op korte termijn iets dalen.

26.13 Vernieuwen van kennisstelsel

Motivering

Onderzoek en onderwijs in de groene onderzoek- en onderwijsinstellingen vernieuwen, in lijn met algemeen rijksbeleid van de overheid ter zake, maar rekening houdend met de specifieke situatie van het groene onderwijs en onderzoek.

Voor het onderzoek worden – in lijn met het kabinetsbeleid – de strategische speerpuntprogramma's bij onderzoekinstellingen en samenwerkingsverbanden gefinancierd. Voorbeelden zijn projecten in het kader van het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur (BSIK) waaronder Transitie Duurzame Landbouw. De vernieuwing bij dit project voor duurzame systeeminnovatie heeft betrekking op het inbedden van alle relevante partijen in een kennisketen om zodoende een duurzame, pluriforme en meerwaardige landbouw te bereiken. Andere voorbeelden zijn de ontwikkelingen in het kader van Flowers & Food als sleutelgebied van het Innovatieplatform én ontwikkelingen in het kader van de voor Innovatie beschikbare FES-middelen. LNV zet hierbij steeds in op een zo effectief mogelijke benutting van de beschikbare middelen voor de LNV-terreinen.

Voor de onderwijsvernieuwing zijn Vitaal & Samen en het OCW-beleid richtinggevend c.q. kaderstellend.

Het curriculum van de groene opleidingen zal steeds meer de vorm krijgen van een competentiegerichte leeromgeving met doorlopende leerlijnen. Deze richt zich op de individuele wensen en mogelijkheden van de leerling/student en op leren in een praktische context. Onderwijsinstellingen kunnen zich op deze wijze ontwikkelen tot kenniscentra met een schakelfunctie tussen enerzijds (praktijk)onderzoek en LNV en anderzijds bedrijfsleven en maatschappij als geheel.

Instrumenten

Onderzoek

• Subsidie aan Transforum (Transitie duurzame landbouw).

Onderwijs

• aan AOC's voor praktijkleren binnen AOC's (School als Kenniscentrum) en via AOC's (vraagsturing),

• aan groene onderwijsinstellingen voor onderwijskundige innovatieprojecten groen onderwijs,

• aan groene onderwijsinstellingen voor OCW-conforme vernieuwingsprojecten.

Activiteiten

Onderzoek

• Stimuleren van samenwerkingsverbanden en strategische speerpuntprogramma's bij onderzoeksinstellingen gericht op verbeteren kennisinfrasructuur (Transforum).

Onderwijs

• Stimuleren van leren in/uit de praktijk.

• Stimuleren van innovatieprojecten specifiek voor het groen onderwijs op gebieden: competentiegericht toetsen en examineren, leren op maat, leren in/uit de praktijk, de nieuwe onderwijsgevende, burgerschap, ondernemerschap.

• OCW-conform invoeren van een nieuwe diplomastructuur en nieuwe leertrajecten, instellen lectoren en kenniskringen binnen het hoger onderwijs.

Doelgroepen

Onderzoek- en onderwijsinstellinge, bedrijven, onderwijsvolgenden en maatschappelijke organisaties.

Verwijzing

• Beleidsbrief Groen Onderwijs 2010 (TK 2001–2002, 27 417, nr. 5).

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
–Aantal onderwijskundige innovatieprojecten groen onderwijs. 26 200480 stabiel  LNV
–Aantal OCW-conforme projecten gericht op realiseren competentiegerichte kwalificatiestructuur, doorlopende leerlijnen en verbetering kenniscirculatie. 40 2005 40 stabiel  LNV
–Doorstroom leerlingen1 – van VMBO– naar MBO-groen– van MBO-groen naar HBO-groen32%2 9 %32004 2003>32 % >9 %stabiel stabiel  LNV
–Aantal kenniskringen/lectoren HBO-groen 8 2005 10 stabiel SKO

1 Het groene onderwijs wordt betrokken bij het onderzoek van de onderwijsinspectie naar de doorstroming in de beroepskolom

2 Daarnaast stroomt ca. 46 % door naar het niet groen MBO

3 Daarnaast stroomt ca. 5 % door naar het niet groen HBO

26.14 Ondersteunen LNV-beleid met kennis

Motivering

LNV verstrekt onderzoeksopdrachten aan publieke en private instellingen. Opdrachten komen tot stand door het formuleren van kennisvragen uit het beleidsproces. Dit gebeurt bijna altijd in interactie met de vragende partijen en op basis van beleidsambities, verkenningen en maatschappelijke signalen. De onderzoekopdrachten worden langs twee lijnen uitgezet. Er wordt gewerkt met programmering van DLO-activiteiten op basis van de regeling subsidie Stichting DLO. Om de scope van het beleidsondersteunende onderzoek te verbreden en daar kennis te halen die voor LNV relevant is worden daarnaast opdrachten aanbesteed in een open kennismarkt.

Wettelijke onderzoekstaken zijn gebaseerd op wettelijke verplichtingen en internationale verdragen. Het betreft onderzoek naar o.m. diergezondheid, voedselveiligheid, visserij, natuur en milieu, genetische bronnen en economische informatievoorziening. LNV stelt deze taken veilig door structurele financiering van faciliteiten en de uitvoering van dit onderzoek. Deze taken worden met de financiering vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten.

LNV ziet een belangrijke rol voor het onderwijs weggelegd in de beantwoording van beleidsgerelateerde kennisvragen, met name in regionale netwerken met het midden- en kleinbedrijf. LNV wil het onderwijs meer benutten als schakel tussen enerzijds (praktijk)onderzoek en LNV en anderzijds de regionale ontwikkelingen (bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, e.d.). LNV stimuleert genoemde regionale ontwikkelingen via de eerder bij 26.13 aangeduide regeling Innovatie Groen Onderwijs.

Betrokkenen moeten de juiste maatregelen kunnen treffen om aan doelstellingen van LNV-beleid te voldoen. Voor het communiceren met diverse doelgroepen worden voorlichtingsopdrachten verstrekt die aansluiten bij de LNV-hoofdthema's duurzaam ondernemen, veilig voedsel, levende natuur, vitaal platteland.

Instrumenten

• Subsidies, (Regeling subsidie Stichting DLO voor subsidie van onderzoeksprogrammering en wettelijke onderzoekstaken),

• aan instellingen voor onderzoeksprojecten,

• aan groene onderwijsinstellingen voor regionale groene innovatieprojecten,

• voor voorlichtingsprojecten).

Activiteiten

• Verstrekken van onderzoeksopdrachten.

• Doen uitvoeren van uitvoeringsovereenkomsten wettelijke onderzoekstaken.

• Via regionale kenniscirculatieprojecten, in samenwerking met bedrijfsleven en onderzoek, bevorderen van kennisdoorstroming, kennisbenutting en professionaliseren van het groen onderwijs als kenniscentrum.

• Verstrekken van voorlichtingsopdrachten.

Doelgroepen

Onderzoek- en onderwijsinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties

Prestaties

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
–Percentage positief beoordeelde onderzoeksprogramma's DLO 100% 2003 100% 100% LNV
–Aantal onderzoeken open programmering25 2004 25 stabiel  LNV
–Aantal stimuleringsprogramma's 65 2004 65 stabiel LNV
–Percentage jaarprogramma's WOT met positieve beoordeling 100% 2004 100% 100%  DLO
–Aantal regionale groene innovatieprojecten 31 2004 70 stabiel LNV
–Aantal voorlichtingsprojecten 402004 40 stabiel  LNV

27 Reconstructie

Algemene beleidsdoelstelling

Een vitaal platteland in de concentratiegebieden intensieve veehouderij met name in Zuid en Oost Nederland.

Omschrijving

Het rijk geeft de komende jaren prioriteit aan de reconstructie van de zandgebieden in Zuid- en Oost-Nederland (Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg). Het doel van deze reconstructie is het bevorderen van een goede ruimtelijke structuur, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos en landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur, alsmede het verbeteren van een goed woon-, werk- en leefklimaat en van de economische structuur.

Het rijk wil verder ruimte bieden voor de aanpak van knelpunten buiten de reconstructiegebieden in Zuid- en Oost-Nederland.

Grafiek 8: Procentuele verdeling uitgaven 2006 over operationele doelstellingen en apparaat

Reconstructie kst-30300-XIV-2-13.gif

Bijdrage van LNV

LNV faciliteert de provincies bij het tot stand komen van gebiedsgericht (integraal) beleid waarin de sectorale rijksdoelen gerealiseerd worden.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is verantwoordelijk voor het wettelijk kader, middelen voor de rijksdoelen en coördinatie van rijksinzet.

Succesfactoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van het bestuurlijke draagvlak, het formuleren van integraal werken als rijksdoel

Maatschappelijk effect

Indicator ReferentiewaardePeildatum Raming 2006 Streefwaarde Planning Bron
1.Aantal gereconstrueerde plattelandsgebieden in Zuid en Oost Nederland 0 1 januari 2005 p.m. 12x 2015

De beleidseffecten worden nader bepaald bij de evaluatie van de Reconstructiewet in 2006.

Verwijzing

Agenda Vitaal Platteland (TK 2003–2004, 29 576, nr. 1)

Voortgangsrapportages Reconstructie (TK 2004–2005, 29 200, nr. 76; TK 2004–2005, 29 200, nr. 14 en TK 2004–2005, 29 200, nr. 85)

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
27 Reconstructie2004 2005 2006 20072008 2009 2010
Verplichtingen 66 46030 818 45 178 130 363 117 224 111 074102 074
Uitgaven 31 424 48 326 51 241135 208 117 224 111 074 102 074
Programma-uitgaven 18 345 34 766 38 382 121 846103 793 97 643 88 643
–waarvan juridisch verplicht   21 494 68 234 58 124 54 68049 640
        
27.11 Uitvoeren reconstructie18 345 34 766 38 382 121 846 103 79397 643 88 643
–Flankerende maatregelen EHS0 0 853 68 389 48 240 50 224 47 167
–Duurzaam waterbeheer 0 1 497 9 3889 516 11 655 11 660 11 637
–Duurzame landbouw 0 0 0 17 338 29 535 29 54321 634
–Overige maatregelen 0 4 8002 260 1 903 5 828 5 830 5 819
–AVP 0 200 3 881 6 469 0 00
–Reconstructie algemeen 6 4176 609 2 587 2 786 2 385 2 386 4 386
–SGB UC 2001–2004 11 928 21 31018 713 12 645 3 000 – 2000 – 2000
–SGB UC 2005–2006 0 350 700 2 8003 150 0 0
        
Apparaatsuitgaven 13 07913 560 12 859 13 362 13 431 13 431 13 431
27.21 apparaat 160 187 179 178 178 178178
27.22 baten- lastendiensten 12 919 13 37312 680 13 184 13 253 13 253 13 253
Ontvangsten 286 3 570 3 650 0 0 00

Flexibiliteit van de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit kst-30300-XIV-2-14.gif

Toelichting op de apparaatsuitgaven

 Raming 2006
Ambtelijk Personeel Directie Platteland 162
Materieel15
Overig apparaat 2
Bijdrage aan DLG 12 680
Totaal apparaatuitgaven 12 859

Toelichting op de ontvangsten

 Raming 2006
EU-bijdragen reconstructie 3 650

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek OD's 20062007 2008 2009 2010
Effectonderzoek      
       
Overig onderzoek      
–Reconstructiewet27.11 X     
–Overgangscontract ILG 2005–2006 27.11 X     

27.11 Uitvoeren reconstructie

Motivering

Twaalf vitale plattelandsgebieden in Zuid en Oost Nederland. Er is sprake van een gestapelde problematiek. Zonder integrale aanpak geen duurzame ontwikkeling van landelijk gebied.

Het rijk hecht veel waarde aan de reconstructie van de zandgebieden en heeft daarom extra middelen uitgetrokken voor de realisatie ervan. De reconstructie zandgebieden is als zodanig geen rijksdoel, maar een gebiedscategorie waarbinnen diverse doelen worden gerealiseerd. De rijksdoelstellingen van de reconstructie voor de zandgebieden liggen op het terrein van:

a. Flankerende maatregelen voor de EHS;

b. Duurzame landbouw;

c. Duurzaam waterbeheer;

d. Overige maatregelen.

Instrumenten

• Wet- en regelgeving (Reconstructiewet)

• Subsidies (Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB), (land)inrichting, Verplaatsing Intensieve Veehouderij)

Activiteiten

• Afsluiten Uitvoeringscontracten met de vijf reconstructieprovincies

• Monitoren en evalueren uitvoering

• Implementatie EU beleid zoals Kaderrichtlijn Water

Doelgroepen

Bedrijven en burgers (bewoners en recreanten (via de provincies)).

Prestaties

Afbakening & invulling van de indicatoren volgt na de oplevering van het MJP-2 (onderdeel van Agenda Vitaal Platteland) in februari 2006.

2.3 De niet-beleidsartikelen

28 Nominaal en onvoorzien

Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Budgettaire gevolgen

Bedragen x € 1 000
28 Nominaal en onvoorzien2004 2005 2006 2007 20082009 2010
Verplichtingen0 – 4 397– 9 115 – 13 073 – 13 143 – 13 203– 13 233
Uitgaven0 – 4 397 – 9 115– 13 073 – 13 143 – 13 203 – 13 233
28.11 Prijsbijstelling0 0 0 0 0 0 0
28.12 Loonbijstelling0 0 0 0 0 0 0
28.13 Onvoorzien0 – 4 397 – 9 115– 13 073 – 13 143 – 13 203 – 13 233
Ontvangsten       

28.11 Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de uit de aanvullende post prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt tot toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen. Deze toerekening van de prijsbijstelling 2005 heeft inmiddels plaatsgevonden.

28.13 Onvoorzien

Onder artikel 28.13 «Onvoorzien» is de PIA inkooptaakstelling opgenomen waarmee de LNV-begroting is verlaagd. Deze is nog niet verdeeld over de artikelen.

29 Algemeen

Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma, toegelicht die niet vallen onder de beleidsartikelen. Dit betreft de apparaatsuitgaven van een aantal algemene onderdelen van het kerndepartement, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen door onder meer de productschappen.

Grafiek 9: Procentuele verdeling uitgaven 2006 over operationele doelstellingen en apparaat

Algemeen kst-30300-XIV-2-15.gif

Budgettaire gevolgen

Bedragen x € 1 000
29 Algemeen2004 2005 2006 2007 2008 20092010
Verplichtingen247 143 210 255 207 424205 833 205 763 208 582 208 333
Uitgaven247 145 210 251 207 420 205 829205 759 208 578 208 329
Programma-uitgaven43 422 42 956 41 079 40 68040 680 40 680 40 680
29.11 Internationale contributies6 406 8 623 7 420 7 421 7 4217 421 7 421
29.12 Uitvoering van EU-maatregelen37 016 34 333 33 659 33 25933 259 33 259 33 259
Apparaatsuitgaven203 723167 295 166 341 165 149 165 079 167 898167 649
29.21 Apparaat171 403 167 295 158 094156 901 156 834 159 653 159 404
29.22 Baten-lastendiensten32 320 0 8 247 8 248 8 2458 245 8 245
Ontvangsten474 161 290 814284 534 284 334 284 334 284 334284 334

29.11 Internationale contributies

LNV voldoet jaarlijks aan de contributieverplichtingen uit hoofde van het Nederlands lidmaatschap van internationale organisaties die zich bewegen op het beleidsterrein van LNV. De contributie aan de FAO (Food and Agricultural Organisation) van de Verenigde Naties is veruit de grootste en behelst ca. 80 procent van het budget voor internationale contributies. De FAO-contributie wordt toegerekend aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Dit is het cluster van buitenlanduitgaven en -ontvangsten op de rijksbegroting.

29.12 Uitvoering van EU-maatregelen

Op dit artikel worden uitgaven geraamd die samenhangen met de uitvoering van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie. Concreet gaat het hier om de interventiekosten, de medebewindskosten, de uitgaven uit hoofde van de apurementprocedure en de kosten van schikkingen die samenhangen met de uitvoering van de Regeling Superheffing. Onder «interventiekosten» worden de kosten van in-, op- en uitslag verstaan van de marktordeningproducten zuivel, rundvlees en granen.

De medebewindskosten betreffen de vergoedingen voor taken die door de productschappen in medebewind worden verricht. Deze taken omvatten de uitvoering van maatregelen in het kader van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie en hebben in hoofdzaak betrekking op het opleggen van heffingen, het verlenen van exportrestituties, alsmede de administratie hiervan.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
Personeel algemene leiding en stafdirecties 33 491
Personeel overige directies 30 417
Materieel 32 738
Materieel Ministerie algemeen en huisvesting 34 632
Overig personeel en post-actieven26 816
Bijdrage aan AID 8 247
Totaal apparaatsuitgaven 166 341

Personeel algemene leiding en stafdirecties betreffen de personele uitgaven van de algemene leiding en de stafdirecties Bureau Bestuursraad, Personeel en Organisatie, Financieel Economische Zaken, Informatiemanagement en Facilitaire Zaken, de Auditdienst en de directie Voorlichting.

Personeel overige directies betreffen de personele uitgaven voor de directies Juridische Zaken, Internationale Zaken (inclusief de vertegenwoordiging buitenland) Regionale Zaken en de projectdirecties.

Op dit artikel worden tevens de algemene concernbrede materiële uitgaven geraamd, zoals huisvestings- en automatiseringsuitgaven, die niet zijn toe te rekenen aan de beleidsartikelen.

Voorts wordt geraamd de bijdrage voor opsporingsactiviteiten van de AID. Voor deze activiteiten is vooraf niet aan te geven ten laste van welk beleidsartikel een opsporingsonderzoek plaats vindt. In het jaarverslag zal deze toedeling naar beleidsartikelen voor de opsporingsactiviteiten wel plaatsvinden.

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Raming 2006
Landbouwheffingen 269 999
EU-ontvangsten 5 685
Overige ontvangsten 8 850
Totaal ontvangsten 284 534

De ontvangsten hebben met name betrekking op de landbouwheffingen. In de bijlage Europese geldstromen worden de ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen nader toegelicht. Daarnaast worden op dit artikel ontvangsten geraamd voor de uitvoering van EU-landbouwmaatregelen. Tot slot is sprake van diverse overige ontvangsten, met name apparaatsontvangsten.

3 BEDRIJFSVOERING

Houtskoolschets

Najaar 2002 is binnen LNV de houtskoolschets uitgebracht. Dit was de start van een verandertraject waarmee LNV slank, maar slagvaardig de agenda voor de toekomst tegemoet kon treden. De afloop van het ingeslagen traject met grote operationele, organisatorische en personele gevolgen voor het ministerie is voorzien in 2006. Uit de tussenstand die in 2005 is opgemaakt blijkt dat de taakstellingen direct voortvloeiend uit de regeerakkoorden van de Kabinetten Balkenende I en II, zijn gehaald. Ook voor de verdergaande maatregelen, waarin de houtskoolschets voorzag, ligt LNV op koers. De herinrichting van de organisatie nadert voltooiing, waaronder grote fusies om te komen tot de Dienst Regelingen en de Voedsel en Warenautoriteit, met navenante vorming tot baten-lastendiensten. Daarnaast zijn de ICT-uitvoeringstaken gebundeld in de Dienst ICT-Uitvoering (DICTU).

Verantwoording over de bedrijfsvoering

Als vervolg op het interdepartementaal beleidsonderzoek Regeldruk en controletoren en in lijn met het Kabinetsstandpunt ter zake, wordt de verantwoording over de bedrijfsvoering anders ingericht. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag 2006 worden voor het inzicht en oordeelsvorming van de Staten-Generaal relevante tekortkomingen vermeld. Dit betreffen in ieder geval tekortkomingen op het terrein van het financieel beheer, rechtmatigheid van de uitgaven en de totstandkoming van de beleidsinformatie.

Baten-lastensysteem

Bij LNV vindt in nauwe samenwerking met Financiën de rijkspilot «Baten-Lasten voor het kerndepartement» plaats. Het doel hiervan is het verwerven van inzicht met betrekking tot de meerwaarde van het baten-lastenstelsel voor de rijksoverheid. Een van de kernvragen daarbij is of de bedrijfsvoering van het kerndepartement doelmatiger wordt door het hanteren van dit administratief systeem en de bijbehorende uitgangspunten. Het eerste baten-lasten product van deze pilot zal een baten-lasten verantwoording over het jaar 2007 zijn, overigens naast de reguliere kas-verplichtingen verantwoording. Daarnaast zal er in deze pilot bij LNV een uitgesproken aandacht bestaan voor het hanteren van kosten-baten analyses bij beleidsnota's.

Vorming van één betaalorgaan

Voor de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is besloten tot de vorming van één betaalorgaan. De Dienst Regelingen (DR) zal deze taak gaan invullen. Daartoe neemt DR taken in verband met het uitvoeren van betalingen, thans uitgevoerd door de productschappen HPA, PT, PVE en PZ over. De taken in verband met het betalingsgereed maken van de aanvragen blijven bij de productschappen als gedelegeerde organen.

Doelstelling van deze operatie is om op termijn synergievoordelen te behalen en aan te sluiten bij de wens van de Europese Commissie om het aantal betaalorganen per lidstaat te verminderen.

Voor de geplande realisatie per 16 oktober 2006 is een projectorganisatie ingericht. De datum van 16 oktober is gekozen omdat deze aansluit bij het begin van het Europees boekjaar.

P-Direkt

Het kabinet heeft besloten om de personeelsregistratie en de salarisadministratie te bundelen in de shared service organisatie P-Direkt. De voorbereidingen op de komst van P-Direkt zijn binnen LNV in volle gang, onder meer door de invoering van Emplaza en de digitalisering van de personeelsdossiers. Nadat de definitieve organisatie van P-Direkt vast staat wordt gestart met de uitvoering van het plan van aanpak en het daarbij horende reorganisatie- en veranderingsproces. Veel van de gedefinieerde projecten starten in het najaar 2005 en zullen tot eind 2006 doorlopen.

Interdepartementaal HR Ontwikkel- en Expertisecentrum (OC/EC)

Doel van het interdepartementaal HR Ontwikkel- en Expertisecentrum (OC/EC) is efficiency- en kwaliteitsverbetering van de HR-functie binnen het Rijk door het gezamenlijk met alle departementen ontwikkelen van HR-instrumenten en het bundelen van de op de verschillende departementen aanwezige expertise. LNV participeert in de opbouwfase die loopt tot 1 januari 2007, waarna het OC/EC van start kan gaan. De participatie bestaat uit een financiële en personele bijdrage aan het opbouwtraject. Voor LNV zal de SG als formele opdrachtgever richting OC/EC fungeren. Het formele besluit tot oprichting van het OC/EC, alsmede besluiten over deelname aan de verschillende taakgebieden, worden in het kader van medezeggenschapsprocedure voor advies voorgelegd aan de departementale ondernemingsraad.

Programma elektronische dienstverlening (EDV)

Het programma elektronische dienstverlening (EDV) beoogt de elektronische dienstverlening aan de doelgroepen van LNV gestructureerd en versneld uit te bouwen. De ambitie hierbij is om iedere nieuwe of vernieuwde regelgeving volledig elektronisch ondersteund aan te bieden. Dit geeft tevens invulling aan een aantal acties uit het Programma Andere Overheid.

Programma Andere Overheid

LNV heeft in het kader van het Programma Andere Overheid een departementale takenanalyse uitgevoerd. De uitkomsten van deze takenanalyse zijn in lijn met het bestaande beleid. De Kamer wordt over deze takenanalyse en de uitwerking hiervan separaat geïnformeerd.

4 DIENSTEN DIE EEN BATEN-LASTENSTELSEL VOEREN

Algemene Inspectiedienst (AID)

Profiel

De Algemene Inspectiedienst (AID) is de controle- en opsporingsdienst van LNV. Kerntaak van de dienst is handhaving van de wet- en regelgeving op de beleidsterreinen van LNV. Onder handhaving wordt «het geheel van activiteiten gericht op de bevordering van naleving van wet- en regelgeving» verstaan. In het kader van de uitvoering van deze taak beschikken de ambtenaren AID over toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden worden in onderlinge samenhang ingezet. Opsporing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2006

Algemene Inspectiedienst
Bedragen x € 1 000200520062007200820092010
Baten      
opbrengst moederdepartement 55 231 57 418 56 474 53 62653 625 53 625
opbrengst derden 540 500 500500 500 500
rentebaten 19 40 40 4040 40
buitengewone baten 0 0 0 0 00
exploitatiebijdrage 0 0 0 0 0 0
Totaal baten55 79057 95857 01454 16654 16554 165
       
Lasten      
apparaatskosten      
*personele kosten 37 81640 805 39 959 37 397 37 443 37 793
*materiele kosten 14 187 12 743 12 66512 207 12 234 12 378
rentelasten 377 344340 314 265 265
afschrijvingskosten      
*materieel 2 4743 375 3 132 3 186 3 253 3 096
*immaterieel 920 658 849 1 039918 591
dotaties voorzieningen 0 0 0 00 0
buitengewone lasten 0 0 0 0 0 0
Totaal lasten55 77457 92556 94554 14354 11354 123
       
Saldo van baten en lasten163369235242

Toelichting

Baten

Opbrengst moederdepartement

Van het moederdepartement wordt jaarlijks een opdracht ontvangen, zoals afgesproken in het aansturingprotocol AID. De opbrengst van de AID wordt gevormd door te leveren diensten in aantallen productieve uren te vermenigvuldigen met de vastgestelde prijs en de parameter voor de kwaliteit. Voor de omzet van de AID is uitgegaan van de bedragen zoals opgenomen in de meerjarenbegroting LNV.

Uit de volgende tabel valt af te lezen hoe de totale omzet van de AID over de vijf producten is verdeeld. In verband met EU regelgeving (Cross Compliance) wordt verwacht dat er de komende jaren een verschuiving zal optreden van controle naar verificatie. Bij de overige productgroepen wordt geen ingrijpende verschuiving verwacht.

Producten en omzetaandeel
 Aandeel in omzet 2005 (%) Aandeel in omzet 2006 (%)
Product   
Controle 70,5 67,5
Verificatie 13 16
Opsporing 13 14
Beleidsadvisering 3 2
Handhavingscommunicatie 0,50,5

Opbrengst derden

De opbrengsten derden hebben voornamelijk betrekking op gebruik van dienstauto's door medewerkers, subsidies voor investeringen in handhavingsinstrumentarium door de Europese Cie en dienstverlening aan andere handhavingorganisaties.

Rentebaten

De rentebaten worden verkregen uit het positieve saldo op de rekening courant en het plaatsen van termijndeposito's. Er is gerekend met de rentetarieven voor deposito's welke, afhankelijk van de looptijd, variëren van 1,86 tot 1,89%.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten hebben betrekking op de salariskosten van zowel vast als tijdelijk personeel.

Voor 2006 is uitgegaan van een gemiddelde personele formatie van 775 fte. De gemiddelde personele bezetting zal zich ontwikkelen naar gelang de omvang van de opdracht die de komende jaren door de opdrachtgevers bij de AID wordt neergelegd. De meerjarenbegroting laat een dalende trend zien, welke vanaf het jaar 2008 resulteert in een personele bezetting van circa 715 fte.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan uit beleidsondersteunende specifieke kosten (1,4 mln. euro), de directe kosten voor de operationele uitvoering (6,3 mln. euro) en indirecte kosten (5,1 mln. euro).

Specifieke kosten hebben betrekking op (veelal) constante kosten die een specifieke en eenduidige relatie hebben met één product. Een voorbeeld hiervan zijn de kosten die het gevolg zijn van externe ondersteuning bij visserijcontroles. Directe materiële kosten hebben een direct, ondersteunend verband met de uitvoering van een bepaalde controle- of opsporingsactiviteit. Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten van dienstauto's, telefonie en dergelijke. Indirecte materiële kosten hebben slechts een indirecte relatie met de uitvoering van de primaire processen. Hiertoe behoren derhalve ook alle materiële kosten van de overhead.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit de financiering van de investeringen van de AID via de leen- en depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën. In het overzicht van baten en lasten is uitgegaan van een rentepercentage van 3,2 %.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten hebben betrekking op de materiële en immateriële vaste activa. In de balans wordt hierin onderscheid gemaakt. De materiële zijn tastbaar, de immateriële hebben met name betrekking op software en het bedrijfsinformatiesysteem SPIN. De afschrijvingskosten volgen uit de geraamde boekwaarde van de activa per 1 januari van elk jaar en uit het investeringsprogramma van de AID. Het investeringsprogramma is afgestemd op een continuering van de bedrijfsvoering en heeft met name betrekking op vervangingsinvesteringen voor de operationele uitvoering. Er worden op dit moment geen bijzondere uitbreidingsinvesteringen voorzien. De afschrijvingen vinden lineair plaats. De afschrijvingstermijn van de activa varieert afhankelijk van het type activa van 3 tot 10 jaar. Hierbij worden de richtlijnen van het departement van Financiën gevolgd.

Saldo van baten en lasten

Er wordt op dit moment jaarlijks een beperkt positief saldo van baten en lasten voorzien. Dit zal leiden tot de opbouw van een gering Eigen Vermogen.

Kasstroomoverzicht 2006

Algemene Inspectiedienst
Bedragen x € 1 0002005 2006 2007 2008 2009 2010
1.Rekeningcourant RHB 1 januari (incl. deposito)0– 186– 277– 257– 164– 250
       
2.Totaal operationele kasstroom 3 6704 068 3 903 4 144 4 141 3 651
       
3a.-/- totaal investeringen 5 775 4 4803 295 3 295 3 295 3 295
3b.+ totaal boekwaarde desinvesteringen 222 150 150 150150 150
3.Totaal investeringskasstroom– 5 553 – 4 330 – 3 145 – 3 145– 3 145 – 3 145
       
4a.-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement 7 969 0 0 0 00
4b.+ eenmalige storting door moederdepartement0 0 0 0 0 0
4c.-/- aflossingen op leningen 4 078 4 309 4 033 4 201 4 3773 695
4d.+ beroep op leenfaciliteit 13 7444 480 3 295 3 295 3 295 3 295
4.Totaal financieringskasstroom 1 697 171– 738 – 906 – 1 082 – 400
       
5.Rekeningcourant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)– 186– 277– 257– 164– 250– 144

Toelichting

Bij de investeringen wordt onderscheid gemaakt in vervangings- en uitbreidingsinvesteringen. Voor 2006 worden investeringen voorzien met een totale omvang van € 4,5 mln. De vervangingsinvesteringen hebben hoofdzakelijk betrekking op de vervanging van materiële vaste activa (€ 3,2 mln.). Voorts is voor uitbreidingsinvesteringen in 2006 een bedrag begroot ter hoogte van € 1,1 mln. Deze zijn met name het gevolg van de doorloop van kwaliteitsverhogende automatiseringsprojecten welke in 2005 van start zijn gegaan.

Gepoogd wordt om de jaarlijkse investeringen op termijn in de pas te laten lopen met de jaarlijkse afschrijvingen.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Profiel

De Dienst Landelijk Gebied is een uitvoerende dienst van LNV die in opdracht van het rijk, provincies en andere overheden beleid voor het inrichten van groene gebieden voor Natuur, Recreatie, Milieu en Landbouw, vertaalt naar uitvoering in concrete projecten. DLG verwerft hiervoor gronden, richt die gronden opnieuw in en draagt gebieden vervolgens over aan gebiedsbeherende instanties en agrariërs. Daarnaast worden geldstromen bij elkaar gebracht. DLG zoekt naar samenwerking en oplossingen die passen bij de (bestuurlijke) wensen en de eigenschappen van het gebied. Als EU-betaalorgaan is DLG verantwoordelijk voor het uitbetalen van een breed scala aan POP-regelingen.

De producten van DLG ten behoeve van LNV en provincies zijn gericht op uitvoeren van beleid dat is vastgelegd in de LNV-begroting in de artikelen 21 Duurzaam ondernemen, 22 Agrarische ruimte, 23 Natuur en 24 Landschap en recreatie.

DLG werkt DLG ook in opdracht van o.a. de ministeries van V&W en VROM en in opdracht van andere overheden.

Het werkgebied van DLG is zeer divers. DLG werkt aan ruim 150 gebiedsgerichte projecten in het landelijk gebied. Waar voorheen projecten een lange looptijd hadden, zijn de landinrichtingsprojecten tegenwoordig opgeknipt in termijnen met kortere doorlooptijden. Daarbij worden steeds vaker nieuwe media als internet en GIS-visualisaties ingezet.

DLG stimuleert en begeleidt grondeigenaren zoveel mogelijk om gronden vrijwillig te ruilen. Eén derde van de groenprojecten van DLG ligt binnen een straal van 10 km van de grote steden. DLG helpt steden (zoals Rotterdam en Breda) met ontwikkelingsgericht werken, PPS-constructies en anticiperend aankopen, de groenprojecten in de stadsranden te realiseren. DLG koopt daarnaast grond aan voor de realisatie van de EHS.

De invoering van het ILG betekent onder meer dat de provinciale besturen een nog belangrijkere rol krijgen in de opdrachtverstrekking aan DLG. De aansturing, werkprocessen en wijze van verantwoording van DLG veranderen hierdoor substantieel.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2006

Dienst Landelijk Gebied
Bedragen x € 1 000 2004120052006 2007 2008 2009 2010
Baten       
Opbrengst moederdepartement 71 38877 130 73 709 74 504 75 253 75 253 75 253
Opbrengst overige departementen 1 559 1 821 1 9322 018 2 108 2 202 2 313
Opbrengst derden11 033 8 518 9 039 9 440 9 861 10 29910 820
Rentebaten 97 292 292 292 292292 292
Buitengewone baten 0 0 0 0 00 0
Exploitatiebijdrage 0 0 0 0 0 00
Verborgen opbrengsten 6 646 6 800 6 8006 800 6 800 6 800 6 800
Totaal baten90 72394 56291 77293 05494 31494 84695 478
        
Lasten       
Apparaatskosten       
*personeel 60 87065 415 58 970 59 570 60 143 60 544 60 160
*materieel 14 922 16 982 19 72618 376 17 332 18 055 19 394
Rentelasten 259411 621 854 950 803 734
Afschrijvingskosten       
*materieel 2 5482 720 2 508 3 071 4 189 3 880 4 154
*immaterieel 918 1 785 2 698 3 9334 451 4 313 3 787
Dotaties aan voorzieningen2 238 450 450 450 450 450 450
Buitengewone lasten 0 0 0 0 0 0 0
Verborgen lasten 6 646 6 800 6 800 6 8006 800 6 800 6 800
Totaal lasten88 40194 56291 77293 05494 31494 84695 478
        
Saldo van baten en lasten2 322000000

1 Slotwet.

Toelichting

Baten

Het moederdepartement geeft jaarlijks een opdracht aan DLG, zoals afgesproken in het aansturingprotocol DLG. In die opdracht wordt vastgesteld welke werkzaamheden DLG verricht en welke bijdrage van het moederdepartement hiervoor wordt ontvangen.

De opbrengsten overige departementen hebben voornamelijk betrekking op het ministerie van Verkeer en Waterstaat en samenwerkingsverbanden tussen diverse departementen.

De opbrengsten derden hebben voornamelijk betrekking op provincies en samenwerkingsverbanden waarin ook gemeenten en waterschappen participeren.

Rentebaten: gerekend is met 1,07% rente.

De verborgen opbrengsten betreffen huisvestingskosten, voor zover deze kosten en opbrengsten niet via de rekening van DLG lopen.

Lasten

De personele kosten hebben betrekking op de salariskosten van zowel vast als tijdelijk personeel. De gemiddelde sterkte ambtelijk personeel is geraamd op 1226 fte.

Daarnaast zijn er kosten geraamd voor de inhuur van derden om werk te kunnen uitvoeren. Het betreft o.a. kosten verband houdend met het onderhoud van de geautomatiseerde systemen.

De materiële kosten bestaan uit personeelsgerelateerde kosten (reis- en verblijfskosten, opleidingskosten) 22%, bureaukosten 14%, huisvestingskosten 38%, automatiseringsuitgaven 9% en overige kosten (waaronder diensten derden) 10%. Onder de materiële kosten vallen ook de (additionele) uitvoeringskosten voor opdrachten van het moederdepartement en voor opdrachten voor tweeden en derden, 6%.

De rentelasten vloeien voort uit de financiering van de investeringen van DLG via de leen- en depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën. De gehanteerde rentepercentages zijn: 3 jaar: 2,69% 4 jaar: 2,98% 7 jaar: 3,70%.

De afschrijvingskosten hebben betrekking op materiële en immateriële vaste activa. De afschrijvingskosten volgen uit de boekwaarde van de activa en uit het investeringsprogramma van DLG. De afschrijvingen vinden lineair plaats met een afschrijvingstermijn van 3 tot 7 jaar.

Onder de materiële activa vallen onder andere kantoorverbouwingen en kantoorinventaris, beide met een afschrijvingstermijn van 7 jaar, en computerhardware met een afschrijvingstermijn van 4 jaar. De immateriële vaste activa betreffen voor het grootste deel software uit eigen ontwikkeling met een afschrijvingstermijn van 4 jaar en daarnaast uit softwarelicenties die in 3 jaar worden afgeschreven. Deze software is door extern personeel ontwikkeld.

Dotaties aan voorzieningen: als dotaties aan voorzieningen zijn opgenomen: wachtgeld en dubieuze debiteuren.

De verborgen lasten betreffen huisvestingskosten, voor zover deze kosten en opbrengsten niet via de rekening van DLG lopen.

Kasstroomoverzicht 2006

Dienst Landelijk Gebied
Bedragen x € 1 000200412005 2006 2007 2008 20092010
1.Rekeningcourant RHB 1 januari07 9857 9857 9857 9857 9857 985
        
2.Totaal operationele kasstroom 12 9084 505 5 206 7 004 8 640 8 193 7 940
        
3a.-/- totaal investeringen 2 691 10 06010 040 13 600 5 800 3 300 9 024
3b.+ totaal boekwaarde desinvesteringen 0 00 0 0 0 0
3.Totaal investeringskasstroom – 2 691 – 10 060– 10 040 – 13 600 – 5 800 – 3 300– 9 024
        
4a.-/- uitkering aan moederdepartement 0 0 0 0 0 0 0
4b.+ storting door moederdepartement 0 0 00 0 0 0
4c.-/- aflossingen op leningen5 965 4 505 5 206 7 004 8 640 8 1937 940
4d.+ beroep op leenfaciliteit 3 73310 060 10 040 13 600 5 800 3 300 9 024
4.Totaal financieringskasstroom – 2 2325 555 4 834 6 596 – 2 840 – 4 8931 084
        
5.Rekeningcourant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)7 9857 9857 9857 9857 9857 9857 985

1 Slotwet.

Toelichting

De stijging van de operationele kasstroom (vanaf 2006) wordt met name veroorzaakt door stijging van de afschrijvingskosten als gevolg van investeringen.

De investeringen betreffen vervangingsinvesteringen van bestaande materiële en immateriële vaste activa. Het bedrag voor 2006 is als volgt opgebouwd:

– Verbouwingen € 2,61 mln

– Hard- en software, inventaris, overige materiële vaste activa € 1,92 mln

– Immateriële vaste activa (software uit eigen ontwikkeling) € 5,51 mln

Prestaties

De prestaties die DLG levert worden gevormd door het aantal directe uren per product/dienst waartoe DLG een opdracht heeft verkregen en de daarmee bereikte resultaten.

 Uren en % van totaal uren 
Producten Realisatie 2004 Raming 2005  Raming 2006  
Verwerving grond101 251 11% 117 589 11% 117 078 12%
Vervreemding grond 16 781 2% 21 380 2%19 513 2%
Exploitatie grond 23 429 3%21 380 2% 19 513 2%
Planvorming 126 36414% 192 418 18% 107 321 11%
Planuitvoering331 277 36% 416 906 39% 370 746 38%
Adviezen aanvragen 53 721 6% 85 519 8%48 782 5%
Uitvoering subsidieregelingen 98 97611% 106 899 10% 78 052 8%
Advisering algemeen en beleid 145 573 16% 74 829 7%146 347 15%
Informatieverstrekking 13 334 1%32 070 3% 68 295 7%
Totaal 910 707100% 1 068 990 100% 975 648 100%
 Aantallen   
Producten PrestatieRealisatie 2004 Raming 2005 Raming 2006
Verwerving grond Ha verworven 5 060 7 028 6 414
Vervreemding grond Ha vervreemd 7 940 6 0845 553
Exploitatie grond Ha gemiddeld in bezit 41 40045 733 41 740
Planvorming Ha onderhanden 283 800381 807 348 469
Planuitvoering Ha onderhanden670 920 615 832 562 059
Adviezen aanvragenGeleverde adviezen aanvragen 9 313 7 447 6 797
Uitvoering subsidieregelingen N.v.t.    
Advisering algemeen en beleid Schriftelijke Adviesopdrachten 1e, 2e en 3e128 159 146
Informatieverstrekking N.v.t.    

De cijfers geven het resultaat van de realisatie over 2004 alsmede een raming van de indicatoren over 2005 en 2006. De prestatie-indicatoren geven een beeld van wat DLG realiseert met de inzet van uren op de verschillende producten van DLG. Daar de inzet van aantallen uren per product niet geheel door DLG is te beïnvloeden maar deze wel een directe relatie hebben met de daar tegenover staande prestaties, is DLG niet af te rekenen op verschuivingen in prestaties.

De grondverwervingtransacties die plaatsvinden in het bedrijfsproces Omzetten grond worden verricht door het ZBO Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). De medewerkers van DLG voeren de werkzaamheden uit voor BBL.

De cijfers m.b.t. grond hebben betrekking op opdrachten van eersten, tweeden en derden en zijn excl. toedeling en inbreng van het Bureau Beheer Landbouwgronden in landinrichtingsprojecten.

Door een meer gedetailleerde planning van adviesopdrachten t.b.v. LNV is het aantal adviesopdrachten flink gestegen. Projecten die DLG uitvoert dragen veelal bij aan realisatie van meerdere beleidsartikelen. Producten zijn daarom niet rechtstreeks aan één artikel te koppelen.

Doelmatigheidsgegevens

 2004 Raming 2005 Raming 2006
Gemiddeld aantal direct productieve uren per fte werkzaam in de projecten1 0571 1201 160
Verhouding tussen directe en indirecte uren 63% : 37% 64% : 36% 65% : 35%
Verhouding tussen directe en indirecte uren, waarbij financiële toeslag is toegerekend aan de directe uren 67% : 33%68% : 32% 69% : 31%
Gemiddelde prijs per uur (LNV tarief) € 85,68 € 86,60 pm

Door de reorganisatie in 2005 stijgt het aantal direct productieve uren per fte in de projecten sneller dan op basis van de verhouding tussen directe en indirecte uren te verwachten is.

In de uurcalculatie voor 2004 is een gemiddelde prijs per uur berekend van € 86,91. Door meer opdrachten en meer opbrengst van tweeden en derden en lagere kosten is de gerealiseerde gemiddelde prijs per uur in 2004 lager.

Met betrekking tot de kwaliteit van DLG worden – naast monitoring met behulp van de genoemde indicatoren – ook kwaliteitsaudits uitgevoerd door onder meer de afdeling interne controle, die nagaat of er conform de wet- en regelgeving door DLG wordt gewerkt. Daarnaast voert de Europese Commissie ten aanzien van betaalorgaanactiviteiten inspecties uit op de werkwijze en uitvoering van DLG.

In 2007 zal de eerste evaluatie van doelmatigheid, doeltreffendheid, transparantie en kwaliteit van bedrijfsvoering over de jaren 2004, 2005 en 2006 plaatsvinden.

Plantenziektenkundige Dienst (PD)

Profiel

De Plantenziektenkundige Dienst (PD) bewaakt en bevordert de gezondheid van planten vanuit een internationale context. De kerntaak van de PD is het weren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen. Hiermee wordt beoogd een duurzame, concurrerende en veilige land- en tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlandse landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkomen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage. Hiertoe levert de PD de volgende producten: inspecties, diagnoses, beschikkingen audits, adviezen aan beleidsdirecties en adviezen in opdracht van derden.

De wettelijke basis van de werkzaamheden van de PD ligt besloten in de Plantenziektenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet, Europese regelgeving en internationale verdragen.

Alle producten en diensten van de PD worden in beginsel via tarieven in rekening gebracht bij de bedrijven waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Indien het (wettelijk) niet mogelijk is kosten aan het bedrijfsleven door te berekenen komen deze ten laste van de opdrachtgever doorgaans LNV. De bijdrage van LNV aan het agentschap PD wordt geraamd op beleidsartikel 21 (Duurzaam ondernemen).

In 2005 is het project Plantkeur gestart. In dit project worden de mogelijkheden van het overdragen van PD-taken naar bestaande keuringsinstellingen nader uitgewerkt. Met de eventuele gevolgen van dit project is in onderstaande begroting nog geen rekening gehouden.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2006

Plantenziektenkundige Dienst
Bedragen x € 1 0002004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Baten       
Opbrengst moederdepartement 16 337 14 103 11 798 11 68111 681 11 681 11 681
Opbrengst overige departementen     
Opbrengst derden 13 12415 421 14 700 14 700 14 700 14 700 14 700
Rentebaten 51505050505050
Buitengewone baten  381     
Totaal baten29 51229 95526 54826 43126 43126 43126 431
        
Lasten       
Apparaatskosten       
*personeel 17 53518 689 19 314 16 331 16 331 16 331 16 331
*materieel 10 224 10 437 9 9008 900 8 900 8 900 8 900
Rentelasten 178175 150 150 150 150 150
Afschrijvingskosten       
*materieel 623 572570 570 570 570 570
*immaterieel414 451 450 450 450 450 450
Dotaties voorzieningen 139 30 30 30 30 30 30
Buitengewone lasten        
Totaal lasten29 11330 35430 41426 43126 43126 43126 431
        
Saldo van baten en lasten399– 399– 3 8660000

Toelichting

Baten

De opbrengst moederdepartement van € 11,8 mln. betreft een vergoeding voor het uitvoeren van fytosanitaire en kwaliteitsregelgeving, beleidsondersteuning en de verandertrajecten waarmee de Plantenziektenkundige Dienst te maken heeft.

Het eerste betreft hier activiteiten gericht op uitroeien, beheersen en monitoring van Quarantaine of quarantaine waardige organismen (q-organismen). Daarnaast levert de PD fytosanitaire beleidsondersteuning gericht op geïntegreerde gewasbescherming en beleidsondersteuning op het gebied van het biodiversiteit en genetisch gemanipuleerde organismen.

Het verandertraject hangt samen met organisatorische veranderingen bij de PD en heeft onder andere betrekking op de implementatie van het herexamen agentschap, de huisvesting van Diagnostiek en het project Plantkeur.

De opbrengst derden worden geraamd op € 14,7 mln.

Hieronder volgt een specificatie van de opbrengsten derden (x € 1 000):

Omschrijvingenbedragen
Starttarief 6 637
Zendingsinspecties weren en vrijwaren * 3 068
Zendingsinspecties RC snijbloemen1 056
Zendingsinspecties RC Groenten en fruit 1 011
Bedrijfs- en perceelsinspecties derden 544
Certificaten zonder inspectie 28
Gewasbeschermingsbeschikkingen255
Samengestelde audits 260
Enkelvoudige audits 41
Adviezen 1 252
Diagnoses 548
Totaal14 700

* Met weren wordt bedoeld import. Met vrijwaren export.

Zendingsinpsecties: de belangrijkste vergoeding wordt verkregen uit import- exportinspecties.

Adviezen: de PD levert een belangrijke bijdragen aan capacity building en twinning in het kader van kennisoverdracht.

Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen: voor het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen geven wij adviezen over de toelaatbaarheid van bestrijdingsmiddelen op basis van de dossiers die de toelatinghouder bij het CTB heeft ingeleverd. De PD richt zich hierbij met name op evaluatie van de landbouwkundige deugdelijkheid.

Detectie en identificatie van Q-organismen: o.a. in het kader van import en exportinspecties maar ook op verzoek van derden wordt plantaardig materiaal onderzocht op q-organismen.

Lasten

De personeelskosten van € 19,3 mln. zijn gebaseerd op een formatie van 384 fte (waarvan 314,4 fte ten behoeve van going concern, 35 fte betrekking heeft op het verandertraject en 34,6 fte op tijdelijk personeel) en 11,5 fte consultancy.

De materiële kosten bedragen in 2006 € 9,9 mln. Deze kosten bestaan o.a. uit de huisvestingskosten (huur RGD, onderhoud, gas, water en licht; circa 38%) onderhoud ICT (circa 12%), bureau- en laboratoriumbenodigdheden (circa 24%), en overige personeelskosten (circa 12%).

De rentelasten hebben met name te maken met de initiële lening en de lening voor nieuwe investeringen.

De afschrijvingskosten bedragen in 2006 € 1,02 mln. De afschrijvingskosten zijn uitgesplitst naar materiele en immateriële afschrijvingen. De gehanteerde afschrijvingstermijn voor investeringen in automatiseringsapparatuur en datacommunicatie (0,45mln) bedraagt 3 jaar. De gebruikte afschrijvingstermijn voor investeringen in inventaris, installaties laboratorium en telecommunicatieapparatuur ( 0,35 mln) is 5 jaar en afschrijvingen op inventaris (0,22 mln) is 10 jaar.

De dotatie aan voorzieningen betreffen dotaties assurantie eigenrisico en dubieuze debiteuren. In het cijferbeeld van 2005 en 2006 is geen rekening gehouden met het effect van de komende rechterlijke uitspraak in een bezwarenprocedure over een debiteurenbedrag van € 2 mln uit 2004. De inbaarheid hiervan is afhankelijk van deze uitspraak.

Het saldo van baten en lasten in deze begroting bedraagt – € 3,9 mln. Dit is met name toe te rekenen aan hogere apparaatskosten als gevolg van het verandertraject. Het streven is er op gericht dat de PD met een neutraal saldo het jaar 2006 zal afsluiten.

Kasstroomoverzicht 2006

Plantenziektenkundige Dienst
Bedragen x € 1 000 2004 20052006 2007 2008 2009 2010
1.ourant RHB 1 januari4 5361 98950445138820828
        
2.Totaal operationele kasstroom – 882 – 271 1 151 1 137 1 0201 020 1 020
        
3a.-/- totaal investeringen– 1 319 – 2000 – 2 504 – 2 500– 2 500 – 2 500 – 2 500
3b.+ totaal boekwaarde desinvesteringen 3
3.Totaal investeringskasstroom– 1 316 – 2000 – 2 504 – 2 500– 2 500 – 2 500 – 2 500
        
4a.-/- uitkering aan moederdepartement
4b.+ storting door moederdepartement
4c.-/- aflossingen op leningen – 1 249 – 1 214– 1 200 – 1 200 – 1 200 – 1 200– 1 200
4d.+ beroep op leenfaciliteit 9002000 2 500 2 500 2 500 2 500 2 500
4.Totaal financieringskasstroom – 349 7861 300 1 300 1 300 1 300 1 300
        
5.Rekeningcourant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)1 98950445138820828– 152

Toelichting

De investeringen hebben betrekking op:

Inventaris/installaties 820 000
Hardware en software383 000
Immateriële vaste activa 1 301 000
Totaal2 504 000

De immateriële vaste activa hebben betrekking op het ontwikkelen en aanpassen van hardware, zodat onder andere wordt voldaan aan de uitkomsten van de instellingseisen baten-lastendiensten.

Prestaties en kwalitatieve indicatoren

Prestaties

  Eenheden 
  20052006
Starttarief aantal inspecties 84 07285 000
Zendingsinspecties weren en vrijwaren factureerbare minuten 1 685 087 1 700 000
Zendingsinspecties RC snijbloemen 1 000 rekenstelen 3 213 057 3 300 000
Zendingsinspecties RC Groenten en fruit ton 1 385 4771 500 000
Bedrijfs- en perceelsinspecties LNV inspecties16 216 16 000
Bedrijfs- en perceelsinspecties derdenfactureerbare uren 10 799 8 000
Documentcontrolesstuks 56 574 57 000
Certificaten zonder inspectiestuks 10 000 10 000
Overige beschikkingen (fytosanitaire) stuks 393 400
Gewasbeschermingsbeschikkingen uren 4 3914 000
Samengestelde audits factureerbare uren 20002 980
Enkelvoudige audits stuks 26 26
Adviezenfactureerbare uren 55 332 45 613
Diagnosesfactureerbare uren 30 140 31 500
Methodenontwikkelinguren 11 321 10 000
Overige kennis ontwikkelinguren 1 948 5 526
Verandertraject uren 47 72554 110
Overhead tbv PD Producten uren 15 89019 624

Prestatie-indicatoren

Onderstaand worden de prestatie-indicatoren zoals vastgesteld in het project Herexamen Agentschap getoond. Voor de implementatie zullen niet alle indicatoren tegelijk worden opgepakt, maar vindt per trimesterrapportage uitbreiding en verbetering plaats.

Beheersingindicatoren

Nr IndicatorReferentiewaarde
1a Bezetting 389,45
1bWaarvan verandercapaciteit  
2a Productiviteit PD52%
2b Productiviteit PD (incl. verandercap)  
3aFacturabiliteit PD 92%
3b Facturabiliteit PD (incl. verandercap)  
4 Verhouding vast-inhuur pm
5Verzuimpercentage<4,7%
6Meldingsfrequentie <1,5
7 Verzuimduur <15,04
8 Aantal p4 gesprekken 100%

Kwalitatieve indicatoren

Fytosanitair systeem

Nr IndicatorReferentiewaarde
1a Weren 0,88%
2bMonitoren 1%
3c vrijwaren 1%
4dNotificaties (inkomend) 1%
5e Aantal Quick scans76
6f Aantal PRA's 5
7 Tijdigheid opgelegde maatregel Pm

De indicatoren van het fytosanitaire systeem geven in combinatie inzicht in hoeverre er sprake is van een fytosanitair veilig Nederland.

Kennis

Nr IndicatorReferentiewaarde
1 Expertbijdragen 150
2Publicaties 25
3 Eliminatiescenario's t.z.t.
4Diagnostische protocollen t.z.t.

De referentiewaarden voor de eliminatiescenario's en diagnostische protocollen worden op basis van voortschrijdend inzicht vastgesteld in de loop van 2005.

Klanttevredenheid

Nr IndicatorReferentiewaarde
1 Bezwaar16
2Klachten 8
3 Klanttevredenheid/Klachten product advies>3,5
4 Doorlooptijd  
 Doorlooptijd inspectiespm
 Doorlooptijd diagnoses nvt

Dienst Regelingen (DR)

Profiel

De Dienst Regelingen (DR) is per 1 januari 2006 een baten-lastendienst van het Ministerie van LNV.

Inmiddels is de fusie afgerond van de vier vroegere LNV onderdelen die nu samen DR vormen. DR richt zich op de uitvoering van EU-regelingen (Europees Betaalorgaan), subsidieregelingen en vergunningen en facilitaire ondersteuning bij crises. Op dit moment wordt het primaire proces opnieuw vormgegeven via de invoering van een generiek bedrijfsprocesmodel. Hierdoor moet de kwaliteit van het uitvoeringsproces verbeteren en kunnen naar verwachting efficiencyvoordelen behaald worden.

De DR heeft als ambitie om overheidsregelingen uit te voeren op een servicegerichte, transparante en toegankelijke wijze voor zowel de opdrachtgevers als de doelgroepen. Daartoe wordt hard gewerkt aan het transparanter maken van uitvoeringsprocessen en aan de communicatie met de sector.

De belangrijkste opdrachtgever van de DR is LNV. Naast enkele andere uitvoerende organisaties zoals DLG en de AID, is de DR «huisuitvoerder» van LNV regelingen. De DR streeft er daarnaast actief naar om haar expertise met name in de uitvoering van regelingen vanuit «Europa» en als faciltair bedrijf bij crises ook voor andere (overheids)opdrachtgevers beschikbaar te stellen. Op termijn is het streven door middel van actieve acquisitie te komen tot 15 à 20% overheids-opdrachtgevers buiten LNV.

DR streeft er naar partner in beleid voor opdrachtgevers te zijn, onder meer door het werken met uitvoeringsscenario's waardoor kennis van de uitvoering wordt ingebracht in het beleidstraject.

De werkvelden waarop de DR in opdracht van LNV werkzaam is, zijn onder meer regelingen op het terrein van:

• De uitvoering van EU-regelingen, verordeningen en verplichtingen;

• Identificatie en Registratie van dieren, relaties en bedrijven;

• Vergunningen en ontheffingen voor het landelijk gebied;

• Subsidieregelingen en financieringsregelingen;

• Het plattelandsontwikkelingsbeleid;

• Het mestbeleid;

• Facilitaire ondersteuning bij crisisbestrijding.

Het gaat hierbij enerzijds om het uitvoeren van subsidieregelingen (bijvoorbeeld: ooipremieregeling), waarbij de subsidieverkrijger «voordeel» heeft bij de uitvoering. Anderzijds gaat het om het uitvoeren van «regulerende regelingen» (bijvoorbeeld in het mestbeleid, dat gericht is op het bereiken van milieudoelstellingen). Doelgroepen zijn enerzijds agrarisch ondernemers, anderzijds organisaties als bijvoorbeeld natuurbeschermingsorganisaties.

Het takenpakket van de dienst is op dit moment aan aanzienlijke wijzigingen onderhevig. Dit betreft de invoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Nieuw Mestbeleid (NMB) in 2006.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2006

Dienst Regelingen
Bedragen x € 1 000 2004200512006 2007 2008 2009 2010
Baten       
opbrengst moederdepartement 116 243 114 222 145 486 126 735107 327 103 544 103 544
overige financiering 1 972      
opbrengst overige departementen2 654 2 753 2000 2000 2000 2000 2000
opbrengst derden 19 749 18 200 15 099 14 84914 768 14 768 14 768
rentebaten 198 254600 600 600 600 600
buitengewone baten1 163 0 0 0 0 0 0
exploitatiebijdrage0 0 0 0 0 0 0
Totaal baten140 007137 401163 185144 184124 695120 912120 912
        
Lasten       
apparaatskosten       
*personele kosten74 688 75 192 84 657 74 144 61 750 60 06860 694
*materiele kosten 51 925 52 24562 338 54 474 45 585 44 332 44 665
rentelasten 631 977 934 1 148 1 1131 028 1 060
afschrijvingskosten       
*materieel 3 2283 326 2 459 3 668 3 595 3 371 3 043
*immaterieel 5 228 9 486 12 79710 750 12 652 12 113 11 450
dotaties voorzieningen – 71 0 0 0 0 0 0
buitengewone lasten 1 749 0 0 0 0 0 0
Totaal lasten137 378141 226163 185144 184124 695120 912120 912
        
Saldo van baten en lasten2 629– 3 82500000

1 Stand ontwerpbegroting 2005

Toelichting

Baten

De opbrengst moederdepartement betreft het budget voor opdrachten aan de DR. In de reeks is duidelijk te zien dat er sprake is van een afname in het LNV-opdrachtenpakket. Met name in 2006 is sprake van een piek waarin zowel het oude werk (Mac Sharry regelingen en oud Mestbeleid) nog moet worden afgemaakt, maar tegelijkertijd het nieuwe werk (GLB en Nieuw Mestbeleid) met kracht wordt ingezet.

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op de uitvoering van regelingen in opdracht van VROM en BZK.

De opbrengst derden betreffen onder meer de opbrengsten uit hoofde van I&R activiteiten, Grondkamers, opdrachten voor gemeenten en overige opdrachtgevers.

De rentebaten hebben betrekking op de rentevergoeding over het saldo van de rekening-courant en deposito's bij het Ministerie van Financiën.

Lasten

De personele kosten hebben betrekking op de salariskosten van zowel de vaste als tijdelijke formatie.

De materiele kosten hebben betrekking op huisvestingskosten (huurkosten, schoonmaak onderhoud installaties, energiekosten etc.), automatiseringskosten, logistieke kosten, diensten derden en overig personeelsgebonden kosten (opleiding, reis- en verblijfkosten e.d.).

De rentelasten hebben betrekking op de financiering van de vaste activa d.m.v. leningen bij het Ministerie van Financiën.

De afschrijvingskosten bedragen € 15,3 mln. en hebben betrekking op de materiele en immateriële vaste activa. De afschrijvingen vinden lineair plaats en zijn gebaseerd op de historische aanschafwaarde met de volgende afschrijvingstermijnen:

Verbouwingen 10 jaar

Kantoorinventaris 7 jaar

Hardware en software 4 jaar

(Kantoor)machines en installaties 7 jaar

Transportmiddelen 5 jaar

Verbouwingen, kantoorinvantaris, (kantoor)machines en installaties, hardware en transportmiddelen vallen onder de materiële vaste activa. De immateriële vaste activa betreft met name de ICT-systemen die voor de uitvoering van de regelingen benodigd is.

Kasstroomoverzicht 2006

Dienst Regelingen
Bedragen x € 1 000 2004 20052006 2007 2008 2009 2010
1.Rekeningcourant RHB 1 januari (incl. deposito)28 01626 84620 19423 63225 17426 96726 481
        
2.Totaal operationele kasstroom6 778 1 803 15 256 14 418 16 24715 48414 493
        
3a.-/- totaal investeringen– 9 279 – 24 000 – 14 500 – 12 400– 11 900 – 17 651 – 15 000
3b.+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen 1 516 0 0 00 0 0
3.Totaal investeringskasstroom– 7 763 – 24 000 – 14 500 – 12 400– 11 900 – 17 651 – 15 000
        
4a.-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement  0 0 00 0 0
4b.+/+ eenmalige storting door moederdepartement  0 0 0 0 0 0
4c.-/- aflossingen op leningen – 9 451– 8 455 – 11 818 – 12 876 – 14 454– 15 970 – 14 410
4d.+ beroep op leenfaciliteit 9 266 24 000 14 500 12 40011 900 17 651 15 000
4.Totaal financieringskasstroom – 185 15 545 2 682– 476 – 2 554 1 681 590
        
5.Rekeningcourant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)26 84620 19423 63225 17426 96726 48126 564

Toelichting

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo baten en lasten, de afschrijvingen en de mutaties werkkapitaal. Voor 2005 is een mutatie op het werkkapitaal van ongeveer € 7,2 mln. opgenomen, welke hiervoor is toegelicht bij de indicatieve openingsbalans.

Indicatieve openingsbalans Dienst Regelingen per 1 januari 2006

Onderstaande tabel geeft de indicatieve openingsbalans voor DR op 1 januari 2006. De definitieve openingsbalans zal begin 2006 worden opgesteld als onderdeel van de verantwoording 2005 en, voorzien van een accountantsverklaring, worden opgenomen in de 1e suppletore begroting 2006.

Bedragen x € 1 000 1-1-20061-1-2005
Activa  
Immateriële activa22 125 11 365
Materiële activa  
–grond en gebouwen 1 541 1 476
–installaties en inventarissen 2 570 2 462
–overige materiele vaste activa 6 340 6 073
Debiteuren 5 469 5 469
Nog te ontvangen 5 1975 022
Liquide middelen 20 194 26 849
Totaal activa63 43658 716
   
Passiva  
Eigen vermogen  
–exploitatiereserve 7 065 4 436
–onverdeeld resultaat – 3 825 2 629
Leningen bij het MvF 27 204 11 359
Schuld aan moederdepartement 0 2 198
Voorzieningen 77 77
Crediteuren 4 996 4 996
Nog te betalen 27 91933 021
Totaal passiva63 43658 716

Toelichting

Uitgangspunt voor de indicatieve openingsbalans is de goedgekeurde eindbalans DR per 31 december 2004, inclusief de Front Office, zoals deze in het LNV-jaarverslag 2004 is opgenomen. Vervolgens is op basis van de DR begroting 2005 een extrapolatie uitgevoerd van de DR-balans per 1 januari 2005 tot en met 1 januari 2006. Voorts heeft op hoofdlijnen een toets plaatsgevonden op de posten (des)investeringen, afschrijvingen, leningen en de kortlopende posities. Daarnaast is met het volgende rekening gehouden:

1. De in de DR-begroting opgenomen investeringen van € 24 mln. voor 2005 zijn voor € 21 mln. toegerekend aan de immateriële vaste activa en voor € 3 mln. aan de materiële vaste activa. De afschrijvingen 2005 over deze investeringen zijn naar rato verdeeld.

2. Er is rekening gehouden met een verslechtering van het werkkapitaal. Enerzijds wordt een vordering verwacht voor uitgevoerde werkzaamheden in 2005, anderzijds worden vorderingen van het departement betaalbaar gesteld.

3. Het resultaat 2004 is aan het eigen vermogen toegevoegd.

4. De conversielening «schuld aan het moederdepartement» inzake het Front Office zal voor ca. € 1,9 mln. vrijvallen ten gunste van de exploitatie 2005. De resterende € 0,3 mln. is ultimo 2005 opgenomen onder de post «lening bij MvF» (Ministerie van Financiën).

Prestaties

Artikel Beleidsartikel (aantal regelingen) Aantal prestaties (uitvoering)Integrale kosten (x € mln.)
  2005 2006 20072005 2006 2007 2005 2006 2007
Art. 21 Duurzaam Inputgestuurd 31 38 37 18,5 9,4 9,0
ondernemen Outputgestuurd 5961 61 1 291 267 619 772 619 772 88,0122,2 103,9
 Subtotaal art. 219099981 291 267619 772619 772106,5131,6112,9
           
Art. 23 Realiseren Inputgestuurd 3 33 – 0,3 – 0,1 – 0,1
natuur Outputgestuurd 12 12 12 52 76747 099 47 099 11,2 11,0 10,9
 Subtotaal art. 2315151552 76747 09947 09910,910,910,8
           
Art. 24 Landschap Inputgestuurd 5 6 6 0 0 0
en recreatie Outputgestuurd 1818 18 12 569 12 738 12 738 0,8 0,70,7
 Subtotaal art. 2423242412 56912 73812 7380,80,70,7
           
Art. 25 Voedsel- Inputgestuurd 12 14 14 0,6 0,6 0,6
kwaliteit en dier-Outputgestuurd 5 5 5 1 992 2 545 2 5450,6 1,0 1,0
gezondheid Subtotaal art. 251719191 9922 5452 5451,21,61,6
           
Art. 26 Kennis en Inputgestuurd 12 1212 0,3 0,3 0,3
Innovatie Outputgestuurd 5 5 51 055 1 125 1 125 0,3 0,4 0,4
 Subtotaal art. 261717171 0551 1251 1250,60,70,7
           
Eindtotaal 1621741731 359 650683 279683 279120,0145,5126,7

DR maakt in het overzicht een onderscheid tussen regelingen die inputgestuurd en outputgestuurd zijn, om zo de relatie tussen uitvoeringskosten en prestaties inzichtelijk te houden.

Het aantal uitvoeringsprestaties neemt af in 2006 en 2007. Dit zit vooral in de uitvoering van het Nieuwe Mestbeleid, waar een andere uitvoeringsstrategie wordt gebruikt. Er is vanaf 2006 sprake van het werken met geavanceerde selecties, waarbij niet meer zoals in het verleden alle aangiften specifiek worden gecontroleerd. Dit vertaalt zich ook in een verlaging van de kosten van de uitvoering.

Op enkele beleidsartikelen is een verhoging of verlaging van de integrale kosten zichtbaar, terwijl de prestaties niet recht evenredig stijgen of dalen. Dit wordt veroorzaakt door veranderde prestatiedefinities; prestaties worden tegen een hoger kwaliteitsniveau uitgevoerd of zijn uitgebreid met taken.

Een gedeelte van de kosten heeft betrekking op inputgestuurde regelingen, zoals het in stand houden van een virtuele crisisorganisatie.

Doelmatigheidsgegevens

In het agentschapstraject zijn formeel een aantal doelmatigheidsindicatoren vastgesteld voor begroting en verantwoording. Hieronder worden deze weergegeven. Voor een aantal indicatoren zijn nog geen waarden ingevuld, deze zijn nog niet op DR-niveau gemeten en genormeerd. In deze gevallen wordt conform formeel agentschapstraject bij Voorjaarsnota 2006 een waarde opgenomen. In het AO baten-lastenstelsel DR van 15 juni 2005 is de Tweede Kamer (voor de behandeling van de LNV-begroting 2006) een brief toegezegd over onder meer extern gerichte indicatoren.

Percentage gegronde bezwaren

Deze indicator beoogt de kwaliteit van het proces van uitvoering en/of de kwaliteit van de regelgeving te meten. In de beoordeling en toelichting is het wel belangrijk om de nuance te leggen voor gegrondverklaringen op basis van wet- en regelgeving en gegrondverklaringen op basis van het uitvoeringsproces.

Omschrijving / jaar 2004 20052006
Percentage gegrond    

Uurtarief

Deze indicator is een maatstaf voor de efficiency van de bedrijfsvoering. Het feit dat DR de lijn heeft om het tarief constant te houden, levert in reële termen besparingen op.

Omschrijving / jaar 2004 20052006
Uurtarief Niet gemeten op DR-niveau 57,38 57,38

Score vanuit omgeving

Deze indicator is een kwalitatieve omschrijving in de vorm van een waarderingscijfer van de contacten met en de signalen van de doelgroepen (relatiebeheer). Deze indicator is een belangrijk hulpmiddel in de verantwoording van het beleid en de geleverde prestaties aan bijvoorbeeld de Tweede Kamer (VBTB).

Omschrijving / jaar 2004 20052006
Score    

Gerealiseerde productiviteit

De productiviteit van de ambtelijke medewerkers zegt iets over de doelmatigheid van bedrijfsvoering: hoe efficiënt is de dienst, gegeven de inzet van ambtelijk personeel, in het realiseren van haar doelstellingen en de uitvoering van haar productenpakket? Directe uren buiten jaarplan en indirecte (productieve) uren worden meegenomen. Uren voor ziekte en verlof worden buiten beschouwing gelaten. Hoe hoger dit percentage, hoe efficiënter het omzettingsproces beschikbare uren naar productieve uren. Dit heeft een kostenverlagend effect.

Omschrijving / jaar 200420052006
Percentage Niet gemeten op DR-niveau 76,5% 76,5%

Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)

Profiel

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) is binnen de rijksoverheid integraal verantwoordelijk voor het toezicht, de risicocommunicatie en de onafhankelijke risicobeoordeling op het terrein van voedsel- en productveiligheid en diergezondheid. Door de koppeling van deze drie kerntaken wil de VWA haar missie «zichtbare risicoreductie» realiseren. De VWA maakt deel uit van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid.

De begroting 2006 is de eerste geïntegreerde begroting van de baten-lastendienst VWA die volledig is gebaseerd op de geïntegreerde organisatie en markeert daarmee tevens de afronding van de integratie en fusie van de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV), de Keuringsdienst van Waren (KvW) en de Centrale Eenheid (CE). De VWA ontvangt bijdragen van het bedrijfsleven uit retributies en van de opdrachtgevende departementen VWS (beleidsartikel 21) en LNV (beleidsartikel 25).

De VWA bestaat uit 4 dienstonderdelen, namelijk de directie Toezichtsbeleid & Communicatie, de Dienst Uitvoering, het bureau Risicobeoordeling en de directie Bedrijfsvoering. De directie Toezichtsbeleid & Communicatie is verantwoordelijk voor een samenhangend ketenbreed toezicht en de concernbrede communicatietaken.

De in vijf regio's georganiseerde Dienst Uitvoering is verantwoordelijk voor het feitelijk toezicht op de naleving van wet- en regelgeving (via inspecties, keuringen, monsteronderzoek en certificeringen) en het signaleren van trends en mogelijke bedreigingen. Het bureau Risicobeoordeling ondersteunt de VWA in het algemeen door het onafhankelijk uitvoeren van wetenschappelijke beoordelingen van risico's en het programmeren en coördineren van het onderzoek. In het wetsvoorstel Onafhankelijke Risicobeoordeling Voedsel en Waren Autoriteit is de onafhankelijke positie van het bureau geregeld.

De directie Bedrijfsvoering ondersteunt de lijnorganisatie binnen de VWA ten aanzien van de gehele bedrijfsvoering.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2006

VWA
Bedragen x € 1 000 2004 20052006 2007 2008 2009 2010
Baten       
opbrengst moederdepartement 20 45516 221 20 859 18 340 17 740 17 740 17 740
opbrengst overige departementen 79 532 77 501 76 71875 467 75 467 75 467 75 467
opbrengst derden78 918 82 750 56 490 56 490 57 662 57 66257 662
rentebaten 229  100 100 100 100100
Exploitatiebijdrage 8 980      
Buitengewone baten 4 233      
otaal baten192 347176 472154 167150 397150 969150 969150 969
        
Lasten       
apparaatskosten 179 644168 763 147 315 142 776 141 939 141 089141 089
*personele kosten 123 569114 922 101 340 99 490 99 440 98 79098 790
*materiële kosten 56 07553 841 45 975 43 286 42 499 42 299 42 299
rentelasten 1 349 1 118 1 072 1 057 1 029974 890
afschrijvingskosten 5 978 6 2856 218 6 671 7 569 8 286 8 276
*materieel 5 398 5 615 5 586 5 8296 182 6 527 6 467
*immaterieel 580670 632 842 1 387 1 759 1 809
dotaties voorzieningen 746 880 500 500 500 500 500
reorganisatiekosten   P.M. P.M.   
buitengewone lasten 4 233      
Totaal lasten191 950177 046155 105151 004151 037150 849150 755
        
Saldo van baten en lasten397– 574– 938– 607– 68120214

Toelichting

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft de bijdrage in de kosten van de activiteiten die hoofdzakelijk voortvloeien uit onderzoek, risicobeoordeling, toezicht en risicocommunicatie: dit betreft een bijdrage van ca. € 9 mln. Daarnaast verstrekt het moederdepartement een bijdrage van bijna € 11 mln. voor de uitvoering van diverse regelingen en voor niet of deels tarifeerbare activiteiten (vleeskeuringen, slachttoezicht, erkenningverlening, exportcertificering). Dit is inclusief de bijdrage ten behoeve van het Bureau Risicobeoordeling, dierlijke bijproducten, diervoeder, het zoönosecentrum. Voor de maximering van de doorbelasting van de toezichtkosten roodvlees is een bijdrage van € 1,0 mln. opgenomen. Vanaf 2005 is een verlaging van de bijdrage moederdepartement verwerkt als gevolg van de motie Verhagen.

Opbrengst overige departementen

De opbrengst overige departementen bestaat uit de vergoeding van het Ministerie van VWS voor inspecties, monsternames en signaleringsactiviteiten en is inclusief een vergoeding voor onder andere de uitvoering van de Drank- en Horecawet, Tabakswet, NEN, bioterrorisme, monitoring voeding en gezondheid en nieuwe Europese regelgeving (ca. € 69 mln) Ook ontvangt de VWA gelden van VWS voor het (laten) doen van onderzoek (ca. € 7,2 mln, waarvan € 6,9 mln. ten behoeve van het RIVM). In de begroting is vanaf 2006 een verlaging van de VWS-bijdrage van ca. € 0,7 mln. en structureel van ca. € 1 mln. verwerkt (motie Verhagen, TK 2004–2005, 29 800, nr. 4). De VWS-bijdrage wordt geraamd op artikel 21 van de begroting VWS.

Opbrengst derden

De opbrengst derden wordt geschat op € 55,9 mln. Dit betreft opbrengsten (€ 54,2 mln.) die vooral voortkomen uit het bedrijfsleven waar werkzaamheden worden uitgevoerd die retribueerbaar zijn. Ook is rekening gehouden met opbrengsten als gevolg van nieuwe Europese regelgeving. De opbrengst derden ontstaat daarnaast uit de afgifte van exportverklaringen (ca. € 1,7 mln). Vanaf 2006 worden activiteiten in verband met de keuring van roodvlees niet meer door de VWA uitgevoerd, maar door het bedrijfsleven. De VWA houdt hier toezicht op. Als gevolg hiervan dalen in 2006 de personele- en materiële kosten van de VWA sterk evenals de retributie-inkomsten die nodig waren voor de dekking van deze kosten.

Lasten

Personele kosten

De salariskosten zijn berekend op een bezetting van 1 825 fte. De salariskosten zijn verhoogd met opslagpercentages voor overige salariskosten, sociale lasten, overige p-lasten en dergelijke. De geraamde personeelslasten bedragen ca. € 101 mln.

Materiële kosten

De geraamde materiele kosten bedragen bijna € 46 mln. voor 2006. Hierin zijn onder andere opgenomen de huisvestings-, bureau-, automatiserings-, overige bedrijfs-, inspectie- en analysekosten laboratoria.

Voor onderzoek is een bedrag van € 7,7 mln. opgenomen, waarvan € 6,9 mln voor het RIVM. De opgegeven gebruikersvergoeding van de RGD betreft € 9,3 mln. De overige huisvestingskosten komen uit op € 4,7 mln.

Rentelasten

De rentelasten over het aangetrokken vreemd vermogen ten behoeve van investeringen via de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën is berekend op bijna € 1,0 mln. Voor leningen afgesloten met een looptijd van 10 jaar geldt een gemiddeld percentage van ongeveer 5%, voor leningen met een looptijd van 5 jaar geldt een percentage van ongeveer 3,5% en voor leningen met een looptijd van 3 jaar geldt een gemiddeld percentage van ongeveer 3%. De rentepercentages zijn afgelopen jaren steeds gedaald. Daarnaast is rekening gehouden met rentekosten voor de rekening courant (€ 0,1 mln.).

Afschrijvingskosten

De totale kosten in jaar 2006 voor de VWA zullen € 6,2 mln. bedragen. Voor de afschrijvingskosten worden tot 1 januari 2006 twee verschillende afschrijvingstermijnen gehanteerd voor investeringen in laboratoriumapparatuur en inventaris: 5 (VWA/RVV) en 10 jaar (VWA/KvW). Na 1 januari 2006 zal de afschrijvingstermijn 7 jaar zijn voor de laboratoriumapparatuur en inventaris die na 1 januari 2006 worden aangeschaft. De gehanteerde afschrijvingstermijn voor investeringen in hulpapparatuur en dienstauto's is 5 jaar en voor investeringen in hard- en software en systeemontwikkeling 3 jaar. Voor de begroting wordt de helft van de normale afschrijvingen berekend in het jaar van aanschaf.

Dotaties aan voorzieningen

De dotatie is bestemd voor de voorzieningen wachtgelders VWA/KvW (jaarlijks € 0,1 mln.). Daarnaast wordt er op basis van ervaringscijfers 0.75% van de omzet derden gedoteerd voor de voorziening dubieuze debiteuren (€ 0,4 mln.).

Reorganisatiekosten

Deze kosten hebben betrekking op tijdelijk personeel (vaktechnische administratie) en vloeien voort uit het sociaal beleidskader in verband met de reorganisatie/fusie.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten bedraagt € 0,9 mln. negatief.

Kasstroomoverzicht

VWA
Bedragen x € 1 000 2004 20052006 2007 2008 2009 2010
1.Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)14 89510 5177 0906 8047 1898 3169 188
        
2.Totaal operationele kasstroom 283 1 911 5 280 6 064 7 5018 406 8 490
        
3a.-/- totaal investeringen-4 628 – 4 387 – 6 170 – 6 469 – 6 169– 6 169 – 6 169
3b.+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen 0 0 0 0 0 0 0
3.Totaal investeringskasstroom – 4 628– 4 387 – 6 170 – 6 469 – 6 169– 6 169 – 6 169
        
4a.-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement 0 0 0 0 00 0
4b.+/+ eenmalige storting door moederdepartement 1 200 0 0 0 0 0 0
4c.-/- aflossingen op leningen – 4 918– 5 338 – 5 566 – 5 679 – 6 374– 7 534 – 8 055
4d.+/+ beroep op leenfaciliteit 3 685 4 387 6 170 6 4696 169 6 169 6 169
4.Totaal financieringskasstroom – 33 – 951 604 790– 205 – 1 365 – 1 886
        
5.Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)10 5177 0906 8047 1898 3169 1889 623

Toelichting

In de operationele kasstroom 2005 is rekening gehouden met een verrekening voor transitiekosten in verband met de overdracht bandkeuring roodvlees van € 3,8 mln met het in 2004 ontvangen voorschot. De investeringen voor het jaar 2006 hebben betrekking op het aanschaffen van hard- en software (€ 2,7 mln.), inventaris en laboratoriumapparatuur (€ 1,5 mln.), vervoermiddelen (€ 1,1 mln.), gebouwen en terreinen (€ 0,8 mln.) en overige apparatuur (€ 0,1 mln.). Voor de operationele kasstroom 2006 e.v. is uitgegaan van de veronderstelling dat er geen mutaties in het werkkapitaal plaatsvinden.

Indicatieve openingsbalans VWA per 1 januari 2006

Bedragen x € 1 000
Activa Passiva 
Immateriële activa 536 Eigen Vermogen  
Materiële activa  – exploitatiereserve 2 884
– grond en gebouwen 0 – verplichte reserves 0
– installaties en inventarissen23 958 – onverdeeld resultaat – 574
– overige materiële vaste activa 0 Leningen bij het MvF 24 212
Voorraden 1 316 Voorzieningen 1 846
Debiteuren9 517 Crediteuren 7 522
Nog te ontvangen/Vooruitbetaald 1 972 Nog te betalen/Vooruitontvangen8 500
Liquide middelen 7 091   
Totaal activa44 390Totaal passiva44 390

Toelichting

De indicatieve openingsbalans geeft een prognose van de stand van zaken per 1 januari 2006. De definitieve openingsbalans zal begin 2006 worden opgesteld nadat de verantwoordingen van de drie werkmaatschappijen VWA/CE, VWA/KVW, VWA/RVV over 2005 zijn voorzien van goedkeurende accountantsverklaringen.

Grondslagen voor de waardering van activa en passiva

De waardering heeft plaatsgevonden met inachtneming van algemene beginselen van voorzichtigheid, toerekening aan periodes, continuïteit en bestendige gedragslijn. In beginsel luiden alle bedragen tegen nominale waarde en/of op basis van historische uitgaafprijzen. De waarde van de vaste activa is gebaseerd op een inventarisatie van de aanwezige activa. Van deze activa is op basis van de historische aanschafwaarde en de cumulatieve afschrijvingen de boekwaarde per 1 januari 2006 bepaald. Hierbij is ook rekening gehouden met investeringen die in 2005 plaatsvinden. In de loop van het jaar 2005 zal opnieuw een inventarisatie plaatsvinden.

Toelichting op de onderscheiden posten van de openingsbalans

Immateriële en materiële vaste activa:

De immateriële vaste activa bestaan uit software en systeemontwikkeling. De gehanteerde afschrijvingstermijn bedraagt 3 jaar, er is geen restwaarde.

De materiële activa zijn gewaardeerd tegen historische aanschafwaarde, verminderd met afschrijvingen. De afschrijving is gebaseerd op de verwachte economische levensduur. Deze activa bestaan uit hardware, dienstauto's, laboratoriumapparatuur en inventaris.

 Materieel Immaterieel Totaal
Boekwaarde 31-12-04 25 186 1 206 26 392
afschrijvingen 2005 – 5 615 – 670 – 6 285
investeringen 2005 4 387 0 4 387
Boekwaarde 1-1-06 23 958 536 24 494

Voorraden

De voorraden, gewaardeerd tegen inkoopprijs, bestaan uit de voorraad certificaten (€ 1,1 mln.) en de voorraad chemicaliën en materialen van de laboratoria VWA (€ 0,2 mln.).

Debiteuren

De post debiteuren wordt gevormd door debiteuren uit het bedrijfsleven bij wie de producten en diensten in rekening worden gebracht. In beginsel betreft dit de bedrijven waar de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Nog te ontvangen/vooruitbetaald

De post nog te ontvangen/vooruitbetaald bestaat uit doorbelastingen aan Dienst Regelingen (Laser) en voorschotten personeel.

Liquide middelen

De post liquide middelen bestaat uit het saldo RHB en kas.

Eigen vermogen

Dit is de som van het eigen vermogen van de drie werkmaatschappijen per 31/12/2004. Gezien de reorganisatie wordt er niet van een vermogensontwikkeling uitgegaan. Voor de VWA wordt voor het jaar 2005 een verlies van € 0,5 mln. geprognosticeerd.

Leningen bij het MvF

De uitstaande leningen bij het Ministerie van Financiën zijn rentedragend met looptijden van drie, vijf en tien jaar en zijn afgestemd op de investeringsbehoefte.

Tabel leningenoverzicht
Bedragen x € 1 000 
Leningen per 1/1/2005 25 163
Aflossing in jaar 20055 338
Geplande leningen in 2005 4 387
Totaal leningen per 1/1/2006 24 212

Voorzieningen

De wachtgeldvoorziening voor oud-medewerkers van de VWA/KVW bedraagt € 1,8 mln.

Crediteuren

De crediteuren bestaan uit kortlopende schulden van handelscrediteuren.

Nog te betalen/vooruitontvangen

De post nog te betalen kosten betreft voornamelijk nog te betalen vakantiegeld (€ 3 mln.), ziektekosten BTZR (€ 1 mln.) en nog te betalen verlof (€ 2 mln.).

Prestaties en doelmatigheidsgegevens

In het AO baten-lastenstelsel VWA van 15 juni 2005 is de Tweede Kamer (vóór de behandeling van LNV-begroting 2006) een brief toegezegd over onder meer extern gerichte indicatoren. In deze brief zal ook worden ingegaan op de doelmatigheids- en kwaliteitsindicatoren 2006 voor de VWA. Verwacht wordt dat dan de gevolgen van de complexe trajecten die momenteel bij de VWA aan de orde zijn (o.a. reorganisatie, fusie, overdracht van de bandkeuring roodvlees en agentschapvorming) betrouwbaar en consistent in kengetallen kunnen worden verwerkt. In 2005 vindt de nulmeting plaats van de doelmatigheidsindicatoren. De gegevens zullen worden geleverd bij de eerste suppletore begroting 2006.

De belangrijkste producten van de VWA betreffen inspecties, monsters en keuringen (ca. 75% van de omzet). Onderstaande tabel geeft het verwachte aantal uit te voeren inspecties en monsters en het verwachte aantal netto uren voor keuringen en overige activiteiten in 2006 weer.

Productsoort
 Volume in stuks Volume in netto uren
Inspecties 190 000  
Monsters 398 000 
Keuringen  353 000
Overige activiteiten 300 000

5 VERDIEPINGSHOOFDSTUK

In dit hoofdstuk is de artikelsgewijze toelichting opgenomen van de mutaties die hebben plaatsgevonden vanaf de stand ontwerpbegroting 2005. Deze artikelsgewijze toelichting is gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de jaren 2004 en 2005 (uitvoering lopende begroting, gebaseerd op de huidige begrotingsindeling) en een deel dat betrekking heeft op de jaren 2006 en verder (nieuwe artikelen). Tenslotte is de «conversietabel» opgenomen waarin is aangegeven hoe de nieuwe operationele doelstellingen zijn opgebouwd vanuit de oude operationele doelstellingen.

Beleidsartikel 1 Versterking landelijk gebied

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  220 834
Nota van Wijziging  – 499
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  1 105
Nieuwe mutaties  
1Koopmansgelden  1 500
2Loonbijstelling  733
3Prijsbijstelling  165
4Overige  – 230
Stand ontwerpbegroting 2006 351 761 223 608
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 279 881
Nota van Wijziging  – 499
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  5 411
Nieuwe mutaties   
1Koopmansgelden  1 500
2Loonbijstelling  733
3Prijsbijstelling  165
4Overige  – 230
Stand ontwerpbegroting 2006 272 159 286 961

1. Koopmansgelden

In de brief aan de Tweede Kamer (d.d. 13-12-2004, TK 2004–2005, 29 939, nr. 1) is uiteengezet op welke wijze de zgn. Koopmansgelden worden ingezet: versnelde afronding van klassieke landinrichtingsprojecten, kavelruil, landschapsversterking in (milieu)probleemgebieden, projecten ten behoeve van melkveehouderij en milieu en kennisontwikkeling en -verspreiding in de melkveehouderij. De middelen voor landinrichting en kavelruil, respectievelijk € 30 mln en€ 20 mln, worden overgeheveld van artikel 4 resp. 21 (nieuw artikel) naar artikel 1 resp. 22 (nieuw artikel) voor de periode 2005 t/m 2009. Voor 2005 betekent dit een overheveling van € 1,5 mln.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005/2006 68 905 76 299

Beleidsartikel 2 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  136 313
Nota van Wijziging  – 127
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  20 930
Nieuwe mutaties  
1Inrichting/Programma Beheer 7 400
2Loonbijstelling  46
Stand ontwerpbegroting 2006 173 505 164 562
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 149 154
Nota van Wijziging  – 127
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  – 2 719
Nieuwe mutaties   
1Inrichting/Programma Beheer  7 400
2Loonbijstelling 46
Stand ontwerpbegroting 2006 124 251153 754

1. Inrichting/Programma Beheer

Op artikel 3 worden de uitgaven van het stelsel van subsidieregelingen Programma Beheer geraamd. Een deel van het budget (€ 7,4 mln.) heeft betrekking op inrichtingskosten en wordt overgeheveld naar het onderhavige artikel. De doorwerking naar volgende jaren wordt verwerkt binnen het nieuwe artikel 23 en leidt derhalve niet tot een begrotingsmutatie.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005/2006 15 791 10 568

Beleidsartikel 3 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  142 075
Nota van Wijziging  – 226
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  17 205
Nieuwe mutaties  
1Inrichting/Programma Beheer – 7 400
2Loonbijstelling  1 494
3Prijsbijstelling  253
4Overige  263
Stand ontwerpbegroting 2006 329 653 153 664
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 173 293
Nota van Wijziging  – 226
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  20 185
Nieuwe mutaties   
1Inrichting/Programma Beheer  – 7 400
2Loonbijstelling 1 494
3Prijsbijstelling  253
Stand ontwerpbegroting 2006 158 284 187 599

1. Inrichting/Programma Beheer

Deze mutatie is toegelicht onder artikel 2.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005  14 163
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  8 000
Stand ontwerpbegroting 2006 7 696 22 163

Beleidsartikel 4 Economisch perspectiefvolle agroketens

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005  52 097
Nota van Wijziging – 155
Mutatie 1e suppletore begroting 2005 14 181
Nieuwe mutaties  
1Koopmansgelden  – 1 500
2Loonbijstelling  147
3Prijsbijstelling  1 475
4Overig  551
Stand ontwerpbegroting 2006 46 433 66 796
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 66 475
Nota van Wijziging  – 155
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  2 712
Nieuwe mutaties  
1Koopmansgelden  – 1 500
2Loonbijstelling  147
3Prijsbijstelling  1 475
4Overig  – 349
Stand ontwerpbegroting 2006 60 306 68 805

1. Koopmansgelden

Deze mutatie is toegelicht onder artikel 1.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005  12 842
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  2 874
Nieuwe mutaties  
1Overig  140
Stand ontwerpbegroting 2006 9 624 15 856

Beleidsartikel 5 Bevorderen duurzame productie

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  197 046
Nota van wijziging  – 821
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  2 070
Nieuwe mutaties  
1Loonbijstelling  272
2Prijsbijstelling  1 100
3Overig  – 769
Stand ontwerpbegroting 2006 173 574 198 898
3B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 182 792
Nota van wijziging  – 821
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  1 486
Nieuwe mutaties   
1Loonbijstelling  272
2Prijsbijstelling  1 100
3Overig  – 519
Stand ontwerpbegroting 2006 216 567 184 310
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005  30 660
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  402
Nieuwe mutaties  
1Overig  900
Stand ontwerpbegroting 2006 96 102 31 962

Beleidsartikel 6 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  90 647
Nota van wijziging  – 245
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  11 814
Nieuwe mutaties  
1Loonbijstelling  346
2Prijsbijstelling  900
Stand ontwerpbegroting 2006 149 811 103 462
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 93 108
Nota van wijziging  – 245
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  11 814
Nieuwe mutaties  
1Loonbijstelling  346
2Prijsbijstelling  900
Stand ontwerpbegroting 2006 147 834 105 923
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005   
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  12 450
Nieuwe mutaties  
Stand ontwerpbegroting 2006 55 147 12 450

Beleidsartikel 7 Kennisontwikkeling en innovatie

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  201 931
Mutatie Nota van Wijziging  – 441
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  19
Nieuwe mutaties:  
1Diverse projecten  2 433
2Loonbijstelling  2 306
Stand ontwerpbegroting 2006 261 583 206 248
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 205 997
Mutatie Nota van Wijziging  – 441
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  4 692
Nieuwe mutaties:   
1Diverse projecten  2 183
2Loonbijstelling  1 934
3Transitie Duurzame Landbouw – 2 410
Stand ontwerpbegroting 2006 309 301211 955

1. Diverse projecten

Voor de uitvoering van diverse projecten door DLO, o.a. op het gebied van het nieuwe mestbeleid en energiebesparende maatregelen wordt budget overgeheveld vanuit de beleidsartikelen 4 en 5.

3. Transitie Duurzame Landbouw

Vanwege wijzigingen in de realisatie van het project Transitie Duurzame Landbouw worden de daarmee samenhangende uitgaven en ontvangsten in de tijd verschoven.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005  15 158
Mutatie Nota van Wijziging   
Mutatie 1e suppletore begroting 2005 4 144
Nieuwe mutaties:  
1Transitie Duurzame Landbouw – 2 410
Stand ontwerpbegroting 2006 17 44016 892

1. Transitie Duurzame Landbouw

Deze mutatie is toegelicht bij onderdeel B (opbouw uitgaven) van dit artikel.

Beleidsartikel 8 Kennisvoorziening

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  573 758
Mutatie Nota van Wijziging  470
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  5 885
Nieuwe mutaties:  
1Loonbijstelling  6 340
2ICT/veiligheid  3 341
3Prijsbijstelling  1 931
Stand ontwerpbegroting 2006 584 933 591 725
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 561 501
Mutatie Nota van Wijziging  470
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  5 819
Nieuwe mutaties:   
1Loonbijstelling  5 640
2ICT/veiligheid  1 504
3Prijsbijstelling  967
Stand ontwerpbegroting 2006 463 315 575 901

2. ICT/veiligheid

Vanuit artikel 9 (onderdeel algemeen onderwijsbeleid) worden middelen toegevoegd aan de normatieve rijksbijdrage AOC's voor ICT en veiligheid.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005/2006 55530

Beleidsartikel 9 Kennisverspreiding

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  62 246
Mutatie Nota van Wijziging  – 265
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  – 3 829
Nieuwe mutaties:  
1Loonbijstelling  766
2Lectoren en kenniskringen  – 1 706
3ICT/veiligheid  – 1 504
4Overig  – 113
Stand ontwerpbegroting 2006 54 630 55 595
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 63 506
Mutatie Nota van Wijziging  – 265
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  – 3 929
Nieuwe mutaties:   
1Loonbijstelling  766
2ICT/veiligheid  – 1 504
3Lectoren en kenniskringen  – 813
4Overig  – 113
Stand ontwerpbegroting 2006 57 391 57 648

2. ICT/veiligheid

Deze mutatie is toegelicht onder artikel 8..

3. Lectoren en kenniskringen

Middelen voor lectoren en kenniskringen worden overgeheveld naar OCW. Lectoren en kenniskringen zijn bedoeld als een meerjarige impuls voor het (hoger) beroepsonderwijs om de kenniscirculatie te verbeteren met onderzoek en praktijk.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005/2006 1 757 45

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  – 2 262
Mutatie Nota van Wijziging  2 331
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  17 256
Nieuwe mutaties:  
1Loonbijstelling  – 14 605
2Prijsbijstelling  – 7 117
Stand ontwerpbegroting 2006  – 4 397
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 – 2 262
Mutatie Nota van Wijziging  2 331
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  17 256
Nieuwe mutaties:   
1Loonbijstelling  – 14 605
2Prijsbijstelling  – 7 117
Stand ontwerpbegroting 2006  – 4 397

1. Loonbijstelling/2. Prijsbijstelling

De loonbijstellings- en prijsbijstellingstranche 2005 worden verdeeld over de diverse artikelen van de LNV-begroting.

Beleidsartikel 11 Algemeen

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 20042005
Stand ontwerpbegroting 2005  202 851
Mutaties Nota van Wijziging  – 2 082
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  378
Nieuwe mutaties:  
1Loonbijstelling  5 647
2Prijsbijstelling  2 257
3Afrekeningen ABP/UWV  1 280
4Overig  – 76
Stand ontwerpbegroting 2006 247 143 210 255
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 202 847
Mutaties Nota van Wijziging – 2 082
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  378
Nieuwe mutaties:   
1Loonbijstelling 5 647
2Prijsbijstelling  2 257
3Afrekeningen ABP/UWV  1 280
4Overig  – 76
Stand ontwerpbegroting 2006 247 145 210 251

3. Afrekeningen ABP/UWV

Door gewijzigde ontvangen afrekeningen ABP/UWV betreffende het LNV-concern zullen zowel de ontvangsten als de uitgaven 2005 hoger uitkomen.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2004 2005
Stand ontwerpbegroting 2005 259 534
Mutaties Nota van Wijziging  
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  30 000
Nieuwe mutaties:   
1Afrekeningen ABP/UWV  1 280
Stand ontwerpbegroting 2006474 161 290 814

Afrekeningen ABP/UWV

Deze mutatie is toegelicht bij onderdeel B (opbouw uitgaven) van dit artikel.

Beleidsartikel 21 Duurzaam ondernemen

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 271 178247 351 218 475 209 439 209 439
Nieuwe mutaties     
1Desaldering co-fin. jonge agrariers 6 050 2 100 1 250  
2Mauretanië project uit O&S fonds 2 100    
3AID budget Cross compliance2 100 2 100 2 100 2 100 
4Opsporingsactiviteiten AID – 6 409– 6 435 – 6 333 – 6 333 
5Overheveling Koopmansgelden – 8 000– 10 500 – 10 000   
6Koopmansgelden kavelruil  – 3 000 – 4 000 – 13 000 
7Loonbijstelling – 2 – 18 – 40– 42  
8Prijsbijstelling 1 300 1 1001 100   
9Overig 1 639 1 8982 3952 035 
Stand ontwerpbegroting 2006269 956234 596204 947194 199189 022
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 292 979259 221 228 344 217 383 217 383
Nieuwe mutaties     
1Desaldering co-fin. jonge agrariers 6 050 2 100 1 250  
2Mauretanië project uit O&S fonds 2 100    
3AID budget Cross compliance2 100 2 100 2 100 2 100 
4Opsporingsactiviteiten AID – 6 409– 6 435 – 6 333 – 6 333 
5Overheveling Koopmansgelden – 8 000– 10 500 – 10 000   
6Koopmansgelden kavelruil  – 3 000 – 4 000 – 13 000 
7Loonbijstelling – 2 – 18 – 40– 42  
8Prijsbijstelling 1 300 1 1001 100  
9Overig2 0891 6231 9201 560 
Stand ontwerpbegroting 2006292 207246 191214 341201 668196 199

1 Desaldering co-financiering jonge agrariers

Voor de subsidieregeling jonge agrariërs wordt de komende jaren € 10 mln. bijgedragen door de EU (50% cofinanciering). Dit leidt tot bovenstaande desaldering op de LNV-begroting.

2 Mauretanië project uit O&S fonds

Met de visserij-sector is de afspraak gemaakt om in 2006 nog éénmaal € 2,1 mln. beschikbaar te stellen voor het zgn. Mauretanië-project: onderzoek naar de toestand van de belangrijkste bestanden en de bevordering van de selectiviteit van de visserij, m.n. ter voorkoming van ongewenste bijvangsten van zeezoogdieren. De benodigde middelen worden vanuit het O&S-fonds voor de Visserij overgeheveld naar de LNV-begroting.

3 AID budget Cross compliance

Middels deze mutatie wordt voor de uitvoering van cross-compliance werkzaamheden het budget voor de AID in de periode 2006–2009 jaarlijks € 2,1 mln verhoogd.

4 Opsporingsactiviteiten AID

Deze mutatie is toegelicht bij de uitgaven onder artikel 29.

5 Overheveling Koopmansgelden en 6 Koopmansgelden kavelruil

Deze mutaties zijn toegelicht bij de uitgaven onder artikel 22.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 27 42013 904 11 485 11 485 11 485
Nieuwe mutaties     
1Desaldering co-fin. jonge agrariers 6 050 2 100 1 250  
2Mauretanië project uit O&S fonds 2 100    
3overig1 0251 0231 4731 113 
Stand ontwerpbegroting 200636 59517 02714 20812 59812 163

Beleidsartikel 22 Agrarische ruimte

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 16 03513 174 14 810 22 860 23 860
Nieuwe mutaties     
1Overheveling Koopmansgelden8 000 10 500 10 000   
2Koopmansgelden kavelruil  3 000 4 000 13 000 
3Intensiv.infrastruct.glas (BVM VJN04) 3 840 7 000 5 000 
4Loonbijstelling – 54 – 54– 54 – 54  
Stand ontwerpbegroting 2006 23 98130 460 35 756 40 806 28 806
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 43 72940 848 42 544 50 594 51 594
Nieuwe mutaties     
1Overheveling Koopmansgelden8 000 10 500 10 000   
2Koopmansgelden kavelruil  3 000 4 000 13 000 
3Intensiv.infrastruct.glas (BVM VJN04) 3 840 7 000 5 000 
4Loonbijstelling – 54 – 54 – 54– 54  
5Overig  – 447– 447 – 447  
Stand ontwerpbegroting 2006 51 67557 687 63 043 68 093 56 093

1 Overheveling Koopmansgelden en 2 Koopmansgelden kavelruil

In de brief aan de Kamer (d.d. 13-12-2004, TK 2004–2005, 29 939, nr. 1) is uiteengezet op welke wijze de zgn. Koopmansgelden worden ingezet: versnelde afronding van klassieke landinrichtingsprojecten, kavelruil, landschapsversterking in (milieu)probleemgebieden, projecten ten behoeve van melkveehouderij en milieu en kennisontwikkeling en -verspreiding in de melkveehouderij. De middelen voor landinrichting en kavelruil, respectievelijk € 30 mln en € 20 mln, worden overgeheveld van artikel 21 naar artikel 22.

3 Intensivering infrastructuur Regeling Glastuinbouw (IRG)

M.b.t. de intensivering infrastructuur glastuinbouw wordt de LNV-begroting verhoogd met € 20,8 mln.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basissstand na conversie/Stand ontwerpbegroting 2006 67 545 62 715 62 715 62 71562 715

Beleidsartikel 23 Natuur

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 427 474413 993 433 874 443 966  
Nieuwe mutaties     
1Loonbijstelling 310 287307 312  
2Prijsbijstelling 290 292296 296  
3Natte natuur Westerschelde3 0005 0007 0007 000 
4Overige– 190 – 184 – 208 – 208  
Stand ontwerpbegroting 2006 430 884 419 388 441 269451 366 494 916
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 430 317420 784 448 381 457 280  
Nieuwe mutaties     
1Loonbijstelling 310 287307 312  
2Prijsbijstelling 290 292296 296  
3Natte natuur Westerschelde3 0005 0007 0007 000 
4Overige– 190 – 184 – 208 – 208  
Stand ontwerpbegroting 2006 433 727 426 179 455 776464 680 473 227

3 Natte natuur Westerschelde

Tussen Nederland en Vlaanderen is afgesproken om de Westerschelde veiliger, natuurlijker en toegankelijker te maken. In Nederland zal daartoe minimaal 600 ha natuur worden ontwikkeld. Van de gereserveerde € 110 mln. uit de FES-gelden voor de priode 2006 t/m 2014 wordt thans een bedrag van € 30 mln. aan de LNV-begroting toegevoegd voor de periode 2006 t/m 2010. De resterende middelen worden in een latere fase aan de begroting van LNV toegevoegd.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie/Stand ontwerpbegroting 200634 6446 9646 0646 0646 064
1Westerschelde3 0005 0007 0007 000 
Stand ontwerpbegroting 200637 64411 06413 06413 06414 064

1 Natte natuur Westerschelde

Dit betreft de ontvangsten uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) t.b.v. de ontwikkeling van natuur in de Westerschelde.

Beleidsartikel 24 Landschap en recreatie

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 124 113129 124 130 178 130 279  
Nieuwe mutaties     
1Loonbijstelling 114 116116 116  
2Prijsbijstelling 104 103103 103  
3Overige – 18– 18 – 19 – 19  
Stand ontwerpbegroting 2006124 313 129 325 130 378 130 479129 479
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie     
Nieuwe mutaties 141 435 146 189147 243 147 344  
1Loonbijstelling 114116 116 116  
2Prijsbijstelling 104103 103 103  
3Overige – 18– 18 – 19 – 19  
Stand ontwerpbegroting 2006141 635 146 390 147 443 147 544146 544
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie/ Stand ontwerpbegroting 2006 800 750 750 750 750

Beleidsartikel 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 2008 2009 2010
Basisstand na conversie 109 415 89 940 81 33182 030 82 030
Nieuwe mutaties     
1Opsporingsactiviteiten AID– 1 367 – 1 348 – 1 422 – 1 422 
2Cross-compliance budget bij de AID – 2 100– 2 100 – 2 100 – 2 100 
3Loonbijstelling – 77 – 82– 82 – 82  
Stand ontwerpbegroting 2006 105 87186 410 77 727 78 426 78 426
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 109 41589 940 81 331 82 030 82 030
Nieuwe mutaties     
1Opsporingsactiviteiten AID– 1 367 – 1 348 – 1 422 – 1 422 
2Cross-compliance budget bij de AID – 2 100– 2 100 – 2 100 – 2 100 
3Loonbijstelling – 77 – 82– 82 – 82  
Stand ontwerpbegroting 2006 105 87186 410 77 727 78 426 78 426

1 Opsporingsactiviteiten AID

Deze mutatie is toegelicht bij de uitgaven onder artikel 29.

2 Cross-compliance budget bij de AID

Deze mutatie is toegelicht bij de uitgaven onder artikel 21.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basissstand na conversie/Stand ontwerpbegroting 2006 32 940 13 040 5 040 5 040 5 040

Beleidsartikel 26 Kennis en Innovatie

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
   2006 20072008 2009 2010
Stand ontwerpbegroting 2005  850 118 853 427 848 316 851 526 
Mutatie Nota van Wijziging   1 048 1 3591 358 1 358  
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  4 848 6 577 6 577 6 577  
Nieuwe mutaties:        
1Apparaat Expertisecentrum LNV   9 167 9 113 9 1139 113  
2Loonbijstelling   1 1971 211 1 208 1 207 
3Prijsbijstelling   982 994994 991  
Stand ontwerpbegroting 2006  867 360 872 681 867 566 870 772863 072
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
   2006 20072008 2009 2010
Stand ontwerpbegroting 2005  844 161 854 977 852 745 854 810 
Mutatie Nota van Wijziging   1 048 1 3591 358 1 358  
Mutatie 1e suppletore begroting 2005  4 456 6 577 6 577 6 577  
Nieuwe mutaties:        
1Apparaat Expertisecentrum LNV   9 167 9 113 9 1139 113  
2Loonbijstelling   1 1971 211 1 208 1 207  
3Prijsbijstelling  982 994 994 991 
4Transitie Duurzame Landbouw  325 410 485 – 3 150 
5Overig   – 743 100   
Stand ontwerpbegroting 2006   860 593874 741 872 480 870 906 870 696

Apparaat Expertisecentrum LNV

In verband met de samenvoeging van het Expertisecentrum LNV en de directie Wetenschap en Kennis in de (nieuwe) Directie Kennis worden de apparaatsuitgaven van het Expertisecentrum met ingang van 2006 overgeboekt vanuit artikel 29 naar dit artikel.

4. Transitie Duurzame Landbouw

Vanwege wijzigingen in de realisatie van het project Transitie Duurzame Landbouw worden de daarmee samenhangende uitgaven en ontvangsten in de tijd verschoven.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
   2006 20072008 2009 2010
Stand ontwerpbegroting 2005  14 050 13 950 12 950 16 650 
Mutatie Nota van Wijziging       
Mutatie 1e suppletore begroting 2005   – 56 – 56 – 56 – 56  
Nieuwe mutaties:       
1TransitieDuurzame Landbouw   325 410 485 – 3 150 
Stand ontwerpbegroting 2006   14 319 14 30413 379 13 444 13 234

Transitie Duurzame Landbouw

Deze mutatie is toegelicht bij onderdeel B (uitgaven) van dit artikel.

Beleidsartikel 27 Reconstructie

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 45 478130 363 117 224 111 074  
Nieuwe mutaties     
1Overige – 300    
Stand ontwerpbegroting 2006 45 178130 363 117 224 111 074 102 074
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie 51 541135 208 117 224 111 074  
Nieuwe mutaties     
1Overige – 300    
Stand ontwerpbegroting 2006 51 241135 208 117 224 111 074 102 074
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
 2006 2007 20082009 2010
Basisstand na conversie/Stand ontwerpbegroting 2006 3 650     

Beleidsartikel 28 Nominaal en onvoorzien

A. Opbouw uitgaven en verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
   20062007 2008 2009 2010
Stand ontwerpbegroting 2005   – 4 224 – 6 187 – 6 187– 6 187  
Mutatie Nota van Wijziging  4 293 6 256 6 256 6 256 
Mutatie 1e suppletore begroting 2005   579– 3 194 – 3 208 – 3 162  
Nieuwe mutaties:       
1Prijsbijstelling  – 7 509 – 7 719 – 7 778 – 7 884 
2Loonbijstelling   – 2 254– 2 229 – 2 226 – 2 226  
Stand ontwerpbegroting 2006   – 9 115 – 13 073– 13 143 – 13 203 – 13 233

1. Prijsbijstelling/2. Loonbijstelling

De loonbijstellings- en prijsbijstellingstranche 2005 worden verdeeld over de diverse artikelen van de LNV-begroting.

Beleidsartikel 29 Algemeen

A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (€ 1 000)
   2006 2007 2008 20092010
Stand ontwerpbegroting 2005   207 403204 683 204 453 206 234  
Mutatie Nota van Wijziging   – 2 537 – 2 993 – 2 994– 2 995  
Mutatie 1e suppletore begroting 2005   – 776 – 776 – 776 – 776 
Nieuwe mutaties:       
1Opsporingsactiviteiten AID   8 247 8 248 8 245 8 245 
2Prijsbijstelling   4 833 5 2305 285 6 494  
3Loonbijstelling  793 807 663 493  
4Apparaat Expertisecentrum LNV   – 9 167 – 9 113– 9 113 – 9 113  
5Overig  – 1 372 – 253    
Stand ontwerpbegroting 2006   207 424 205 833 205 763208 582 208 333
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel x (€ 1 000)
   2006 20072008 2009 2010
Stand ontwerpbegroting 2005  207 399 204 679 204 449 206 230 
Mutatie Nota van Wijziging   – 2 537– 2 993 – 2 994 – 2 995  
Mutatie 1e suppletore begroting 2005   – 776 – 776 – 776– 776  
Nieuwe mutaties:       
1Opsporingsactiviteiten AID   8 247 8 248 8 245 8 245 
2Prijsbijstelling   4 833 5 2305 285 6 494  
3Loonbijstelling  793 807 663 493  
4Apparaat Expertisecentrum LNV   – 9 167 – 9 113– 9 113 – 9 113  
5Overig  – 1 372 – 253    
Stand ontwerpbegroting 2006   207 420 205 829 205 759208 578 208 329

Opsporingsactiviteiten AID

Dit betreft de bijdrage voor de opsporingsactiviteiten van de AID. Voor deze activiteiten is vooraf niet aan te geven ten laste van welk begrotingsartikel een opsporingsonderzoek plaatsvindt. Gekozen is daarom om het budget niet langer meer te spreiden over de verschillende artikelen, maar dit te bundelen op het artikel algemeen. In het jaarveslag zal deze toedeling naar beleidsartikelen voor de opsporingsactiviteiten wel plaatsvinden.

4. Apparaat Expertisecentrum LNV

Deze mutatie wordt toegelicht onder artikel 26.

C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
   2006 20072008 2009 2010
Stand ontwerpbegroting 2005  254 534 254 334 254 334 254 334 
Mutatie Nota van Wijziging       
Mutatie 1e suppletore begroting 2005   30 000 30 000 30 000 30 000 
Stand ontwerpbegroting 2006   284 534 284 334284 334 284 334 284 334

Conversietabel (uitgaven, verplichtingen en ontvangsten)

(Bedragen x € 1 000)

Was/wordt tabel uitgaven
Operationele doelstelling nieuw 20062007 2008 2009 Operationele doelstelling oud
U21.11 Verbeteren van ondernemersschap en ondernemersklimaat 5 455 3 356 256 256U05.12 Duurzame landbouw/vermindering mileubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
 206 209 209 209 U11.11 Emancipatie
 5 661 3 565 465 465  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Jonge agrariërs en Ondernemersschap en was bij de oude doelstellingen onder gebracht bij de instrumenten Vestigings- en investeringssteun jonge agrariërs en Emancipatie
      
U21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierwelzijn6 700 0 0 0 U05.12 Duurzame landbouw/vermindering mileubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
 4 036 4 202 4 3894 389 U05.13 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk
 842 842 842842 U05.14 Verbetering dierenwelzijn
 11 578 5 044 5 231 5 231  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Verbetering dierenwelzijn, Nieuw mestbeleid, Fytosanitair beleid en Gewasbeschermingsbeleid en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Duurzame landbouw, Bevorderen innovatie en verbeteren management, Bevorderen effectief en duurzaam middelenpakket, Bijdrage aan KCB en CTB, Intensivering handhaving, Monitoring en verantwoording, Stimuleringsprojecten, LID, IBG en Overig.
      
U21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw 10 429 20 673 24 67319 673 U04.12 Herstructurering veehouderij
 26 62315 843 15 813 15 888 U04.13 Herstructurering van de glastuinbouw en duurzaam gebruik kernenergie
 12 06014 127 6 627 4 627 U05.11 Bevorderen biologische landbouw
 7 699 6 6976 907 6 907 U05.12 Duurzame landbouw/vermindering mileubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
 56 811 57 340 54 020 47 095 
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Glastuinbouw, Biologische landbouw, Melkveehouderij, Akkerbouw en overige sectoren, en Innovatie en samenwerking duurzame landbouw en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Stimulering van de biologische primaire productie, Duurzame landbouw, Herstructurering veehouderij, RSG, Stidug, Energie en demoregeling, Inrichting en Overig.
      
U21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren 5 624 0 0 0U04.14 Herstructurering visserij
 4 3054 363 2 098 2 098 U05.15 Ecologisch duurzame visserij
 9 929 4 363 2 098 2 098 
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Sanering, Onderzoek, Innovatie en Binnenvisserij en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Vlootstructuurbeleid, Samenwerkingsovereenkomst, Verbetering van de binnenvisserij, Technische maatregelen en onderzoek, Innovatie visserij en overig
      
U21.15 Bevorderen van duurzame ketens 8 042 6 1546 154 5 911 U04.11 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Bilaterale Economische Samenwerking, Agrologistiek, Transparantie en ICT en Energie en overig en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Bilaterale economische samenwerking, Energie, Agrologistiek, Client en Overig
      
U21.21 Apparaat 5 107 5 0705 070 5 070 U04.21 Apparaat
 11 27411 217 11 217 11 217 U05.21 Apparaat
 16 381 16 287 16 287 16 287 
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de apparaatskosten van de directie Landbouw, directie Industrie en Handel en de directie Visserij
      
U21.22 Baten-lastendienst 18 06817 542 17 522 17 520 U04.22 Baten-lastendienst
 166 509 148 926 126 567 122 776U05.22 Baten-lastendienst
 184 577 166 468144 089 140 296  
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de bijdragen aan baten-lastendiensten Algemene Inspectiedienst, de Dienst Landelijk Gebied, de Dienst Regelingen als de Plantenziektenkundige Dienst
      
21 Duurzaam ondernemen292 979259 221228 344217 383 
      
U22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw 34 725 31 433 33 08341 133 U01.11 Gebiedenbeleid
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Landinrichtingsprojecten Landbouw, Versnelde afronding landinrichtingsprojecten en Kavelruil en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Landinrichting en Kavelruil.
      
U22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw 438 447 447 447U04.13 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder Infrastructuurregeling Glastuinbouw en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij het instrument Inrichting.
      
U22.21 Apparaat 179 178 178 178U01.21 Apparaat
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de apparaatskosten van de directie Platteland.
      
U22.22 Baten-lastendienst 8 387 8 7908 836 8 836 U01.22 Baten-lastendienst
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen valt hieronder de bijdrage aan de Dienst Landelijk Gebied.
      
22 Agrarische ruimte43 72940 84842 54450 594 
      
U23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur 79 807 82 926 77 304 82004U02.11 Verwerving droge EHS
 11 563 11 56311 563 11 563 U02.12 Verwerving natte EHS
 91 370 94 489 88 867 93 567  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Verwerven droge EHS, Rente en aflossing, Grondwaardebepaling en Natte natuur en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Verwerving droge EHS en Verwerving natte EHS
      
U23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur 46 18444 168 69 565 67 065 U02.13 Inrichting droge EHS
 10 832 18 582 23 582 23 582U02.14 Inrichting natte EHS
 57 016 62 75093 147 90 647  
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Inrichten EHS en Natte natuur en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Landinrichting droge EHS en Landinrichting natte EHS
      
U23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur 150 644134 962 142 422 148 593 U03.11 Beheer van de EHS
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Beheer door SBB, Beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN), Particulier natuurbeheer (SN-functiewijziging), Agrarisch natuurbeheer (SAN) en Behoud en herstel historische buitenplaatsen en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Rijksbijdrage SBB, Programma Beheer en Overige beheersregelingen
      
U23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit 36 335 34 774 33 94337 358 U01.13 Landelijk Natuurlijk
 2 209 2 2092 209 2 209 U01.16 Internationaal Natuurlijk
 1 169 1 413 1 413 1 413 U02.13 Inrichting droge EHS
 42 056 42 016 37 616 35 516U03.11 Beheer van de EHS
 81 769 80 41275 181 76 496  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Beheer bestaande natuur, Agrarisch natuurbeheer (SAN), Bijdrage nationale parken, Faunafonds, Overige nationale bijdragen, Overige nationale subsidies en Internationale subsidies en contributies en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Rijksbijdrage SBB, Programma Beheer, Overig Beheer, Overige regelingen, Internationale natuurprojecten en contributies, Landinrichting (onderdeel bijdragen MER en RMNO), Beheer nationale parken en Overlevingsplan Bos en Natuur
      
U23.21 Apparaat 1 255 1 247 1 247 1 247U01.21 Apparaat
 2 588 2 572 2 572 2 572U02.21 Apparaat
 1 893 1 882 1 8821 882 U03.21 Apparaat
 5 736 5 7015 701 5 701  
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de apparaatskosten van de directie Natuur.
      
U23.22 Baten-lastendienst 11 50011 353 11 353 11 353 U01.22 Baten-lastendienst
 15 456 14 370 14 861 14 861U02.22 Baten-lastendienst
 16 826 16 74716 849 16 862 U03.22 Baten-lastendienst
 43 78242 470 43 063 43 076  
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de bijdragen aan baten-lastendiensten Algemene Inspectiedienst, de Dienst Landelijk Gebied en de directie Regelingen
      
23 Natuur430 317420 784448 381458 080 
      
U24.11 Nationale landschappen 18 84521 778 21 878 21 878 U01.13 Landelijk Natuurlijk
 0 500 2 500 6 563 U01.15 Realisering gevarieerde mogelijkheden in het landelijk gebied
 0547 547 547 U03.11 Beheer van de EHS
 18 845 22 825 24 925 28 988  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Toegankelijkheid nationale landschappen, Versterking, beheer en behoud landschapskwaliteiten, Cultuurhistorie/Belvedere, Monitoring en onderzoek en Landinrichting en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Verwerving, Landinrichting en Overig beheer
      
U24.12 Landschap algemeen 6 061 5 6565 556 3 656 U01.11 Gebiedenbeleid
 600 00 0 U01.15 Realisering gevarieerde mogelijkheden in het landelijk gebied
 6 661 5 656 5 556 3 656 
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Projectfinanciering en Landinrichting, verbeteren ruimtelijke structuur en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Landinrichting en Specifieke projecten
      
U24.13 Recreatie in en om de stad52 658 53 998 53 998 53 998 U01.14 Groen in en om de stad
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Verwerving recreatie in en om de stad, Inrichting recreatie in en om de stad, Kaderwet LNV projectbijdrage en ISV2 en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Recreatiegroen in de stad (ISV), Grootschalig groen; verwerving, Grootschalig groen; inrichting en Regionaal groen
      
U24.14 Recreatie algemeen 3 401 3 449 3 4493 449 U01.14 Groen in en om de stad
 32 23531 619 30 526 28 463 U01.15 Realisering gevarieerde mogelijkheden in het landelijk gebied
 35 63635 068 33 975 31 912  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Verwerving voor toegankelijkheid buiten nationale landschappen, Inrichting voor toegankelijkheid buiten nationale landschappen, Routenetwerken, Groene Hart impuls, Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen, Midden-Delfland & Grevelingen voor recreatie, Kennis en deskundigheid voor recreatie en Publiek private samenwerking en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Groene Hart Impuls, Bosaanleg buiten de randstad (PPS), Verwerving, Inrichting, Landelijke routenetwerken, Beheer recreatieschappen en Versterking sector.
      
U24.21 Apparaat 3 933 3 907 3 9073 907 U01.21 Apparaat
 136 135 135 135U02.21 Apparaat
 100 99 99 99U03.21 Apparaat
 4 169 4 141 4 1414 141  
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de apparaatskosten van de directie Natuur en de directie Platteland, inclusief de Raad voor het Landelijk Gebied
      
U24.22 Baten-lastendienst 21 767 22 86222 979 22 979 U01.22 Baten-lastendienst
 813757 782 782 U02.22 Baten-lastendienst
 886882 887 888 U03.22 Baten-lastendienst
 23 466 24 501 24 648 24 649 
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de bijdrage aan baten-lastendiensten Algemene Inspectiedienst, de Dienst Landelijk Gebied en de directie Regelingen
      
24 Landschap en Recreatie141 435146 189147 243147 344 
      
U25.11 Waarborgen niveau van voedselveiligheid29 399 13 178 13 178 12 878 U06.12 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselkwaliteit
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Risicomanagement, Voedselveiligheid, Consument transparantie en ketenomkering, Destructie en Biotechnologie en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Ketengarantiesystemen, Risicomanagement, Destructie, Handhaving niveau van voedselveiligheid en Overig.
      
U25.12 Handhaven diergezondheidsniveau 17 654 17 079 17 07918 079 U06.11 Bewaking en verhoging van het diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Preventie diergezondheid, I&R, Monitoring early warning en bewaking, Handhaving veterinaire veiligheid en Crisisorganisatie en -management en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten Preventie diergezondheid, Identificatie & Registratiesystemen, Monitoringsprogramma's, Handhaving EU dierziektevrije status, Crisisorganisatie dierziekte bestrijding, Vogelpest (Aviaire Influenza) en Overig.
      
U25.21 Apparaat 12 102 12 560 12 56012 560 U06.21 Apparaat
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de apparaatskosten van de directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid.
      
U25.22 Baten-lastendienst50 260 47 123 38 514 38 513U06.22 Baten-lastendienst
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de bijdragen aan baten-lastendiensten Voedsel Waren Autoriteit, de Algemene Inspectiedienst en de directie Regelingen.
      
25 Voeselkwaliteit en Diergezondheid109 41589 94081 33182 030 
      
U26.11 Waarborgen van het kennisstelsel 36 49241 094 41 088 41 088 U07.13 Kennisbasis
 562 964 571 361 571 986 570 426U08.11 Voorzieningen groen onderwijs
 599 456612 455 613 074 611 514  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten bekostiging DLO, bekostiging WU, bekostiging groen onderwijs Hoger Beroeps Onderwijs (HBO)/Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO)/Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs (VMBO) en subsidies en was bij de oude doelstelling ondergebracht bij de instrumenten DLO strategisch onderzoek, bekostiging WU, bekostiging HBO-groen, bekostiging VMBO/MBO groen en ASC-subsidie.
      
U26.12 Benutten van de samenhang tussen instellingen 2 220 2 264 2 264 2 264U07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
 14 516 14 51614 516 14 516 U08.11 Voorzieningen groen onderwijs
 6 774 8 195 8 197 8 197U09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
 8 410 8 779 8 780 8 780 U09.17 Algemeen onderwijsbeleid
 31 920 33 75433 757 33 757  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten bijdrage INGRA, bijdrage IPC's, AEQUOR, Coöperatie en overige subsidies ondersteuningsstructuur en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten bijdrage Innovatienetwerk, IPC's, Bekostiging VMBO-groen, regeling praktijkleren, overig vakdepartementaal, regelingen ICT en overige regelingen Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs/Middelbaar Beroeps Onderwijs-groen algemeen.
      
U26.13 Vernieuwen van kennisstelsel 5 1005 000 4 000 7 700 U07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
 17 481 17 500 17 642 17 642U09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
 20 435 24 205 24 309 24 309U09.17 Algemeen onderwijsbeleid
 43 01646 705 45 951 49 651  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten onderzoeksvernieuwing, praktijkleren, onderwijskundige innovateprojecten en subsidies onderwijsvernieuwing en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten stimuleringsprogramma's, regeling praktijkleren, innovatiegroen onderwijs, overig vakdepartementaal, overige regel. WU alg., overige regel. HBO-groen alg. en overige regel. VMBO/MBO-groen alg.
      
U26.14 Ondersteunen LNV-beleid met kennis 103 22498 334 96 193 96 193 U07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
 52 424 52 486 52 486 52 486U07.15 Wettelijke onderzoekstaken
 4 670 4 0004 000 4 000 U09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
 10 099 10 353 10 38310 308 U09.18 Voorlichting
 170 417165 173 163 062 162 987  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten DLO onderzoeksprogramma's, open programmering onderzoek, stimuleringsprogramma's, DLO wettelijke onderzoekstaken, regionale innovatieprojecten en voorlichtingsprojecten en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten bijdrage DLO, open programmering onderzoek, stimuleringsprogramma's, wettelijke onderzoekstaken, VIA-regeling, regeling cursusonderwijs, innovatie groen onderwijs en voorlichting.
      
U26.21 Apparaat 4 222 4 195 4 195 4 195U07.21 Apparaat
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstelling vallen hieronder de apparaatskosten van de directie Kennis.
      
U26.22 Baten-lastendienst 634 631 641 641U09.22 Baten-lastendienst
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstelling valt hieronder de bijdrage aan de baten-lastendienst Dienst Regelingen.
      
26 Kennis en Innovatie849 665862 913860 680862 745 
      
U27.11 Uitvoeren reconstructie 19 413 15 445 6 150– 2000 U01.11 Gebiedenbeleid
 19 269106 401 97 643 99 643U01.12 Reconstructie
 38 682 121 846103 793 97 643  
      
Het budget is bij de nieuwe doelstelling gebracht onder de instrumenten Flankerende maatregelen EHS, Duurzame landbouw, Duurzaam waterbeheer, Overige maatregelen, AVP, Reconstructie algemeen, SGB Uitvoeringscontract 2001–2004 en SGB Uitvoeringscontract 2005–2006 en was bij de oude doelstellingen ondergebracht bij de instrumenten SGB, Reconstructie pilots, Reconstructie voorbereiding/uitvoering, Experiment intensieve veehouderij en Uitfinanciering NUBL
      
U27.21 Apparaat179 178 178 178 U01.21 Apparaat
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstellingen vallen hieronder de apparaatskosten van de directie Natuur en de directie Platteland
      
U27.22 Baten-lastendienst 12 680 13 184 13 25313 253 U01.22 Baten-lastendienst
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstelling valt hieronder de bijdrage aan baten-lastendienst Dienst Landelijk Gebied
      
27 Reconstructie51 541135 208117 224111 074 
      
U28.21 Prijsbijstelling7 509 7 719 7 778 7 884U10.21 Prijsbijstelling
      
U28.22 Loonbijstelling 2 2542 229 2 226 2 226 U10.22 Loonbijstelling
      
U28.23 Onvoorzien – 9 115 – 13 073– 13 143 – 13 203 U10.23 Onvoorzien
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstelling vallen hieronder de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.
      
28 Nominaal en onvoorzien648– 3 125– 3 139– 3 093 
      
U29.11 Internationale contributies 7 420 7 421 7 421 7 421U11.13 Internationale contributies
      
U29.12 Uitvoering van EU-maatregelen 33 608 33 208 33 208 33 208U11.14 Uitvoering van EU-maatregelen
      
U29.21 Apparaat163 058 160 281 160 050 161 830U11.21 Apparaat
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstelling vallen hieronder de posten internationale contributies, uitvoering van EU-maatregelen en apparaat.
      
29 Algemeen204 086200 910200 679202 459 
Was/wordt tabel verplichtingen
Operationele doelstelling nieuw 20062007 2008 2009 Operationele doelstelling oud
U21.11 Verbeteren van ondernemersschap en ondernemersklimaat 17 750 17 768 17 668 17 668U05.12 Duurzame landbouw/vermindering mileubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
 206209 209 209 U11.11 Emancipatie
 17 95617 977 17 877 17 877  
      
U21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn 2 140 – 4 560 – 4 560– 4 560 U05.12 Duurzame landbouw/vermindering mileubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
 4 036 4 202 4 389 4 389U05.13 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk
 998 998 998 998 U05.14 Verbetering dierenwelzijn
 7 174 640 827 827 
      
U21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw 8 49818 742 22 742 17 742 U04.12 Herstructurering veehouderij
 2 775 2 726 2 726 2 726U04.13 Herstructurering van de glastuinbouw en duurzaam gebruik kernenergie
 7 550 7 500 0 0U05.11 Bevorderen biologische landbouw
 8 296 6 494 5 675 5 675U05.12 Duurzame landbouw/vermindering mileubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
 27 119 35 462 31 143 26 143 
      
U21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren 5 624 0 0 0U04.14 Herstructurering visserij
 4 3054 363 2 098 2 098 U05.15 Ecologisch duurzame visserij
 9 929 4 363 2 098 2 098 
      
U21.15 Bevorderen van duurzame ketens 8 0426 154 6 154 5 911 U04.11 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex
      
U21.21 Apparaat 5 107 5 070 5 070 5 070U04.21 Apparaat
 11 274 11 217 11 21711 217 U05.21 Apparaat
 16 381 16 28716 287 16 287  
      
U21.22 Baten-lastendienst18 068 17 542 17 522 17 520U04.22 Baten-lastendienst
 166 509 148 926126 567 122 776 U05.22 Baten-lastendienst
 184 577 166 468 144 089 140 296 
      
21 Duurzaam ondernemen     
      
U22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw7 031 3 759 5 349 13 399 U01.11 Gebiedenbeleid
U22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw 438 447447 447 U04.13 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie
U22.21 Apparaat 179 178 178178 U01.21 Apparaat
U22.22 Baten-lastendienst 8 3878 790 8 836 8 836 U01.22 Baten-lastendienst
      
22 Agrarische ruimte16 03513 17414 81022 860 
      
U23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur 132 341 127 140 113 394 119 173U02.11 Verwerving droge EHS
 11 563 11 56311 563 11 563 U02.12 Verwerving natte EHS
 143 904 138 703 124 957 130 736 
      
U23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur 39 06037 044 62 441 59 941 U02.13 Inrichting droge EHS
 1 032 12 682 17 682 17 682U02.14 Inrichting natte EHS
 40 092 49 72680 123 77 623  
      
U23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur 111 491 96 093 103 124 108 495U03.11 Beheer van de EHS
      
U23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit 36 963 35 590 35 59639 125 U01.13 Landelijk Natuurlijk
 2 209 2 2092 209 2 209 U01.16 Internationaal Natuurlijk
 1 169 1 413 1 413 1 413 U02.13 Inrichting droge EHS
 42 128 42 088 37 688 35 588U03.11 Beheer van de EHS
 82 469 81 30076 906 78 335  
      
U23.21 Apparaat 1 2551 247 1 247 1 247 U01.21 Apparaat
 2 5882 572 2 572 2 572 U02.21 Apparaat
 1 893 1 882 1 882 1 882U03.21 Apparaat
 5 736 5 701 5 7015 701  
      
U23.22 Baten-lastendienst 11 50011 353 11 353 11 353 U01.22 Baten-lastendienst
 15 456 14 370 14 861 14 861U02.22 Baten-lastendienst
 16 826 16 74716 849 16 862 U03.22 Baten-lastendienst
 43 782 42 470 43 063 43 076 
      
23 Natuur     
      
U24.11 Nationale landschappen13 943 16 876 16 976 16 976 U01.13 Landelijk Natuurlijk
 0 500 2 500 6 563U01.15 Realisering gevarieerde mogelijkheden in het landelijk gebied
 0 547 547 547 U03.11 Beheer van de EHS
 13 943 17 923 20 023 24 086 
      
U24.12 Landschap algemeen 5 954 5 5495 449 3 549 U01.11 Gebiedenbeleid
 600 00 0 U01.15 Realisering gevarieerde mogelijkheden in het landelijk gebied
 6 554 5 549 5 449 3 549 
      
U24.13 Recreatie in en om de stad 45 124 46 46446 464 46 464 U01.14 Groen in en om de stad
      
U24.14 Recreatie algemeen 3 346 3 394 3 3943 394 U01.14 Groen in en om de stad
 27 51127 152 26 059 23 996 U01.15 Realisering gevarieerde mogelijkheden in het landelijk gebied
 30 85730 546 29 453 27 390  
      
U24.21 Apparaat 3 933 3 907 3 907 3 907U01.21 Apparaat
 136 135 135 135U02.21 Apparaat
 100 99 99 99U03.21 Apparaat
 4 169 4 141 4 1414 141  
      
U24.22 Baten-lastendienst 21 76722 862 22 979 22 979 U01.22 Baten-lastendienst
 813 757 782 782 U02.22 Baten-lastendienst
 886 882 887 888U03.22 Baten-lastendienst
 23 466 24 50124 648 24 649  
      
24 Landschap en Recreatie124 113129 124130 178130 279 
      
U25.11 Waarborgen niveau van voedselveiligheid29 399 13 178 13 178 12 878 U06.12 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselkwaliteit
U25.12 Handhaven diergezondheidsniveau 17 654 17 079 17 07918 079 U06.11 Bewaking en verhoging van het diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten
U25.21 Apparaat 12 102 12 56012 560 12 560 U06.21 Apparaat
      
U25.22 Agentschappen 50 260 47 123 38 51438 513 U06.22 Agentschappen
      
25 Voeselkwaliteit en Diergezondheid109 41589 94081 33182 030 
      
U26.11 Waarborgen van het kennisstelsel41 200 41 094 41 088 41 088 U07.13 Kennisbasis
 572 297 572 650 570 426 569 936U08.11 Voorzieningen groen onderwijs
 613 497613 744 611 514 611 024  
      
U26.12 Benutten van de samenhang tussen instellingen 2 220 2 264 2 2642 264 U07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
 14 51614 516 14 516 14 516 U08.11 Voorzieningen groen onderwijs
 7 240 8 210 8 212 8 212U09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
 8 610 8 779 8 780 8 780U09.17 Algemeen onderwijsbeleid
 32 58633 769 33 772 33 772  
      
U26.13 Vernieuwen van kennisstelsel 5 100 5 000 4 000 7 700U07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
 17 500 17 50017 642 17 642 U09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
 20 425 24 195 24 29924 299 U09.17 Algemeen onderwijsbeleid
 43 025 46 695 45 941 49 641 
      
U26.14 Ondersteunen LNV-beleid met kennis 97 01696 897 94 756 94 756 U07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
 52 486 52 486 52 486 52 486U07.15 Wettelijke onderzoekstaken
 4 000 4 0004 000 4 000 U09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
 8 548 8 946 8 9468 946 U09.18 Voorlichting
 162 050 162 329160 188 160 188  
      
U26.21 Apparaat 4 2224 195 4 195 4 195 U07.21 Apparaat
      
U26.22 Baten-lastendienst 634 631 641 641U09.22 Baten-lastendienst
      
26 Kennis en Innovatie856 014861 363856 251859 461 
U27.11 Uitvoeren reconstructie 10 350 8 800 6 150 – 2000U01.11 Gebiedenbeleid
 22 269 108 20197 643 99 643 U01.12 Reconstructie
 32 619 117 001 103 793 97 643 
      
U27.21 Apparaat 179 178 178 178U01.21 Apparaat
      
U27.22 Baten-lastendienst 12 68013 184 13 253 13 253 U01.22 Baten-lastendienst
      
27 Reconstructie45 478130 363117 224111 074 
      
U28.21 Prijsbijstelling7 509 7 719 7 778 7 884U10.21 Prijsbijstelling
      
U28.22 Loonbijstelling 2 2542 229 2 226 2 226 U10.22 Loonbijstelling
      
U28.23 Onvoorzien – 9 115 – 13 073– 13 143 – 13 203 U10.23 Onvoorzien
      
28 Nominaal en onvoorzien648– 3 125– 3 139– 3 093 
      
U29.11 Internationale contributies 7 420 7 421 7 421 7 421U11.13 Internationale contributies
      
U29.12 Uitvoering van EU-maatregelen 33 612 33 212 33 212 33 212U11.14 Uitvoering van EU-maatregelen
      
U29.21 Apparaat163 058 160 281 160 050 161 830U11.21 Apparaat
      
29 Algemeen204 090200 914200 683202 463 
Was/wordt tabel ontvangsten
Operationele doelstelling nieuw 20062007 2008 2009 Operationele doelstelling oud
M21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn 200200 200 200 M05.14 Verbetering dierenwelzijn
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de nieuwe als oude doelstelling uit diergezondheid.
      
M21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw 2 852922 922 922 M04.13 Herstructurering van de glastuinbouw en duuzaam gebruik kernenergie
 1 9321 882 1 882 1 882 M05.11 Bevorderen biologische landbouw
 6 828 538 367367 M05.12 Duurzame landbouw/vermindering mileubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
 11 612 3 342 3 171 3 171  
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de nieuwe als oude doelstellingen uit EU-bijdragen in het kader van RSG-investeringen (Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw), biologische landbouw en uit ontvangsten O&S-fonds (Ontwikkeling en Saneringsfonds).
      
M21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren 1 700 1 400 0 0M04.14 Herstructurering visserij
 10 7875 841 4 993 4 993 M05.15 Ecologisch duurzame visserij
 12 487 7 241 4 993 4 993 
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de nieuwe als oude doelstellingen uit EU ontvangsten in het kader van het Financiering Instrument Oriëntatie Visserij (FIOV).
      
M21.15 Bevorderen van duurzame ketens 45 45 4545 M04.11 Versterking concurrentiekrachtagrofoodcomplex
      
M21.21 Apparaat 140 140140 140 M04.21 Apparaat
 2 936 2 9362 936 2 936 M05.21 Apparaat
 3 0763 076 3 076 3 076  
      
21 Duurzaam ondernemen27 42013 90411 48511 485 
      
M22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw 67 54562 715 62 715 62 715 M01.11 Gebiedenbeleid
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de nieuwe als oude doelstelling uit landinrichtingsrente, bijdragen van derden en EU-bijdragen in het kader van het Plattelands Ontwikkelings Plan (POP) voor inrichting
      
22 Agrarische ruimte67 54562 71562 71562 715 
      
M23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur 1 2961 296 1 296 1 296 M01.11 Gebiedenbeleid
 9 320 0 0 0 M02.11 Verwerving droge EHS
 10 616 1 296 1 296 1 296 
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de nieuwe als oude doelstellingen uit EU-bijdragen voor verwerving in het kader van het POP
      
M23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur3 305 3 175 3 175 3 175 M02.13 Inrichting droge EHS
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit bijdragen van derden en EU-bijdragen in het kader van het POP voor inrichting
      
M23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur 18 330 0 00 M03.11 Beheer van de EHS
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit EU-bijdragen voor het subsidieregelingenstelsel Programma Beheer
      
M23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit 2 085 1 2851 285 1 285 M01.13 Landelijk Natuurlijk
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit ontvangsten voor jachtakten, EU-ontvangsten t.b.v. de regeling Stimulering Bos op Landbouwgronden (SBL) en overige ontvangsten
      
M23.21 Apparaat 42 42 42 42M01.21 Apparaat
 163 163 163 163M02.21 Apparaat
 103 103 103 103M03.21 Apparaat
 308 308 308 308 
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit apparaatsontvangsten voor de directie Natuur
      
23 Natuur34 6446 0646 0646 064 
      
M24.13 Recreatie in en om de stad 500 0 0 M01.14 Groen in en om de stad
      
M24.14 Recreatie algemeen 740 740 740 740M01.11 Gebiedenbeleid
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstellingen uit diverse ontvangsten op het gebied van recreatie
      
M24.21 Apparaat 10 10 10 10M01.21 Apparaat
      
24 Landschap en Recreatie800750750750 
      
M25.12 Handhaven diergezondheidsniveau17 900 0 0 0 M06.11 Bewaking en verhoging van het diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit EU-ontvangsten in het kader van de AI-vogelpest.
      
M25.21 Apparaat 2 040 2 0402 040 2 040 M06.21 Apparaat
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit ontvangsten van het bedrijfsleven in het kader van de I&R Varkens en de Bureau Registratie Diergeneesmiddeln (BRD)
      
M25.22 Agentschappen13 000 11 000 3 000 3 000 M06.22 Agentschappen
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit ontvangsten in het kader van de ontvangstentaakstelling uitvoering EU-regeling Voedselkwaliteit en Diergezondheid en de ontvangsten van het bedrijfsleven in het kader van de Roodvleeskeuring.
25 Voeselkwaliteit en Diergezondheid32 94013 0405 0405 040 
      
M26.11 Waarborgen van het kennisstelsel 8 802 8 802 8 802 8 802M07.13 Kennisbasis
 30 30 30 30M08.11 Voorzieningen groen onderwijs
 8 8328 832 8 832 8 832  
      
Zowel bij de nieuwe als de oude doelstellingen bestaan de ontvangsten uit rente en aflossing DLO en ontvangsten onderwijs
      
M26.12 Benutten van de samenhang tussen instellingen 45 45 45 45M09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
      
De ontvangsten zijn bij de nieuwe doelstelling gebracht onder ontvangsten onderwijs en waren bij de oude doelstelling ondergebracht bij vakdepartementaal onderwijsbeleid.
M26.14 Ondersteunen LNV-beleid met kennis 5 100 5 0004 000 7 700 M07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit FES-ontvangsten.
      
M26.21 Apparaat 1717 17 17 M07.21 Apparaat
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstelling vallen hieronder de apparaatsontvangsten van de directie Kennis.
      
26 Kennis en Innovatie13 99413 89412 89416 594 
      
M27.11 Uitvoeren reconstructie3 650 0 0 0 M01.11 Gebiedenbeleid
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de oude als nieuwe doelstelling uit EU-ontvangsten in het kader van het POP voor reconstructie
      
27 Reconstructie3 650000 
      
M29.12 Uitvoering van EU-maatregelen 275 684 275 684 275 684 275 684M11.14 Uitvoering van EU-maatregelen
      
De ontvangsten bestaan zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstelling uit landbouwheffingen en EU-bijdragen voor het uitvoeren van maatregelen
      
M29.21 Apparaat 8 850 8 650 8 650 8 650M11.21 Apparaat
      
Zowel bij de nieuwe doelstelling als de oude doelstelling vallen hieronder diverse algemene apparaatsontvangsten van LNV.
      
29 Algemeen284 534284 334284 334284 334 

BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Omschrijving motieVindplaats Stand van zaken
Verzoekt de regering al het haar mogelijke te doen, respectievelijk zich er krachtig voor in te spannen, dat vanaf 1 juli 2005 de rentesubsidie van kracht kan worden en de daaraan verbonden regeling kan worden opengesteld, vooralsnog steunende op nationale middelen, zo spoedig mogelijk daarna vermeerderd door cofinanciering in het kader van de plattelandsontwikkelingsgelden vanuit de Europese Unie. 28 385 nr. 42, Motie van der Vlies c.s. Zie brief aan de TK d.d. 18-04-2005
Roept de regering op het «nee-tenzij»-regime in de nabijheid van natuurgebieden niet van toepassing te verklaren en formeel geen «beinvloedingsgebieden» aan te wijzen. 29 576 nr. 4, Motie Schreijer-Pierik, Van den Brink, Snijder-Hazelhoff en Van der Vlies Zie brief aan TK d.d. 03-12-2004
Roept de regering op het «ja-mits»-regime formeel van kracht te verklaren voor agrarische bedrijven in bedoelde gebieden, en formeel vast te leggen dat functie- en bestemmingswijziging van bedoelde gebieden alleen op basis van vrijwilligheid zal plaatsvinden.29 576 nr. 5, Motie Schreijer-Pierik, Van den Brink, Snijder-Hazelhoff en Van der Vlies Zie brief aan TK d.d. 03-12-2004
Roept de regering op, afgezien van de reeds aangewezen «Greenports», af te zien van rijksbeleid voor verdere clustering van niet-grondgebonden en kapitaalintensieve bedrijven in landbouwontwikkelingsgebieden, en af te zien van verdere aanwijzing van landbouwontwikkelingsgebieden. 29 576 nr. 6 Motie Schreijer-Pierik, Van den Brink, Snijder-Hazelhoff en Van der VliesWordt uitgevoerd.
Roept de regering op te bepalen dat in de integrale uitvoeringsprogramma's van de nationale landschappen niet alleen specifiek aandacht en ruimte nodig is voor de grondgebonden landbouw, natuur, toerisme en recreatie, en de veenweideproblematiek, maar óók voor de aanwezige gemengde bedrijven, niet-grondgebonden landbouwbedrijven, en intensieve veehouderij. 29 576 nr. 7. Motie Schreijer-Pierik, Van den Brink, Snijder-Hazelhoff en Van der Vlies Motie is verwerkt in deel 3A van de PKB Nota Ruimte zoals deze naar de Eerste Kamer is verzonden.
Verzoekt de regering om voor de gebieden waar grootschalige landbouw plaatsvindt, kavelruil en landinrichting in te zetten als mogelijk structuurverbeterend instrument. 29 576 nr. 9, Motie Snijder-Hazelhoff en Schreijer-Pierik Wordt uitgevoerd.
Verzoekt de regering om de provincies aan te spreken om in hun ruimtelijke ordening rekening te houden met toekomstige GIOS-projecten indien hier weer financiële middelen voor zijn. 29 576 nr. 10, Motie Van der Ham Wordt uitgevoerd.
Roept de regering op geen vergaande afspraken vast te leggen in het kader van het ILG met derden zonder daarbij de Tweede Kamer uitdrukkelijk om goedkeuring te vragen.29 800 XIV nr. 35, Motie Kruijsen Wordt uitgevoerd.
Verzoekt de regering aan te geven voor welke doelen van de EHS wie resultaat- en wie uitvoeringsverantwoordelijk is. 29 800 XIV nr. 36, Motie Kruijsen Zal bij natuurdoelenkaart (najaar 2005) worden betrokken.
Verzoekt samen met betrokkenen vier pilots uit te werken teneinde de weidegang te stimuleren. 29 800 XIV nr. 37, Motie Atsma Zie brief aan TK d.d. 27-05-2005
Verzoekt de regering te onderzoeken wat de belangrijkste effecten zijn (geweest) van bovengenoemde wetgeving [die in algemene zin verkoop onder de inkoopprijs tegengaat – red.] in de verschillende EU-lidstaten. Verzoekt voorts de haalbaarheid en introductie van vergelijkbare wetgeving in Nederland te onderzoeken en te betrekken bij de wijziging van de Mededingingswet 2005. 29 800 XIV nr. 38, Motie Atsma Zie brief aan de TK d.d. 01-07-2005
Verzoekt de regering te zorgen voor afstemming van en duidelijkheid over de interpretatie van ARBO-wetgeving om het mogelijk te maken dat 14- en 15-jarigen, op een veilige en verantwoorde manier, ruimer kunnen worden ingezet en de Kamer hierover uiterlijk 31 maart 2005 te rapporteren. 29 800 XIV nr. 39, Motie Mastwijk c.s.Motie wordt uitgevoerd door minister van SZW, zie brief aan de TK d.d. 21-03-2005.
Roept de regering op met de grootst mogelijke spoed op alle relevante beleidsterreinen een level-playing-field te bereiken. 29 800 XIV nr. 40, Motie Van den Brink Wordt uitgevoerd.
Verzoekt de regering om de netto-begrenzing van de EHS zo snel mogelijk te realiseren. 29 800 XIV nr. 43, Motie SnijderZal bij natuurdoelenkaart (najaar 2005) worden betrokken.
Verzoekt de regering niet in te stemmen met heropening van de walvisvangst. 29 800 XIV nr. 49, Motie van der Ham Zie brief aan TK d.d. 26-11-2004 en brief aan TK d.d. 08-07-2005
Roept de regering op alleen de reeds gemaakte concrete bestuurlijke afspraken en aangegane verplichtingen voor wat betreft de ecologische verbindingszones na te komen en vervolgens in samenspraak met medeoverheden en belangenorganisaties te komen tot een herprioritering van de robuuste verbindingen, waarbij deze verbindingen bij voorkeur gerealiseerd worden door versterking van bestaande ecologische verbindingszones en waarbij binnen de budgettaire mogelijkheden en binnen de omvang van de EHS ha. (728 500 ha.) dient te worden gebleven; roept de regering op deze herprioritering ter stond ter hand te nemen en af te ronden in 2005. 29 800 XIV nr. 57 Motie Snijder Eerste deel motie is uitgevoerd, zie brief aan TK d.d. 22 juni 2005. Tweede deel motie is in uitvoering (najaar 2005).
Roept de regering op meer tijd te nemen voor de aanwijzing van ganzenfourageergebieden en het daartoe te leiden dat de aanwijzing van de ganzenfourageergebieden in het gehele land op vrijwillige basis plaatsvindt in nauw overleg met de belangstellenden. 29 446 nr. 9, Motie Schreijer-Pierik en Snijder-Hazelhoff Zie brief aan TK d.d. 25-04-2005
Provincies zodanige ontheffingsvoorwaarden laten stellen aan de jacht dat een adequate en effectieve uitvoering van het beleidskader geborgd wordt. 29 446 nr. 10, Motie Schreijer-Pierik Zie brief aan TK d.d. 25-04-2005
Verzoekt de regering tot een jaarlijkse bundeling van de schadeverzoeken mbt ganzenfourageergebieden per grondgebruiker uitgaande van een drempelbedrag van 250 euro per jaar. 29 446 nr. 11, Motie Snijder-Hazelhoff c.s. Zie brief aan TK d.d. 25-04-2005
Verzoekt de regering een aanvullende strategie uit te werken voor mogelijke nalevings- en draagvlakproblemen bij de FF-wet, en hierbij te overwegen om een zelfcontrolesysteem in de gedragscodes verplicht te stellen. 29 446, nr. 18, Motie Van Velzen en Kruijsen Zie brief aan TK d.d. 31-01-2005
Verzoekt de regering de FF-wet te wijzigen zodat deze strikt in overeenstemming wordt gebracht met de VHR gebezigde terminologie, met dien verstande dat deze wet alsdan slechts van toepassing is op de thans aangemelde VHR gebieden. 29 446, nr. 20, Motie Schreijer-Pierik Zie brief aan TK d.d. 31-01-2005
Verzoekt de term wezenlijke invloed in de amvb te verduidelijken.29 446 nr. 21, Motie Kruijsen Zie brief aan TK d.d. 31-01-2005
Verzoekt de regering om bij de Canadese overheid aan te dringen op het stimuleren van alternatieven voor de wijze van doden van zeehonden.29 800 XIV nr. 74, Motie Van den Brink Motie is uitgevoerd.
Verzoekt de regering te streven naar een hervorming van het suikermarktbeleid die aansluit bij de breed gedragen plannen van het Platform Toekomst Suikermarkt. 21 501-32 nr. 125, Motie AtsmaWordt uitgevoerd.
Verzoekt de regering bij de Europese Commissie aan te dringen op een hervorming van de Europese suikermarkt, waarbij ontmoediging van de productie van C-suiker onderdeel van het beleid uitmaakt. 21 501–32 nr. 127, Motie van den Brink Wordt uitgevoerd conform reactie minister LNV.
Verzoekt de regering om de beschikbare middelen voor bevordering van de productie van biobrandstoffen ook in te zetten voor de productie van bio-ethanol uit suiker; Verzoekt de regering zich in te zetten dat de middelen die in de Europese Unie gereserveerd zijn voor exportsubsidies worden aangewend voor onder andere het stimuleren van de verwerking van suiker tot bio-ethanol. 21 501–32 nr. 130, Motie Waalkens en Van VelzenWordt uitgevoerd conform reactie minister LNV.
Verzoekt de regering alles in het werk te stellen om de normstelling van 0,1% bij zaaizaad en pootgoed op Europees niveau wettelijk vast te leggen.29 404 nr. 17, Motie Waalkens Wordt uitgevoerd conform reactie minister LNV.
Verzoekt de regering initiatieven die door de regering worden goedgekeurd per 1 januari 2006 een ontheffing te verlenen van spoor 1. 29 930 / 30 004 nr. 16, Motie Koopmans en Oplaat Zie brief aan TK d.d. 27-06-2005
Verzoekt de regering in Brussel bij te dragen aan het opnemen van monitoring en toetsing van nitraat in de grondwaterrichtlijn, met daarin de mogelijkheid om diep te meten (minimaal 5 meter beneden grondwaterspiegel), en om de mogelijkheden uit de nieuwe grondwaterrichtlijn in Nederland maximaal in te zetten bij de onderbouwing van het volgende Derogatieverzoek.29 930 / 30 004 nr. 35, Motie Koopmans en Oplaat Zie brief aan de TK (staatssecretaris van VROM) d.d. 21-06-2005
Roept de regering op in overleg met de sector te zoeken naar werkbare alternatieven (in het kader van de beperking dat scheuren op grasland alleen is toegestaan in de periode van 1 februari-10 mei en scheuren van grasland op klei van 1 februari-16 september) 29 930 / 30 004 nr. 36, Motie Van den Brink Zie brief aan TK d.d. 27-06-2005
Roept de regering op om in het uitvoeringsbesluit vast te leggen dat schapen die buiten het groeiseizoen worden uitgeweid en die niet worden bijgevoederd, vrijgesteld worden van administratieve verplichtingen. 29 930 / 30 004 nr. 37, Motie Van den BrinkZie brief aan TK d.d. 27-06-2005
Verzoekt de regering een taskforce mestbewerking en mestverwerking in te stellen die kansrijke initiatieven stimuleert en beoordeelt en de vergunningverlening faciliteert. 29 930/30 004 nr. 25, Motie Van der VliesZie brief aan TK d.d. 27-06-2005
Verzoekt de regering de bereidheid te tonen tot verdere hervorming van het EU-landbouwbeleid, indien dit nodig is voor het welslagen van de komende ministeriële WTO-conferentie in Hong Kong. 25 074 nr. 90, Motie Douma/Dézentjé Hamming Zie brief aan de TK d.d. 01-07-2005
Verzoekt de regering bij voorstellen voor het wederom instellen of verhogen van exportrestituties door de Europese Unie tegen deze voorstellen te stemmen. 25 074 nr. 91 HERDRUK, Motie Douma en Vendrik Zie brief aan de TK d.d. 01-07-2005
Verzoekt de regering om de Kamer aan het begin van het Brits voorzitterschap een notitie over een herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de periode tot 2013 te doen toekomen. 21 501–20, nr. 285, Motie van der Laan c.s. Zie brief aan de TK d.d. 08-07-2005
Verzoekt de regering bij vervolgbesprekingen over de financiële perspectieven 2007–2013 een inzet te hanteren die gebaseerd is op de volgende doelstellingen: – een hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, gericht op liberalisering van de handel, duurzaamheid en volledige afbouw van productsteun en het beperken van de uitgaven. 21 501–20, nr. 283, Motie Timmermans/Van BaalenZie brief aan de TK d.d. 08-07-2005

Door de bewindslieden gedane toezeggingen aan de Tweede Kamer

ToezeggingVindplaats Stand van zaken
Algemeen  
Minister zegt toe de Kamer over een half jaar te informeren over de voortgang van de in gang gezette verbeteracties bij Laser / Dienst Regelingen. AO Werkzaamheden Laser d.d. 17-06-2004 Zie brieven aan TK d.d. 28-01-2005, 29-03-2005 en 07-07-2005.
Minister zal na het mestdebat een voortgangsnotitie naar de TK zenden over vermindering van administratieve lasten. AO Dienst Regelingen, Toezicht op Controle, Administratieve lasten d.d. 14-04-2005 Brief volgt in het najaar van 2005.
Modulair subsidiestelsel zal in 2006 ingaan. Brief aan TK d.d. 11-03-2005 Wordt aan gewerkt. Zie beleidsagenda 2006.
Vitaal platteland, natuur en recreatie  
Samen met de Staatssecretaris van VROM zal de minister van LNV de verbrede doelstelling van de Koopmansgelden nader uitwerken en de kamer van de uitkomsten op de hoogte stellen. De Koopmansgelden zullen vooral worden ingezet voor landschap, kavelruil, landinrichtingen kennis. Begrotingsbehandeling 2005 d.d. 17-11-2004 Zie brief aan TK d.d. 13-12-2004. Nadere brief hierover volgt in september 2005.
Minister zal de TK over de inhoud van de Commissievoorstellen voor de nieuwe Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (2007 2013) en de Nederlandse standpuntbepaling berichten. Brief aan TK d.d. 16-08-2004 Zie brief aan TK d.d. 16-11-2004
Tussenrapportage stand van zaken FF-wet naar de TK zenden. AO FF-wet d.d. 08-12-2004 en brief aan TK d.d. 31-01-2005 Zie brief aan TK d.d. 25-04-2005
Minister zegt toe de vos op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen. AO FF-wet d.d. 22 juni 2005Wordt aan gewerkt.
Minister zegt toe de circulaire Faunabeheer en Schadebestrijding naar de TK te zenden. AO FF-wet d.d. 14-10-2004 Zie brief aan TK d.d. 25-04-2005
Minister zal bij de nadere uitwerking van het ILG laten nagaan op welke manier in de ILG-contracten afspraken kunnen worden gemaakt over de kwaliteitsborging van de EHS. Brief aan TK d.d. 03-12-2004Wordt uitgevoerd.
Met natuurbeherende organisaties zal de minister in contact treden over de bijdrage van de terreinbeherende organisaties aan de opvang van ganzen. AO FF-wet d.d. 14-10-2004Zie brief aan TK d.d. 25-04-2005 en AO FF-wet d.d. 22 juni 2005
Calamiteitenplan waarbij de adviezen van de Wetenschappelijke adviescommissie Oostvaardersplassen en de ervaring van de winter 2004–2005 betrokken worden, zal binnen enkele maanden naar TK worden gezonden. AO Oostvaardersplassen d.d. 11-03-2005 Wordt aan gewerkt.
TK informeren over het oordeel van de Europese Commissie over de wijziging van de NB-wet 1998 zoals door het parlement is aangenomen en is gepubliceerd in Staatsblad. Brief aan TK d.d. 29-03-2005 Brief aan Europese Commissie is verzonden. Reactie EC is nog niet binnen.
Minister probeert zo snel mogelijk een verbod op import van zeehondenproducten te realiseren, onder de voorwaarde van WTO-conformiteit. AO Cites d.d. 15 juni 2005 Wordt aan gewerkt.
Eerste aanzet van beleidskader duurzaam toerisme en recreatie na de zomer gereed. AO toerisme en recreatie d.d. 29-03-2005 Wordt aan gewerkt
Momenteel wordt samen met de provincies een beleidskader omslag van verwerving naar beheer opgesteld. Hierin zal worden vastgelegd in welke gebieden de omslag zal plaatsvinden. Minister streeft er naar het beleidskader dit najaar af te ronden. Brief aan TK d.d. 13-10-2004 Zie brief aan TK d.d. 14-06-2005
Duurzaam ondernemen  
Minister zegt toe dat hij in 2005 een visie zal uitbrengen over de toekomstige ontwikkelingen in de landbouw, mede gezien in het licht van de Europa en in internationaal perspectief. NO AVP d.d. 04-10-2004Toekomstvisie Landbouw is begin september gepresenteerd.
Minister is bereid in een perspectiefbrief zijn visie te geven op de toekomst van het agrocluster en zal de TK een dergelijke brief doen toekomen, vooruitlopend op de landbouwvisie die eerder in het vooruitzicht is gesteld. De perspectiefbrief zal zich vooral richten op de versterking van concurrentiekracht, ondernemerschap en innovatie. Begrotingsbehandeling 2005 d.d. 17-11-2004 Zie brief aan TK d.d. 13-12-2004
Minister zal een brief over het debat intensieve veehouderij & de slotconclusies van de Baarn-bijeenkomst (januari 2005) naar TK zenden. AO Landbouw en Visserijraad d.d. 20-01-2005 Zie brief aan TK d.d. 02-05-2005
Minister wil maximaal gebruik maken van de informatie die al in de bedrijfsmanagementsystemen in de bedrijfsketen aanwezig is en heeft dienaangaande het bedrijfsleven uitgenodigd om met voorstellen te komen. Minister zal het «plan Oplaat» koppelen aan de initiatieven die gaande zijn en bezien hoe daarbij kan worden aangesloten.Begrotingsbehandeling 2005 d.d. 17-11-2004 Zie brief aan TK d.d. 11-03-2005
De minister zal de TK informeren over de voortgang van de nieuwe gewasbeschermingswet. Brief aan TK d.d. 30-09-2004 Zie brief aan TK d.d. 29-04-2005
Over de exacte invulling van de pilots inzake weidegang (motie Atsma 29 800 XIV, nr. 37), het aantal en de inhoud ervan, zal de Kamer nader worden geïnformeerd. Begrotingsbehandeling 2005 d.d. 17-11-2004 Zie brief aan TK d.d. 27-05-2005
Minister streeft ernaar om de tegemoetkomingsregeling oogstschade 2002 door zware regenval nog dit jaar te goedkeuring voor te leggen aan de Europese Commissie. TK wordt hierover op de hoogte houden. Brief aan TK d.d. 04-11-2004 Zie brieven aan TK d.d. 16-12-2004 en 04-02-2005
Minister zal nagaan welke mogelijkheden er zijn om te stimuleren dat vorstschade een verzekerbaar risico wordt. Hierbij zal overlegd met het ministerie van Financiën over het mogelijk onderbrengen van vorstschade onder de huidige waterschadeverzekering. AO Landbouw- en Visserijraad d.d. 26-05-2005 Overleg met Financiën loopt.
Het is aan de betrokken partijen om verder invulling te geven aan hun afspraken over coëxistentie. Begin 2005 zal minister de TK berichten over de wijze waarop de overheid zal bijdragen aan de invulling van de afspraken. Brief aan TK d.d. 05-11-2004 Zie brief aan TK d.d. 07-04-2005 en AO Coëxistentie d.d. 16 juni 2005
De ministers van Justitie en LNV werken momenteel aan een conceptwetsvoorstel Pacht langs de lijnen van voorstel van zes organisaties van belanghebbenden. Brief aan TK d.d. 29-04-2005Conceptwetsvoorstel is gereed en zal aan Ministerraad worden aangeboden.
De Kamer ontvangt een brief met een doorrekening van de voorstellen van het Suikerplatform. AO WTO Mercosur d.d. 03-02-2005 Zie brief aan TK d.d. 11-02-2005
Minister verwacht in de loop van 2005 meer duidelijkheid te kunnen geven over het tijdstip en de vorm van het experiment met een prijssubsidie op biologische producten (t.b.v. verkleining prijsverschil biologisch – gangbaar). Brief aan TK d.d. 17-11-2004Zie brief aan TK d.d. 22-03-2005
Minister deelt TK mee dat hij samen met V&W en VROM onderzoekt welke concrete kansen er liggen op het dossier biobrandstoffen /biodiesel, mede i.r.t. de luchtkwaliteitsproblematiek. Binnen ongeveer een half jaar zullen verschillende initiatieven tot redelijke duidelijkheid moeten leiden.AO Landbouw- en Visserijraad d.d. 26-05-2005Onderzoek loopt.
Minister bekijkt of het LEI de verschillende informatie voor de berekening van de internalisering van maatschappelijke kosten (o.a. dierziektenbestrijding, reiniging grond- en drinkwater) in de kostprijzen in de varkenssector (voor zowel biologisch als regulier) kan samenvoegen en aan de Kamer kan doen toekomen. Nota-overleg Duurzame Daadkracht TK d.d. 19–04–04 Zie brief aan TK d.d. 7–03–05
De minister zal de Kamer met een brief informeren over de onderhandelingen in WTO-verband inzake non-trade concerns & (het onderzoek naar) de heffing op onduurzaam geproduceerde producten van buiten de EU.AO Biologische landbouw d.d. 04-11-2004 Zie brief aan TK d.d. 24-06-2005
Minister is voornemens met ingang van 2005 een investeringssteunregeling voor jonge boeren in te voeren. Brief aan TK d.d. 08-06-2004 Zie brief aan TK d.d. 27-05-2005
Minister zal de TK in 2005 berichten over de herijking van het ruimtelijk beleid voor de glastuinbouw.Begrotingsbehandeling 2005 d.d 17-11-2004 Herijking van beleid is in september 2005 naar TK verzonden.
Visserij  
Zodra het overleg met betrokken partijen tot resultaat heeft geleid, zal de Kamer een nader uitgewerkte notitie met betrekking tot het IJsselmeerbeleid worden toegezonden. Brief d.d. 15-04-2004 Zie brief aan TK d.d. 02-03-2005
Minister zal overleg voeren met sector en gemeentes over financiële deelname bij de sanering van de Ijsselmeervisserij. AO Duurzame Visserij d.d. 30-06-2004 Zie brief aan TK d.d. 02-03-2005
Minister zal de Kamer informeren over de voortgang van de uitkoop van de kokkelvisserij. AO Waddenbeleid d.d. 10-02-2005 Zie brief aan de TK d.d. 8-07-2005.
Minister zal in overleg met het OM nagaan op welke wijze het overheidsinstrumentarium versterkt kan worden ter stimulering van de naleving van de visserijregelgeving (met name toegelaten motorvermogens). Brief d.d. 17-06-2004 Zie brief aan de TK d.d. 25-05-2005
Minister zendt een brief aan de TK over de definitie van mosselbanken. AO Visserijbeleid d.d. 16-12-2004 Zie brief aan TK d.d. 29-03-2005
Medio 2004 zal de Stuurgroep Nijpels in haar eindrapportage verslag uitbrengen van de vorderingen. Brief d.d. 18-12-2003 Zie brief aan TK d.d. 24-02-2005
Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid  
Minister zal tijdens het Europees voorzitterschap streven naar een besluit op een verplicht GPS-systeem in het kader van diertransporten. Nota-Overleg over de toekomst van de intensieve veehouderij d.d. 7 juni 2004 Zie brief aan TK d.d. 25-11-2004
De Kamer ontvangt een brief over het chippen van paarden en de alternatieve mogelijkheid van het DNA-profiel. AO Landbouw- en Visserijraad d.d. 21-04-2005 Zie brief aan TK d.d. 25-04-2005
De Kamer ontvangt een brief over de roll-on & roll-off-problematiek. AO Landbouw- en Visserijraad d.d. 21-04-2005 Zie brief aan TK d.d. 25-05-2005
De verkorte positieflijst zal op korte termijn naar de Tweede Kamer gezonden worden. AO& VAO Cites d.d. 16 en 24 maart 2005 Zie brief aan TK d.d. 11-05-2005
Met betrekking tot ketengarantiesystemen zal de minister in het eerste kwartaal van 2004 duidelijk maken onder welke voorwaarden de overheid over wil gaan van directe controle en toezicht naar «toezicht op toezicht». Brief d.d. 10-10-2003 & brief d.d. 19-12-2003 Zie brief aan TK d.d. 22-03-2005
Minister zal de TK informeren over uitkomsten Conferentie dierziektenbestrijding met (hopelijk) alternatieven voor de ruimingen van hobbydieren. AO Evaluatie AI d.d. 29-06-2004 Zie brief aan TK d.d. 25-01-2005
Minister zegt de Kamer toe dat bij een dierziekte-uitbraak de ruimte in het beleid zal worden benutten voor een genuanceerd beleid ten aanzien van de hobbydieren. AO Landbouw- en Visserijraad d.d. 16-06-2005 Wordt uitgevoerd.
Er wordt een passage opgenomen in nota Consumentenbescherming en Voedselveiligheid over verdeling verantwoordelijkheden ministers LNV/VWS in de voedselproductieketen.AO VWA d.d. 13-11-2003, brief aan TK d.d. 23-04-2004 en Vragenuurtje d.d. 08-06-2004 Zie brief aan TK d.d. 03-02-2005
Minister zegt toe een brief naar de TK te zenden over de precieze verantwoordelijkheidsverdeling tussen VWS en LNV inzake de VWA.Vragenuurtje TK d.d. 08-06-2004 Zie brief aan TK d.d. 20-05-2005
Minister gaat door met zijn nadere onderzoek naar de herziening van het destructiebestel, de volgende elementen worden daarbij betrokken: calamiteitenplan noodcapaciteit bereidheid gemeenten het private deel van het door Waalkens voorgestelde systeem bezien op verschuivingen in de sector, administratieve aspecten en de houding van de boer t.o.v. omgang met dieren. AO destructie d.d. 10-02-2005 Onderzoek loopt.
Kamer wordt geïnformeerd over de minimumnormen voor het welzijn van vleeskuikens. AO Landbouw- en Visserijraad d.d. 16-06-2005 Brief volgt in najaar 2005.
Kamer zal voor 1 november 2005 worden geïnformeerd over de Europese hygiëneverordeningen. AO Landbouw- en Visserijraad d.d. 16-06-2005 Brief volgt in oktober 2005.
TK wordt in het voorjaar van 2005 nader geïnformeerd over het openbaar maken van controlegegevens (inspectierapporten) van de VWA. Brief aan TK d.d. 17-11-2004 Zie brief aan TK d.d. 23-06-2005
Kennisontwikkeling en innovatie  
Het rapport over de toekomstige positionering van de Stichting STOAS zal in het najaar aan de Kamer worden verzonden, nadat overleg met de betrokken onderwijsinstellingen heeft plaatsgevonden. Brief aan TK d.d. 20-09-2004 Zie brief aan TK d.d. 07-04-2005
De stichting STOAS zal de betrokkenen aansprakelijk stellen voor de onrechtmatig bestede publieke middelen. De minister zal de TK informeren over de resultaten van deze terugvordering. Brief aan TK d.d. 07-04-2005 In uitvoering.
De uitwerking van het plan van aanpak Harmonisatie Groen Onderwijs ligt op schema, zodat de Kamer in juni de notitie daarover zal ontvangen. In de notitie zal ook worden ingegaan op de beperkte fusiemogelijkheden voor AOC's door de WEB en op het punt van de integrale bekostiging (inzake domeinverkenning). AO Harmonisatie Groen Onderwijs d.d. 24-02-2005In uitvoering.

Door de bewindslieden gedane toezeggingen aan de Eerste Kamer

ToezeggingVindplaats Stand van zaken
De minister zal de Eerste Kamer informeren over de verkoop van gronden tussen overheden en de vorming van een Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf. Beleidsdebat ruimtelijk-economische ontwikkeling in Nederland d.d. 21-03-2005 Informatie volgt in het najaar van 2005.
De minister zal een notitie sturen over de samenhang tussen de EHS, de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water en de beleidsconsequenties daarvan, in samenhang met een toezegging van de Staatssecretaris van VROM over ditzelfde onderwerp. Daarbij wordt een koppeling gelegd met een toezegging aan de heer Jager (Tweede Kamerlid) m.b.t. uitleg van de gehanteerde begrippen in de Vogel- en Habitatrichtlijn. Beleidsdebat ruimtelijk-economische ontwikkeling in Nederland d.d. 21-03-2005 In uitvoering.
De minister zegt toe de Eerste Kamer schriftelijk te informeren over de verkoop van domeingronden in de omgeving van Almere (in overleg met de Staatssecretaris van Financiën). Beleidsdebat ruimtelijk-economische ontwikkeling in Nederland d.d. 21-03-2005Informatie volgt in het najaar van 2005.

BIJLAGE ZBO'S EN RWT'S

Instelling RWT ZBO Bijdrage LNV 2006(x € 1 000) (Beleids-)artikel(en)
1.Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen(HAS) (6) j n 55 826 26
2.Wageningen Universiteit j n 136 954 26
3.Agrarische Opleidingscentra (AOC's) (13) jn 372 421 26
4.Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst Tuinbouw j j 
5.Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen) (NAK) j j 
6.Stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD)j j  
7.Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) j j 25
8.Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en eiproducten(CPE) j j  
9.Stichting Kwaliteitscontrolebureau voor Groente en Fruit (KCB) j j248 21
10.Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden (SKAL) j j 
11.Staatsbosbeheer j j 77 69523 en 24
12.Faunafonds j j 5 70023
13.Bureau Beheer landbouwgronden j j55 004 23 en 24
14.Commissie Beheer Landbouwgronden n j PM  
15.Centrale Grondkamer n j 16029
16.Regionale Grondkamers Z, ZW, NW, N, O n j 
17.Reconstructiecommissie Grevelingen-Midden Delfland n j 
18.Commissies voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Landbouw-, Groente-, Fruit- , Sier- en Bosbouwgewassen n j ¡ 
19.College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) j j 26121
20.Stichting Landelijke Inspectie Dienst voor Dieren (LID) n j 182 21
21.Inspectiedienst Gezelschapsdieren n j  
22.Raad voor het Kwekersrecht n j 435 29
23.Voedselvoorzienings in- en verkoopbureau nj  
24.Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (BF) j j  
25.Stichting Ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouw j j 
26.Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserij j j 
27.Kamer voor de Binnenvisserijn j  
28.Stichting examens vakbekwaamheid honden en kattenbesluit (SEV) j j 
29.Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) n j 
30.Erkende stamboekverenigingen (28x) nj  
31.Stichting DLO j n173 968 26
32.Rendac j n 16 10025

BIJLAGE EUROPESE GELDSTROMEN

1. Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van het Ministerie van LNV. Zij bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de co-financiering met LNV-middelen en middelen van andere overheden en private partijen. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het Structuurbeleid.

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat uit het markt- en prijsbeleid, de tweede pijler uit het plattelandsbeleid. Het markt- en prijsbeleid richt zich op het stabiliseren van de landbouwprijzen en -inkomens. Hiervoor worden instrumenten ingezet als exportrestituties, interventiemaatregelen en inkomenssteun. Het plattelandsbeleid richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de Unie.

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld onder andere ten aanzien van minimummaaswijdten, minimum maten, gesloten tijden en gebieden en beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van stabiliteit van de vismarkt.

Het structuurbeleid is tot slot gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio's in de EU. Naast het plattelandsbeleid uit de 2e pijler, zijn ook vanuit dit beleid maatregelen gericht op de ontwikkeling van het platteland aan de orde.

2. Geldstromen

Aan de genoemde elementen van het Europese beleid op het terrein van LNV zijn geldstromen naar de lidstaten verbonden. De subsidies uit hoofde van de eerste en tweede pijler van het GLB komen uit dezelfde Europese financieringsbron, te weten het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL, afdeling Garantie). De geldstromen uit de eerste pijler hebben voornamelijk betrekking op prijs- en inkomensondersteunende instrumenten en worden volledig Europees gefinancierd. Bij de plattelandsmaatregelen uit de 2e pijler dient er sprake te zijn van nationale co-financiering door het rijk, andere overheden of private partijen.

Het GVB bestaat voornamelijk uit gezamenlijke afspraken en regelgeving op communautair niveau, die nationaal wordt gecontroleerd. Er zijn geen geldstromen uit het EOGFL, afdeling garantie aan verbonden. Wel worden de afspraken en regelgeving uit het GVB ondersteund door subsidies verbonden aan de structuurfondsen.

De geldstromen verbonden aan het structuurbeleid komen uit andere Europese financieringsbronnen dan het EOGFL, afdeling Garantie. Echter, net als bij de tweede pijler van het GLB dient ook hier sprake te zijn van co-financiering. Vanuit de structuurfondsen zijn voor LNV de geldstromen verbonden met Doelstelling 2, Leader+ en het Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV) relevant.

In tabel 1 is een overzicht van de ontvangen programma-gelden vanuit de EU opgenomen. De uitgaven uit hoofde van het markt -en prijsbeleid zijn niet zichtbaar op de begroting van LNV maar komen via betaalorganen in Nederland rechtstreeks vanuit de EU bij de belanghebbende terecht. Deze uitgaven worden door de betaalorganen (buiten de LNV-begroting) verantwoord richting de Europese Commissie. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die behoren tot het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende financiering door de EU uit EOGFL-Garantie (ontvangsten) wèl op de LNV-begroting verantwoord.

Tabel 1. Geraamde programma-uitgaven voor het jaar 2006 (bedragen x € 1 mln.)
Financieringsbron Beleid EU LNVOverig* Totaal
GLB/Markt en prijsbeleid    
Inkomens/productiesteun 754 n.v.t.n.v.t. 754
Interventies en restituties 346n.v.t. n.v.t. 346
Totaal 1 100  1 100
     
GLB/Plattelandsbeleid    
Duurzame landbouw 19 20 81 120
Natuur en landschap 23 21 16 60
Waterbeheer 10 2 20 32
Diversificatie 22 7 11
Recreatie en toerisme 5 0 9 14
Leefbaarheid 6 0 11 17
Totaal 6545 144254
     
Structuurbeleid    
D2 Oost -en Zuid-Nederland 20 5 2045
FIOV (inclusief FIOV-Flevoland) 45 9
Leader+ 23 16 39
Totaal 48 9 36 93

* overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen

Tegenover de Europese subsidie-uitgaven staan ook afdrachten aan de EU. De voor LNV relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen, die onderdeel uitmaken van de Eigen Middelen van de Europese Unie. Deze ontvangsten worden verantwoord op artikel 29 van de LNV-begroting. Tabel 2 bevat de ramingen van deze ontvangsten in 2006. Deze ontvangsten worden onder aftrek van een perceptiekostenvergoeding (25%) afgedragen aan de EU.

Tabel 2. Geraamde ontvangsten aan landbouwheffingen (bedragen x € 1 mln.)
 2006
1.Douanerechten op landbouwproducten 245
2.Productieheffingen25
Totaal douanerechten en productieheffingen270

3. Markt- en prijsbeleid: de eerste pijler van het GLB

Het markt- en prijsbeleid richt zich op de stabilisatie van landbouwprijzen en – inkomens. Sinds 1992 is er sprake van continue hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de klassieke instrumenten als exportrestituties, productiesteun en interventie getransformeerd worden naar vormen van inkomenscompensatie.

In juni 2003 is een nieuwe fase ingegaan in het proces van de hervorming van het GLB. Het Belangrijkste kenmerk van deze hervorming is dat de inkomenssteun ontkoppeld wordt van de productie en omgezet wordt in de bedrijfstoeslagregeling. Andere kenmerken zijn:

– Om in aanmerking te (blijven) komen voor de inkomenssteun moet de agrarische producent voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden (ten aanzien van dierenwelzijn, voedselveiligheid, milieu, etc.), de zogeheten cross-compliance,. Bij onvoldoende naleving wordt de producent gekort op zijn inkomenssteun.

– Verplichte afroming (modulatie) van middelen van de eerste pijler (markt- en prijsbeleid) ten behoeve van de tweede pijler (plattelandsbeleid) van het GLB.

De controle op cross-compliance is per 2005 gestart. Per 2006 vindt de ontkoppeling van de productie plaats. Hierdoor «verdwijnt» een groot aantal steunregelingen (zoals akkerbouw, dierlijke regelingen met uitzondering van slachtpremies). Deze zijn opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling.

Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De nationale uitvoering van het markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Het aantal en de omvang van financiële correcties (apurement) geven een indicatie van de mate van rechtmatigheid van de uitvoering.

Ontwikkelingen

Zoals gesteld betreft de hervorming van het GLB een continu proces. Zo zal in het najaar van 2005 wellicht besluitvorming plaatsvinden over de hervorming van de marktordening suiker. De verwachting is tevens dat op de WTO-top van eind 2005 in Hongkong afspraken worden gemaakt over de uitfasering van exportrestituties.

Tot slot is op de Landbouwraad van 30 mei 2005 een politiek akkoord bereikt over de nieuwe financieringsverordening van het GLB. Vanaf 1 januari 2007 is er een nieuw financieel regime op het GLB van toepassing. Het GLB zal dan niet meer vanuit één fonds (EOGFL, Garantie) worden gefinancierd. De eerste pijler en de tweede pijler zullen dan vanuit twee aparte fondsen (het Landbouwfonds en het Plattelandsfonds) worden gefinancierd. Door de vorming van twee aparte fondsen kan vanuit het plattelandsfonds meer rekening worden gehouden met het projectmatige karakter van de uitgaven. In de volgende paragraaf wordt de vorming van dit Plattelandsfonds verder toegelicht.

4. Het plattelandsbeleid: de tweede pijler van het GLB

In 2000 heeft de EU naast de eerste pijler van het GLB de zogenaamde tweede pijler geïntroduceerd: het plattelandsbeleid. Dit beleid krijgt vorm via de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling, die voor Nederland is uitgewerkt in een nationaal Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Dit nationale POP is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk en provincies. De afspraken ter zake zijn vastgelegd in een bestuursovereenkomst op hoofdlijnen en provinciale uitvoeringsprogramma's. Het rijk is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP.

Het financiële belang van het POP zal in de toekomst steeds meer toenemen, mede op grond van de in juni 2003 afspraken gemaakt over verplichte afroming (modulatie) van gelden uit de eerste pijler van het GLB ten behoeve van het Europese plattelandsbeleid. Deze gelden komen met ingang van 2006 beschikbaar. In het eerste jaar (2006) is sprake van een bedrag van naar verwachting circa 14 mln euro voor Nederland dat op deze manier extra wordt ontvangen ter cofinanciering van het POP.

In 2006 wordt met het POP naar verwachting Europese financiering verkregen van ca € 65 mln. Nationale overheidsinstellingen en particulieren zullen naar verwachting samen bijna € 189 mln. bijdragen (zie tabel 1). Jaarlijks wordt voor 30 juni gerapporteerd aan de Europese Commissie over de voortgang van de uitvoering. Dit gebeurt op basis van communautair voorgeschreven criteria.

Tabel 3: verdeling van de POP-uitgaven en de EU-bijdrage POP over de beleidsartikelen (x € 1 mln.) in 2006
 POP-uitgaven waarvan gedekt door EU-bijdrage
Beleidsartikel 21 Duurzaam Ondernemen 19,967,94
Beleidsartikel 22 Agrarische Ruimte 2,23 0,56
Beleidsartikel 23 Natuur 47,14 19,02
Beleidsartikel 24 Landschap en recreatie 0,65 0,16
Beleidsartikel 27 Reconstructie 3,97 0,99
Totaal 73,9528,67

Ontwikkelingen

Op 20 juni 2005 is tijdens de Landbouwraad een politiek akkoord bereikt over een nieuwe plattelandsverordening voor de periode 2007 tot en met 2013. Het nieuwe Europese plattelandsbeleid richt zich in die periode op drie doelstellingen, te weten verbetering van de concurrentiekracht van de landbouw, verbetering van de kwaliteit van milieu, natuur en landschap op het platteland en een verbrede plattelandsontwikkeling. Deze doelstellingen sluiten op hoofdlijnen goed aan bij de prioriteiten van Nederland.

Tevens wordt er een belangrijke slag gemaakt in de vereenvoudiging van de uitvoering door de vorming van een Europees Plattelandsfonds. In dit fonds worden de geldstromen voor het huidige plattelandsbeleid uit het GLB (POP) en de geldstromen voor twee onderdelen van de structuurfondsen die gericht zijn op het platteland (Doelstelling 1 en Leader +) samengebracht. Voor deze geldstromen zal dan één beheers-en controlemechanisme van toepassing zijn. Hiermee wordt het plattelandsbeleid voor deze onderdelen vereenvoudigd en worden de administratieve lasten voor bedrijfsleven en overheid verminderd.

Er wordt op dit moment gewerkt aan een nieuw plattelandsprogramma voor Nederland voor de periode 2007 – 2013. Dit ontwerp-POP 2007–2013 zal een uitwerking bevatten van de Europese steunmogelijkheden in relatie tot nationale beleidsprioriteiten. Een belangrijke basis hiervoor vormen de Agenda Vitaal Platteland en bijbehorend Meerjarenprogramma, de provinciale Meerjarenprogramma's en de Landbouwvisie. Ook de beleidsnota over de biologische landbouw, de verdere ontwikkeling van het concept «groene diensten» en vereenvoudiging in de uitvoering door middel van het inrichten van een ondernemersprogramma spelen hierbij een rol.

5. De structuurfondsen: Doelstelling 2, LEADER + en FIOV

Vanuit de structuurfondsen zijn voor LNV Doelstelling 2, Leader+ en het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) van belang. Doelstelling 2 levert een bijdrage aan de ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van in structurele moeilijkheden verkerende zones. Leader+ levert een bijdrage aan het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden. Het FIOV is gericht op het ondersteunen van de herstructurering van de visserijsector.

Voor de bovengenoemde verschillende instrumenten uit de structuurfondsen worden binnen de lidstaten meerjarige uitvoeringsprogramma's opgesteld. Deze programma's, op basis waarvan de subsidies uit de structuurfondsen worden toegekend, worden veelal opgesteld en uitgevoerd door andere overheden in samenwerking met private partijen op regionaal of lokaal niveau. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de besteding van de middelen, zowel richting de Europese Commissie als richting de Tweede Kamer, ligt echter bij de rijksoverheid.

De structuurprogramma's binnen D2 en Leader+ ontvangen vanuit de EU bijdragen uit respectievelijk het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) en EOGFL-Oriëntatie. Rijk, provinciale en lokale overheden en private partijen nemen de co-financiering vanuit Nederland voor hun rekening. De ramingen voor 2006 (zie tabel 1) zijn gebaseerd op prognoses uit de regio.

Ontwikkelingen

De Commissie heeft op 14 juli 2004 voorstellen gedaan voor nieuwe kaderverordeningen structuurfondsen. Hierover is nog geen politiek akkoord bereikt. Naar verwachting zal dit eind 2005 gebeuren. In het voorjaar van 2005 is er al wel een start gemaakt met de nationale strategie; hiertoe is een interdepartementale werkgroep opgericht. Nadere uitwerking zal met decentrale overheden en andere partijen na de zomer verder worden opgepakt. De voor LNV relevante onderwerpen zijn:

– Agrofoodcomplex (kennis en innnovatie agri-business; greenports; foodvalley);

– Groen in en om de Stad (GIOS);

– Natura 2000 (natte natuur; robuuste verbindingen);

– Reconstructie (recreatie; natuurontwikkeling).

Doelstelling 2

Het kabinet beoogt onder meer via Doelstelling 2 een impuls te geven aan de noodzakelijke reconstructie van delen van Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Dit gebeurt door ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen te stimuleren.

De Enkelvoudige Programmerings Documenten (EPD's) voor Oost- en Zuid Nederland die onder doelstelling 2 vallen betreffen zowel een industriële als plattelandscomponent. Inhoudelijk zijn respectievelijk EZ en LNV hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk. LNV heeft echter alleen coördinerende verantwoordelijkheid ten aanzien van het EPD Oost-Nederland. EZ heeft dit ten aanzien van het EPD Zuid-Nederland.

De nationale uitgaven die in het kader van Doelstelling 2 als co-financiering onder het EDP Oost- of Zuid-Nederland vallen komen ten laste van artikel 27 Reconstructie.

Voor LNV zijn met name de 2 maatregelen onder prioriteit 1, «ruimtelijke ontwikkeling» van belang:

– Maatregel 1.1 herschikking functies buitengebied: duurzaam herschikken van de functies middels een ruimtelijke zonering, zodat de ruimtelijke structuur geen barrière vormt voor en perspectief biedt aan verdere duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied.

– Maatregel 1.2 natuur- , water- en milieuontwikkeling: het vergroten van de attractiviteit van het landelijk gebied, het behouden en versterken van de kwaliteit van de natuurlijke omgeving, het verbeteren van de ecologische basis ten behoeve van de landbouw en andere (economische) activiteiten en het realiseren van duurzaam waterbeheer.

LEADER+

Het communautair initiatief LEADER+ richt zich op plattelandsontwikkeling en heeft als belangrijkste doel «het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden». Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen steun voor gebiedsgebonden, geïntegreerde en experimentele strategieën voor plattelandsontwikkeling, steun voor samenwerkingsverbanden tussen gebieden en op transnationaal niveau en de vorming van een netwerk voor plattelandsgebieden binnen de Gemeenschap. In totaal is in de periode 2000–2006 ? 82,9 mln. beschikbaar aan Europese middelen. Per landsdeel (Noord, West, Oost en Zuid) is een programmeringsdocument opgesteld. De provincies hebben hierbij het initiatief en zijn beheers -en betaalautoriteit. Het nationale deel van de financiering (€ 121,6 mln. voor de periode 2000–2006) is vooral afkomstig van provincies, gemeenten en private partijen.

LNV heeft de uitvoering en de beleidsmatige verantwoordelijkheid van de Leader+ programma's gedecentraliseerd naar de provincies. LNV houdt vanuit een coördinerende verantwoordelijkheid wel toezicht op de uitvoering en op de financiële en inhoudelijke voortgang van de Leader+ programma's. In 2003 is er een mid term evaluatie geweest, die vooral betrekking had op de kwaliteit van implementatie. Op dit moment wordt er een update van deze mid term evaluatie uitgevoerd, en deze heeft vooral betrekking op de mate waarin de programma's hebben bijgedragen aan de voorgenomen doelstellingen.

Vanaf 2007 zal er geen apart Leaderprogramma meer bestaan. De leaderbenadering zal onderdeel gaan uitmaken van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 (POP2) met als doel de leaderwerkwijze te mainstreamen.

Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV)

In het kader van de Europese Structuurfondsen zijn bijstandsprogramma's voorzien ten behoeve van de visserijsector. Het doel hiervan is richting te geven aan de herstructurering van de visserijsector en deze herstructurering te vergemakkelijken. Deze bijstandsprogramma's worden bekostigd vanuit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV). Doelstellingen van het FIOV zijn 1) de ontwikkeling van de visserij-inspanning die aansluit bij de duurzame exploitatie van de visbestanden en 2) het stimuleren van modern ondernemerschap.

Het Financieringsplan FIOV 2000 – 2006 is onderverdeeld in 5 zwaartepunten, te weten:

– Aanpassing visserij-inspanning;

– Vernieuwing/modernisering visserijvloot;

– Aquacultuur en binnenvisserij;

– Overige maatregelen en

– Technische bijstand.

Ten behoeve van de bijstandsprogramma's voor de visserijsector stelt elke lidstaat een Enkelvoudig Programmerings Document (EPD) op. De Europese Commissie dient dit goed te keuren. Het huidige EDP heeft een looptijd van 7 jaar (2000 tot en met 2006).

De totale maximale bijstand voor de bijstandsprogramma's vanuit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) voor de genoemde periode bedraagt voor Nederland € 32,1 mln. Er is goede kans dat dit bedrag volledig benut wordt. De nationale uitgaven voor de structuurmaatregelen in de visserijsector die als co-financiering onder het EPD vallen, komen ten laste van het beleidsartikel «Duurzaam ondernemen» (beleidsartikel 21).

Naast de bovengenoemde bijstandsprogramma's profiteert de visserijsector ook via het EPD Flevoland van gelden uit het FIOV. Het EPD Flevoland vloeit voort uit de benoeming van Flevoland als ontwikkelingsgebied onder doelstelling 1 van de structuurfondsen en valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken. Op basis van dit EPD ontvangt de provincie zelfstandig een bijdrage uit het FIOV voor de visserijsector op haar grondgebied.

Momenteel wordt onderhandeld over het Europees Visserijfonds (EVF) als opvolger van de FIOV-regeling vanaf 2007. Ook dit EVF blijft gericht op de ondersteuning van de herstructurering van de sector.

BIJLAGE INVESTERINGSBUDGET LANDELIJK GEBIED (ILG)

Samenhang tussen rijksdoelen in Uitvoeringscontract 2005–2006 en operationele doelen uit LNV begroting 2006

Deze ILG bijlage geeft de samenstelling en reikwijdte van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) weer. Het is een indicatie van hetgeen vanaf 2007 in het ILG terecht komt alsmede van de operationele doelstellingen zoals deze in de rijksbegroting zijn opgenomen. Het is expliciet niet het rijksbod van de deelnemende ministeries. Dit rijksbod wordt in omvang en hoedanigheid geformuleerd in de actualisatie van het Meerjarenprogramma (2007–2013) van de AVP. De actualisatie van dit MJP-2 wordt conform de bepalingen in het wetsontwerp WILG opgesteld en zal in februari 2006 gereed zijn. De uitkomsten worden ingebed in de rijksbegroting 2007.

RijksdoelenRijksbudgettenBegrotingsartikel 2006 Begrotingsartikel 2005
1.Natuur: EHS/natuur buiten EHS  
Verwerving droge EHS t.b.v. SBB, behoudens LNV/23.11LNV/2.11
NURG en Maaswerken   
Verwerving droge EHS t.b.v. SBB in bufferzones LNV/23.11VROM/5.2.2 VROM/8.2.1.2
Verwerving natte EHS, behoudens IJsselmeer LNV/23.11LNV/2.12
Inrichting droge EHS, behoudens NURG en MaaswerkenLNV/23.12 LNV/2.13
Inrichting natte EHS, behoudens IJsselmeer LNV/23.12 LNV/2.14
SoortenbeschermingLNV/23.12 LNV/1.13
NatuurbeschermingswetLNV/23.12 LNV/3.11
Beheer EHS, behoudens terreinen van SBBLNV/23.12 LNV/3.11 en 1.13
OPMERKINGEN  
1) Opname beheer betreft alleen rijksbudget voor Programma beheer.
2) Het rijksbudget voor verwerving pnb is door leningenconstructie geen onderdeel meer van reikwijdte ILG.
3) Rijksbudget voor soortenbescherming (exclusief stedelijk gebied en actuele knelpunten).
2.Recreatie: Landelijke Routenetwerken  
Landelijke Routenetwerken LNV/24.14 LNV/1.15
3.Recreatie: Recreatie om de Stad  
Verwerving en inrichting RodS, behoudens LNV/24.13LNV/1.14
Regionaal Groen  
4.Nationaal Landschap/landschap  
Uitfinanciering inrichting t.b.v. bos en LNV/24.11LNV/1.13
landschap (incl. Nationaal Landschap) VROM/5.2.2 VROM/ 6.2.1.3
Opstellen plannen i.h.k.v. Belvedere LNV/24.11 VROM/5.2.2 VROM/5.2.2 OC&W/14.3.4 LNV/1.13 VROM/6.2.2.1 VROM/8.2.1.1 OC&W/14.3.4
Verwerving en inrichting t.b.v. recreatievoorzieningen (incl. Nationaal Landschap)LNV/24.11; 24.13; 24.14 LNV/1.15
Provinciale stichtingen landschapsbeheer LNV 24.11 LNV/1.13
5.Landbouw: duurzame landbouw  
Inrichting t.b.v. grondgebonden landbouw LNV/22.11 VROM/7.2.5 VROM/8.2.1.3 VROM/10.2.1 VROM/10.2.2 LNV/4.12
Opmerking: LNV categorie 4.12 (Koopmansgelden) per 2006 naar Gebonden landbouw (22.11)   
6.Landbouw: grondgebonden landbouw  
Inrichting t.b.v. grondgebonden landbouw LNV/22.12LNV/27.11 LNV/1.11
7.Landbouw: Niet grongebonden landbouw, onderdeel glastuinbouw  
Herstructurering glastuinbouw LNV/22.12LNV/4.13
8.Milieu: Milieucondities voor natuur  
Milieucondities voor natuur (inclusief verdrogingsbestrijding) LNV/27.11 VROM/8.2.1 VROM/7.2.4 VROM/7.2.5 V&W/14.01.02 VROM/7.2.1 VROM/10.2.1 LNV/1.11 V&W/14.01.02
9.Milieu: Terugdringen verstoring landelijk gebied  
Terugdringen verstoring landelijk gebiedVROM/8.2.3VROM/7.2.4 VROM/7.2.1VROM/10.2.1
10.Milieu: Bodemkwaliteit landelijk gebied  
Bodemkwaliteit landelijk gebied VROM/7.2.1VROM/7.2.1 VROM/10.2.1
BodemsaneringVROM/7.2.2LNV/23.11V&W/ 14.01.01VROM/7.2.2LNV/2.11V&W/ 14.01.01
OPMERKING  
1) Het rijksbudget voor saneren waterbodems wordt vanaf 2010 beschikbaar gesteld via ILG.
   
11.Reconstructiezandgebieden  
Reconstructiezandgebieden LNV/27.11 VROM/5.2.2 VROM/7.2.4 VROM/7.2.1LNV/1.12 VROM/8.2.1.3 VROM/10.2.1 VROM/10.2.2
OPMERKINGEN ALGEMEEN   
1) De regeling voor subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma is gekoppeld aan POP-1 en vervalt in 2006.

BIJLAGE OVERZICHTSCONSTRUCTIE GROENE HART

Projecten Te nemen besluiten Verantwoordelijkheidsverdeling BegrotingOperationeel doel Bedrag
Nationaal landschap Groene Hart Standpunt over nieuw ontwikkelingsprogramma Vakministerie: LNV/VROM Regie:ProvinciesXIV Diverse  
 Besluit over medefinanciering    
Nieuwe Hollandse Waterlinie Vaststellen begrenzingVoordragen werelderfgoed Vakministerie: LNV Regie: Liniecommissie XIV  pm
Stelling van AmsterdamVaststellen begrenzing Vakministerie: LNV Regie: Liniecommissie    
Veenweiden  Vakministerie: LNV Regie: convenant: Utrecht, Fesmiddelen: LNV XIV Diversepm
a: uitwerking veenweide-agenda toekennen 40 000 haVakministerie: LNV Regie: convenant: Utrecht    
b: PVA FES-gelden Veenweiden toekennen FES-geld Vakministerie: LNV Regie: Fesmiddelen: LNV    
Natte AsVaststellen begrenzing Vakministerie: LNV Regie: ProvinciesXIV   
 Toekennen hectares    
Transformatiezone Leiden Alphen Bodegraven Vakministerie: VROM/EZ Regie: Zuid-Holland XI en XIII pm
Afronden gebiedsuitwerking Oude Rijnzone Standpunt over gebiedsvisie Vakministerie: VROM Regie: Zuid-Holland   
Realisatie herstructurering bedrijventerreinen Oude Rijnzone Standpunt over herstructurering Vakministerie: EZ Regie: Zuid-Holland    
Infrastructuur (A12 en Rijn Gouwelijn Oost) Vakministerie: V & W Regie: V & W XII  
a Voorbereiden uitvoeringsbesluit A12uitvoeringsbesluit A12 Vakministerie: V & W Regie: V & W  € 204 mln.
b Voorbereiden uitvoeringsbesluit Rijn-Gouwe-Lijn Oost uitvoeringsbesluit Rijn-Gouwe-Lijn OostVakministerie: V & W Regie: V & W   € 140 mln.

* Op dit moment is nog niet exact aan te geven welke bedragen concreet neerslaan in de gebieden.

In de ontwerpbegroting 2007 of zoveel eerder als mogelijk zal de Tweede Kamer hierover geïnformeerd worden.

LIJST MET AFKORTINGEN

AID Algemene Inspectiedienst
AOCAgrarisch Opleidingscentrum
AVPAgenda Vitaal Platteland
BBL Beroepsbegeleidende Leerweg
BOL Beroeps Opleidende Leerweg
BSE Bovine Spongiform Encephalopathy
CITO Ontwikkeling examens en toetsing
CTBCollege Toelating Bestrijdingsmiddelen
DK Directie Kennis
DLG Dienst Landelijk Gebied
DLO Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
DR Dienst Regelingen
EFROEuropees Fonds voor de Regionele Ontwikkeling
EHSEcologische Hoofd Structuur
EIA Energie-Investeringsaftrek
EOGFL Europees Oriëntatie en Garantie Fonds voor de Landbouw
EPD Enkelvoudig Programmerings Document
EU Europese Unie
EVF Europese Visserijfonds
EZMinisterie van Economische Zaken
FAO Food and Agricultural Organisation
FIOVFinancieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij
Glami Convenant Glastuinbouw en Milieu
GLB Gemeenschappelijke Landbouwbeleid
GNOGewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong
GVB Gemeenschappelijke Visserijbeleid
GWWDGezondheids- en Welzijnswet Dieren
HAO Hoger Agrarisch Onderwijs
HBO Hoger Beroeps Onderwijs
HGISHomogene Groep International Samenwerking
HPAHoofdproductschap Akkerbouw
I&R Identificatie en Registratie
ICT Informatie Communicatie Technologie
ILGInrichting landelijk gebied
INGRAInnovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster
IPC Innovatie praktijkcentra
IPSVInnovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing
ISVInvesteringsbudget Stedelijke Vernieuwing
IVNInstituut voor Natuurbeschermingeducatie
KCB Kwaliteits Controlebureau Groenten en Fruit
KCE Kwaliteitsverbetering examens
KNAW Koninklijke Nederlandse Agrarische Wetenschappen
KVP Klassieke varkenspest
LID Landelijke Inspectiedienst voor Dieren
LNV Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LPC Landelijk pedagogische centra
Mavo Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs
MBOMiddelbaar beroepsonderwijs
MIA Milieu-Investeringsaftrek
MJA Meerjaren afspraken
MJP Meerjarenprogramma Vitaal Platteland
MKB Midden- en Kleinbedrijf
NCVS Nationaal Centrum voor Visstand en Sportvisserij
NMI Nederlands Mediation Instituut
NURG Nadere Uitwerking Rivierengebied
NVAO Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie
NvM Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur
NVVSNederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties
OC/ECOntwikkel- en Expertisecentrum
OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
PD Plantenziektenkundige Dienst
PEENPan-Europees Ecologische Netwerk
PIA Professioneel Inkopen en Aanbesteden
PNB Particulier Natuurbeheer
POP2Plattelandsontwikkelingsprogramma
PTProductschap Tuinbouw
PVE Productschap Vee Vlees en eieren
PZ Productschap Zuivel
RGD Rijksgebouwendienst
RSG Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw
RVR Regeling versterking recreatie
RWT Rechtspersoon met een wettelijke taak
SANSubsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer
SBB Staatsbosbeheer
SGB Subsidie gebiedsgericht beleid
SN Subsidieregeling Natuurbeheer
Stidug Stimulering Duurzame Glastuinbouwgebieden
TSE Transmissible Spongiform Encephalopathies
V&W Ministerie van Verkeer en Waterstaat
VBO Voorbereidend Beroepsonderwijs
VDVoedselkwaliteit en Diergezondheid
VIRISVisserij Registratie Informatie Systeem
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs
VNBBL Versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren
VROMVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
VWAVoedsel en Waren Autoriteit
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WEB Wet Educatie en Beroepsonderwijs
WHW Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek
WILG Wet Inrichting Landelijk Gebied
WOWetenschappelijk onderwijs
WOT Wettelijke onderzoekstaken
WTO World Trade Organisation
WU Wageningen Universiteit
WUR Wageningen Universiteit en Research centrum
WVO Wet op het voortgezet onderwijs
ZBO Zelfstandig bestuursorgaan

TREFWOORDENREGISTER

Agrarisch onderwijs 30

Agrarische ruimte 3, 37, 38, 94, 131, 141, 147, 150

Agrobiodiversiteit 29, 52

Agrocluster 4, 74, 158, 173

Agrofoodcomplex 10, 24, 70, 71, 141, 146, 150, 167

Agrologistiek 25, 27, 35, 36, 141

Aviaire Influenza 143

Belvedère 59

Bestrijdingsmiddelenwet 28, 29, 100

Bilaterale economische samenwerking 36, 141

Biodiversiteit 4, 6, 8, 9, 13, 14, 28, 29, 30, 42, 43, 44, 45, 51, 52, 53, 101, 142, 147, 151

Biologische landbouw 8, 16, 25, 30, 31, 33, 140, 146, 150, 159, 167

Biotechnologie 11, 28, 65, 67, 143

BSE 64, 65, 68, 173

Concurrentiekracht 12, 35, 141, 146, 150, 158, 166

Dierenwelzijn 8, 17, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 35, 140, 146, 150, 165

Diergezondheid 3, 18, 63, 64, 65, 66, 68, 79, 112, 124, 134, 143, 144, 148, 150, 151, 160, 174

Diergezondheidsfonds 69

Diergezondheidsniveau 65, 68, 143, 148, 151

Dierziekten 18, 63, 64, 68, 69, 143, 148, 151, 159, 160

Duurzaam ondernemen 3, 5, 6, 10, 22, 23, 25, 71, 79, 94, 100, 130, 141, 146, 150, 158, 169

Duurzame ontwikkeling 8, 9, 10, 15, 34, 41, 51, 52, 83, 168

Energiebesparingsbeleid 32

EOGFL-Garantie 164

FAO 5, 8, 85, 173

FIOV 26, 150, 163, 164, 167, 168, 169, 173

Fytosanitair 10, 25, 28, 29, 30, 36, 101, 103, 104, 140

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 8, 88, 106, 163

Gewasbescherming 16, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 32, 101, 103, 140, 146, 158

Gewasbeschermingsmiddelen 28, 29, 101, 173

Gewijzigde Natuurbeschermingswet 19

Glastuinbouw 19, 20, 24, 25, 26, 27, 31, 32, 33, 38, 41, 132, 140, 141, 146, 150, 159, 171, 173, 174

Habitatrichtlijn 42, 43, 47, 50, 51, 161

Herstructurering glastuinbouw 141, 146, 171

Herstructurering visserij 140, 146, 150

HGIS 5, 6, 86, 173

Hoofdlijnenakkoord 13

Innovatienetwerk groene ruimte en agrocluster 76

Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing 61, 173

Innovatie 3, 4, 6, 8, 10, 11, 12, 17, 24, 25, 27, 28, 31, 32, 33, 34, 70, 72, 73, 74, 76, 77, 78, 79, 80, 110, 125, 135, 140, 144, 145, 149, 152, 158, 161, 167, 168, 173

Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 173

Kennisinfrastructuur 74, 77

Kennisontwikkeling 24, 27, 28, 29, 31, 34, 36, 60, 119, 125, 132, 161

Landinrichting 38, 39, 40, 49, 57, 59, 94, 98, 119, 120, 132, 141, 142, 143, 150, 153, 157

Landschap en recreatie 4, 6, 54, 55, 57, 94, 134, 166

Landschap 3, 9, 10, 14, 16, 31, 35, 37, 42, 47, 49, 51, 53, 54, 55, 56, 57, 59, 60, 81, 100, 110, 119, 132, 142, 143, 147, 148, 151, 157, 164, 166, 167, 168, 170, 172

Meerjarenafspraken Energie 36

Melkveehouderij 25, 31, 32, 40, 119, 120, 132, 140

Mestbeleid 9, 15, 25, 28, 29, 30, 106, 107, 110, 125, 140

Meststoffenwet 27, 28, 31

Mineralenheffing 25

MKZ 20, 68

Nationale landschappen 12, 18, 55, 56, 57, 60, 142, 143, 147, 153

Nationale parken 45, 49, 50, 52, 53, 142

Natte natuur 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 141, 142, 167

Natuur voor mensen, mensen voor natuur 44, 48, 49, 50

Natuurbeschermingswet 13, 19, 42, 43, 45, 50, 170

Nitraatrichtlijn 28

Non-vaccinatiebeleid 68

Onderwijsbeleid 74, 76, 127, 144, 148, 151

Plattelandsbeleid 9, 163, 164, 165, 166

Plattelandsontwikkeling 12, 106, 153, 157, 164, 165, 166, 168, 171, 174

POP 12, 23, 94, 150, 152, 164, 165, 166, 168, 171, 174

Programma Beheer 13, 45, 47, 50, 52, 120, 121, 122, 142, 151

RBV 25

Realiseren natuur 43

Reconstructie 3, 4, 17, 81, 82, 83, 137, 145, 149, 152, 162, 166, 167, 168, 171

RSG 31, 32, 33, 140, 150, 174

Scrapie 64, 68, 69

Stidug 31, 32, 140, 174

Transitie 10, 19, 20, 21, 32, 77, 115, 125, 126, 136

Visserij 7, 12, 13, 22, 23, 24, 25, 26, 33, 34, 79, 91, 130, 131, 140, 141, 146, 150, 158, 159, 160, 162, 163, 167, 168, 169, 173, 174

Voedsel en groen 8, 10, 74

Voedselkwaliteit 1, 2, 3, 4, 17, 63, 66, 67, 69, 124, 134, 143, 148, 151, 160, 173, 174

Voedselveiligheid 9, 18, 20, 28, 36, 63, 64, 65, 66, 67, 79, 124, 143, 148, 160, 165

Vogelpest 21, 65, 143, 151

Wageningen UR 10, 11, 74

WEB 74, 76, 161, 174

WTO 8, 23, 24, 156, 157, 158, 159, 165, 174

Licence