Blz. | ||
A. | Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel | 3 |
B. | Begrotingstoelichting | 5 |
1. | Leeswijzer | 5 |
2. | Beleidsagenda | 6 |
3. | Beleidsartikelen | 15 |
3.1 | Belastingen | 15 |
3.2 | Financiële markten | 25 |
3.3 | Financieringsactiviteiten publiek-private sector | 33 |
3.4 | Internationale financiële betrekkingen | 42 |
3.5 | Exportkredietverzekering en investeringsgaranties | 47 |
3.6 | Vervallen | 54 |
3.7 | Beheer materiële activa | 55 |
3.8 | Begrotingsbeleid | 61 |
4. | Niet-beleidsartikelen | 67 |
4.1 | Algemeen | 67 |
4.2 | Nominaal en onvoorzien | 68 |
5. | Verdiepingshoofdstuk | 69 |
6. | Baten-lastenparagraaf | 81 |
7. | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 85 |
8. | Bijlage inzake ZBO’s en RWT’s | 88 |
9. | Bijlage Moties en Toezeggingen | 90 |
10. | Lijst met afkortingen | 117 |
11. | Begrippenlijst | 120 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Financiën voor het jaar 2007 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2007. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2007.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2007 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendienst)
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken voor het jaar 2007 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.
In maart 2005 is door de Minister van Financiën met de Tweede Kamer overleg gevoerd over de uitkomsten van het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) regeldruk en controletoren en de naar aanleiding daarvan door het kabinet in december 2004 gedane voorstellen. Tijdens het algemeen overleg op 2 en 3 maart 2005 en in de brief van 9 maart 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 949 en 29 950, nr. 5) is toegezegd de getrouwbeeldverklaring van de departementale auditdiensten parallel aan de gewijzigde bedrijfsvoeringsparagraaf over het verslagjaar 2007 in te voeren. De departementen hebben sindsdien belangrijke voortgang geboekt met het treffen van de hiervoor noodzakelijke maatregelen. Om op het ingroeitraject naar met name de getrouwbeeldverklaring geen wettelijke obstakels te laten ontstaan, dienen enkele bepalingen in de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) te worden aangepast. Dat zal regulier gebeuren via het moderniseringsproject van die wet, dat thans gaande is. Om de getrouwbeeldverklaring al over het jaar 2007 te kunnen toepassen is echter een tijdelijke – op het jaar 2007 gerichte – afwijking van de wet nodig. Dat gebeurt via het onderhavige wetsartikel. Het betreft concreet de aanpassing van artikel 66, vijfde en zesde lid, van de CW 2001. De gewijzigde insteek voor de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag leidt niet tot een aanpassing van de CW 2001. De inhoud van die paragraaf wordt in de Rijksbegrotingsvoorschriften geregeld.
Samengevat komen de wijzigingen in de bedrijfsvoeringsparagraaf en in de accountantsverklaring op het volgende neer.
Over eventuele rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden die de terzake gestelde artikelsgewijze tolerantiegrenzen te boven gaan, zal door de betrokken minister in de bedrijfsvoeringsparagraaf van zijn departementaal jaarverslag worden gerapporteerd. De departementale auditdienst verstrekt bij het aldus opgestelde jaarverslag (en saldibalans) een getrouwbeeldverklaring in plaats van een zogenaamde eisenverklaring. De getrouwbeeldverklaring heeft betrekking op de elementen die onder a tot en met d van het nieuwe zesde lid van artikel 66 in de CW 2001 zijn opgenomen. Daarbij beoordeelt de auditdienst op grond van onderdeel b of de rapportage over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering klopt en op grond van onderdeel d of er in het jaarverslag eventueel sprake is van strijdigheid tussen de gepresenteerde financiële informatie en de opgenomen beleidsinformatie.
Om aan te sluiten bij de in artikel 58 gehanteerde terminologie wordt in lid 6 van artikel 66 gesproken van deugdelijke weergave in plaats van de in accountantskring gebruikelijke formulering van getrouwe weergave. Daarmee wordt echter hetzelfde bedoeld. Het is geen bezwaar dat de accountant in zijn verklaring het begrip getrouwe weergave gebruikt.
De oordeelsvorming van de Rekenkamer blijft ten opzichte van het verleden ongewijzigd.
In het oude vijfde lid van artikel 66 kan de reikwijdte van de accountantsverklaring (een verklaring omtrent de financiële informatie in het jaarverslag en de saldibalans) worden geschrapt. De reikwijdte staat thans geheel in het zesde lid.
De formulering van de aanhef van het onderhavige wetsartikel luidende: «.... komt voor de accountantsdienst van het ministerie van ..... voor het jaar 2007 als volgt te luiden» is zodanig gekozen, dat de accountantsdienst de gewijzigde reikwijdte van de verklaring zowel dient toe te passen met betrekking tot het departementale jaarverslag van het betrokken departement als met betrekking tot een eventueel niet-departementaal jaarverslag waarvoor de betrokken minister verantwoordelijk is (zoals bijvoorbeeld een jaarverslag van een begrotingsfonds of van een van de begrotingshoofdstukken I, II, IV of IXA).
Er wordt in de wettekst nog gesproken van accountantsdienst in plaats van auditdienst, omdat die terminologie in de Comptabiliteitswet 2001 nog wordt gehanteerd. Bij de voorziene modernisering van de Comptabiliteitswet zal accountantsdienst worden vervangen door auditdienst.
Welke beleidsdoelstellingen worden nagestreefd op het gebied van de fiscaliteit, de financiële markten, de beheersing van de collectieve uitgaven? Hoe gaat de Staat om met roerende en onroerende zaken? Hoeveel bedragen de uitgaven van de Staat aan internationale financiële instellingen? In de begroting IXB (IXB) wordt antwoord gegeven op deze en vele andere vragen. IXB is opgebouwd uit zeven beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen bijna het gehele werkterrein van het ministerie van Financiën; het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid zijn opgenomen in begrotingshoofdstuk IXA.
De beleidsartikelen zijn:
1. Belastingen
2. Financiële markten
3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector
4. Internationale financiële betrekkingen
5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
7. Beheer materiële activa
8. Begrotingsbeleid
De niet-beleidsartikelen zijn:
9. Algemeen
10. Nominaal en onvoorzien
Artikel 6 Staatsloterij is met ingang van 2005 als zelfstandig beleidsartikel komen te vervallen, omdat de beleidsverantwoordelijkheid ten aanzien van de Staatsloterij is overgegaan naar het ministerie van Justitie. Het aandeelhouderschap van de Staatsloterij is bij Financiën gebleven. De budgettaire aspecten daarvan (de afdracht) zijn geïntegreerd in artikel 3.
De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. In de beleidsagenda (hoofdstuk 2) worden het werkterrein van het ministerie, de beleidsprioriteiten en de begroting op hoofdlijnen beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt op respectievelijk de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen ingegaan, waarvan de budgettaire mutaties toegelicht worden in het verdiepingshoofdstuk (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 6 is de paragraaf inzake de baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken opgenomen. Hoofdstuk 7 bevat de paragraaf betreffende de bedrijfsvoering. Als bijlagen zijn de bijlage moties en toezeggingen en de bijlage ZBO’s en RWT’s opgenomen, waarna ten slotte een lijst met afkortingen en een begrippenlijst volgen.
2.1 Het werkterrein van het Ministerie van Financiën op hoofdlijnen
Het ministerie van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:
a. het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid
b. het begrotingsbeleid en doelmatig beheer van ’s-Rijks financiën
c. het financieringsbeleid
d. het fiscale beleid
e. het heffen, controleren en innen van de belastingen
f. het beheer van materiële eigendommen van het Rijk
Het begrotingsbeleid wordt toegelicht in de Miljoenennota en komt beknopt aan de orde in de IXB-begroting. Voor het algemeen financieel-economische beleid geldt eveneens dat een groot deel in de Miljoenennota is opgenomen. Ook de belastingontvangsten worden toegelicht in de Miljoenennota.
Voor het financieringsbeleid wordt verwezen naar begroting IXA Nationale Schuld. De financiën van decentrale overheden, waarvoor de Minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeenteen Provinciefonds.
2.2.1 Houdbare overheidsfinanciën; trendmatig begrotingsbeleid
Het EMU-saldo beweegt zich in de goede richting. Dit komt vooral door het aantrekken van de economische groei en meevallende gasbaten door de aanhoudend hoge olieprijs. Het tekort dat in 2003 nog boven de 3% lag daalt in rap tempo. Ook de prognose voor 2007 verbetert flink. Vorig jaar werd er nog een tekort verwacht van 1,8% BBP in 2007, nu is dat een overschot van 0,2% BBP.
Doelstelling van dit kabinet is voorts het bereiken van een houdbaar pad van de overheidsfinanciën, waarbij de staatsschuld op termijn aanzienlijk wordt verkleind en tegelijkertijd wordt voldaan aan de Europese vereisten van het Verdrag en Het Stabiliteits- en Groeipact. Om dit houdbare pad van de overheidsfinanciën te bereiken, beoogt het kabinet het structurele EMU-tekort, dat is het tekort geschoond voor conjuncturele effecten, terug te brengen tot ½ % BBP in 2007. Voor 2007 wordt nu structureel begrotingsevenwicht verwacht. Dit ligt ruimschoots binnen de doelstelling.
Het kabinet heeft zich in zijn beleidsprogramma 2003–2007 ten doel gesteld het Nederlandse bedrijfsleven in de kopgroep te brengen op de gebieden «rechten en plichten van aandeelhouders», «transparantie» en «board structuur en kwaliteit». De door de ministers van Financiën en Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken ingestelde Monitoring Commissie Corporate Governance Code heeft in december 2005 haar eerste rapport uitgebracht. Daarin is geconstateerd dat de corporate governance code in hoge mate wordt nageleefd, en worden op onderdelen waar de naleving minder hoog is aanbevelingen gedaan voor verbetering. Wereldwijd wordt Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk door het Engelse onderzoeksbureau Ethical Investment Research Services aangewezen als koploper als het gaat om het ontwikkelen van een corporate governance code. De bevindingen van de Monitoring Commissie en de hoge internationale positie die Nederland daarmee heeft verworven zijn hoopgevend voor een relatief kort in werking zijnde code, maar uiteindelijk volstaat alleen een score van 100%. Het uiteindelijke doel is natuurlijk dat de code door de beursgenoteerde ondernemingen op alle onderdelen wordt toegepast, waarbij steeds geldt dat uitleg moet worden gegeven indien van een codebepaling wordt afgeweken.
In 2007 zal door het ministerie van Financiën voorts worden gewerkt aan een evaluatie van het instrument van de corporate governance code, die dan 3 jaar van kracht is, als alternatief voor «klassieke» wetgeving. Dit zal geschieden mede aan de hand van de rapporten van de Monitoring Commissie. Verder zal (nadere) aandacht worden gericht op de (machts)balans tussen (actieve) aandeelhouders en de andere belanghebbenden bij beursgenoteerde ondernemingen, waaronder de board, én op de rol van private equity fondsen op de financiële markten. Deze beide onderwerpen zijn zodanig van belang geworden voor de financiële markten dat een visie erop vanuit de overheid gerechtvaardigd is.
Ook in 2007 zal de Staat als aandeelhouder ook zijn deelnemingen kritisch blijven volgen op de toepassing van de corporate governance code.
2.2.3 Reductie Administratieve Lasten door Financiën
In 2007 zal het programma voor vermindering van administratieve lasten voor bedrijven verder worden uitgevoerd, overeenkomstig de titel van de kabinetsbrief die in april 2006 aan de Tweede Kamer is aangeboden: «De ondernemer centraal». Volgens de planning zal eind 2007 25% van de per 31 december 2002 gemeten € 16,3 mld. aan administratieve lasten zijn gereduceerd. Dit bespaart het bedrijfsleven jaarlijks ruim € 4 mld. kosten.
Belangrijkste maatschappelijk effect van de vermindering van administratieve lasten voor bedrijven met een kwart is een versterking van de concurrentiekracht van de Nederlandse economie. Volgens berekeningen van het CPB leidt dit – via een besparing op kosten – tot een extra groei van het BBP van 1,5%.
Het op deze wijze stimuleren van het ondernemerschap in Nederland levert op termijn meer welvaart, werkgelegenheid en consumptie per hoofd van de bevolking op. In een maatschappelijke sector als de zorg leidt een vermindering van de administratieve lasten met een kwart – volgens het CPB – tot een verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening voor de patiënt. 24 000 arbeidsjaren worden niet meer ingezet voor het invullen van formulieren, maar aan het verlenen van zorg («handen aan het bed»).
In 2007 moet de volle kwart, ofwel € 4,1 mld., worden gerealiseerd. Door Financiën wordt met de betrokken departementen het komende jaar tevens gewerkt aan de verdere verankering van de aanpak van administratieve lasten. Op die manier kan worden verzekerd dat de administratieve lasten op duurzame wijze worden verlaagd.
Zie voor een verdere uitwerking van de coördinatie van de administratieve lastenreductie voor het bedrijfsleven operationele doelstelling 3.8.3.4.
In de kabinetsbrief «De Ondernemer Centraal » van april 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 135) is een totale reductie gemeld van administratieve lasten tot en met 2007 op het fiscale terrein en het terrein van de financiële markten van € 882 mln. Daarvan zal in 2007 – rekening houdend met enkele verschuivingen naar 2007 en nieuwe ontwikkelingen – nog circa € 129 mln. in 2007 worden gerealiseerd zoals blijkt uit het hierna opgenomen overzicht.
De mutaties in de maatregelen ten opzichte van het beeld in april 2006 betreffen enkele posten voor 2006:
• Wetsvoorstel omzetting BPM-teruggaaf bestelauto’s ondernemers in vrijstelling: reductie van € 2,5 mln. in 2006;
• Vervallen douaneverplichtingen door toetreding nieuwe lidstaten in 2004 minus toename intrastatverplichtingen: reductie van € 18,7 mln. – minus toename van € 0,5 mln. = € 18,2 mln. in 2006;
• BTW-verplichtingen door toetreding nieuwe lidstaten in 2004: toename van € 6,0 mln. in 2006.
Het totale netto beeld tot en met 2007 van de reductie administratieve lasten bedrijfsleven van Financiën is door deze mutaties verbeterd en staat nu op € 915 mln.
Overzicht voorgenomen reductie administratieve lasten in 2007 voor het bedrijfsleven
Reductie (x € 1 mln.) | ||
---|---|---|
Vennootschapsbelasting | Volstaan met fiscale jaarrekening voor kleine rechtspersonen (vervallen commerciële jaarrekening) | 75 |
Vennootschapsbelasting | Wetsvoorstel Werken aan Winst | – 9,2 |
Loonbelasting | Wetsvoorstel Paarse Krokodil | 35 |
Loonbelasting | Wetsvoorstel Wijziging Wet kinderopvang | 12,7 |
Loonbelasting | Belastingplan 2007 (afdrachtvermindering onderwijs, persoonlijke dienstverlening, artiesten- en beroepssportersregeling) | 5,9 |
Accijnzen | Vervallen bunkervergunning etc. en digitaliseren vergunningen | 3,1 |
BPM/Motorrijtuigenbelasting | Belastingplan 2007 (autohuur buitenland) | – 0,2 |
Gedragstoezicht | Beperken insiderbegrip in complianceregeling Wte | 5,5 |
Gedragstoezicht | Afschaffen doorlopende verplichting buitenbeursinstellingen Wte | 8,2 |
Prudentieel toezicht | Verhogen van de rapportagefrequentie voor verzekeraars | – 1,8 |
Prudentieel toezicht | Implementatie richtlijn kapitaalakkoorden Bazel 2 | – 6,4 |
Integriteitstoezicht | Versoepelen identificatie- en verificatieplicht Wid | 4 |
Integriteitstoezicht | Identificatie buitenlandse rechtspersonen Wid | 0,1 |
Integriteitstoezicht | Derde witwasrichtlijn | – 3 |
Integriteitstoezicht | Banken (en eventueel andere dienstaanbieders) aansluiten op NAW (naam,adres en woonplaats)-administratie Wid | 0,3 |
Totaal | 129,2 |
Implementatie vereenvoudiging vergunningen
In het hiervoor geschetste beeld is het resultaat van de vereenvoudiging van vergunningstelsels begrepen. Voorzover daarvoor wetgeving moet worden gewijzigd, zijn of worden er wetsvoorstellen in 2006 ingediend. In een aantal gevallen is wijziging van uitvoeringsbesluiten of uitvoeringsregelingen nodig. Deze wijzigingen zullen tot stand worden gebracht met ingang van 1 januari 2007 of de ingangsdatum van de relevante wetgeving zoals in het geval van de herziening van de Wet belastingen op milieugrondslag. Het beschikbaar stellen van formulieren in de accijns- en douanesfeer op internet vindt gefaseerd plaats.
De Belastingdienst verricht momenteel extra inspanningen om de burger (nog) beter te bedienen in het voldoen van zijn belastingverplichtingen. Daarbij wordt de Belastingdienst onder andere gedreven door de wens de burger minder te belasten met administratieve zaken. Ook wordt de Belastingdienst geconfronteerd met een complexer wordende bedrijfsvoering. Om deze inspanningen mogelijk te maken, zijn meerjarig extra middelen uitgetrokken. Deze middelen hebben vooral betrekking op de vermindering van de complexiteit in de automatisering, op de Vooringevulde Aangifte (VIA) en op een capaciteitsimpuls in het Toezicht. De complexiteitreductie in de automatisering richt zich vooral op de bedrijfsvoering en wordt derhalve in de bedrijfsvoeringparagraaf verder toegelicht (zie p. 85).
Vooringevulde aangifte inkomstenbelasting (VIA)
De idee van de vooringevulde aangifte is dat de Belastingdienst de aanwezige informatie op het aangiftebiljet vermeldt. Bedoeling is een beperking van de administratieve lasten voor de burger. De vooringevulde aangifte houdt nauw verband met de ontwikkeling van een Basisregistratie inkomen bij de Belastingdienst. Besloten is om in 2008 (belastingjaar 2007) een eerste stap te zetten naar een vooringevulde aangifte inkomstenbelasting, waarvoor de voorbereidingen reeds in 2006 beginnen.
Versterking van het toezicht is nodig omdat burgers en bedrijven verwachten dat de Belastingdienst toezicht uitoefent, met als voornaamste kenmerken: risicogericht, zichtbaar, resultaatgericht en krachtig waar het de aanpak van malafide belastingplichtigen betreft. De Belastingdienst zal scherper de maatschappelijke uitstraling van zijn optreden meewegen. Dat betekent dat de fysieke controles ter plaatse de komende tijd zullen worden opgevoerd om zo meer evenwicht te bewerkstelligen tussen de aantallen controles en de selectie op risico’s en belang.
2.2.5 Afgeronde beleidsprioriteiten
Per 1 januari 2006 voert de Belastingdienst de huur- en zorgtoeslag uit. Dit is niet zonder problemen verlopen. De eerste periode is de inspanning er vooral op gericht geweest dat een ieder die er recht op heeft ook daadwerkelijk een toeslag ontvangt. In de rest van 2006 heeft de focus gelegen op het toekennen van het juiste bedrag van de toeslag. Tegelijkertijd zijn oplossingen gezocht voor de knelpunten in de automatisering. In 2007 wordt teruggekeken op de bereikte resultaten in 2006 en de betekenis hiervan voor de jaren erna.
Modernisering Vennootschapsbelasting
In mei 2006 is het wetsvoorstel «Wet werken aan winst» aan de Tweede Kamer aangeboden (zieKamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 1). Dit wetsvoorstel is o.a. het resultaat van de besprekingen eind december 2005 met de vaste kamercommissie voor Financiën over de visie van het kabinet in de Nota «werken aan winst, naar een laag tarief en een brede grondslag» (zieKamerstukken II, 2005/06, 30 107, nr. 2). Per 1 januari 2007 zal dit wetsvoorstel in werking treden en bijdragen aan de verbetering van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven en daarmee het Nederlandse vestigingsklimaat.
2.3 De begroting op hoofdlijnen
In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten op IXB. De belangrijkste wijzigingen worden toegelicht.
Tabel 2.3.1 Belangrijkste mutaties uitgaven (x € 1 000) | |||||||
Uitgaven | art. | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 14 079 882 | 3 888 088 | 3 906 023 | 3 983 711 | 4 034 251 | 4 058 071 | |
Nota van Wijziging | |||||||
Mutatie 1e suppletore begroting 2005 | 1 t/m 10 | 28 523 | – 23 350 | 22 728 | – 50 491 | – 36 645 | |
Beleidsmatige mutaties | |||||||
Belastingtelefoon | 1 | 14 000 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | ||
Vervallen BPM bestelauto’s | 1 | – 3 800 | – 3 800 | – 3 800 | – 3 800 | ||
Werken aan winst | 1 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | ||
Kindertoeslag | 1 | 3 300 | 5 400 | 17 200 | 16 000 | 16 000 | |
WTOS | 1 | 930 | 2 065 | 2 481 | 2 100 | ||
Correctie Aziatisch Ontwikkelingsfonds | 4 | – 2 884 | – 1 760 | – 3 204 | |||
Uitvoeringskosten DNB-EXIM | 5 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | |
Overig | 1 t/m 10 | 12 991 | 10 314 | 8 325 | 11 515 | 6 886 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 14 079 882 | 3 935 902 | 3 915 517 | 4 045 845 | 4 026 696 | 4 057 908 | 4 045 323 |
De uitgaven van het ministerie van Financiën laten door de jaren heen een licht stijgend verloop zien. De éénmalige uitschieter in 2005 hangt samen met de aankoop van het transportbedrijf Gasunie.
In het jaar 2007 zijn circa 71% van de totale uitgaven van het ministerie van Financiën apparaatsuitgaven. Deze apparaatsuitgaven worden geraamd op ca. € 2,8 mld. En hangen voor ca. 94% samen met de fiscale politiek van het kabinet (beleidsartikel 1). De beleidsuitgaven (programma) bedragen naar verwachting in 2007 in totaal ca. € 391 mln. Een groot deel van deze uitgaven heeft betrekking op de schade-uitkeringen bij de exportkredietverzekering (beleidsartikel 5) en het beheer van de materiële activa van het Rijk (beleidsartikel 7).
De mutaties uit bovenstaande tabel worden toegelicht in het verdiepingshoofdstuk (p. 71 e.v.).
Tabel 2.3.2 Belangrijkste mutaties niet-belastingontvangsten (x € 1 000) | |||||||
Ontvangsten | art. | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 6 229 462 | 3 502 561 | 3 351 755 | 3 198 875 | 3 119 569 | ||
Nota van Wijziging | 3 | 18 000 | 18 000 | 18 000 | 18 000 | 18 000 | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2006 | 1 t/m 9 | 424 425 | 15 881 | 20 867 | – 33 933 | – 38 633 | |
Opbrengst onttrekking vermogenstitels | 3 | 250 000 | 250 000 | 100 000 | |||
Dividend Staatsdeelnemingen | 3 | 275 707 | 28 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | |
Winstafdracht DNB | 3 | – 98 000 | 89 000 | 199 000 | 190 000 | 188 000 | |
Afdrachten Holland Casino | 3 | – 20 000 | – 30 000 | – 30 000 | – 30 000 | – 25 000 | |
Afdrachten Staatsloterij | 3 | 5 226 | 12 000 | 7 000 | 7 000 | 7 000 | |
Terugstorting agio | 3 | – 8 000 | |||||
Opbrengst verkoop vermogenstitels | 3 | 45 073 | |||||
Vervroegde aflossingen | 5 | 298 000 | – 39 327 | – 38 527 | – 37 000 | – 37 000 | |
Bijstelling raming Verkoop | 7 | 18 500 | 18 500 | ||||
Overig | 3 366 | – 340 | – 340 | –340 | – 340 | ||
Stand ontwerpbegroting 2007 | 4 696 358 | 3 694 969 | 3 389 875 | 3 366 796 | 3 271 882 | 3 230 865 |
De niet-belastingontvangsten vertonen door de jaren heen een dalende lijn; de uitschieter in 2005 hangt vooral samen met verkoopopbrengsten van Staatsdeelnemingen.
De totale niet-belastingontvangsten op IXB bedragen in 2007 ca. € 3,7 mld. Een groot deel daarvan betreffen ontvangsten in het kader van de staatsdeelnemingen en de afdrachten van DNB, Holland Casino en de Staatsloterij (beleidsartikel 3). Andere ontvangsten betreffen de schaderestituties (provenu’s) bij de exportkredietverzekering (beleidsartikel 5) en (erf)pacht- en verkoopopbrengsten van gronden (beleidsartikel 7).
De mutaties uit bovenstaande tabel worden toegelicht in het verdiepingshoofdstuk (p. 71 e.v.).
3.1.1. Fiscaal beleid en wetgeving
3.1.1.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het ontwerpen van beleid gericht op het genereren van inkomsten en het realiseren van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid.
Omschrijving van de samenhangin het beleid
Het beleid is er op gericht om inkomsten te genereren voor de financiering van overheidsbeleid, om structuurversterkende maatregelen te nemen en om het fiscale instrument in te zetten voor de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid.
De minister en staatssecretaris van Financiën zijn verantwoordelijk voor:
• Het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;
• Het vaststellen van de belastinggrondslagen;
• Het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.
Het behalen van deze doelstelling hangt af van:
• De kwaliteit van de fiscale wet- en regelgeving;
• Politieke ontwikkelingen;
• De belastingmoraal (compliance).
3.1.2. Operationele doelstellingen
3.1.2.1 Operationele doelstelling 1
Het genereren van inkomsten
Om de overheidsuitgaven te financieren.
Het ontwerpen van fiscale wet- en regelgeving, zoals het Belastingplan.
De realisatie van geplande inkomsten (Belastingontvangsten). Deze zijn opgenomen in de Tabel Budgettaire gevolgen van Beleid.
3.1.2.2. Operationele doelstelling 2
Het realiseren van niet-fiscale doelstellingen
Het inzetten van het fiscale instrument is er op gericht om de niet-fiscale doelstellingen van het kabinetsbeleid te realiseren. Dit beleid handelt om het aanbod van bepaalde voorzieningen te stimuleren, om maatschappelijk ongewenst gedrag tegen te gaan, om structuurversterkende maatregelen te nemen om het vestigingsklimaat aantrekkelijker te maken. Hierbij is ook van belang om door de Basisregistraties inkomen en WOZ de administratieve lasten te verminderen, dienstverlening te verbeteren en te komen tot een efficiëntere en effectievere gegevenshuishouding.
• Aanpassing fiscale wet- en regelgeving;
• Afsluiten en uitvoeren van bilaterale belastingverdragen.
Het inzetten van het fiscale instrument is er op gericht om de niet-fiscale doelstellingen van het kabinetsbeleid te realiseren, dit zijn grotendeels doelstellingen van andere departementen. De mate van doelbereiking wordt door de betreffende departementen verantwoord, hierover worden derhalve geen meetbare gegevens opgenomen binnen begroting IXB.
3.1.2.3. Operationele doelstelling 3
Het verzorgen van wetgeving ter ondersteuning van de uitvoering van de taken door de Belastingdienst.
De fiscale wet- en regelgeving zorgt voor ondersteuning en vergemakkelijking van de uitvoering van de taken door de Belastingdienst. Tevens dient deze regelgeving een vermindering van de administratie lasten burger.
• Ontwerp van wetgeving in het kader van invoering van de vooringevulde aangifte;
• Het ontwerpen van de uitvoeringsmaatregelen Algemene douanewet.
De mate van doelbereiking komt tot uiting bij de meetbare gegevens van de Belastingdienst.
3.1.2.4. Operationele doelstelling 4
Het evalueren van fiscale wet- en regelgeving
Met het evalueren van fiscale wet- en regelgeving wordt bezien of beoogde doelstellingen en uitgangspunten ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd.
• Evaluatieonderzoek;
• Beleidsdoorlichting.
Het ministerie van Financiën verricht in nauwe samenwerking met de betrokken departementen in een vijf jaarlijkse cyclus evaluaties van alle belastinguitgaven zoals opgenomen in bijlage 5 van de Miljoenennota. In genoemde bijlage wordt elk jaar een overzicht gegeven van de afgeronde evaluaties in het afgelopen jaar en komt ook de mate van doelbereiking tot uiting.
3.1.3.1 Algemene Beleidsdoelstelling
Burgers en bedrijven zijn bereid hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).
Omschrijving van de samenhang in het beleid
De Belastingdienst bevordert compliance door goede dienstverlening, adequaat toezicht en zonodig strafrechtelijk afgedwongen naleving.
De minister en staatssecretaris van financiën zijn verantwoordelijk voor:
• de uitvoering van de heffing en inning van de rijksbelastingen en de douanerechten
• de controle op de invoer, doorvoer en uitvoer van goederen
• de uitvoering van de premieheffing en -inning van de werknemers- en volksverzekeringen
• handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit
• de uitvoering van de vaststelling en de uitkering van toeslagen.
Het behalen van deze doelstelling hangt af van de kwaliteit van de dienstverlening en de effectiviteit van het toezicht en de opsporing.
Prestatie-indicator (in %) | Basiswaarde 2004 | Waarde 2005 | Streefwaarde 2006 | Streefwaarde 2007 |
Belastingontduiking is onaanvaardbaar | 88 | 84 | 88 | 88 |
Zelf belasting ontduiken is vrijwel uitgesloten | 75 | 71 | 75 | 75 |
Belasting betalen betekent iets bijdragen | 58 | 52 | 60 | 60 |
• Ten aanzien van de bovenstaande compliance-indicatoren geldt dat deze teruglopen. De Belastingdienst wil de komende jaren deze trend keren en de mogelijkheden om belasting te ontduiken verminderen. De Belastingdienst intensiveert het toezicht en stuurt op verbetering van de dienstverlening.
• Het percentage belastingplichtigen dat aangeeft zelf belastingontduiking vrijwel uitgesloten te vinden, is licht gedaald. Daarbij gaat het zowel om het wíllen als om het kúnnen ontduiken. De Belastingdienst stuurt erop deze trend te keren en de mogelijkheden om te ontduiken te verminderen. De Belastingdienst intensiveert het toezicht en stuurt op verbetering van de dienstverlening. Door als overheid te gaan werken met basisregistraties en meer koppelingen tot stand te brengen met gegevensstromen van derden zullen vooral de mogelijkheden om belasting te ontduiken voor particuliere belastingplichtigen verder afnemen.
Voor een verdere toelichting op de compliance-indicatoren wordt verwezen naar Bedrijfsplan Belastingdienst 2006–2010, blz. 28 en Beheersverslag Belastingdienst 2005 blz. 11 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 34).
3.1.4 Operationele doelstellingen
3.1.4.1 Operationele doelstelling 1
Belastingplichtigen, premieplichtigen en rechthebbenden van toeslagen dienstverlening aanbieden op de manier die hen past.
Met dienstverlening bevordert de Belastingdienst de zelfredzaamheid, zodat burgers en bedrijven aangiften en aanvragen goed begrijpen en makkelijk invullen. Hierdoor kunnen zij een juiste aangifte of aanvraag tijdig indienen.
• Verdere ontwikkeling van de telefonische dienstverlening gericht op goede telefonische bereikbaarheid en kwalitatief goede afhandeling;
• Snellere en eenduidige informatieverstrekking via de drie kanalen (telefoon, balie en Internet) van dienstverlening;
• Ontwikkeling van de vooringevulde aangifte voor de inkomstenbelasting van particuliere belastingplichtigen;
• Verder bouwen aan een samenwerkingsverband met organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van de toeslagen. Hierdoor kan de Belastingdienst een brede dienstverlening aan de burger bieden;
• Training van medewerkers gericht op het verbeteren van hun schriftelijke communicatie met burgers en bedrijven.
Prestatie-indicator (in %) | Basiswaarde 2004 | Waarde 2005 | Streefwaarde 2006 | Streefwaarde 2007 |
Afgehandelde telefoongesprekken | 67 | 80 | 80 | 80 |
Ervaren duidelijkheid correspondentie | 81 | 82 | 84 | 84 |
Ervaren snelheid afhandeling | 71 | 63 | 72 | 70 |
Ervaren bereikbaarheid | 60 | 43 | 70 | 70 |
Nakomen van afspraken | 87 | 83 | 87 | 87 |
• Nadat het percentage afgehandelde telefoongesprekken in het voorjaar van 2005 een dieptepunt had bereikt, is besloten de telefonische dienstverlening ingrijpend te herzien. De (kwantitatieve) norm en realisatie ligt daardoor weer op gemiddeld 80 procent, een percentage dat gebruikelijk is voor professionele callcentra. Het verbeterproces wordt in 2006 voortgezet. Voor wat betreft het binnen 48 uur nakomen van de terugbelafspraak in verband met vragen van belastingplichtigen die niet direct telefonisch beantwoord kunnen worden is de realisatie over 2005 uitgekomen op 84 procent. De over 2007 te bereiken norm bedraagt minimaal 95 procent.
• In 2005 kwalificeerde ruim 80 procent van de belastingplichtigen de brieven en aangiftemedia (biljet, diskette, programma) als duidelijk. De Belastingdienst gaat ervan uit dat de komende jaren de waardering nog licht zal toenemen. Enerzijds doordat meer belastingplichtigen en toeslaggerechtigden van de elektronische aangifte gebruik gaan maken, anderzijds omdat de schriftelijke communicatie meer aandacht zal krijgen.
• De waardering voor de afhandelingsnelheid is al jaren vrij constant, hoewel er in 2005 sprake was van een daling, onder meer als gevolg van de latere oplegging dan gewoonlijk van definitieve aanslagen Inkomstenbelasting en Vennootschapsbelasting. De komende jaren werkt de Belastingdienst aan verbetering van de logistieke processen.
Voor een verdere toelichting op bovenstaande instrumenten en prestatie-indicatoren wordt verwezen naar Bedrijfsplan Belastingdienst 2006–2010, blz. 16 t/m 18 en 29 en Beheersverslag Belastingdienst 2005, blz. 13 t/m 15 en 39 t/m 40 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 34) en Verslag van een schriftelijk overleg, blz. 11 t/m 12 en 20 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 40).
3.1.4.2. Operationele doelstelling 2
Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen.
De Belastingdienst wil toezicht uitoefenen met als voornaamste kenmerken risicogericht, zichtbaar, resultaatgericht en krachtig waar het de aanpak van malafide belastingplichtigen betreft. Het draait om de inhoud en de resultaten. Het is daarom niet voldoende alleen te sturen op de aantallen, maar vooral ook het maatschappelijke effect te monitoren. Maar de aantallen blijven wel degelijk ook van belang. De Belastingdienst moet immers zichtbaar aanwezig zijn: er moeten genoeg controles worden uitgevoerd om een verantwoord rakingpercentage te garanderen. In 2007 wil de Belastingdienst een beter evenwicht creëren tussen de aantallen controles en het selecteren op risico en belang.
Daarnaast speelt dat de Belastingdienst niet alleen wil kijken naar aangiften van bekende belastingplichtigen, maar vooral ook naar de groep die zich buiten het blikveld van de Belastingdienst probeert te houden, het zogenoemde grijze/zwarte circuit, en naar onbekende belastingplichtigen. De Belastingdienst zal het aantal diepgaande en materiële controles opvoeren. Controles zullen steeds vaker samen met andere handhavingorganisaties worden uitgevoerd. Handhavingcommunicatie zal nadrukkelijker als instrument worden ingezet om duidelijk te maken waar de Belastingdienst mee bezig is en welke resultaten worden behaald.
Voor nadere informatie over de versterking van het toezicht, onder meer door intensivering van het aantal boekenonderzoeken, wordt verwezen naar de brief van 15 mei 2006 van de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer over de reorganisatie en taakstelling van de Belastingdienst (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr 39) en naar het Verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Financiën, blz. 23 (Kamerstukken II 2005/06, 30 550 IXA en IXB, nr. 6). Daarnaast is een brief aan de Tweede Kamer over de versterking van het toezicht in voorbereiding.
• Risicobeheersing gericht op fiscale risico’s, financieel belang en maatschappelijke relevantie, blijft bepalend voor de aanpak van het toezicht;
• Meer aandacht voor de groep belastingplichtigen die zich buiten het blikveld van de Belastingdienst probeert te houden, het zogenoemde grijze/zwarte circuit, en voor onbekende belastingplichtigen. Zie hiervoor ook de brief van de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer over contra legem en vrijplaatsen van 3 juni 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 643, nr. 2);
• Afsluiten van convenanten in het kader van horizontaal toezicht. Zie ook de brief van de staatssecretaris van Financiën van 15 april 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 643, nr. 4);
• Landelijke acties (in samenwerking met andere handhavingorganisaties);
• Inzetten van handhavingcommunicatie;
• Intensivering van de invordering.
Prestatie-indicator | Basiswaarde 2004 | Waarde 2005 | Streefwaarde 2006 | Streefwaarde 2007 |
Correctiepercentage IB (excl. navorderingsaanslagen) | 4,9 | 5,7 | 6,5 | 6,5 |
Correctiepercentage Vpb (excl. navorderingsaanslagen) | 7,5 | 6,0 | 6,5 | 6,5 |
Percentage nihilscores veldtoetsen (IB/Vpb/LB/OB) | 26 | 26 | 25 | 23 |
Aantallen boekenonderzoeken | 41 000 | 31 500 | 40 000 | 50 000 |
Correctiepercentage invoerrechten/accijnzen | 13 | 14 | 14 | 14 |
Percentage achterstand invordering | 3,7 | 3,1 | 3,5 | 2,7 |
Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie | 80 | 79 | 86 | 90 |
Door belastingplichtige ervaren pakkans (in %) | 66 | 67 | 70 | 71 |
• Een controle met nihilscore is een controle die geen resultaat oplevert. Een laag percentage nihilscores is een indicatie voor effectief toezicht. Via een verbetering van de risicoselectie wil de Belastingdienst de stijgende trend in de nihilscores veldtoetsen keren. Daarentegen wil de Belastingdienst ook meer controles gaan uitvoeren om de zichtbaarheid te verhogen. De prestatie-indicator nihilscores heeft betrekking op boekenonderzoeken die worden uitgevoerd gericht op fiscaal risico en/of financieel belang;
• De afgelopen jaren is het aantal boekenonderzoeken sterk teruggelopen en is de kans dat een ondernemer door de Belastingdienst wordt gecontroleerd sterk afgenomen. Het keren van deze negatieve trend heeft prioriteit. De zichtbaarheid van de dienst moet omhoog. In het najaar van 2006 zal de Tweede Kamer middels een brief nader geïnformeerd worden over het toezichtplan van de Belastingdienst voor de komende jaren;
• De verwachting is dat het percentage correcties invoerrecht/accijns op termijn licht zal toenemen. Het illegale vervoer van accijnsgoed blijft een speerpunt en zal daarom bijdragen aan de verwachte stijging. Doordat de douane bonafide partijen gaat certificeren, wordt de groep die hij fysiek moet controleren, kleiner. Dit, in combinatie met een verbeterde risicoselectie, zorgt ervoor dat het correctiepercentage naar verwachting zal stijgen;
• Op basis van het actieplan Aanpak achterstand invordering is de inrichting van het invorderingsproces herzien. Vanaf 2008 zal dit door een nieuw invorderingssysteem worden ondersteund;
• Het percentage processen-verbaal dat tot veroordeling/transactie leidt, is gebaseerd op de jaarproductie van het OM. Dit percentage vertoont een stijgende lijn sinds 2003, toen het OM met een inhaalslag is begonnen. In 2006 moet 86 procent van de zaken tot een transactie of dagvaarding leiden, oplopend tot 90 procent in 2007, waarna het niveau stabiel blijft;
• De Belastingdienst streeft ernaar de ervaren pakkans te verbeteren. Dit ondermeer door het koppelen van basisregistraties van de overheid, uitbreiding van de gegevensstromen van derden, digitalisering van het aangifteproces, intensivering van risicogerichte en zichtbare controles, een hogere prioriteit voor het opsporen van onbekende en malafide belastingplichtigen en meer samenwerking met andere handhavingorganisaties.
Voor een verdere toelichting op de beoogde versterking van het toezicht, op bovenstaande instrumenten en prestatie-indicatoren wordt verwezen naar Bedrijfsplan Belastingdienst 2006–2010, blz. 18 t/m 21 en 30 t/m 31, Beheersverslag Belastingdienst 2005, blz. 19 t/m 29 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 34) en Verslag van een schriftelijk overleg, blz. 12 t/m 15 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 40).
3.1.4.3. Operationele doelstelling 3
Het leveren van een bijdrage aan de bescherming van de samenleving tegen ongewenste goederen.
Om de risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid, economie en milieu (VGEM) beheersbaar te maken. Daarbij wordt voldaan aan de internationale regelgeving ten aanzien van de bescherming van de gemeenschappelijke buitengrens op VGEM-gebied.
• Verbreden en intensiveren van het toezicht op de hele logistieke keten, bij grensoverschrijdend goederenverkeer;
• Certificering van ondernemingen;
• Ontwikkelen van een intelligence-functie gericht op de beheersing van VGEM-risico’s bij het grensoverschrijdende goederenvervoer;
• Intensiveren van de samenwerking met de douanediensten binnen en buiten de EU;
• Intensiveren van de samenwerking met Nederlandse handhavingorganisaties op VGEM-gebied;
• Continuering 100% passagierscontroles.
Prestatie-indicator | Basiswaarde 2004 | Waarde 2005 | Streefwaarde 2006 | Streefwaarde 2007 |
% Correcties Douane bij VGEM | 1,7 | 1,7 | 2 | 3 |
Aantal correcties VGEM bij passagierscontrole Douane | 13 600 | 11 600 | 11 250 | 11 000 |
Aantal processen verbaal Douane bij VGEM | 14 400 | 23 500 | 18 000 | 22 500 |
Aantal processen verbaal FIOD-ECD niet-fiscaal | 310 | 318 | 275 | 270 |
• Door het certificeren van ondernemingen kan de controlecapaciteit gerichter ingezet worden op de grote risico’s. Door verbetering van de risicoselectie en door het intensiveren van de samenwerking met andere diensten zal het correctiepercentage stijgen;
• De streefwaarde van de FIOD-ECD ten aanzien van het aantal processen verbaal ligt op een iets lager niveau dan in 2005 vanwege de focus op grotere zaken;
• De norm en de realisatie voor het aantal processen verbaal Douane bij VGEM vertoont een wat grillig verloop. Dit is ontstaan doordat de realisatie in 2004 en 2005 ver boven de streefwaarden (7 900 en 8 050) bleek uit te komen. Bij de planning voor deze jaren was nog geen rekening gehouden met de inzet voor de 100% controles op Schiphol en de vogelgriep in 2005.
Voor een verdere toelichting op bovenstaande instrumenten en prestatie-indicatoren wordt verwezen naar Bedrijfsplan Belastingdienst 2006–2010, blz. 22 t/m 23 en 31 en Beheersverslag Belastingdienst 2005, blz. 31 t/m 34 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 34) en Verslag van een schriftelijk overleg, blz. 19 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 40).
3.1.5. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 3 261 247 | 3 491 063 | 3 411 859 | 3 446 305 | 3 391 245 | 3 371 362 | 3 369 998 |
Uitgaven | 3 244 574 | 3 491 003 | 3 411 799 | 3 446 305 | 3 391 245 | 3 371 362 | 3 369 998 |
Programma-uitgaven | 564 195 | 798 753 | 785 315 | 786 697 | 771 697 | 77 1 697 | 771 695 |
Doelstelling 2 Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen. | |||||||
Programma | 75 425 | 66 253 | 55 315 | 56 697 | 56 697 | 56 697 | 56 695 |
Heffing- en invorderingsrente | 488 770 | 732 500 | 730 000 | 730 000 | 715 000 | 715 000 | 715 000 |
Apparaatsuitgaven | 2 680 379 | 2 692 250 | 2 626 484 | 2 659 608 | 2 6 19 548 | 2 599 665 | 2 598 303 |
Ontvangsten | 106 850 958 | 108 951 633 | 114 431 068 | 120 320 684 | 124 942 257 | 128 492 931 | 132 397 011 |
Programma-ontvangsten | 106 802 400 | 108 922 661 | 114 405 596 | 120 295 212 | 124 916 785 | 128 467 459 | 132 371 539 |
Algemene beleidsdoelstelling | |||||||
Belastingontvangsten | 105 872 334 | 107 647 538 | 113 070 773 | 118 955 389 | 123 591 962 | 127 142 636 | 131 046 716 |
Doelstelling 2 Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen. | |||||||
Programma | 287 692 | 305 123 | 304 823 | 304 823 | 304 823 | 304 823 | 304 823 |
Heffing- en invorderingsrente | 642 374 | 970 000 | 1 030 000 | 1 035 000 | 1 020 000 | 1 020 000 | 1 020 000 |
Apparaatsontvangsten | 48 558 | 28 972 | 25 472 | 25 472 | 25 472 | 25 472 | 25 472 |
Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid
De belastingontvangsten in de tabel budgettaire gevolgen zijn netto-ontvangsten na aftrek van de ontvangsten die ten behoeve van het Gemeentefonds en het Provinciefonds (op grond van de financiële verhoudingswet) en het BTW-Compensatiefonds worden afgezonderd. In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2007 met IXB. Een toelichting op de belastingontvangsten wordt gegeven in de Miljoenennota.
Tabel aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2007 met IXB (x € mln.) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Totale belastingontvangsten Jaarverslag 2005/Miljoenennota | 120 743 135 | 124 040 599 | 130 890 790 | 136 831 910 | 141 592 199 | 145 200 903 | 149 172 219 |
Afdracht Gemeentefonds | 11 996 803 | 13 367 545 | 14 704 132 | 14 672 069 | 14 721 734 | 14 721 734 | 14 723 735 |
Afdracht Provinciefonds | 1 004 014 | 1 085 527 | 1 110 237 | 1 110 237 | 1 110 237 | 1 110 237 | 1 110 237 |
Afdracht BTW-Compensatiefonds | 1 870 984 | 1 939 989 | 2 005 648 | 2 094 215 | 2 168 266 | 2 226 296 | 2 291 531 |
Belastingontvangsten IXB | 105 872 334 | 107 647 538 | 113 070 773 | 118 955 389 | 123 591 962 | 127 142 636 | 131 046 716 |
In de programma-uitgaven van de Belastingdienst zit geen budgetflexibiliteit aangezien het om uitgaven gaat die 100% juridisch verplicht zijn, zoals de programma-uitgaven voor heffing- en invorderingsrente, de Wet kosten bezwaarfase voor proceskosten en uitgaven voor de WOZ. Deze uitgaven vloeien voort uit bestaande wettelijke regelingen dan wel uit uitspraken van het Europese Hof van Justitie.
3.1.6 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Fiscaal beleid en wetgeving | ||||||
Belastinguitgaven | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ |
Monitor inkomsten uit lokale heffingen | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ |
Beleidsdoorlichting operationele doelstelling 4 | □ | |||||
Belastingdienst | ||||||
Algemene beleidsdoelstelling | ||||||
Fiscale Monitor (compliance) | • | • | • | • | • | • |
Joint audit Reorganisatie Belastingdienst | ♦ | |||||
Operationele doelstelling 1 | ||||||
Fiscale Monitor (dienstverlening) | • | • | • | • | • | • |
Operationele doelstelling 2 | ||||||
Doorlichting uitvoering Toezicht | □ | |||||
Fiscale Monitor (toezicht) | • | • | • | • | • | • |
Periodieke audits project Toeslagen | ♦ | |||||
Periodieke audits project samenwerking UWV-Belastingdienst (SUB) | ♦ | |||||
Audit vrijplaatsen en contra legem | ♦ | |||||
Periodieke audits project herziening invordering | ♦ | |||||
Periodieke audits implementatie project zorgverzekeringswet bij Belastingdienst | ♦ | ♦ | ||||
Audit P-direct | ♦ | |||||
FIX | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ |
Audit vooringevulde aangifte | ||||||
Audit complexiteitsreductie | ♦ | |||||
Audit Risicobeheersingorganisatie | ♦ | |||||
Certificeringonderzoeken Aandacht voor Risicobeheersing, Gegevensbeveiliging en Integriteitaspecten (ARGI) | ♦ | |||||
Overige audits processen, dienstverlening aan derden en kleine middelen (niet FIX) | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | |
Operationele doelstelling 3 | ||||||
Audits handhavingplannen dienstverlening aan derden (VGEM) | ♦ | ♦ |
□ Beleidsdoorlichting
• Effecten onderzoek ex-post
♦ Overig evaluatieonderzoek (bedrijfsvoeringonderzoeken)
Een integer financieel stelsel waarin de financiële markten goed functioneren, voldoende toegankelijk en transparant zijn en een gunstige internationale concurrentiepositie kennen.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Om de keuze aan financiële producten tegen gunstige voorwaarden en concurrerende prijzen te stimuleren en het vertrouwen in het financiële stelsel te bevorderen zorgt de minister voor wet- en regelgeving voor het toezicht op de financiële sector en voor een ongestoorde muntvoorziening. Goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten en een integer financieel stelsel kenmerkt zich doordat marktverstoringen worden voorkomen of opgelost, de financiële sector niet misbruikt wordt voor witwassen of de financiering van terrorisme en dat het betalingsverkeer goed functioneert.
De minister is verantwoordelijk voor:
• De wet- en regelgeving voor het toezicht op de financiële sector;
• Een ongestoorde voorziening van voldoende munten.
Wat betreft de uitvoering van het toezicht op de financiële sector is er een gedeelde verantwoordelijkheid voor de minister met De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
Het behalen van deze doelstelling is onderhevig aan politieke, economische en internationale ontwikkelingen.
3.2.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 171 607 | 83 661 | 60 943 | 60 266 | 60 265 | 60 014 | 60 014 |
Waarvan garantieverplichtingen | 17 000 | ||||||
Uitgaven | 154 922 | 66 661 | 60 943 | 60 266 | 60 265 | 60 014 | 60 014 |
Programma-uitgaven | 148 525 | 57 932 | 54 432 | 54 432 | 54 432 | 54 432 | 54 432 |
Juridisch verplicht | 3 527 | 32 | 32 | 32 | 32 | ||
Doelst. 1 Goed functionerende financiële markten | |||||||
Bijdrage toezicht AFM | 16 874 | 22000 | 22000 | 22000 | 22000 | 22000 | 22000 |
Bijdrage toezicht DNB op verzekeraars/pensioenen | 4 386 | ||||||
Bijdrage toezicht DNB | 47 695 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 |
Maatschappelijk overleg betalingsverkeer | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 | |
Rechtspraak Financiële Markten | 44 | 500 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
Doelst. 2 Integer financieel stelsel | |||||||
Caribbean Financial Action Taskforce | 30 | 32 | 32 | 32 | 32 | 32 | 32 |
Doelst. 3 Ongestoorde muntcirculatie | |||||||
Muntcirculatie | 13 363 | 14 200 | 14 200 | 14 200 | 14 200 | 14 200 | 14 200 |
Retouren guldenmunten | 3 911 | 4 000 | |||||
Afname munt in circulatie | 62 222 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 6 397 | 8 729 | 6 511 | 5 834 | 5 833 | 5 582 | 5 582 |
Ontvangsten | 13 953 | 27 896 | 25 646 | 25 518 | 25 518 | 25 518 | 25 518 |
Totaal programma-ontvangsten | 13 953 | 27 896 | 25 646 | 25 518 | 25 518 | 25 518 | 25 518 |
Doelst. 1 Goed functionerende financiële markten | |||||||
Overige programma-ontvangsten | 4 569 | 2 700 | 450 | 322 | 322 | 322 | 322 |
Doelst. 3 Ongestoorde muntcirculatie | |||||||
Ontvangsten muntwezen | 9 384 | 5 184 | 5 184 | 5 184 | 5 184 | 5 184 | 5 184 |
Toename munten in circulatie | 20 012 | 20 012 | 20 012 | 20 012 | 20 012 | 20 012 |
Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid
Als deelneemster aan geïntegreerd middelenbeheer maakt de AFM gebruik van een kredietfaciliteit bij de schatkist. Het ministerie garandeert de terugbetaling van de hoofdsom en van de verschuldigde rente.
Via de kredietfaciliteit worden onder meer de kosten die de AFM maakt wanneer zij zich voorbereidt op een nieuwe toezichttaak voorgefinancierd. De AFM zal een beroep doen op een separaat afgegeven garantie indien deze voorbereidingskosten niet, zoals te doen gebruikelijk is, op termijn kunnen worden doorberekend aan derden. Een beroep op die garantie leidt tot een navenant lager debetsaldo van de AFM bij de schatkist.
Tussen het Ministerie van Financiën en de AFM en de voormalige Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK, thans DNB) gelden vrijwaringsregelingen. Op grond van deze regelingen dragen AFM en DNB een bepaald eigen risico indien zij tot schadevergoeding worden veroordeeld als gevolg van aansprakelijkheid voor falend toezicht. Boven dit eigen risico geldt onder voorwaarden vrijwaring door de Staat.
De overheidsbijdrage aan het toezicht op financiële markten is ter ondersteuning van de activiteiten die een algemeen belang dienen. Aan de hand van een in de eerste helft van 2003 uitgevoerd onderzoek is vastgesteld dat het daarbij gaat om:
a. een deel van de toezichtactiviteiten dat gericht is op het naleven van regels en het voorkomen van overtredingen op die regels (de zogenaamde preventieve handhaving);
b. toezichtactiviteiten die gebaseerd zijn op een redelijk vermoeden van een strafbaar feit of het overtreden van een bestuursrechtelijk gestelde norm (de zogenaamde repressieve handhaving dat erop gericht is om een ongewenste activiteit in de markt te onderdrukken met de bedoeling om herhaling te voorkomen dan wel op zijn minst te bemoeilijken).
Daarnaast neemt de Staat nog andere kosten van het toezicht voor haar rekening. Dit zijn de kosten die niet kunnen worden doorberekend (toezicht op de heterogene groep van publicisten) en de kosten waarvan besloten is om deze niet aan marktpartijen door te berekenen (zoals een deel van de kosten van het toezicht op emissies). De kosten van het Financieel Expertisecentrum worden eveneens door de Staat vergoed.
Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de muntproductie en de subsidie aan het Geld- en Bankmuseum en de vergoeding van de kosten van het Nationaal Analysecentrum voor Munten (NACM). De muntproductie in de jaren 2007 en verder is afhankelijk van de ontwikkelingen in de muntvraag.
De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de uitgifte van bijzondere euromunten, de afdracht van de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) aan de Staat van de totale nominale waarde van uitgegeven muntsets, de bijzondere euromunten en van royalty’s. Royalty’s zijn een vergoeding die de Staat ontvangt voor dukaten die KNM produceert en verkoopt. De ontvangsten muntwezen hebben tevens betrekking op verkocht metaalschroot; dit betreft metaal van vernietigde euromunten die als gevolg van beschadiging niet meer bruikbaar zijn voor de circulatie. In 2006 zullen er ontvangsten van verkocht metaalschroot zijn van ingeleverde guldenmunten.
Het in omloop brengen van reguliere euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Vanwege de uitbreidings- en vervangingvraag naar munten is doorgaans sprake van een netto-ontvangst voor de Staat.
Toelichting bij operationele doelstelling 1
De uitgaven voor deze doelstelling zijn geen van alle juridisch verplicht, echter wel bestuurlijk gebonden. De overheid heeft zich middels het rapport «Maat Houden» gecommitteerd om bij te dragen aan de kosten van het toezicht door middel van het bekostigen van alle repressieve handhavingskosten. De rijksoverheid bekostigt tevens de toezichtskosten die voort vloeien uit de wetten MOT, Wid en de Sanctiewet 1977 vanwege het algemene belang dat gediend is met de aanpak van overtreders.
Toelichting bij operationele doelstelling 2
De uitgave betreft een bijdrage in de kosten van een regionale organisatie die in het Caribische gebied witwassen en het financieren van terroristen bestrijdt. Nederland betaalt mee uit hoofde van de overzeese gebiedsdelen van het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland heeft toegezegd om in ieder geval tot 2012 bij te dragen aan de kosten voor het lidmaatschap.
Toelichting bij operationele doelstelling 3
Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de productie van munten en de subsidie aan het Geld- en Bankmuseum evenals een vergoeding van de kosten gemaakt door het Nationaal Analysecentrum voor Munten. Deze uitgaven zijn juridisch verplicht. De overige uitgaven zijn beleidsmatig gereserveerd en zijn nodig voor de aankoop van metaal voor reguliere circulatiemunten en bijzondere munten, alsmede de ontwerp-, distributie- en promotiekosten bij de uitgifte van een bijzondere munt.
3.2.3 Operationele doelstellingen
3.2.2.1 Operationele doelstelling 1
Goed functionerende, stabiele financiële markten die voldoende toegankelijk en transparant voor de gebruikers en internationaal concurrerend zijn.
Om marktverstoringen te voorkomen respectievelijk weg te nemen. Beoogde effecten van dit beleid zijn onder meer: stimuleren dat de door transparantie beschikbare informatie (beter) wordt benut en daarmee de huidige regelgeving effectiever is; schuldenproblematiek tegengegaan; (reeds bestaande) initiatieven ter verbetering van de financiële geschooldheid bundelen, stimuleren en meer toegankelijk maken; bevorderen dat de consument de eigen verantwoordelijkheid beter waar kan maken.
Wet- en regelgeving waarbij met name gedacht kan worden aan de volgende (voorbereidings)activiteiten:
• Het implementeren van de Wet op het financieel toezicht en samen met DNB en de AFM de sector begeleiden bij de introductie hiervan door ondermeer het organiseren en het deelnemen aan seminars (zieKamerstukken II 2004/05, 29 708, nr. 6 t/m 59);
• De Europese infrastructuur verbeteren door onder meer de implementatie van richtlijnen voortvloeiend uit het actieplan financiële diensten. Onderhandelingen over een voorstel voor een nieuw rechtskader voor betalingsverkeer in de Interne Markt. Dit voorstel vloeit voort uit het Actieplan Financiële Diensten en moet resulteren in efficiëntere betaaldiensten, meer gelijke concurrentieverhoudingen, een afdoende bescherming van gebruikers van betalingsdiensten en veilige betaalproducten op Europees niveau;
• Zorgdragen voor een adequaat prudentieel toezichtregime. In 2007 wordt onder andere gewerkt aan de invoering van Basel II richtlijn in de nationale wetgeving. Verder wordt een bijdrage geleverd aan de Europese discussie over op risico gebaseerde kapitaaleisen voor verzekeraars (solvency II);
• Ontwikkelen van crisismanagementprocedures. Er wordt verder gewerkt aan het harmoniseren van de nationale procedures voor crisismanagement en financiële stabiliteit binnen de EU. Dit brengt met zich mee dat ook in Nederland opnieuw naar de procedures zal worden gekeken;
• Stimuleren van het Nederlandse vestigingsklimaat voor financiële instellingen. Niet alleen voor buitenlandse ondernemingen, maar ook een gezond klimaat voor al in Nederland gevestigde instellingen en het goed functioneren van de financiële markten in Nederland. De doelstelling voor beleid is het treffen van de juiste balans tussen consumentenbescherming en marktwerking, dus adequaat functionerende financiële markten. De ambitie is om tenminste als leidende secundaire financiële markt in Europa actief te zijn, en daarnaast toonaangevend te zijn in een aantal nichemarkten. Nederland dient ook als zodanig in de beeldvorming te worden neergezet;
• Het verzekerbaar maken van rampscenario’s. Enige jaren geleden is voor de verzekering van terrorismerisico’s de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden opgericht. Hierdoor heeft de private verzekeringssector haar verantwoordelijkheid voor de dekking van deze risico’s weer binnen acceptabele randvoorwaarden op zich kunnen nemen. In samenhang met het kabinetsstandpunt inzake de Commissie Tegemoetkoming bij Rampen en Calamiteiten zal onder verantwoordelijkheid van de minister van Financiën bekeken worden onder welke randvoorwaarden private verzekeringen van ramprisico’s gestimuleerd kunnen worden (zieKamerstukken II 2005/06, 29 507, nr. 30 e.v.);
• Het aanpakken van schuldenproblematiek. In 2006 is met de inwerkingtreding van de Wet financiële dienstverlening een aantal maatregelen ingevoerd die erop gericht zijn om overkreditering te voorkomen. In 2007 zal worden onderzocht of deze maatregelen de gewenste effecten sorteren.
Informeren van het publiek:
• Het transparant maken van financiële informatie voor de consument. Doel daarvan is om de consument beter in staat te stellen om afgewogen financiële beslissingen te nemen. In aansluiting op het eerder gevoerde beleid zal Financiën zich daarom de komende jaren, in samenwerking met onder meer marktpartijen, consumentenorganisaties, andere ministeries en wetenschappers, richten op het vergroten van het financieel inzicht van de Nederlandse consument;
• Stimuleren dat de door transparantie beschikbare informatie wordt benut en daarmee de huidige regelgeving effectiever is; schuldenproblematiek tegengegaan; initiatieven ter verbetering van de financiële geschooldheid bundelen, stimuleren en meer toegankelijk maken; bevorderen dat de consument de eigen verantwoordelijkheid beter waar kan maken. Dit zal Financiën doen aan de hand van onderzoek en communicatie/inzet middelen.
Prestatie-indicator | Basiswaarde (2005) | Streefwaarde 2007 |
Implementatie Europese richtlijnen1 | 75% (1 december 2005) | 100% |
Toepassing code Corporate Governance2 | 88% | 100% |
1 Gebaseerd op het halfjaarlijkse scorebord van de interne markt van de Europese Commissie. Het percentage geeft aan welk deel van de Europese richtlijnen uit het Actieplan Financiële Diensten (FSAP), die op dat moment van kracht zijn, zijn omgezet in nationale wetgeving.
2 Gebaseerd op de bevinding van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Onder toepassing van de code en code bepaling wordt verstaan: het één op één naleven van een codebepaling of het geven van uitleg bij afwijking daarvan.
3.2.3.2 Operationele doelstelling 2
Een integer financieel stelsel dat de toegang van de onderwereld tot de legale economie ontzegt.
Om misbruik van de financiële sector door witwassen en financiers van terrorisme tegen te gaan. Een integer financieel stelsel zorgt voor vertrouwen van burgers en ondernemingen in de financiële markten, onzekerheid en wantrouwen kunnen leiden tot een verstoring van de markt. Dit is schadelijk voor de economische ontwikkeling van een land en de welvaart van burgers en ondernemers. Opsporing van de criminele gelden kan politie en justitie op het spoor brengen van de criminele activiteiten en tevens kan worden voorkomen dat de criminele gelden opnieuw kunnen worden geïnvesteerd. Met criminele gelden kan ook in de officiële economie invloed in bedrijven worden gekocht of invloed worden verworven in het bestuur.
Juridische en beleidsmatige instrumenten waarbij gedacht kan worden aan de volgende activiteiten:
• Implementatie derde witwasrichtlijn en het integreren van de wetten MOT en Wid tot één witwaswet;
• De Wet geldtransactiekantoren wordt herzien naar aanleiding van de evaluatie van deze wet;
• De boetebepalingen in de verschillende financiële toezichtwetten worden vervangen door één boetewet conform de nota van 19 mei 2005 inzake het boetestelsel in financiële wetgeving (Kamerstukken II 2004/05, 30 125, nr. 2);
• Nagaan of en hoe financiële instellingen het Burger Service Nummer (BSN) kunnen gebruiken om de betrouwbaarheid van de identificatie van cliënten te verhogen (Handelingen 2005–2006, nr. 23, p. 1549 d.d. 30/11/2005). Dit kan in 2007 leiden tot een wetsvoorstel;
• Nederland dient zich voor te bereiden op de zogenaamde «mutual evaluation» door de Financial Action Task Force (FATF). Deze zal naar verwachting in 2008 plaatsvinden en is daarmee een belangrijke evaluatie voor deze operationele doelstelling.
Kengetal | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Aantal ingeschreven WGT-instellingen | 26 | 32 | 30 | 28 |
Meldingen o.b.v. de subjectieve indicatoren als percentage van het totaal aantal gemelde transacties. | 20% | 17% | 23% | 30% |
Aantal opgelegde boetes door DNB en AFM | 14 | 20 | 14 | 19 |
Aantal dwangsommen door DNB en AFM | 425 | 155 | 160 | 131 |
1 Deze prestatie-indicatoren laat het aandeel zien, binnen het totaal aantal meldingen, die gedaan zijn door meldplichtige instellingen op basis van hun eigen risicoafweging. In het verleden stond deze eigen afweging niet centraal. Het grootste deel van de meldingen vond toen plaats op basis van (door de regelgever bepaalde) parameters.
3.2.3.3 Operationele doelstelling 3
Ongestoorde muntcirculatie door middel van muntvoorziening met als randvoorwaarde kosteneffectiviteit alsmede het uitbrengen van bijzondere herdenkingsmunten.
Om een goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen wordt voldaan aan de muntvraag van het publiek en verder worden bijzondere euromunten uitgegeven.
• Op grond van de Muntwet 2002 worden uitsluitend in opdracht van de Staat munten vervaardigd en uitgegeven;
• Opdrachten voor vervaardiging en uitgifte van munten aan KNM;
• DNB mandateren voor de distributie en in circulatie brengen van de munten.
Prestatie-indicator | Basiswaarde (2004) | Streefwaarde 2007 |
Muntvoorziening t.o.v. de marktvraag | 100% | 100% |
Uitgifte bijzondere munten | 2 | 2 |
Als permanent aan de marktvraag wordt voldaan is de voorziening ten opzichte van de vraag 100%. In de praktijk zullen ook voorraden en buitenlandse in en uitstromingen hun invloed hebben op de daadwerkelijke productie van munten.
Productie euromunten 2003–2007 (aantallen x 1000) | |||||
2003 | 2004 | 2005 | 2006* | 2007* | |
2 euro | 749 | 245 | 332 | 288 | 288 |
1 euro | 950 | 235 | 332 | 288 | 288 |
50 eurocent | 810 | 269 | 510 | 363 | 363 |
20 eurocent | 57 821 | 20 430 | 510 | 363 | 363 |
10 eurocent | 818 | 262 | 510 | 363 | 363 |
5 eurocent | 874 | 306 | 80 605 | 50 413 | 50 413 |
2 eurocent | 150 750 | 115 622 | 595 | 413 | 413 |
1 eurocent | 57 660 | 113 906 | 545 | 413 | 413 |
Totaal | 270 432 | 251 275 | 83 939 | 52 904 | 52 904 |
* raming.
Voorraden euromunten Muntdepot 2003–2007 (jaarultimo; aantallen x 1000) | |||||
2003 | 2004 | 2005 | 2006* | 2007* | |
2 euro | 50 790 | 58 853 | 76 526 | 85 000 | 85 000 |
1 euro | 74 688 | 85 367 | 110 665 | 122000 | 122000 |
50 eurocent | 95 117 | 96 447 | 117 635 | 110 000 | 102000 |
20 eurocent | 17 229 | 73 984 | 75 350 | 52000 | 29 000 |
10 eurocent | 152 546 | 135 179 | 109 562 | 70 000 | 30 000 |
5 eurocent | 148 498 | 105 077 | 60 442 | 55 000 | 50 000 |
2 eurocent | 11 943 | 65 953 | 143 226 | 185 000 | 210 000 |
1 eurocent | 33 730 | 53 230 | 115 171 | 150 000 | 175 000 |
Totaal | 584 541 | 674 090 | 808 577 | 829 000 | 803 000 |
* raming.
3.2.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Algemene beleidsdoelstelling | ||||||
Evaluatie code corporate governance | ♦ | |||||
Operationele doelstelling 1 | ||||||
Evaluatie fusie DNB-PVK | ♦ | |||||
Evaluatie toezicht op verslaggeving | ♦ | |||||
Evaluatie toezicht op accountants | ♦ | |||||
Evaluatie risico-georiënteerd toezicht | ♦ | |||||
Evaluatie Wet financiële dienstverlening | ♦ | |||||
Evaluatie doorberekening toezichtskosten | ♦ | |||||
Evaluatie overheidsbijdrage aan de kosten voor financieel toezicht | ♦ | |||||
Bemiddeling financiële diensten | ||||||
Goede verhuisservice banken | ♦ | |||||
Beleidsdoorlichting OD 1 | □ | |||||
Operationele doelstelling 2 | ||||||
Beleidsdoorlichting OD 2 | □ | |||||
FATF-evaluatie | ♦ | |||||
Evaluatie Wet geldtransactiekantoren | ♦ | |||||
Evaluatie meldplicht grootwaardehandelaren | ♦ | |||||
Operationele doelstelling 3 | ||||||
Evaluatie muntendistributie | ♦ |
♦ Overig evaluatie-onderzoek
□ Beleidsdoorlichting
3.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
3.3.1 Algemene beleidsdoelstelling
Bedrijfseconomische doelmatigheid en optimaal financieel resultaat bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en vaste activa van de Staat.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Inzet en verspreiding van expertise over financiële en vaste activa bevordert de rijksbrede toepassing van bedrijfseconomische principes voor het realiseren van publieke doelstellingen. De overheid verbetert de publieke dienstverlening door doelmatiger en efficiënter te werken. Algemene uitgangspunten voor bedrijfseconomische inzet van de activa ontbreken binnen de overheid. Het beleid om dit te bereiken, het activabeleid, is momenteel in ontwikkeling. Dit beleid bouwt voort op de bundeling van expertise, opgedaan door het beheer van Staatsdeelnemingen, de deelname aan complexe projecten en het ontwikkelen van PPS in Nederland. Die expertise kan worden gebruikt voor het oplossen van nieuwe en complexe bedrijfseconomische vraagstukken voor de rijksoverheid waarbij de markt of het «marktdenken» wordt betrokken.
In het bijzonder worden Staatsdeelnemingen op zodanige wijze aangegaan, beheerd en afgestoten om optimaal financieel resultaat te realiseren. Daarnaast is publiek private samenwerking (PPS) één van de instrumenten om bedrijfseconomische efficiëntie en doelmatigheid te bereiken bij overheidsinvesteringen en bij de gebiedsontwikkeling (Voortgangsrapportage PPS,Kamerstukken II 2004/05, 28 753, nr. 4; Voortgangsrapportage PPS,Kamerstukken II 2005/06, 28 753, nr. 8). Vanuit de opgebouwde expertise wordt bovendien aan complexe projecten inbreng geleverd voor, en toezicht gehouden op, de bedrijfseconomische doelmatigheid van de uitvoering van die projecten.
De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor:
• het stimuleren van een bedrijfseconomisch doelmatige inzet van activa;
• het realiseren van optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van Staatsdeelnemingen;
• een bredere toepassing van PPS bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen.
Kennis van en het denken over bedrijfseconomische doelmatigheid en efficiëntie is in ontwikkeling. Om enerzijds die expertise te ontwikkelen, te borgen en te verbeteren in activabeleid en anderzijds die expertise uit te kunnen dragen, is deelname aan nieuwe en complexe projecten vereist.
Voor het bereiken van de doelstelling voor activa is structurele inbedding van doelmatigheidsoverwegingen binnen de besluitvorming van de vakdepartementen vereist. Politiek en ambtelijk commitment van andere ministers en departementen is hierbij een voorwaarde.
Ontwikkeling en implementatie van het activabeleid binnen de Rijksoverheid is een groeiproces. Factor tijd is een succesfactor.
Privatisering en participaties
Het behalen van de doelstelling omtrent aangaan en afstoten van Staatsdeelnemingen hangt af de politieke besluitvorming. De politieke besluitvorming kan ertoe leiden dat de uitgangspunten zoals benoemd in de Nota Deelnemingenbeleid niet toegepast kunnen worden (Nota Deelnemingenbeleid,Kamerstukken II 2001/02, 28 165 nr. 2). Bij afstoting is Financiën bovendien doorgaans afhankelijk van de houding van medeaandeelhouders (vooral in geval van een minderheidsbelang) en andere stakeholders.
Voor wat betreft het beheren van deelnemingen is Financiën bij het realiseren van de centrale doelstelling van beheer, namelijk marktconform beheer leidend tot waardemaximalisering, vaak afhankelijk van het op de deelneming van toepassing zijnde beleidsmatige kader. Dit kader is een stelsel van beleidsmatige randvoorwaarden waarbinnen het beheer wordt gevoerd. Er is derhalve sprake van een waardemaximalisering binnen kaders.
Een andere belangrijke factor waar Financiën bij het beheer rekening mee moet houden, is de houding en de mate van invloed van andere belanghebbenden, bijvoorbeeld medeaandeelhouders en financiers.
PPS is een andere manier van werken en kan leiden tot meerwaarde in de vorm van een betere prijs kwaliteitverhouding.
Het behalen van de doelstelling hangt af van de structurele inbedding van publiek private samenwerking in de werkwijze en besluitvorming van de vakdepartementen. Politiek en ambtelijk commitment van andere ministers en departementen is (en blijft) hierbij een voorwaarde.
Voor het inbedden van PPS in de organisatie zullen de vakdepartementen kennis en ervaring op het gebied van PPS moeten opbouwen en operationaliseren.
Daarnaast speelt de interesse van de markt voor PPS projecten een belangrijke rol. Die interesse is inmiddels sterk gegroeid en kan worden vastgehouden door het op de juiste en vergelijkbare manier toepassen van het PPS instrumentarium.
3.3.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 10 097 938 | 7 058 | 6 010 | 5 554 | 5 422 | 5 421 | 5 421 |
Regeling BF | 15 750 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Garantieverplichting NPM | |||||||
Uitgaven | 10 081 610 | 17 641 | 19 593 | 18 183 | 17 551 | 17 050 | 16 550 |
Programma-uitgaven | 10 070 220 | 11 083 | 14 083 | 12 629 | 12 129 | 11 629 | 11 129 |
Juridisch verplicht | 10 054 | 12 904 | 11998 | 11 523 | 11 048 | 10 573 | |
Doelstelling 2 Aangaan van staatsdeelnemingen | |||||||
Verwerving vermogenstitels | 10 067 312 | ||||||
Doelstelling 5 PPS | |||||||
PPS | 1 291 | 500 | 500 | ||||
Overige programma-uitgaven | |||||||
Regeling BF | 1 387 | 10 129 | 13 129 | 12 629 | 12 129 | 11 629 | 11 129 |
PPM | 0 | 454 | 454 | ||||
Tijdelijke regeling subsidie tankstations | 9 | ||||||
Uitvoeringskosten tijdelijke regeling subsidie tankstations | 221 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 11 390 | 6 558 | 5 510 | 5 554 | 5 422 | 5 421 | 5 421 |
Personeel en materieel | 2 948 | 3 260 | 3 083 | 3 229 | 3 229 | 3 228 | 3 228 |
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen | 8 442 | 3 298 | 2 427 | 2 325 | 2 193 | 2 193 | 2 193 |
Ontvangsten | 5 177 136 | 2 099 162 | 2002 158 | 1 774 143 | 1 786 136 | 1 694 128 | 1 653 111 |
Programma-ontvangsten | 5 177 136 | 2 099 162 | 2002 158 | 1 774 143 | 1 786 136 | 1 694 128 | 1 653 111 |
Doelstelling 1 Beheer van staatsdeelnemingen | |||||||
Opbrengst onttrekking vermogenstitels | 250 000 | 250 000 | 100 000 | ||||
Dividend staatsdeelnemingen | 1 125 515 | 898 300 | 638 593 | 595 593 | 565 593 | 5 25 593 | 490 583 |
Rente en aflossing div. leningen | 104 132 | 83 034 | 79 036 | 75 021 | 71 014 | 67 006 | 62 999 |
Winstafdracht DNB | 616 924 | 628 000 | 835 000 | 909 000 | 855 000 | 907 000 | 905 000 |
Afdrachten Holland Casino | 122 700 | 90 000 | 80 000 | 80 000 | 80 000 | 80 000 | 80 000 |
Afdrachten Staatsloterij | 83 226 | 83 226 | 90 000 | 85 000 | 85 000 | 85 000 | 85 000 |
Terugstorting agio | 38 160 | 12000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 |
Doelstelling 3 Verkoop van staatsdeelnemingen | |||||||
Opbrengst verkoop vermogenstitels | 3 696 677 | 45 073 | |||||
Overige programma-ontvangsten | |||||||
BF/PPM | 6 725 | 9 529 | 9 529 | 9 529 | 9 529 | 9 529 | 9 529 |
Tijdelijke regeling subsidie tankstations | 1 |
Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen
Uit hoofde van de concentratie van Staatsdeelnemingen worden uitvoeringskosten voorzien voortvloeiend uit het beheer en verkoop van Staatsdeelnemingen.
Regeling Bijzondere Financiering
In 2004 is de Regeling Bijzondere Financiering (Regeling BF) geëvalueerd. De belangrijkste conclusie was dat de kapitaalmarkt zich dermate had ontwikkeld dat de Regeling BF geen toegevoegde waarde meer vervulde. Derhalve zal de regeling afgeschaft worden. Als gevolg van de afschaffing van de Regeling BF worden met ingang van dit jaar geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan en zijn de verwachte uitgaven naar beneden bijgesteld. Wel zullen nog uitgaven en ontvangsten worden gerealiseerd uit hoofde van het afbeheer van nog bestaande verplichtingen.
De uitgaven van de Regeling BF vloeien voort uit de vergoeding aan de uitvoerder voor de gederfde rente, gederfde aflossing en de gemaakte kosten. Daarnaast zijn ook uitgaven geraamd die samenhangen met de afwikkeling van de aflopende regeling Particuliere Participatiemaatschappijen (PPM).
De ontvangsten van de Regeling BF komen voort uit garantieprovisies en restituties. Zowel de uitgaven als de ontvangsten komen voort uit in het verleden aangegane langlopende verplichtingen. Daarnaast zijn ook ontvangsten geraamd samenhangend met de regeling PPM.
Uit ervaringen uit het buitenland en bij de eerste pilot in Nederland is gebleken dat PPS bij scholenbouw duidelijke voordelen oplevert. Omdat het onderwijs in Nederland vergaand gedecentraliseerd is, is het toepassen van PPS bij scholenbouw moeilijk. Om te voorkomen dat PPS in de toekomst slechts incidenteel wordt toegepast, wordt gewerkt aan een structurele aanpak voor vervolgprojecten (oprichting service center).
De beheerstaken in het kader van het aandeelhouderschap van de Staat in DNB zijn met ingang van dit jaar overgebracht van de directie Financiële Markten naar de directie Financieringen. De raming van de winstafdracht door DNB wordt in het vervolg opgenomen bij art. 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector in plaats van bij art. 2 Financiële Markten.
Het onderwijs kenmerkt zich door autonome (in het primair onderwijs een relatief groot aantal) kleine scholen. Voor PPS bestaat veel concrete interesse. PPS wordt echter nog niet structureel toegepast in het onderwijsveld, mede omdat het ontbreekt aan een centrale probleemeigenaar die dicht bij scholen en gemeenten staat. De ministeries van Financiën en OCW, alsmede de VNG werken samen aan een structurele oplossing om deze impasse te doorbreken. De voorgenomen oplossing, bestaande uit de oprichting van een shared service centrum voor PPS-projecten in scholensector, zal vermoedelijk in 2007 haar beslag krijgen.
3.3.3 Operationele doelstellingen
3.3.3.1 Operationele doelstelling 1
Marktconform beheer van staatsdeelnemingen binnen publieke kaders met toepassing van Nederlandse corporate governance codes.
Om de zakelijke belangen van de staat in Staatsdeelnemingen te behartigen.
De instrumenten zijn de volgende:
• de bevoegdheden die de Staat heeft uit hoofde van het aandeelhouderschap op basis van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Code Tabaksblat;
• het beleid ten aanzien van het uitoefenen van deze bevoegdheden.
Van deze instrumenten wordt gebruik gemaakt tijdens algemene vergaderingen van aandeelhouders en de periodieke gesprekken met Raden van Commissarissen. Daarnaast vormen deze instrumenten het aangrijpingspunt om adequate vormgeving van corporate governance en van financieel beheer waaronder vermogensstructuur, dividendbeleid, e.d. te bewerkstelligen.
Voor marktconform beheer van deelnemingen bestaan geen zinvolle prestatie-indicatoren. De resultaten van de inspanningen zijn namelijk moeilijk te meten. Het deelnemingenbeleid wordt daarom eens in de vijf jaar geëvalueerd. In 2006 wordt deze uitgevoerd. Tevens wordt voor iedere Staatsdeelneming eens in de vijf jaar een periodieke check uitgevoerd waarbij wordt bekeken of er belemmeringen bestaan voor afstoting. Verder wordt jaarlijks aan de TK een jaarverslag over beheer van Staatsdeelnemingen gepresenteerd. Over aspecten van transacties en beheer wordt verslag gedaan in de vorm van een jaarverslag.
Kengetal | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
% deelnemingen dat voldoet aan de Code Tabaksblat | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
3.3.3.2 Operationele doelstelling 2
Aangaan van staatsdeelnemingen, mits dit de bedrijfseconomisch meest doelmatige manier is om publieke doelen te realiseren
Dit vindt alleen plaats als hiermee een expliciet vastgelegd publiek belang beter wordt gediend en uitvoering van activiteiten in een privaatrechtelijke context gewenst is.
Bij het aangaan van deelnemingen heeft de Staat nog geen instrumenten ter beschikking aangezien de Staat nog geen aandeelhouder is en dus ook de bij de aandeelhoudersrol behorende bevoegdheden niet uit kan oefenen. Wel neemt de Staat deze bevoegdheden als uitgangspunt wanneer wordt onderhandeld over het aangaan van een nieuwe deelneming. De activiteiten die bij het voorbereiden en uitvoeren van aankooptransacties kunnen horen zijn gelijk aan de situatie waarin de Staat het beheer uitoefent, met het verschil dat bij het aangaan van deelnemingen ook het betrekken van en afstemmen met het desbetreffende vakdepartement waar het gaat om departementoverstijgend beleid ten aanzien van de aankoop van een deelneming hoort.
Voor deelnemingenbeleid bestaan er geen zinvolle prestatie-indicatoren. Zie hiervoor ook operationele doelstelling één.
3.3.3.3 Operationele doelstelling 3
Verkoop van staatsdeelnemingen wanneer de publieke belangen zijn geborgd.
Wanneer de publieke belangen zijn geborgd, kan de onderneming verkocht worden zonder dat dit voor een verstoring zorgt.
De instrumenten zijn de volgende:
• de bevoegdheden die de Staat heeft uit hoofde van het aandeelhouderschap op basis van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Code Tabaksblat;
• het beleid ten aanzien van het uitoefenen van deze bevoegdheden.
De activiteiten die bij het voorbereiden en uitvoeren van aankooptransacties kunnen horen zijn gelijk aan de situatie waarin de Staat het beheer uitoefent, met het verschil dat bij het voorbereiden en uitvoeren van verkooptransacties ook hoort: het betrekken van en afstemmen met het desbetreffende vakdepartement waar het gaat om departementoverstijgend beleid ten aanzien van de verkoop van een deelneming.
Voor deelnemingenbeleid bestaan er geen zinvolle prestatie-indicatoren. Zie hiervoor ook operationele doelstelling één.
Kengetal | Gemiddelde laatste 4 jaar | Verkopen 2005 | Verkopen 2006* |
Voortschrijdend gemiddelde van verkoopopbrengsten | 1 756 | 3 697 | 45 |
(4 jaren) |
* gerealiseerd op moment van schrijven.
Het voortschrijdende gemiddelde van opbrengsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen in de vier voorgaande jaren (2002–2005) biedt een referentiekader om de verkoopopbrengsten van het lopende jaar te vergelijken.
3.3.3.4 Operationele doelstelling 4
Vakdepartementen realiseren publieke doelen met een bedrijfseconomisch meest doelmatige inzet van activa.
De overheid dient zorg te dragen voor bedrijfseconomisch doelmatige inzet van middelen om tot een betere dienstverlening aan de burger te komen, leidend tot een betere prijs kwaliteit verhouding. Binnen de overheid ontbreken algemene uitgangspunten die betrekking hebben op een doelmatige omgang van het kapitaal van de Staat. Om bedrijfseconomische doelmatigheid en efficiëntie te bereiken, is het noodzakelijk om eerst inzicht in bedrijfseconomische kosten, opbrengsten en risico’s te vergroten door middel van het scheppen van transparantie. De daaruit voortvloeiende kennis kan worden betrokken bij het maken van overwogen, bedrijfseconomisch verantwoorde investeringsbeslissingen. Daarnaast biedt dit gelegenheid om prikkels te ontwikkelen om verdere bedrijfseconomische doelmatigheid en efficiëntie te stimuleren. Vakdepartementen zijn verantwoordelijk voor het implementeren van de ontwikkelde en aangereikte uitgangspunten, beleidskaders en expertise in hun organisatie.
• Ontwikkelen van beleidskaders;
• Coördinatie van projectoverstijgende zaken;
• Adviseren;
• Participeren in projecten;
• Kennismanagement;
• Ontwikkelen van kennis en instrumenten.
Het beleidskader en het instrumentarium voor activabeleid wordt beschreven in de Nota Activabeleid. Het bij de vakdepartementen ontwikkelen, borgen en toepassen van bedrijfseconomische analyses ten behoeve van investeringen, aankoop, beheer, ontwikkeling en verkoop van activa staat voorop. Het implementeren van het activabeleidskader is reeds in gang gezet bij het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB). Bij de baten/lastendienst Domeinen en de voorgenomen fusie Domeinen en Dienst Landelijk Gebied (DLG) zal het activabeleid worden verwerkt in de financiële beleidskaders van deze organisaties.
Het activabeleid is momenteel in opbouw. Dit betekent dat op het moment geen goede en realistische prestatie-indicatoren kunnen worden gegeven.
3.3.3.2 Operationele doelstelling 5
Departementen maken voor grote overheidsinvesteringen een gestructureerde, bedrijfseconomische afweging en geven concessies uit en/of gaan PPS-constructies aan als dit de bedrijfseconomisch meest doelmatige manier is om publieke doelen te realiseren.
Binnen het streven naar doelmatigheid en efficiëntie is publiek private samenwerking één van de mogelijke instrumenten om ingezet te worden. PPS staat voor een andere manier van werken en investeren. PPS kan als effect hebben dat er een betere prijs-kwaliteitverhouding worden bereikt bij infrastructuurprojecten en overheidsgebouwen.
PPS is nu in de meeste beleidssectoren geïntroduceerd als optie voor de realisatie van investeringen. Er is een vervolgtraject van gecontroleerde verbreding ingezet die moet leiden tot een structurele inbedding van PPS in de besluitvorming. Hierbij is het van belang rekening te houden met de voortgang bij de implementatie van PPS in de verschillende sectoren. De ingezette verbreding wordt gekenmerkt door het uniformeren en het optimaliseren van het PPS instrumentarium. Niet alleen versterkt dit de basis voor het inzetten van PPS. Ook stimuleert dit verder de huidige marktontwikkeling die gebaat is bij lagere transactiekosten en kortere transactietermijnen.
• Advies en participatie in PPS-projecten;
• Coördinatie van projectoverstijgende zaken;
• Kennismanagement;
• Ontwikkelen en optimaliseren van instrumenten, waaronder de PPC/PSC methodiek, handleidingen en standaardcontracten;
• Ontwikkelen van beleidskaders;
• Stimuleren feitelijke toepassing.
Advisering bij en participatie in projecten vergroten de acceptatie en de toepassing van PPS bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen. Door die participatie kunnen projectoverstijgende zaken worden gesignaleerd en belemmeringen worden aangepakt om PPS en concessies mogelijk te maken. Verder biedt participatie gelegenheid om effectief kennismanagement te onderhouden. Dit biedt basis voor het ontwikkelen, optimaliseren en standaardiseren van instrumenten: dit is nodig om tot lagere transactiekosten en een kortere transactietermijn van de aanbestedingsprocedures te komen. Naast het bewaken van de kwaliteit en consistentie van PPS constructies zijn dit de factoren die bepalend zijn voor het vasthouden van en verdere stimulering van de huidige marktontwikkeling.
Voor wat betreft de toepassing van Design-Build-Finance-Maintain-Operate contracten (DBFMO): het aantal goed toegepaste Public Private Comparators (PPC). Hierbij is relevant de kwaliteit van de PPC’s alsmede de besluitvorming die volgt op een uitgevoerde PPC, in het bijzonder de mate waarin dit leidt tot toepassing van DBFMO.
Buiten de bovenstaande indicator zijn er geen realistische of concrete prestatie-indicatoren voor PPS en concessies te geven. Het ministerie van Financiën zet expertise in en ondersteunt vakdepartementen bij de uitvoeringen van PPS projecten. Niet het ministerie van Financiën, maar de vakdepartementen dragen verantwoordelijkheid voor het welslagen van die projecten, en dus ook het behalen van de door PPS beoogde – doelstellingen. De voortgang en prestaties van het ministerie van Financiën op het gebied van PPS en concessies worden jaarlijks beschreven in de voortgangrapportage.
Overzicht uitgevoerde PPC’s en PPS projecten per sector
Kengetallen | 2000–2004 | 2005 | 2006* |
Infra | 3 | 3 | 7 |
Rijksgebouwen | 3 | 10 | – |
Scholen | 2 | – | 2 |
Defensie | – | 1 | – |
Zorg | – | 1 | 1 |
Anders | 1 | – | – |
Totaal | 9 | 15 | 10 |
* Bekend op moment van schrijven.
3.3.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Operationele doelstelling 1, 2 en 3 | ||||||
Evaluatie Deelnemingenbeleid | □ | □ | ||||
Evaluaties deelnemingen (publieke belangen) | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ |
Operationele doelstelling 4 | ||||||
Evaluatie Activabeleid | □ | |||||
Operationele doelstelling 5 | ||||||
Evaluatie kenniscentrum PPS | ♦ |
□ Beleidsdoorlichting
♦ Overig evaluatie-onderzoek
3.4 Internationale Financiële Betrekkingen
3.4.1 Algemene beleidsdoelstelling
Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Nederland is als open economie gebaat bij een welvarend Europa en een evenwichtige wereldeconomie. Daarnaast hecht Nederland waarde aan een evenwichtige ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Om een bijdrage te leveren aan een welvarend Europa en een evenwichtige internationale economische ontwikkeling is Nederland lid van de E(M)U en aandeelhouder van verschillende internationale financiële instellingen (IFI’s).
De minister is verantwoordelijk voor:
• de Nederlandse inbreng op financieel-economisch terrein binnen de E(M)U;
• de Nederlandse inbreng binnen de internationale financiële instellingen.
De verantwoordelijkheid voor multilaterale ontwikkelingsbanken wordt gedeeld met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Het beleid van de EU en de verschillende internationale financiële instellingen wordt bepaald door een groot aantal landen. Daarnaast is de invloed van deze organisaties op de internationale economische ontwikkelingen beperkt. Nederland is daardoor voor het behalen van de doelstelling afhankelijk van andere landen en onvoorziene gebeurtenissen.
Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet nuttig.
3.4.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 1 790 390 | 135 415 | 115 826 | 753 363 | 293 722 | 1 644 931 | 673 273 |
Betalingsverplichtingen | 577 326 | 4 112 | 2 381 | 639 918 | 15 248 | 75 607 | 559 828 |
Garantieverplichtingen | 1 213 064 | 131 303 | 113 445 | 113 445 | 278 474 | 1 569 324 | 113 445 |
Uitgaven | 325 906 | 8 286 | 75 550 | 170 410 | 198 705 | 247 564 | 237 152 |
Programma-uitgaven | 323 246 | 5 908 | 73 169 | 168 030 | 196 325 | 245 184 | 234 772 |
Juridisch verplicht | 73 169 | 168 030 | 158 847 | 152 802 | 101 858 | ||
Doelst. 2 Effectieve en efficiënte IFI’s | |||||||
Instrument: deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen | 323 246 | 5 908 | 73 169 | 168 030 | 196 325 | 245 184 | 234 772 |
Apparaatsuitgaven | 2 660 | 2 378 | 2 381 | 2 380 | 2 380 | 2 380 | 2 380 |
Ontvangsten | 1 360 | 800 | 752 | 701 | 701 | 701 | 701 |
Doelst. 2 Evenwichtige financieel-economische ontwikkeling | |||||||
Ontvangsten | 1 360 | 800 | 752 | 701 | 701 | 701 | 701 |
Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid
De verplichtingenraming vloeit voort uit de onderhandelingen over financiële bijdragen aan internationale financiële instellingen, zoals kapitaalverhogingen van banken en middelenaanvullingen van concessionele fondsen.
Er worden betalingsverplichtingen en garantieverplichtingen onderscheiden. Betalingsverplichtingen komen volgens een af te spreken kaspatroon tot betaling. Regel hierbij is dat voor nieuwe verplichtingen budgettair een stelpost wordt opgenomen die gelijk is aan de Nederlandse bijdrage aan de vorige kapitaalverhoging of middelenaanvulling.
De raming voor garantieverplichtingen heeft betrekking op het zogenaamde garantiekapitaal van de internationale financiële instellingen (het deel van de verplichting dat waarschijnlijk niet tot betaling komt, het «callable capital»), op garantie-overeenkomsten tussen de Staat en DNB (onder meer de Nederlandse deelneming in IMF) en deelneming in de door de BIS te verstrekken kredietfaciliteiten.
De geraamde programma-uitgaven hebben enerzijds betrekking op aangegane verplichtingen, als uitkomst van reeds afgeronde internationale onderhandelingen, en anderzijds op stelposten voor nieuwe verplichtingen van onderhandelingen die nog niet zijn afgerond of die nog zullen plaatsvinden. Nederland draagt in het kader van de ontwikkelingssamenwerking via algemene bijdragen bij aan internationale financiële instellingen en fondsen. Deze bijdragen zijn direct na ondertekening meerjarig en onvoorwaardelijk verschuldigd. Er is geen directe koppeling tussen de programma-uitvoering en de storting van de jaarbijdrage. Daarom wordt de omvang van de jaarlijkse storting mede bepaald in het licht van de veranderende beschikbaarheid van middelen gedurende het jaar. Het parlement wordt over mogelijke aanpassingen geïnformeerd en begrotingsmutaties worden ter autorisatie voorgelegd. Zo wordt ieder jaar de 0,8% BNP-doelstelling effectief en doelmatig gerealiseerd.
Een deel van de verplichtingen- en uitgavenramingen is door wisselkoersinvloeden (US-dollar en SDR) beleidsmatig niet te beïnvloeden.
In de tabel budgettaire gevolgen van beleid is een regel «juridisch verplicht» opgenomen. Dit betreft de uitgaven waarvoor Nederland juridisch een verplichting is aangegaan in verband met kapitaalverhogingen van banken en middelenaanvullingen van fondsen. Voor de uitgaven 2007 geldt dat deze voor 100% juridisch verplicht zijn: de uitgaven hebben betrekking op onderhandelingen die vóór 2007 zijn afgerond.
3.4.3 Operationele doelstellingen
3.4.3.1 Operationele doelstelling 1
Het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten.
De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en beperkte grootte relatief sterk beïnvloed door monetaire en budgettaire ontwikkelingen in de Europese Unie. Nederland is derhalve erg gebaat bij een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling.
• Deelname aan E(M)U;
• Standpuntbepaling in onderhandelingen over het EU-budget voor 2008;
• Ratificatie Eigen Middelenbesluit: voorlichting Kamer en monitoring voortgang;
• Voorbereiding en standpuntbepaling, ook in internationaal perspectief, met betrekking tot de review van de EU-financiën;
• Toetsing nieuwe beleidsvoorstellen op subsidiariteit, proportionaliteit, financiële consequenties en administratieve lasten;
• Behandelen aanvragen Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en aanvragen toetreding eurozone. Monitoren van nieuwe lidstaten binnen ERM-II;
• Het bevorderen van de begrotingsdiscipline en een stabiele macro-economische omgeving in de EMU door een evenwichtige multilateral surveillance;
• Monitoring onderhandelingen over acquis communautaire en economische ontwikkelingen in kandidaat-EU-lidstaten.
Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet zinvol.
Kengetallen (in %) | Waarde 2004 | Waarde 2005 | Raming 2006 | Raming 2007 |
Reële BBP Groei Eurogebied | 2,1 | 1,3 | 2,4 | 2,0 |
Reële BBP Groei EU-25 | 2,4 | 1,8 | 2,8 | 2,4 |
IMF (World Economic Outlook)
3.4.3.2 Operationele doelstelling 2
Het bevorderen van effectieve en efficiënte internationale financiële instellingen (IFI’s)1 en een inhoudelijk sterk debat over internationale economie
Internationale financiële instellingen beïnvloeden internationale financieel-economische ontwikkelingen. Goed beleid van deze instellingen draagt bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling en de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Een goed internationaal debat over internationale economie dient datzelfde doel.
• Deelname in IFI’s;
• Toezicht op rol IFI’s bij de bevordering van het financieel-economische evenwicht;
• Toezicht op financiële deugdelijkheid IFI’s;
• Mid-Term Reviews van Middelenaanvullingen2. Naar verwachting zullen de Mid-Term Reviews van de AfDF, AsDF en IDA, die eind 2006 beginnen, afgerond worden in 2007. De nadruk daarbij zal liggen op de uitwerking van het schuldhoudbaarheidsraamwerk;
• Maken van internationale economische analyses die vereist zijn om de internationale beleidsdiscussie en respons te kunnen beïnvloeden;
• Adequate Nederlandse representatie in belangrijke internationaal-economische gremia. Vooral van belang in discussies rond hervorming bestuur van IMF en WB.
Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet zinvol.
Kengetallen (in %) | Waarde 2004 | Waarde 2005 | Raming 2006 | Raming 2007 |
Reële groei van de wereldeconomie | 5,3 | 4,9 | 5,1 | 4,9 |
Groei van het volume van de wereldhandel | 10,6 | 7,4 | 8,8 | 7,6 |
IMF (World Economic Outlook)
3.4.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Operationele doelstelling 1 | ||||||
Evaluatie van het functioneren van de EMU en de bijdrage van Nederland daaraan* | ♦ | |||||
Beleidsdoorlichting van de inzet van Nederland bij het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten | □ | |||||
Operationele doelstelling 2 | ||||||
Beleidsdoorlichting van de Nederlandse inzet bij de beleidsvorming van de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) | □ |
□ Beleidsdoorlichting
♦ Overig evaluatie-onderzoek
* Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 21.
3.5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
3.5.1 Algemene beleidsdoelstelling
Een zo compleet mogelijke markt voor verzekering van risico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
De markt kan bepaalde risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenland niet of niet tegen acceptabele voorwaarden verzekeren. De Staat kan door zijn omvang en «lange adem» wel een (groot) deel van deze risico’s verzekeren. Door de producten binnen de exportkredietverzekeringsfaciliteit van de overheid (EKV) op niet-marktverstorende wijze aan te bieden, vult de Staat de markt aan en faciliteert zo het Nederlandse bedrijfsleven. Daarbij wordt op internationaal niveau gestreefd naar het voorkomen van concurrentieverstoring tussen landen en overheidssteun in de vorm van subsidiëring.
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het doelmatig en doeltreffend functioneren van de herverzekeringsfaciliteiten. De minister van Economische Zaken is medebeleidsverantwoordelijk, De Nederlandsche Bank (DNB) is adviseur en Atradius Dutch State Business voert de faciliteit uit.
Het behalen van de doelstelling hangt af van ontwikkelingen in de private verzekeringsmarkt en de afspraken gemaakt in verschillende internationale fora. Daarnaast zijn ook de stroomlijning van de uitvoering en de naleving van de opgestelde richtlijnen met betrekking tot de EKV van belang.
3.5.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 4 529 126 | 11 953 038 | 11 953 037 | 11 953 036 | 11 953 036 | 11 953 036 | 11 953 036 |
waarvan betalingsverplichtingen | 12 126 | 16 982 | 16 981 | 16 980 | 16 980 | 16 980 | 16 980 |
waarvan garantieverplichtingen | 4 517 000 | 11 936 056 | 11 936 056 | 11 936 056 | 11 936 056 | 11 936 056 | 11 936 056 |
EKV | 4 441 000 | 11 332 276 | 11 332 276 | 11 332 276 | 11 332 276 | 11 332 276 | 11 332 276 |
TRhi | 76 000 | 453 780 | 453 780 | 453 780 | 453 780 | 453 780 | 453 780 |
MIGA | 0 | 150 000 | 150 000 | 150 000 | 150 000 | 150 000 | 150 000 |
Uitgaven | 50 187 | 97 982 | 112 481 | 117 480 | 127 480 | 137 480 | 137 480 |
Programma-uitgaven | 35 662 | 81 000 | 95 500 | 100 500 | 110 500 | 120 500 | 120 500 |
Juridisch verplicht | 76 950 | 90 725 | 90 450 | 93 925 | 96 400 | 90 375 | |
Doelst. 1 Herverzekeringsfaciliteiten | |||||||
Schade-uitkering EKV | 35 662 | 80 000 | 95 000 | 100 000 | 110 000 | 120 000 | 120 000 |
Schade-uitkering TRhi | 0 | 1 000 | 500 | 500 | 500 | 500 | 500 |
Schade-uitkering MIGA | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Apparaatsuitgaven | 14 525 | 16 982 | 16 981 | 16 980 | 16 980 | 16 980 | 16 980 |
Personeel en materieel | 925 | 1 126 | 1 125 | 1 124 | 1 124 | 1 124 | 1 124 |
Uitvoeringskosten DNB-EXIM | 2 400 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 |
Kostenvergoeding Atradius DSB | 11 200 | 12 856 | 12 856 | 12 856 | 12 856 | 12 856 | 12 856 |
Ontvangsten | 570 688 | 959 250 | 79 250 | 79 250 | 69 250 | 69 250 | 69 250 |
Programma-ontvangsten | 570 688 | 959 250 | 79 250 | 79 250 | 69 250 | 69 250 | 69 250 |
Doelst. 1 Herverzekeringsfaciliteiten | |||||||
Premies EKV | 21 182 | 100 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 |
Premies TRhi | 1 614 | 1 250 | 1 250 | 1 250 | 1 250 | 1 250 | 1 250 |
Schaderestituties EKV | 547 892 | 858 000 | 38 000 | 38 000 | 28 000 | 28 000 | 28 000 |
Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid
Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van het totaal door de Staat (her)verzekerde bedrag. Dit bestaat uit het cumulatief uitstaande obligo voor exportkredietverzekeringen en investeringsgaranties. Hierbij is een uitsplitsing gemaakt naar definitieve en voorlopige verzekeringen, dat wil zeggen polissen respectievelijk dekkingstoezeggingen.
Grafiek 3.5.1. Uitstaande verzekeringen
De meerjarenramingen van de schade-uitkeringen EKV zijn gebaseerd op verwachtingen over de verzekeringsportefeuille. Op basis van de actuele situatie en verwachte korte termijn ontwikkelingen zijn de schattingen voor 2007 e.v. bijgesteld.
De ontvangsten bestaan uit premies en provenu’s. De premieontvangsten zijn geraamd op basis van de resultaten van de afgelopen jaren. De provenu’s komen voornamelijk voort uit schuldenregelingen die in het kader van de Club van Parijs (CvP) gesloten zijn. In de CvP zijn afspraken gemaakt over de vervroegde aflossing van een aantal landen, waardoor in 2005 en 2006 grote bedragen zijn ontvangen.
Van de programmagelden uit operationeel doel 1 is 95% juridisch verplicht. De geraamde uitgaven zijn niet direct juridisch verplicht, maar wel een direct gevolg van eerder gedane toezeggingen en op basis van eerder afgesloten overeenkomsten wel verplicht. De geraamde uitgaven hebben het karakter van een verzekering: het ontstaan en het moment van uitgave staan niet volledig vast, maar in geval van schade is de Staat op basis van eerdere overeenkomsten verplicht uit te keren.
3.5.3 Operationele doelstellingen
3.5.3.1 Operationele doelstelling 1
Het aanbieden van herverzekeringsfaciliteiten voor risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenland, die door de markt niet kunnen worden aangeboden.
In de markt is het niet mogelijk om alle risico’s af te dekken die zich voordoen bij export en investeringen in het buitenland. De Nederlandse Staat biedt herverzekeringsfaciliteiten aan om deze aanvaardbare risico’s tegen bepaalde voorwaarden in dekking te nemen. Dit betekent dat de Staat niet alle risico’s herverzekert. Zo moet er wel een gerede kans op terugbetaling zijn. Uitgangspunt bij herverzekering is dat aanvragen op gelijke basis en zo transparant mogelijk worden behandeld. Met uitvoerder Atradius DSB zijn afspraken gemaakt welke categorieën risico’s in aanmerking komen voor herverzekering door de Nederlandse Staat. Onderdeel bij de acceptatie van risico’s is het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Projecten dienen te voldoen aan internationale afspraken op het gebied van MVO om in aanmerking te komen voor herverzekering. Een ander belangrijk onderdeel is de schuldhoudbaarheid van landen. Landen met een hoge schuld mogen niet in de problemen komen door de Nederlandse herverzekeringsfaciliteiten.
• Exportkredietverzekering (EKV);
• Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen (TRhi);
• MIGA, via een herverzekeringsovereenkomst met de Wereldbank.
In de uitvoering van de faciliteit is de afgelopen jaren een sterke efficiency-slag gemaakt door het Pauwenhofproces. Dit heeft geleid tot een gestroomlijnder uitvoering en grotere klantgerichtheid. Zo zijn de doorlooptijden verkort en zullen deze in de toekomst naar verwachting verder teruglopen. Ook heeft het aanvraagproces aan transparantie gewonnen. Ondernemers weten sneller waar ze aan toe zijn. In 2006 vindt de afronding van dit proces plaats, 2007 staat daarom vooral in het teken monitoring van de vernieuwde uitvoeringsstructuur. Een ander onderdeel van het Pauwenhofproces is de verdere professionalisering van het risicomanagement, zoals actief sturen op het risicoprofiel van de portefeuille. Daarbij zal ook verder worden gewerkt aan het analyseren en uitwerken van de samenwerkingsmogelijkheden die de herverzekerings- en kapitaalmarkt kan bieden in het beheren van risico’s in de portefeuille.
Tevens wordt in 2007 bekeken op welke wijze de SENO en de GOM-regeling beleidsmatig kunnen worden gestroomlijnd, waarbij het de intentie is over te gaan tot budgettaire integratie. Tegelijkertijd wordt bezien hoe de beoordelingsactiviteiten in het ORET-traject en het GOM-traject beter op elkaar kunnen worden afgestemd.
Prestatie-indicator | Basiswaarde (2004) | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
Doorlooptijden van verzekeringsaanvragen | 55 | 55 | 52 | 52 | 48 | 48 | 48 | 48 |
3.5.3.2 Operationele doelstelling 2
Het minimaliseren van concurrentieverstoring tussen landen met als inzet het creëren en handhaven van een gelijk speelveld voor bedrijven, waarbij wordt gestreefd naar kostendekkendheid van de exportkredietverzekeringsfaciliteiten.
Om een gezonde concurrentiepositie voor Nederlandse exporteurs en investeerders te creëren. Dit houdt in dat internationaal een gelijk speelveld moet bestaan en dat subsidiëring van export wordt voorkomen. Het streven naar het op kostendekkende wijze uitvoeren van de faciliteit voorkomt daarbij subsidiëring.
• Actieve deelname aan internationale fora;
• Benchmark-exercitie;
• Bedrijfseconomische Resultaatsbepaling (BERB).
Voor 2007 zijn in de verschillende internationale fora waarin Nederland participeert enkele onderwerpen van belang. In OESO-verband wordt gewerkt aan grotere convergentie en transparantie van debiteurenpremies van de exportkredietverzekeraars. Zo wordt concurrentieverstoring op het gebied van premies zo veel mogelijk tegengegaan. Nederland blijft zich er daarnaast voor inzetten dat OESO-lidstaten de financiële rapportages over de kostendekkendheid van hun faciliteiten verbeteren, om een beter inzicht te krijgen in hoeverre landen proberen subsidiëring van hun export te voorkomen.
De maatregelen op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen richten zich op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de bestrijding van omkoping en de bescherming van het milieu. Exporteurs en banken moeten zich inspannen om de OESO-richtlijnen na te komen en mogen niet betrokken zijn bij omkoping. Daarnaast wordt bij de beoordeling van aanvragen ook een milieubeoordeling gemaakt conform (inter)nationale afspraken. De afspraken op het gebied van omkoping en milieu zijn in 2006 herzien en worden in 2007 opgenomen in het beleid.
Nederland houdt zelf zicht op haar kostendekkendheid door een model voor bedrijfseconomische resultaatbepaling. Dit model sluit nauw aan bij modellen die internationaal ontwikkeld zijn. In het model worden kosten en opbrengsten toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Ook wordt, naast de ontvangen rente op vorderingen, de financieringsrente in het resultaat verwerkt. De eerste uitkomsten van dit model worden in 2006 verwacht en in 2007 wordt de werking verder gemonitord.
Model bedrijfseconomische resultaatbepaling:
+ verdiende premie
– uitvoeringskosten
+/- wijziging voorziening verwachte schade
– oninbare bedragen verwachte schade
+/- wijziging voorziening vorderingen
– oninbare vorderingen
+/- financieringsrente
+ ontvangen rente op vorderingen
resultaat
Om inzichtelijk te maken hoe het gesteld is met de concurrentiepositie van de EKV, is in 2003 een set indicatoren ontwikkeld. Hiermee wordt het Nederlandse instrumentarium vergeleken met het instrumentarium van zeven specifiek voor Nederland belangrijke exportkredietverzekeraars (België, Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Zweden en Italië). De set indicatoren bestaat uit «acceptatiebeleid», «dekking», «aangeboden assortiment» en «premies» . Deze indicatoren zijn bepalend voor het EKV-beleid en dus indicatief voor de concurrentieverhouding. De meetresultaten van de indicatoren kunnen aanleiding geven tot beleidsmaatregelen. Deze benchmark-exercitie wordt in 2006 geëvalueerd. Momenteel is deze exercitie vooral kwalitatief, voor de toekomst wordt gestreefd naar een meer kwantitatieve presentatie van de uitkomsten.
3.5.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Algemene doelstelling | ||||||
De evaluatie van de EKV- en TRhi-faciliteit | □ | □ | ||||
Operationele doelstelling 2 | ||||||
Benchmark indicatoren | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ |
□ Beleidsdoorlichting
♦ Overig evaluatie-onderzoek
Vervallen.
3.7.1 Algemene beleidsdoelstelling
Roerende en onroerende zaken voor het Rijk worden op doelmatige wijze verworven, beheerd en vervreemd en de allocatie van onroerende zaken voor het Rijk is optimaal.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Om te bevorderen dat roerende en onroerende zaken voor het Rijk op doelmatige wijze worden verworven, beheerd en vervreemd en de allocatie van onroerende zaken voor het Rijk optimaal is, wordt/worden:
• De samenwerking en afstemming op het gebied van roerende en onroerende zaken tussen de departementen bevorderd;
• Roerende en onroerende zaken zo doelmatig mogelijk aangekocht, beheerd, bewaard, verkocht en zonodig vernietigd.
De minister is verantwoordelijk voor:
• het beschikbaar stellen van randvoorwaarden en faciliteiten;
• het leveren van een bijdrage aan de samenwerking en afstemming met andere departementen;
• de zorg voor het privaatrechtelijk beheer en de verkoop van onroerende zaken en de bewaring, verkoop en eventueel vernietiging van overtollige en in beslag genomen roerende zaken.
Voor wat betreft de doelmatigheid van de aankopen van onroerende zaken en het publiekrechtelijk en feitelijke beheer daarvan ligt er een gedeelde verantwoordelijkheid met andere ministers. Hetzelfde geldt voor de aankoop en het beheer van roerende zaken.
• Optimale samenwerking en afstemming tussen de verschillende Rijksvastgoeddepartementen;
• Het deskundig en professioneel inspelen op marktsituaties bij vastgoedtransacties.
3.7.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 89 856 | 106 145 | 99 075 | 91 582 | 91 726 | 91 721 | 91 718 |
Uitgaven | 89 764 | 106 145 | 99 075 | 91 582 | 91 726 | 91 721 | 91 718 |
Programma-uitgaven | 55 829 | 81 348 | 76 448 | 68 948 | 68 948 | 68 948 | 68 946 |
Doelst. 1 Optimaal handelen in Vastgoed | |||||||
Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling | 0 | 25 000 | 25 000 | 17 500 | 17 500 | 17 500 | 17 500 |
Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerende zaken | |||||||
Onderhoud en beheerskosten | 10 782 | 11 244 | 6 344 | 6 344 | 6 344 | 6 344 | 6 344 |
Zakelijke lasten | 43 989 | 45 104 | 45 104 | 45 104 | 45 104 | 45 104 | 45 102 |
Doelst. 3 Bewaring/vervreemding roerende zaken | |||||||
Beheerskosten | 589 | ||||||
Overige programma-uitgaven | 469 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 33 935 | 24 797 | 22 627 | 22 634 | 22 778 | 22 773 | 22 772 |
Ontvangsten | 498 504 | 285 839 | 214 205 | 132 605 | 122 533 | 119 627 | 119 627 |
Programma-ontvangsten | 493 667 | 283 935 | 213 237 | 131 637 | 121 565 | 118 659 | 118 659 |
Doelst. 1 Optimaal handelen in Vastgoed | |||||||
Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling | 202 | 1 197 | |||||
Doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerende zaken | |||||||
Verkoop onroerende zaken | 337 987 | 161 407 | 101 406 | 31 406 | 31 545 | 31 545 | 31 545 |
Beheersontvangsten | 92 629 | 87 561 | 78 061 | 71 761 | 64 020 | 61 114 | 61 114 |
Overige programma-ontvangsten | 61 530 | 32 270 | 32 270 | 26 970 | 24 500 | 24 500 | 24 500 |
Doelst. 3 Bewaring/vervreemding roerende zaken | |||||||
Verkoop roerende zaken | 1 319 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 |
Overige programma-ontvangsten | |||||||
Apparaatsontvangsten | 4 837 | 1 904 | 968 | 968 | 968 | 968 | 968 |
Toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid
Doelstelling 2 Beheer/verkoop onroerend
De uitgaven in 2007 zijn ten opzichte van 2006 lager. Grotendeels wordt dit veroorzaakt door incidentele pachtafkopen en kapitaalinvesteringen in 2006.
Doelstelling 2 Beheer/verkoop onroerend
In 2007 zal voor € 70 mln. aan agrarische domeingronden en voor € 31 mln. aan niet agrarische onroerende zaken worden verkocht.
In verband met de algemene budgettaire problematiek worden in de jaren 2003–2007 extra agrarische domeingronden verkocht. In de afgelopen jaren is de taakstelling ingevuld door de verkoop van niet-strategische erfpachtgronden aan de zittende erfpachters. Voor 2007 zal de taakstelling met name worden ingevuld door verkoop van niet-strategische erfpachtgronden aan derden en door de verkoop van agrarische gronden, die als strategisch zijn aangemerkt, aan (mede-) overheden.
De beheersontvangsten vertonen een dalende tendens door lagere (erf)pachtopbrengsten. Dit wordt veroorzaakt door de verkooptaakstellingen voor de agrarische domeingronden.
Dit budget is niet juridisch verplicht, omdat het gaat om een budgettair niet relevante leenfaciliteit, welke pas relevant wordt op het moment dat er een beroep op wordt gedaan. Het kan niet worden ingezet voor andere beleidsdoeleinden omdat het specifiek gereserveerd wordt voor anticiperend handelen en gebiedsontwikkeling (beleidsmatig gereserveerd).
Van de totale programma-uitgaven € 51,4 mln. is € 45,1 mln. (88%) juridisch verplicht. De overige € 6,3 mln. (12%) betreft uitgaven die als complementair noodzakelijk/bestuurlijk verplicht zijn aan te duiden. Concreet gaat het daarbij om uitgaven die noodzakelijk zijn voor de instandhouding en beheer van onroerende zaken van de Staat.
3.7.3 Operationele doelstellingen
3.7.3.1 Operationele doelstelling 1
Er wordt optimaal gehandeld in vastgoed samen met andere departementen
Omdat aankoop, beheer en verkoop van vastgoed sneller, beter en/of tegen lagere kosten gerealiseerd kan worden. Meerdere ministeries hebben belang bij vastgoed voor het Rijk, dus is een intensieve samenwerking belangrijk.
• Ondersteuning van en deelname aan de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR) en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB);
• Stimuleren uitwisseling van kennis en ervaring, organiseren van gezamenlijke opleidingen, uniformeren van processen, procedures en contracten, uitwisseling vastgoedplannen en -informatie (o.a. omtrent bezit) tussen departementen, bevorderen adoptie van uitvoerende activiteiten en leveren bijdrage aan opzet en uitbouw shared-service organisatie(s) voor uitvoerende activiteiten, e.e.a. conform het Werkprogramma van de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid 2005–2007, de uitkomsten van het IBO beheersfuncties vastgoed Rijk en Programma Andere Overheid;
• Beschikbaar stellen van een actueel kader voor modern en (bedrijfseconomisch) doelmatig activabeleid;
• Beschikbaar stellen van een actueel financieel beleidskader, w.o. het beschikbaar stellen van een actueel beleidskader voor anticiperend handelen in vastgoed en gebiedsontwikkeling;
• Beschikbaar stellen leenfaciliteit voor anticiperende aankoop en gebiedsontwikkeling aan departementen.
Prestatie-indicator | Basiswaarde (2004) | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
Mate van uitvoering Werkprogramma RVR op punten uitwisseling kennis en ervaring en opleiding. | 0% | 60% | 100% | n.n.b. | n.n.b. | n.n.b. | n.n.b. |
Mate van uitvoering Werkprogramma RVR op punten afstemming (incl. uniformering), adoptie en bundeling van (i.e. realisatie shared-service(s) voor) uitvoerende activiteiten. | 0% | 60% | 100% | n.n.b. | n.n.b. | n.n.b. | n.n.b. |
3.7.3.2 Operationele doelstelling 2
Efficiënt beheren en vervreemden van onroerende zaken van de Staat
Het Ministerie van Financiën vertegenwoordigt de Staat als privaatrechtelijke eigenaar. Dit vertaalt zich in verkopen of andere privaatrechtelijke overeenkomsten met partijen binnen en buiten de Rijksoverheid. Bovendien voert het ministerie het beheer over grote arealen grond en water in Nederland.
De manier van optreden wordt geleid vanuit de gedachte dat de Staat haar middelen zo effectief mogelijk moet benutten.
Een effectieve en efficiënte organisatie van de verkoop en het beheer van onroerende zaken van de Staat.
Als bijzondere activiteiten voor 2007 worden hier nog vermeld:
• De dienst Domeinen is voornemens om in 2007 de voorhangprocedure te starten voor het worden van baten lastendienst. Tezelfdertijd zal een vervolg worden gegeven aan de uitkomsten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek naar samenwerkingsmogelijkheden tussen de vastgoeddiensten van de Rijksoverheid.
• Voor de jaren 2004–2007 zijn extra ontvangstentaakstellingen ingeboekt die gerealiseerd moeten worden door verkoop van agrarische gronden. Voor 2007 bedraagt de taakstelling € 70 mln.
Prestatie-indicator | Waarde 2005 | Streefwaarde 2006 | Streefwaarde 2007 | Streefwaarde 2008 |
Toe te rekenen apparaatskosten aan verkopen (apparaatskosten verkopen/opbrengsten verkopen) | 1% | 4% | 4% | 4% |
Toe te rekenen apparaatskosten aan ingebruikgevingen (apparaatskosten ingebruikgevingen/opbrengsten ingebruikgevingen) | 9% | 9% | 9% | 9% |
Betaling OZB: Toe te rekenen apparaatskosten aan betaling OZB (apparaatskosten betaling OZB/Betaalde OZB) | 8% | 9% | 9% | 9% |
Kwaliteit dienstverlening betaling OZB (aantal gehonoreerde bezwaarschriften/aantal ingediende bezwaarschriften) | 88% | 70% | 70% | |
Klanttevredenheid | – | 7,0 | – | 7,0 |
3.7.3.3 Operationele doelstelling 3
Roerende zaken van de Staat worden op een efficiënte manier bewaard, vervreemd en vernietigd.
Het Ministerie van Financiën vertegenwoordigt de Staat in eigendomsrechtelijke verhoudingen. Dit vertaalt zich in de zorg voor de bewaring, de verkoop en eventuele vernietiging van overtollige of inbeslaggenomen roerende zaken. Om overtollige en inbeslaggenomen zaken zo doelmatig mogelijk, met hoge kwaliteit en integer te bewaren, vervreemden en vernietigen is 1 januari 2006 Domeinen Roerende Zaken overgegaan op een batenlastenstelsel.
• Continue activiteit is de uitvoering van de taken:
• Bewaring van goederen;
• Het openbaar verkopen van overtollige en verbeurdverklaarde goederen;
• De vernietiging van door het OM aangewezen goederen.
• De gefaseerde invoering van het Landelijk Beslaghuis. Het project Landelijk Beslaghuis beziet in hoeverre het ketenproces van inbeslagname, vervoer, bewaring en verwerking van strafrechtelijk inbeslaggenomen goederen efficiënter en effectiever kan worden ingericht, met minimale risico’s voor de integriteit;
• In verband met het verschuiven van de uitvoering van taken op het gebied van inbeslaggenomen vuurwerk die nu nog bij Defensie plaatsvindt, wordt verder gegaan met de voorbereidingen voor zelfstandige exploitatie van vuurwerkopslag per 1 januari 2007.
Inzake de invoering van het baten-lastenstelsel en het Landelijke Beslaghuis kan recente en relevante informatie worden gevonden inKamerstukken II 2003/04, 28 884, nr. 3.
Prestatie-indicator | Basiswaarde (2004) | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
Kostendekkendheid bewaartaak (bewaarloon/bewaarkosten) in % | 88 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Kostendekkendheid verkooptaak (toe te rekenen verkoopkosten aan verkochte zaken/ontvangen opgeld van verkochte zaken) in % | 139 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Gemiddelde bezettingsgraad (gemiddeld bezet aantal m2/totaal beschikbare m2) in % | 70 | 80 | 80 | 80 | 80 | 80 | 80 |
Tarief* in euro per m2 | n.v.t. | 139 | 139 | n.t.b | n.t.b | n.t.b | n.t.b |
Tarief* in euro per uur | n.v.t. | 103 | 103 | n.t.b | n.t.b | n.t.b | n.t.b |
Klanttevredenheid (gemiddelde score klanttevredenheidsonderzoek) | 6,5 (2005) | – | 7,0 | – | 7,5 | – | – |
* De tarieven voor 2008 en verder zijn nog niet bepaald, zie hiervoor hoofdstuk 6.Baten-lastenparagraaf.
3.7.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Algemene doelstelling | ||||||
Operationele doelstelling 1 | □ | |||||
Functioneren RVR/VG | ♦ | |||||
Leenfaciliteit departementen | ♦ | |||||
Operationele doelstelling 2 | □ | |||||
Veiling Benzinestations | ♦ | |||||
Beleidskader agrarische domeinen | ♦ | |||||
Operationele doelstelling 3 | ||||||
Organisatieonderzoek Landelijk Beslaghuis | ♦ | |||||
Bedrijfsvoering Opslag Vuurwerk | ♦ |
□ Beleidsdoorlichting
♦ Overig evaluatie-onderzoek
3.8.1 Algemene beleidsdoelstelling
De bij burgers en bedrijven geïnde middelen worden zuinig en goed besteed voor de levering van overheidsvoorzieningen, waarbij negatieve neveneffecten – waaronder administratieve lasten – zoveel mogelijk worden beperkt.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Burgers en bedrijven moeten kunnen rekenen op de overheid. Bepaalde overheidsdiensten en – voorzieningen moeten ook in de toekomst geleverd kunnen worden. Daarvoor moeten overheidsfinanciën houdbaar en dus toekomstbestendig zijn.
De overheid moet met een beperkt budget haar omvangrijke takenpakket uitvoeren. Belastinggeld moet dus goed worden besteed, dit houdt in doelmatig, doeltreffend en rechtmatig. Het uitgeven en innen van overheidsgeld moet niet verstorend zijn voor een gelijkmatige economische groei (conjuncturele stabilisatie). Dit wordt bereikt door een trendmatig begrotingsbeleid.
Overheidsregels zijn nodig, maar het aantal regels voor bedrijven is doorgeschoten. Administratieve lasten moeten waar mogelijk beperkt worden. Dit geeft meer ruimte aan ondernemerschap en draagt zo bij aan economische groei.
De minster van Financiën is verantwoordelijk voor:
• Het opstellen van het algemeen financieel-economisch beleid en het begrotingsbeleid;
• De doelmatigheid en doeltreffendheid van uitgaven (samen met departementen);
• De rechtmatigheid van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten (systeemverantwoordelijk);
• Vermindering administratieve lasten (samen met EZ).
Het behalen van deze doelstelling hangt af van:
• politieke prioriteiten;
• economische omstandigheden.
Prestatie-indicator | Basiswaarde 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Waarde 2007 |
Vermindering administratieve lasten (in %) | 2 | 6 | 9 | 16 | 25 |
3.8.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 28 285 | 31 239 | 31 350 | 29 112 | 27 027 | 25 667 | 25 667 |
Apparaatsuitgaven | 28 258 | 31 239 | 31 350 | 29 112 | 27 027 | 25 667 | 25 667 |
Uitgaven | 28 091 | 31 239 | 31 350 | 29 112 | 27 027 | 25 667 | 25 667 |
Apparaatsuitgaven | 28 091 | 31 239 | 31 350 | 29 112 | 27 027 | 25 667 | 25 667 |
Ontvangsten | 4 716 | 5 386 | 4 942 | 4 642 | 4 642 | 4 642 | 4 642 |
Apparaatsontvangsten | 4 716 | 5 386 | 4 942 | 4 642 | 4 642 | 4 642 | 4 642 |
Aangezien artikel 8 geen programmagelden betreft (alleen apparaatsuitgaven) is geen grafiek budgetflexibiliteit opgenomen.
3.8.3 Operationele doelstellingen
3.8.3.1 Operationele doelstelling 1
Het handhaven van de uitgaven- en lastenkaders
Om ervoor te zorgen dat uitgaven en inkomsten niet uit de hand lopen (=budgettaire discipline). Budgettaire discipline is belangrijk omdat dit ervoor zorgt dat de prioriteiten van een kabinet, zoals vastgelegd in de begroting, worden gerealiseerd. De kaders dragen ook bij aan een gelijkmatige economische groei (conjuncturele stabilisatie) tijdens de kabinetsperiode. De groei van de uitgaven ligt vast, waardoor procyclisch beleid (=meer uitgaven bij hoogconjunctuur en bezuinigingen bij laagconjunctuur) wordt vermeden. De inkomsten mogen meebewegen met de economische groei, waardoor de lasten dalen in laagconjunctuur en stijgen in hoogconjunctuur.
• Bijhouden van de uitgaven en lastenontwikkeling en ervoor zorgen dat het uitgavenkader niet wordt overschreden (en wordt onderschreden in geval van conjuncturele meevallers);
• Het opstellen van belastingramingen en het toetsen van het lastenkader;
• Bezuinigingen doorvoeren en/of lasten verzwaren als het tekort de 3%-grens van het Verdrag van Maastricht overschrijdt, ook als de kaders niet worden overschreden.
Prestatie indicator | 2004 | 2005 | 2006 | Streefwaarde 2007 |
Structurele EMU-saldo (in % BBP) | – 1,0 | 0,6 | 0,4 | 0,0 |
Afwijking van uitgavenkader totaal (mrd.) | – 2,8 | – 1,9 | – 0,3 | – 0,3 |
w.v. Rijksbegroting in enge zin | – 2,8 | – 1,5 | 0,0 | – 0,9 |
w.v. Zorg | 1,4 | 0,6 | 0,6 | 0,6 |
w.v. Sociale Zekerheid | – 1,3 | – 0,9 | – 0,9 | 0,0 |
Lastenontwikkeling | 1,8 | 1,3 | – 3,3 | – 1,0 |
Kengetal | Waarde 2004 | Waarde 2005 | Waarde 2006 | Waarde 2007 |
Feitelijke EMU-saldo (in % BBP) | – 1,8 | – 0,3 | 0,1 | 0,2 |
EMU-schuldquote (in % BBP) | 52,6 | 52,9 | 50,2 | 47,9 |
Groei BBP (in %) | 2,0 | 1,5 | 3¼ | 3 |
3.8.3.2 Operationele doelstelling 2
Gestelde overheidsdoelen worden met zo weinig mogelijk middelen bereikt
Het oplossen van maatschappelijke problemen en het vervullen van wensen van burgers kost bijna altijd veel geld. Hiervoor moet belasting worden geheven. Het parlement en de belastingbetaler moeten erop kunnen rekenen dat er zuinig wordt omgegaan met dit belastinggeld. En dat door een goede bedrijfsvoering de kosten die samenhangen met het uitgeven van geld zo laag mogelijk blijven.
• Het beoordelen van beleidsvoorstellen op doelmatigheid en doeltreffendheid;
• Departementen aanzetten om ex ante beleidsevaluaties te laten uitvoeren;
• Initiëren en uitvoeren van interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s);
• Evaluatieonderzoek en beleidsdoorlichtingen:
– Handhaven van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006;
– Workshops beleidsdoorlichting: hiermee worden departementen ondersteund in het opzetten van beleidsdoorlichtingen;
• Toegankelijkheid en kwaliteit begrotingsstukken:
– Rijksbegrotingvoorschriften omvat sjabloon beleidsartikel, dit is een handreiking waarmee artikelen samenhangend en toegankelijker en beter toetsbaar worden;
– In workshops begrotingsschrijven worden departementen ondersteund bij het schrijven van beleidsartikelen;
– Workshops Niet-financiële informatie.
• Modernisering Comptabele wet- en regelgeving: aanpassen en vereenvoudigen van de comptabele regelgeving. Hierdoor hebben overheidsdiensten de ruimte om de bedrijfsvoering toe te spitsen op hun eigen situatie, waardoor zij doelmatiger kunnen werken;
• Stimuleren van departementen tot terugdringen van lagere financiële regelgeving en het terugdringen van beheers- en controlelasten van de overheid;
• Stimuleren van toepassing van single information (één keer informatie verstrekken) en single audit (één keer verantwoorden) door departementen;
• De verantwoording over Europese Geldstromen wordt gestroomlijnd door het samenvoegen van de individuele verantwoordingen van departementen aan Europa tot één nationale verklaring;
• Stimuleren van doorlichtingen van bedrijfsvoeringsprocessen (operational audits) door departementen;
• Stimuleren van departementen tot leren van elkaar door het uitwisselen van best practices, het organiseren van thema-bijeenkomsten, workshops en congressen, en het opstellen van benchmarks. In het Interdepartementaal Overleg Financieel Economische Zaken (IOFEZ) wordt op regelmatige basis kennis uitgewisseld over financiële en budgettaire aangelegenheden met de experts van departementen. Financiën zit het IOFEZ voor;
• Baten-lastendiensten:
– Beleidslijn instellingsprocedure baten-lastendiensten 2003;
– Beoordelen aanvragen;
– Ondersteuning Baten-lastendiensten, vooral op het terrein van het inzichtelijk maken van de doelmatigheid;
• Pilot baten-lastenstelsel: in 2007 wordt LNV ondersteund bij de uitvoering van deze pilot met het werken met een baten-lastenadministratie;
• Gevolg geven aan het kabinetsstandpunt op het IBO naar Verzelfstandigde organisaties op rijksniveau, waarbij door Financiën in het bijzonder gekeken wordt naar de mogelijkheden om ZBO’s meer mee te laten lopen in het hoofdbesluitvormingsmoment van de rijksbegroting.
Prestatie-indicator | Waarde 2004 | Waarde 2005 | Waarde 2006 | Streefwaarde 2007 |
Aantal uitgevoerde beleidsdoorlichtingen* | nvt | nvt | 20 | > 26 |
* Departementen hebben de verplichting tot periodieke beleidsdoorlichtingen van algemene of operationele doelstellingen, aansluitend bij de beleidscyclus
3.8.3.3 Operationele doelstelling 3
Overheidsmiddelen worden rechtmatig besteed, dus zoals vastgelegd in wet- en regelgeving
Om de Staten-Generaal en de burger zekerheid te geven dat geld aan de afgesproken doelen en op de afgesproken wijze wordt uitgegeven, dus dat de uitgaven rechtmatig zijn.
• Uniformering controleaanpak via het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) waarmee departementen worden ondersteund bij het rechtmatig uitvoeren van de begroting;
• Het voeren van vaktechnisch overleg met en het stimuleren van het uitwisselen van ervaringen tussen de auditdiensten in het kader van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD). Financiën zit het IODAD voor;
• Monitoren van en zonodig interveniëren in de uitvoering van de begroting door de departementen.
Prestatie-indicator | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Rechtmatigheid uitgaven, verplichtingen en ontvangsten | > 99% | > 99% | > 99% | > 99% | > 99% | > 99% |
Kengetal | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Aantal door AR geconstateerde ernstige onvolkomenheden over jaar t | 7 | 8 | 6 | 3 |
Aantal aangekondigde bezwaaronderzoeken voor jaar t+1 door AR | 1 | 0 | 2 | 0 |
3.8.3.4 Operationele doelstelling 4
Verminderen van kosten en overlast voor bedrijven die voortkomen uit informatieverplichtingen met een kwart in 2007 ten opzichte van 31 december 2002
Om doorgeschoten regelgeving terug te dringen. Hierdoor worden administratieve lasten verminderd, en krijgen ondernemers meer ruimte voor ondernemerschap. Administratieve Lasten (AL) zijn daarbij gedefinieerd als kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen van wet- en regelgeving (www.administratievelasten.nl).
• Standaard Kosten Model waarmee alle administratieve lasten op dezelfde wijze worden gekwantificeerd;
• Handhaven van het administratieve lastenkader, door voorkomen van onnodige nieuwe administratieve lasten en toezicht te houden op de afgesproken AL-reducties door departementen;
• Kennisuitwisseling en gezamenlijke projecten met andere departementen, gemeenten, provincies en waterschappen waar eveneens AL-projecten lopen;
• Internationale kennisuitwisseling op AL-terrein via het Standard Cost Model – network.
Prestatie-indicator | 2004 | Streefwaarde 2007 | Streefwaarde 2008 | Streefwaarde 2009 | Streefwaarde 2010 | Streefwaarde 2011 |
Reductie netto-administratieve lasten (cum. x € miljard) | 0,9 | 4,1 | 4,1 | 4,1 | 4,1 | 4,1 |
3.8.3 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Algemene doelstelling | ||||||
Visitatiecommissie over bijdrage van DGRB aan bevordering doelmatigheid en doeltreffendheid overheidsuitgaven | □ | |||||
Doorlichting begrotingssystematiek door de Studiegroep Begrotingsruimte | □ | □ | ||||
Operationele doelstelling 1 | ||||||
Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC/Ecofin | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ |
Jaarlijkse IMF-artikel IV consultatie | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ | ♦ |
IMF – Fiscal ROSC naar Werking en transparantie begrotingssystematiek | □ | |||||
Operationele doelstelling 2 | ||||||
Kwaliteitsplan auditfunctie | □ | |||||
Operationele doelstelling 4 | ||||||
Visitatie OESO/Wereldbank voor aanpak terugdringen administratieve lasten | □ |
□ Beleidsdoorlichting
♦ Overig evaluatie-onderzoek
Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 114 375 | 114 961 | 102 158 | 110 611 | 110 183 | 104 557 | 104 263 |
Uitgaven | 112 913 | 114 961 | 102 158 | 110 611 | 110 183 | 104 557 | 104 263 |
Totaal apparaatsuitgaven | 107 914 | 114 511 | 101 913 | 110 506 | 110 133 | 104 512 | 104 243 |
Apparaatsuitgaven | 102 215 | 108 711 | 96 313 | 104 906 | 104 533 | 98 912 | 98 643 |
Uitvoeringskosten omslagstelsel Rijkswagenpark | 5 699 | 5 800 | 5 600 | 5 600 | 5 600 | 5 600 | 5 600 |
Bijdrage aan tsunamislachtoffers | 2 862 | ||||||
Tegoeden WO II | 2 137 | 450 | 245 | 105 | 50 | 45 | 20 |
Ontvangsten | 11 115 | 13 930 | 7 721 | 7 721 | 7 721 | 7 721 | 7 721 |
Apparaatsontvangsten | 4 958 | 8 130 | 2 121 | 2 121 | 2 121 | 2 121 | 2 121 |
Omslagstelsel Rijkswagenpark | 6 157 | 5 800 | 5 600 | 5 600 | 5 600 | 5 600 | 5 600 |
De schommelingen in de apparaatsuitgaven worden grotendeels veroorzaakt door de uitgaven voor het Project Eigentijds Werken (PEW). Het doel van PEW is de renovatie van het gebouw van het ministerie van Financiën aan het Korte Voorhout.
De uitgaven voor tegoeden WOII hebben betrekking op de uitvoeringskosten van de afwikkeling van de verdeling van de tegoeden ten behoeve van de Joodse gemeenschap.
Brussels European and Global Economic Laboratory (Bruegel)
In 2007 wordt € 30 000 bijgedragen aan het Brussels European and Global Economic Laboratory (Bruegel). De bijdrage aan Bruegel heeft als doelstelling de samenwerking binnen Europa en de kwaliteit van het Europese beleid te bevorderen.
Stichting Instituut Financieel Economisch Beleid (IFEB)
In 2007 wordt € 41 000 bijgedragen aan de Stichting Instituut Financieel Economisch Beleid (IFEB). De bijdrage aan IFEB heeft met name als doelstelling jonge afgestudeerden voor te bereiden op financieel-economische beleidsfuncties op nationaal niveau.
Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1000) | |||||||
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Verplichtingen | 0 | 1 984 | 2 568 | 1 896 | 2 514 | 2 493 | 2 481 |
Uitgaven | 0 | 1 984 | 2 568 | 1 896 | 2 514 | 2 493 | 2 481 |
Onvoorzien | 0 | 981 | 1 806 | 1 266 | 1 868 | 1 856 | 1 856 |
Loonbijstelling | 0 | 497 | 378 | 361 | 377 | 368 | 356 |
Prijsbijstelling | 0 | 506 | 384 | 269 | 269 | 269 | 269 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen IXB plaats. De post onvoorzien is bedoeld om onzekere ontwikkelingen op IXB op te vangen.
Opbouw uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 3 367 293 | 3 345 272 | 3 373 431 | 3 387 778 | 3 387 108 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 58 450 | – 9 694 | – 13 233 | – 81 759 | – 100 359 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Loonbijstelling | 42 344 | 36 870 | 36 727 | 37 377 | 37 108 | |
Prijsbijstelling | 16 797 | 15 690 | 15 726 | 15 816 | 15 814 | |
Belastingtelefoon | 14 000 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | ||
Vervallen BPM bestelauto’s | – 3 800 | – 3 800 | – 3 800 | – 3 800 | ||
Werken aan winst | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | ||
Kindertoeslag | 3 300 | 5 400 | 17 200 | 16 000 | 16 000 | |
WTOS | 930 | 2 065 | 2 481 | 2 100 | ||
Overige mutaties | 2 819 | 4 131 | 2 689 | 1 852 | 1 891 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 3 491 003 | 3 411 799 | 3 446 305 | 3 391 245 | 3 371 362 | 3 369 998 |
Opbouw ontvangsten (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 100 400 212 | 103 758 486 | 106 120 608 | 109 913 167 | 113 684 644 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 4 971 736 | – 110 000 | – 155 000 | – 190 000 | – 190 000 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Overig | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 | |
Belastingontvangsten | 3 579 385 | 10 782 282 | 14 354 776 | 15 218 790 | 14 997 987 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 108 951 633 | 114 431 068 | 120 320 684 | 124 942 257 | 128 492 931 | 132 397 011 |
Voor de uitvoering van de fiscale wetsvoorstellen «Werken aan winst» en «Omzetting teruggaafregeling BPM bestelauto’s» zijn twee mutaties opgenomen ten behoeve van de dekking van de uitvoeringskosten voor deze fiscale wetsvoorstellen bij de Belastingdienst. De desbetreffende wetsvoorstellen zijn inmiddels ingediend bij de Tweede Kamer (resp. Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nrs. 1–7 en Kamerstukken II 2005/06, 30 634, nrs. 1–4).
Om de uitvoering van de Kindertoeslag mogelijk te maken, die in de plaats is gekomen voor de Kinderkorting, is in de periode 2006–2008 een bedrag van € 9,9 mln. beschikbaar gesteld ter dekking van de met de aanpassing van de benodigde systemen gemoeide initiële kosten. Voor de structurele kosten van uitvoering is een bedrag van € 16 mln. gereserveerd vanaf 2008.
Voor de initiële kosten voor het gebruiksklaar maken van systemen voor uitvoering van de WTOS is een bedrag van € 3,4 mln. geraamd in de periode 2007–2009. Vanaf de start van de WTOS in 2009 is jaarlijks € 2,1 mln. aan uitvoeringskosten geraamd.
Het telefoonaanbod van de Belastingtelefoon is de afgelopen jaren structureel toegenomen en de telefonische bereikbaarheid is onder druk komen te staan. Daarnaast wordt steeds meer mobiel gebeld, wat veel duurder is dan vaste telefonie. De Belastingdienst heeft maatregelen getroffen om de bereikbaarheid te verbeteren. Een deel van de in de mutatie opgenomen extra middelen wordt aangewend voor het opschalen van de Belastingtelefoon. Een ander deel is nodig ter compensatie van de hogere belkosten door meer (mobiel) aanbod.
Beleidsartikel 2 Financiële markten
Opbouw uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 36 649 | 31 916 | 31 789 | 31 788 | 31 787 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 29 273 | 27 993 | 27 993 | 27 993 | 27 993 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Prijsbijstelling | 239 | 234 | 234 | 234 | 234 | |
Overig mutaties | 500 | 800 | 250 | 250 | ||
Stand ontwerpbegroting 2007 | 66 661 | 60 943 | 60 266 | 60 265 | 60 014 | 60 014 |
Opbouw ontvangsten (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 692 518 | 550 518 | 521 518 | 503 518 | 552 518 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | – 664 622 | – 524 872 | – 496 000 | – 478 000 | – 527 000 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2007 | 27 896 | 25 646 | 25 518 | 25 518 | 25 518 | 25 518 |
Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek private sector
Opbouw uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 16 423 | 19 147 | 18 239 | 17 609 | 17 108 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 507 | 507 | 7 | 7 | 7 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Loonbijstelling | ||||||
Prijsbijstelling | 60 | 57 | 55 | 53 | 53 | |
Overige mutaties | 651 | – 118 | – 118 | – 118 | – 118 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 17 641 | 19 593 | 18 183 | 17 551 | 17 050 | 16 550 |
Opbouw ontvangsten (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 967 009 | 933 036 | 899 021 | 865 014 | 816 006 | |
Nota van wijziging | 18 000 | 18 000 | 18 000 | 18 000 | 18 000 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 664 147 | 702 122 | 666 122 | 621 122 | 675 122 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Opbrengst onttrekking vermogenstitels | 250 000 | 250 000 | 100 000 | |||
Dividend Staatsdeelnemingen | 275 707 | 28 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | |
Winstafdracht DNB | – 98 000 | 89 000 | 199 000 | 190 000 | 188 000 | |
Afdrachten Holland Casino | – 20 000 | – 30 000 | – 30 000 | – 30 000 | – 25 000 | |
Afdrachten Staatsloterij | 5 226 | 12000 | 7 000 | 7 000 | 7 000 | |
Terugstorting agio | – 8 000 | |||||
Opbrengst vermogenstitels | 45 073 | |||||
Stand ontwerpbegroting 2007 | 2 099 162 | 2 002 158 | 1 774 143 | 1 786 136 | 1 694 128 | 1 653 111 |
Opbrengst onttrekking vermogenstitels
De staat is aandeelhouder in de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). De BNG gaat een deel van haar reserves uitkering aan haar aandeelhouders. it leidt tot extra ontvangsten van € 250 mln. in 2006. Voor 2007 en 2009 worden tevens ontvangsten voorzien van respectievelijk € 250 mln. en € 100 mln.
Over 2005 is het uitgekeerde dividend voor een aantal deelnemingen hoger uitgevallen dan op basis van de ramingen verwacht mocht worden. Verwachting is dat deze uitkeringen ook in de toekomst zullen leiden tot hogere uitkeringen. Daarnaast is de raming voor 2006 positief bijgesteld, mede als gevolg van interim-dividend van UCN en KPN.
De winstafdracht DNB is op basis van het kwartaalbericht bijgesteld. Hiernaast zijn de uitvoeringskosten voor DNB/EXIM (t.b.v. de exportkredietverzekering) overgeheveld naar artikel 5, hetgeen resulteert in een verhoging van de meerjarige raming (+ € 3 mln.).
Door de recente verhoging van de kansspelbelasting zal de afdracht van Holland Casino naar verwachting lager uitvallen.
De verwachting is dat de omzet (en winst) van de Staatsloterij licht zal toenemen in komende jaren. Voor het eerst sinds jaren is weer sprake van een kleine autonome groei; waarschijnlijk door verbetering van economische ontwikkeling.
De Nederlandse staat is samen met de provincie Zeeland (4,6%) eigenaar van de Westerscheldetunnel. Uit hoofde van het aandeelhouderschap heeft de staat tijdens de bouw van de tunnel agio gestort, dit is het bedrag dat gestort wordt op een aandeel boven de nominale waarde van het aandeel.
De winst die een onderneming maakt, kan als dividend worden uitgekeerd, maar kan ook worden gereserveerd (winstreserve). Naast dividend stort WST ieder jaar agio terug vanuit de bij uitgifte van aandelen ontstane agioreserve. De totale uitkering aan de aandeelhouders is afhankelijk van de kasstroom van de onderneming (immers er kan niet meer worden uitgekeerd dan de positieve kasstroom). Omdat er in 2006 al een hoog bedrag aan dividend is uitgekeerd, is er een relatief laag bedrag aan agio uitgekeerd.
In 2006 zijn de aandelen Nozema verkocht (€ 45 mln.).
Beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingen
Opbouw uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 96 809 | 130 491 | 183 220 | 219 835 | 250 541 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | – 88 528 | – 54 946 | – 9 931 | – 19 375 | 222 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Loon- en prijsbijstelling | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | |
Correctie Aziatisch Ontwikkelingsfonds | – 2 884 | – 1 760 | – 3 204 | |||
Stand ontwerpbegroting 2007 | 8 286 | 75 550 | 170 410 | 198 705 | 247 564 | 237 152 |
Opbouw ontvangsten (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 1 028 | 980 | 929 | 929 | 929 | |
IDA kwijtschelding | – 228 | – 228 | – 228 | – 228 | – 228 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 800 | 752 | 701 | 701 | 701 | 701 |
Correctie Aziatisch Ontwikkelingsfonds
De mutatie betreft het herstel van een foutieve raming in de oorspronkelijke bij 1e suppletore begroting verwerkte reeks.
Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
Opbouw uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 137 986 | 147 905 | 147 904 | 147 904 | 147 904 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | – 43 008 | – 38 508 | – 33 508 | – 23 508 | 13 508 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Loonbijstelling | ||||||
Prijsbijstelling | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | |
Uitvoeringskosten DNB-EXIM | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | |
Overige mutaties | 80 | 80 | 80 | 80 | ||
Stand ontwerpbegroting 2007 | 97 982 | 112 481 | 117 480 | 127 480 | 137 480 | 137 480 |
Opbouw ontvangsten (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 262 261 | 117 361 | 116 561 | 95 334 | 105 034 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 398 989 | 1 216 | 1 216 | 10 916 | 1 216 | |
Vervroegde aflossingen | 298 000 | – 39 327 | – 38 527 | – 37 000 | – 37 000 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 959 250 | 79 250 | 79 250 | 69 250 | 69 250 | 69 250 |
De uitvoeringskosten van DNB-EXIM ten behoeve van de exportkredietfaciliteit zijn overgeheveld van artikel 3 naar artikel 5.
In de Club van Parijs zijn afspraken gemaakt over de vervroegde aflossing van een aantal landen. Dit leidt tot een positieve bijstelling van de provenuontvangsten in 2006 en een negatieve bijstelling voor latere jaren.
Beleidsartikel 6 Staatsloterij
Vervallen.
Beleidsartikel 7 Beheer materiële activa
Opbouw uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 98 599 | 98 318 | 90 815 | 90 957 | 90 953 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 7 890 | |||||
Nieuwe mutaties | ||||||
Apparaat | – 1 812 | – 650 | – 639 | – 646 | – 646 | |
Loonbijstelling | 421 | 364 | 363 | 369 | 368 | |
Prijsbijstelling | 1 047 | 1 043 | 1 043 | 1 046 | 1 046 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 106 145 | 99 075 | 91 582 | 91 726 | 91 721 | 91 718 |
Opbouw ontvangsten (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 205 030 | 269 945 | 130 931 | 104 859 | 101 953 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 80 438 | – 54 914 | 2 500 | |||
Nieuwe mutaties | ||||||
Bijstelling raming Verkoop | 18 500 | 18 500 | ||||
Overig | 371 | – 826 | – 826 | – 826 | – 826 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 285 839 | 214 205 | 132 605 | 122 533 | 119 627 | 119 627 |
De verwachting is dat ook vanaf 2009 nog bedrijfsbeëindigingen zullen plaatsvinden. Er wordt voor 2009 tot en met 2011 een raming voor agrarische verkopen en overige verkopen opgenomen van € 18,5 mln.
Beleidsartikel 8 Begrotingsbeleid
Opbouw uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 24 055 | 23 203 | 22 976 | 22 973 | 22 969 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 6 561 | 7 676 | 5 917 | 4 007 | 2 096 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Loonbijstelling | 256 | 255 | 242 | 235 | 223 | |
Prijsbijstelling | 102 | 98 | 98 | 98 | 98 | |
Overige mutaties | 265 | 118 | – 121 | – 286 | 281 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 31 239 | 31 350 | 29 112 | 27 027 | 25 667 | 25 667 |
Opbouw ontvangsten (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 2 613 | 2 613 | 2 613 | 2 613 | 2 613 | |
Mutatie 1e suppletore begroting | 2 773 | 2 329 | 2 029 | 2 029 | 2 029 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2007 | 5 386 | 4 942 | 4 642 | 4 642 | 4 642 | 4 642 |
Niet-beleidsartikel 9 Algemeen
Opbouw uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 103 941 | 103 370 | 110 374 | 110 603 | 104 892 | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2006 | 7 484 | – 2 237 | – 1 454 | – 6 008 | – 1 110 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Loonbijstelling | 1 000 | 966 | 958 | 967 | 965 | |
Prijsbijstelling | 967 | 970 | 1 088 | 1 092 | 999 | |
Overig apparaat | 1 569 | – 911 | – 355 | 3 529 | – 1 189 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 114 961 | 102 158 | 110 611 | 110 183 | 104 557 | 104 263 |
Opbouw ontvangsten (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 7 307 | 7 307 | 7 307 | 7 307 | 7 307 | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2006 | 3 700 | |||||
Nieuwe mutaties | 2 923 | 414 | 414 | 414 | 414 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 13 930 | 7 721 | 7 721 | 7 721 | 7 721 | 7 721 |
De mutatie is een saldo van diverse ramingsbijstellingen, onder andere als gevolg van verschuiving van betalingen in de tijd.
De mutatie in 2006 wordt voornamelijk verklaard door een ontvangst van € 2,5 mln van het UWV. Het betreft een teruggave voor teveel betaalde WAO-premies over oude jaren in verband met het in dienst hebben van arbeidsgehandicapten.
Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien
Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1000) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 6 333 | 6 401 | 4 963 | 4 804 | 4 809 | |
Mutaties 1e suppletore begroting | 49 894 | 45 859 | 46 937 | 48 152 | 48 014 | |
Nieuwe mutaties | ||||||
Loon- en prijsbijstelling | – 54 282 | – 49 471 | – 49 855 | – 50 295 | – 50 177 | |
Overige mutaties | 39 | – 221 | – 149 | – 147 | – 153 | |
Stand ontwerpbegroting 2007 | 1 984 | 2.568 | 1 896 | 2 514 | 2 493 | 2 481 |
De mutatie betreft het toedelen van de loonbijstelling en de prijsbijstelling aan de loon- en prijsgevoelige artikelen op IXB.
6. BATEN-LASTENPARAGRAAF DOMEINEN ROERENDE ZAKEN
6.1 Meerjarige apparaat begroting van baten en lasten
(x € 1 000) | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
Baten | ||||||
Opbrengst moederdepartement | ||||||
Opbrengst overige departementen | 11 209 | 10 845 | 10 845 | 10 845 | 10 845 | 10 845 |
Opbrengsten derden | 2 932 | 3 050 | 2 950 | 2 950 | 2 950 | 2 950 |
Rentebaten | ||||||
Buitengewone baten | ||||||
Exploitatie bijdrage | ||||||
Totaal baten | 14 141 | 13 895 | 13 795 | 13 795 | 13 795 | 13 795 |
Lasten | ||||||
Apparaatskosten | ||||||
Personele kosten | 3 821 | 3 925 | 3 925 | 3 925 | 3 925 | 3 925 |
Materiele kosten | 9 742 | 9 700 | 9 630 | 9 630 | 9 630 | 9 630 |
Rentelasten | 30 | 30 | 22 | 16 | 11 | 7 |
Afschrijvingskosten | ||||||
Materieel | 235 | 231 | 213 | 235 | 230 | 208 |
Immaterieel | ||||||
Dotaties voorzieningen | ||||||
Buitengewone lasten | ||||||
Totaal lasten | 13 828 | 13 886 | 13 790 | 13 806 | 13 796 | 13 770 |
Saldo van baten en lasten | 313 | 9 | 5 | – 11 | – 1 | 25 |
Opbrengst overige departementen – omzetdaling € 0,4 mln t.o.v. 2006.
In 2006 zijn de opbrengsten voor het schonen van computers éénmalig hoger geraamd in verband met een grote opdracht van de belastingdienst . Het aantal schoningen is in 2007 naar beneden bijgesteld naar 25 000 (in 2006 53 000).
Opbrengsten overige departementen- meerjarige ramingen
In de begrotingsjaren 2006 tot en met 2011 wordt uitgegaan van het huidige, met het Openbaar Ministerie (OM) afgesloten convenant en de hierin vermelde tarieven. Voor 2006 en 2007 zijn deze tarieven nog van toepassing, maar in latere jaren zijn er ontwikkelingen die waarschijnlijk tariefwijzigingen met zich mee brengen:
• Domeinen Roerende Zaken werkt in het kader van het Landelijk Beslaghuis nauw samen met het OM aan de nieuwe producten – en dienstendefiniëring en de daaraan gekoppelde kostprijsstructuur.
• De herhuisvesting van regio eenheid Amsterdam (begin 2008) zal een neerwaartse bijstelling van de lastenraming tot gevolg hebben. De ontwikkeling zal waarschijnlijk een doorwerking krijgen in de vast te stellen nieuwe tarieven en dus in de batenraming vanaf 2008.
Omdat de omvang van het effect op de baten en lasten nog niet bekend is, zijn deze ontwikkelingen nog niet meegenomen in de ramingen.
In verband met herhuisvesting van de regio eenheid Amsterdam en de hiermee samengaande verhuizing van mensen zijn extra kosten opgenomen. De totale geraamde kosten bedragen € 0.1 mln.
Op 31 december 2007 loopt het huurcontract voor de regio eenheid Amsterdam af. Afhankelijk van de vraag naar opslagcapaciteit door (rijks) overheidspartijen en de ontwikkeling van het Landelijk Beslaghuis project bepaalt Domeinen Roerende Zaken op welke wijze tot herhuisvesting over zal worden gegaan. Deze beslissing zal haar weerslag hebben op de kostenstructuur en doorwerken in de aan de klanten te berekenen tarieven vanaf 2008.
(x € 1000) | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
1. Rekening courant RHB 1/1 | 0 | 128 | 175 | 159 | 133 | 13 |
2. Totaal operationele kasstroom | 548 | 240 | 218 | 224 | 229 | 233 |
3a. -/- Totaal investeringen | – 317 | – 86 | – 55 | – 103 | – 204 | – 135 |
3b. +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen | ||||||
3. Totaal investeringskasstroom | – 317 | – 86 | – 55 | – 103 | – 204 | – 135 |
4a. -/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 936 | |||||
4b. +/+ Eenmalige storting door moederdepartement | ||||||
4c. -/- Aflossingen op leningen | – 103 | – 107 | – 179 | – 147 | – 145 | – 101 |
4d. +/+ Beroep op de leenfaciliteit | – 936 | |||||
4. Totaal. | – 103 | – 107 | – 179 | – 147 | – 145 | – 101 |
5. Rekening courant RHB 31/12 | 128 | 175 | 159 | 133 | 13 | 10 |
In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt gerapporteerd over uitzonderingen, bijvoorbeeld bijzondere risico’s of aandachtspunten die relevant zijn voor de Staten-Generaal.
Op het vlak van de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering, de totstandkoming van beleidsinformatie en het gevoerde financieel- en materieelbeheer worden geen bijzondere risico’s of aandachtspunten voorzien.
Onderstaand wordt ingegaan op de overige aspecten van de bedrijfsvoering.
De afgelopen jaren is er veel op de Belastingdienst afgekomen. Door de introductie van nieuwe taken en het doorvoeren van taakstellingen is het realiseren van de onder artikel 1 Belastingen opgenomen doelstellingen en de daarmee verbonden bedrijfsvoering van de Belastingdienst onder druk komen te staan. Er is een voortdurende groei geweest van administratief werk (bezwaarschriften, opvoeren van opgerichte bedrijven en afvoeren bij bedrijfsbeëindigingen). Ook de nieuwe processen heffing/inning werknemerspremies en toeslagen leiden tot meer administratief werk. Omdat we de administratieve processen en de dienstverleningsprocessen nog niet adequaat met automatisering kunnen ondersteunen betekent extra werk op deze processen extra benodigde capaciteit. Menskracht is daarom verschoven vanuit het toezicht naar dienstverlening en administratieve processen.
De Belastingdienst wil het evenwicht herstellen tussen enerzijds de dienstverlening en administratieve processen en anderzijds de toezichtsfunctie. Om het toezicht te versterken is de vacaturestop in april 2006 opgeheven en is bij Voorjaarsnota 2005 het budget van de Belastingdienst verhoogd.
Complexiteitsreductie speelt in alle grote organisaties in de wereld die al vroeg zijn begonnen met het automatiseren van hun processen. De effecten van het vroege automatiseren zijn steeds beter merkbaar in de tijd die het kost om systemen aan te passen en in de frequentie van tijdelijke uitval van systemen. Het realiseren van meer robuuste systemen vergt een langdurige inspanning, waarbij het tegelijkertijd de opgave is om bestaande systemen «ín de lucht te houden». De complexiteitsreductie maakt onderdeel uit van een pakket aan maatregelen om een impuls te geven aan de dienstverlening en het toezicht van de Belastingdienst (zie tevens de Beleidsagenda, p. 10).
Verkopen van goederen via Internet
In 2007 zullen goederen die Domeinen Roerende Zaken mag verkopen, verkocht worden via Internet.
Op dit moment vinden deze verkopen gedeeltelijk plaats via een administratief, handmatig proces (inschrijfformulieren, aanbiedingen in een catalogus). Met het verkopen via Internet wordt een situatie in het leven geroepen die te vergelijken is met een veilingsite.
De te verkopen goederen komen op Internet en kopers kunnen on-line hun bod uitbrengen. Een publieksvriendelijke en een manier van werken die past in het huidige maatschappelijke beeld. Voor Domeinen Roerende Zaken levert dit een snellere logistieke wijze van goederenverwerking op, die tot hogere verkoopprijzen kan leiden. In het verlengde hiervan zal via Internet vraag en aanbod van overcomplete goederen van de Rijksoverheid aan overheidsinstanties worden aangeboden.
Invoering van het Landelijk Beslagregister
Volgens planning zal de landelijke uitrol van het Landelijk Beslagregister (LBR) begin 2007 plaatsvinden. Het LBR is een geautomatiseerd gemeenschappelijk register van Politie, Justitie en Domeinen Roerende Zaken, waarin informatie over alle in beslaggenomen goederen wordt opgeslagen. De ketenpartners hebben hiermee een actueel overzicht en een direct inzicht in het proces waar de in beslaggenomen goederen zich bevinden. Daarmee wordt een van de doelstellingen van het Landelijk Beslaghuis gerealiseerd: een snellere en efficiënte verwerking van in beslaggenomen goederen.
Samenwerking vastgoedorganisaties binnen het Rijk
In de zomer van 2006 wordt het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) naar de samenwerking van de vastgoedorganisaties binnen het Rijk opgeleverd. De uitkomsten van het onderzoek en vervolgens de politieke besluitvorming daarover zullen gevolgen hebben voor samenwerkingsvormen tussen de vastgoeddiensten van de Rijksoverheid.
In juni 2006 is het gemeenschappelijk ontwikkelingsbedrijf (GOB) van start gegaan. De Tweede Kamer is hierover reeds bij brief van de ministers van VROM en Financiën geïnformeerd (Kamerstukken II 2005/06, 27 581, nr. 27). Domeinen participeert hierin met de andere vastgoeddiensten van het Rijk.
Domeinen Onroerende Zaken treft voorbereidingen om de organisatie om te vormen naar een baten lastendienst. Zij is voornemens om in 2007 de voorhangprocedure te starten voor het worden van baten lastendienst.
Sturing en beheersing bedrijfsprocessen
In 2007 wordt binnen het Ministerie van Financiën systematisch gewerkt aan het verhogen van het risicobewustzijn en het sturen op risico’s. Deze ontwikkeling is in lijn met het kabinetsstandpunt over het IBO Regeldruk en Controletoren en heeft als doel te komen tot een efficiëntere sturing en beheersing van zowel beleids – als bedrijfsvoeringsprocessen.
Het contractenbeheer is voor 2007 een aandachtspunt. Om het contractbeheer te verbeteren is inmiddels een aantal acties ondernomen met als doel om eind 2007 90% van alle contracten in de centrale contractadministratie te hebben. Zo is een communicatietraject opgestart met als doel meer bekendheid te geven aan de regels omtrent contractbeheer. Er worden presentaties gehouden om budgethouders op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Tevens worden afspraken gemaakt over het overhevelen van contracten en registreren hiervan binnen de centrale contractadministratie. Tot slot wordt, om het centraal registreren van de contracten goed te faciliteren en de directies de mogelijkheid te geven deze te allen tijde in te zien, de belangrijkste informatie gedigitaliseerd. Zo kunnen betrokkenen altijd bij de belangrijkste informatie en zoeken naar bestaande (mantel)contracten.
De renovatie is in volle gang. Aandachtspunt is dat vertraging bij het verkrijgen van vergunningen voor de renovatie van Korte Voorhout 7 kan leiden tot grote financiële consequenties. Dit heeft de hoogste aandacht van kernteam en stuurgroep van het project. De gesprekken tussen Staat en Den Haag verlopen constructief en de verwachting is dat met een aanpassing in het ontwerp van Safire, de vergunningen in december 2006 door de gemeente zullen worden afgegeven.
Mobiliteit personeel (en kennismanagement)
Uit een risico-inventarisatie bij de Generale Thesaurie is op het gebied van bedrijfsvoering een aantal prioritaire risico’s naar voren gekomen. Het belangrijkste risico wordt gevormd door de hoge mobiliteit van het personeel. De Generale Thesaurie heeft een jong, hoog opgeleid en mobiel personeelsbestand. Het is positief om een mobiel personeelsbestand te hebben, maar het stelt wel eisen aan de bedrijfsvoering. Voorkomen moet immers worden dat er langdurig lacunes ontstaan in de bezetting, waardoor de werkdruk te hoog oploopt of prioriteiten niet kunnen worden gerealiseerd. Derhalve is voortdurend aandacht nodig voor de inspanningen op het gebied van werving en selectie, is het verstandig om vooruitlopend op het ontstaan van vacatures de – interne en externe – arbeidsmarkt te verkennen, en worden eisen gesteld aan het kennismanagement om opvolging en achtervang goed mogelijk te maken. Om medewerkers te kunnen behouden is het daarnaast van belang hen voldoende doorstroom- en doorgroeimogelijkheden te geven, wat een transparant en actief loopbaanbeleid vereist.
8. BIJLAGE INZAKE ZBO’S EN RWT’S
Artikel | Instelling | Status | Rijksbijdrage 2007 (x € 1 000) |
Art. 1 | Waarderingskamer | ZBO | 600 |
Art. 2 | Autoriteit Financiële Markten (AFM) | ZBO/RWT | 22 000 |
Art. 2 | Commissie Eindtermen Accountantsopleiding | ZBO | 0 |
Art. 2 | Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars | RWT | 0 |
Art. 2 | Stichting Waarborgfonds Motorverkeer | RWT | 0 |
Art. 2 en 5 | De Nederlandsche Bank (DNB) | ZBO/RWT | 20 000 |
Art. 9 | Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO) | ZBO | Zie toelichting |
Art. 9 | Stichting Joods Humanitair Fonds (SJHF) | RWT | Zie toelichting |
De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door de gemeenten in het kader van de Wet WOZ. De Wet WOZ is gericht op een uniforme waardering van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%).
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
Vanwege de relatief sterk toegenomen handhavingsactiviteiten, waarvan de Staat in 2003 had aangegeven deze te zullen financieren, wordt aan de AFM voor het jaar 2007 een aanvullende overheidsbijdrage toegekend. Deze aanvullende bijdrage voorziet tevens in de kosten van het toezicht die de AFM niet heeft kunnen doorberekenen aan marktpartijen.
Commissie Eindtermen Accountantsopleiding
De Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) is op 1 januari 2006 door de Minister van Financiën ingesteld. Vanaf het moment dat de nieuwe Wet toezicht accountantsorganisaties van kracht is heeft de CEA de volgende taken: de vaststelling van de eindtermen van de accountantsopleidingen (RA en AA), de aanwijzing van accountantsopleidingen en het toezicht op deze opleidingen en het toezicht op de praktijkstage van accountants.
Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars
Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars is verantwoordelijk voor het regelen van schaden door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland en staat garant voor betaling van schade als onverzekerde Nederlandse motorvoertuigen in andere bij het groenekaartsysteem aangesloten landen schade veroorzaken. Daarnaast is het Nederlands Bureau op grond van artikel 27b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) aangewezen als informatiecentrum waarbij personen die schade hebben geleden die is veroorzaakt door een motorrijtuig uit een EU-lidstaat, informatie kunnen verkrijgen die hen in staat kan stellen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Het Nederlands Bureau oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO maar een RWT.
Stichting Waarborgfonds Motorverkeer
Het Waarborgfonds Motorverkeer vergoedt overeenkomstig artikel 26 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) schade aan benadeelden in gevallen, genoemd in artikel 25 Wam. Het betreft onder andere gevallen waarbij de veroorzaker onbekend is gebleven of deze niet verzekerd is. Daarnaast is het Waarborgfonds Motorverkeer ingevolge artikel 27k Wam aangewezen als Schadevergoedingsorgaan. In die kwaliteit treedt het in specifieke gevallen op bij schaden die in het buitenland zijn veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO maar een RWT.
De rijksoverheid bekostigt een deel van de handhavingskosten van het door DNB uitgeoefende toezicht op de financiële markten. Dit sluit aan bij het MDW-rapport «Maat Houden» (Kamerstukken II 1995/96, 24 036, nrs. 22 en64). De rijksoverheid draagt bij aan de zogeheten repressieve handhavingskosten. Van de preventieve handhavingskosten worden de kosten van de Wet melding ongebruikelijke transacties, de Wet identificatie bij dienstverlening en de Sanctiewet 1977 door het Rijk gefinancierd. Naast het uitvoeren van toezicht op de financiële markten draagt DNB bij aan het Nederlandse beleid op het gebied van de exportkrediet- en investeringsfaciliteiten van de Staat.
Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid
De Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO, voorheen Stichting Maror-gelden Overheid) is belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen en is een ZBO. De minister houdt toezicht op SAMO, dit is vastgelegd in de statuten. Ter dekking van de uitvoeringskosten is een éénmalige subsidie van € 1,67 mln. aan SAMO verstrekt, voor de resterende doorlooptijd van SAMO. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij de SAMO.
Stichting Joods Humanitair Fonds
De Stichting Joods Humanitair Fonds (SJHF) blijft bestaan en is sinds 2005 voor het grootste deel een privaatrechtelijke stichting. Een klein deel van de SJHF blijft publiekrechtelijk. De toegekende projectgelden komen onder beheer van het publiekrechtelijke deel. Ter dekking van de uitvoeringskosten van het publiekrechtelijke deel is in 2005 een éénmalige subsidie verstrekt. De minister houdt toezicht, hetgeen is vastgelegd in de statuten. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij het publiekrechtelijke deel.
9. BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN
Overzicht van de door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen
Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond | ||||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning | |
1. | 1996–1997 | De Vries c.s. verzoekt wetgeving voortvloeiend uit het wetsvoorstel (Herziening regime AB c.a.) te evalueren, de Tweede Kamer in de loop van het jaar 2000 hierover te informeren en in het bijzonder aandacht te schenken aan de regelingen m.b.t. fictief loon en fictieve rente en huur. | Kamerstukken II, 1996/97, 24 761, nr. 21 | Afgerond bij het rapport «Breder, lager, eenvoudiger». Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
2. | 1999–2000 | Bos c.s. verzoekt de regering om ontwikkelingen op de onroerendgoedmarkt te volgen i.v.m. arbitragemogelijkheden voor particuliere verhuurders tussen box I en box III, alsmede de mogelijke invloed op het door deze verhuurders te plegen onderhoud. | Kamerstukken II, 1999/00, 26 727, nr. 101 | Afgerond bij het rapport «Breder, lager, eenvoudiger». Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
3. | 2003–2004 | Giskes c.s. verzoekt de regering om in het voorjaar 2004 een integrale visie op de financiële betrokkenheid van de overheid bij het wonen, te presenteren. | Kamerstukken II, 2003/04, 29 210, nr. 81 | Afgerond bij brief d.d. 20 maart 2006 van de Staatssecretaris van Financiën met een actualisatie van varianten voor de fiscale behandeling van de eigen woning. Kamerstukken II, 2005/06, 29 210, nr. 103 |
4. | 2003–2004 | Samsom c.s. verzoekt de regering WKK’s met een elektrisch rendement van minder dan 30%, budgetneutraal (bijvoorbeeld via een glijdende schaal), gedeeltelijke vrijstelling van energiebelasting te geven, corresponderend met het brandstofverbruik dat toegewezen kan worden aan de elektriciteitsproductie. | Kamerstukken II, 2003/04, 29 207, nr. 13 | Afgerond bij brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 6 februari 2006 over het WKK-beleid. Kamerstukken II, 2005/06, 28 665, nr. 66 |
5. | 2004–2005 | Crone c.s. verzoekt om accijnsvrijstelling voor biobrandstoffen. | Kamerstukken II, 2004/05, 29 767, nr. 50 | Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 |
6. | 2004–2005 | Bakker c.s. verzoekt om differentiatie bij heffings- en invorderingsrente | Kamerstukken II, 2004/05, nr. 51 | Afgerond bij brief van 4 oktober 2005 aan de Kamer, waarin de resultaten van het onderzoek zijn opgenomen. Kamerstukken II, 2005/06, 29 767, nr. 64 |
7. | 2004–2005 | Verburg c.s. verzoekt om dezelfde gegevens niet vaker dan eenmaal door de werkgever of werknemer te laten verstrekken. | Kamerstukken II, 2004/05, 29 765, nr. 25 | Afgerond. Wordt zoveel als mogelijk rekening mee gehouden bij de Wet AWIR en operatie WALVIS. |
8. | 2004–2005 | Bruls c.s. verzoekt om een vrijwillige certificering en periodieke keuring binnen de uitzendbranche te bevorderen en geen verplichte vergunning te ontwikkelen. Bussemaker c.s. verzoekt om bestrijding van fraude en illegale arbeid in de uitzendbranche prioriteit te geven. | Kamerstukken II, 2004/05, 17 050, nr. 287 Kamerstukken II, 2004/05, 17 050, nr. 288 | Afgerond bij brief aan de Kamer d.d. 28 september 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 17 050, nr. 309 |
9. | 2004–2005 | Koser Kaya c.s. verzoekt in gewijzigde motie over de mogelijkheden m.b.t. aansprakelijkheidsstelling van bestuurders van malafide uitzendbureaus en het verhalen van schade. | Kamerstukken II, 2004/05, 17 050, nr. 294 | Afgerond bij brief van de Staatssecretarissen van Financiën en SZW d.d. 8 september 2005 Kamerstukken II, 2004/05, 17 050, nr. 307 |
10. | 2004–2005 | Noorman-Den Uyl c.s. verzoekt om niet-gebruik van de fiscale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten tot minder dan 10% terug te brengen | Kamerstukken II, 2004/05, 29 800 XV, nr. 78 | Afgerond bij brief van 1 septem- ber 2006 van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Financiën waarbij het rapport over de integratiemogelijkheden van de buitengewone uitgavenaftrek en de zorgtoeslag is aangeboden. Kamerstukken II, 2005/06, |
11. | 2004–2005 | Omtzigt c.s. verzoekt de regering om de koopkrachtgarantie aan jongeren met een Wajong-uitkering een structureel karakter te geven. | Kamerstukken II, 2004/05, 30 124, nr. 31 | Afgerond. Is meegenomen bij de behandeling van de Zorgverzekeringswet. Kamerstukken II, 2004/05, 30 124 |
12. | 2004–2005 | Omtzigt c.s. verzoekt de regering om niet-gebruik van de zorgtoeslag tot een absoluut minimum te beperken. | Kamerstukken II, 2004/05, 30 124, nr. 33 | Afgerond. Is meegenomen bij de behandeling van de Zorgverzekeringswet. Kamerstukken II, 2004/05, 30 124 |
13. | 2004–2005 | Weekers c.s. verzoekt om voorstellen te inventariseren en alternatieven uit te werken op de volgende terreinen: 1. uitbreiding van de «huishoudhulp-constructie»; 2. defiscalisering en premievrijstelling van persoonlijke dienstverlening van beperkte omvang; 3. fiscale aftrek van kosten voor «witte» persoonlijke diensten. | Kamerstukken II, 2004/05, 29 544, nr. 27 | Afgerond bij brief van de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën, d.d. 9 juni 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 29 544, nr. 62 |
14. | 2005–2006 | Verhagen c.s. verzoekt om verhoging van de kinderkorting met 90 euro | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300, nr. 10 | Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 |
15. | 2005–2006 | Verhagen c.s. verzoekt om de hogere energierekeningen als gevolg van de olieprijs te compenseren door vermindering van de energiebelasting | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300, nr. 11 | Afgerond. Is meegenomen in wetsvoorstel 30 434 (verhogen kinderkorting met € 32). Kamerstukken II, 2005/06, 30 434 |
16. | 2005–2006 | Van Aartsen c.s. verzoekt om de onbelaste vergoeding van zakelijke kilometers te verhogen. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300, nr. 18 | Afgerond. Is meegenomen in het Belastingplan 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 |
17. | 2005–2006 | Halsema en Verhagen c.s. verzoeken om de fiscale compensatie van chronisch zieken en gehandicapten te verruimen. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300, nr. 19 | Afgerond bij de nota van wijziging bij het Belastingplan 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 16 |
18. | 2005–2006 | Dittrich c.s verzoekt om het mogelijk te maken dat mensen de Belastingdienst kunnen vragen de zorgtoeslag rechtstreeks over te maken aan de zorgverzekeraar. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300, nr. 24 | Afgerond bij beantwoording van kamervragen gesteld door het kamerlid Vendrik d.d. 5 oktober 2005 (nr. 104). Kamerstukken II, 2005/06, Aanhangsel blz. 227–228 |
19. | 2005–2006 | Crone c.s. verzoekt om de kinder- en ouderenkorting uitkeerbaar te maken voor diegenen die te weinig belasting betalen om deze te kunnen verrekenen. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300, nr. 52 | Afgerond bij brief d.d. 6 november 2005 van de Staatssecretaris van Financiën waarbij ingezet wordt op een kindertoeslag en de mogelijkheden hiervan worden onderzocht. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 12 |
20. | 2005–2006 | Bakker c.s. verzoekt om onderzoek te doen naar de effecten van accijnsaanpassingen op de relevante markten en branches omdat accijnsverhogingen in het verleden hebben geleid tot aanmerkelijke, onbedoelde economische effecten en in het bijzonder tot marktverstoringen in de grensstreken | Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 53 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën, d.d. 5 juli 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 75 |
21. | 2005–2006 | Dezentjé Hamming en Van Vroonhoven-Kok c.s. verzoeken om vereenvoudiging wettelijke bepalingen op het gebied van loon in natura en privé-gebruik van bedrijfsmiddelen. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 55 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 31 mei 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 73 |
22. | 2005–2006 | Dezentjé Hamming en Van Vroonhoven-Kok c.s. verzoeken om de aanpassing van de bpm-heffingssystematiek, zodat ondernemers geen bpm hoeven voor te financieren. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 56 | Afgerond. Is meegenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en van enige andere wetten. Kamerstukken II, 2005/06, 30 634, nr. 2 |
23. | 2005–2006 | Van Vroonhoven-Kok en Bakker c.s. over het op laten lopen van de verplichting tot bijmenging voor biobrandstoffen tot 5,75% in 2010. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 62 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van VROM, mede namens de Staats-secretaris van Financiën d.d. 8 mei 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 72 |
24. | 2005–2006 | Van Vroonhoven-Kok en Bakker c.s. over instandhouding van de bestaande langjarige accijnsvrijstelling voor puur plantaardige oliën | Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 63 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 8 februari 2006 waarin uiteen wordt gezet hoe de motie zal worden uitgevoerd. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 69 |
25. | 2005–2006 | Omtzigt en Noorman-den Uyl c.s. verzoeken om een operationele definitie van het begrip «gezamenlijke huishouding» in de Awir. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 337, nr. 11 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 30 juni 2006.Kamerstukken II, 2005/06, 30 337, nr. 17 |
26. | 2005–2006 | Omtzigt en Noorman-den Uyl c.s. verzoeken om het meer glijdend maken van de afloop van de huurtoeslag; te financieren door besparingen als gevolg van het koppelen van bestanden. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 337, nr. 12 | Afgerond bij brief van de Minister van VROM d.d. 2 februari 2006.Kamerstukken II, 2005/06, 29 764 en 29 765, nr. 44 |
27. | 2005–2006 | Aptroot c.s. verzoekt om te regelen dat per 1 april 2006 voor ondernemingen zonder personeel kwartaalaangifte mogelijk moet zijn en verzoekt de regering om een voorstel te doen dat nog in 2006 kan worden gerealiseerd, waarbij kwartaalaangifte mogelijk wordt voor ondernemers met een klein aantal werknemers. | Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 126 | Afgerond bij brief van de Minister van Sociale Zaken en Werk-gelegenheid en de Staats-secretaris van Financiën d.d. 20 juni 2006, Kamerstukken II, 2005/06, 26 448, nr. 276 |
28. | 2005–2006 | Crone c.s. verzoekt om het oplossen van de verzilveringsproblemen m.b.t. kinder- en ouderenkortingen | Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 50 | Afgerond bij brief van de Minister van Financiën d.d. 19 september 2006 waarin uiteen wordt gezet hoe de motie zal worden gevoerd. |
Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond | ||||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning | |
1. | 1999–2000 | Giskes c.s. verzoekt de regering om z.s.m. een notitie op te stellen over de mogelijkheden om ook andere producten dan lijfrenteverzeke-ringen, zoals geblokkeerde spaar- of beleggingsrekeningen, in aanmerking te laten komen voor de fiscale faciliteiten t.b.v. de pensioenopbouw. | Kamerstukken II, 1999/00, 26 727, nr. 106 | Wordt betrokken bij de kabinetsreactie op het voorstel van wet van de leden Depla en B. M. de Vries houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten om te komen tot aftrekbare uitgaven voor oudedagvoorzieningen via een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht Kamerstukken II, 2005/06, 30 432 |
2. | 2003–2004 | Dezentjé Hamming c.s. verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze ouderen kunnen worden gevrijwaard van het invullen van formulieren voor de Belastingdienst en dit onderzoek vóór 1 maart 2004 aan de Kamer aan te bieden. | Kamerstukken II, 2003/04, 29 210, nr. 77 | Wordt meegenomen in het onderzoek naar de mogelijkheden voor de vooraf ingevulde aangifte. |
3. | 2005–2006 | Van As c.s. verzoekt om informatie over terugvragen algemene heffingskorting door in Marokko of Turkije woonachtige partner van in Nederland wonende belastingplichtigen. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 306, nr. 58 | In voorbereiding |
4. | 2005–2006 | Klink c.s. verzoekt om onderzoek te doen naar de effecten van het inkomensafhankelijk maken van de arbeidskorting, met name in termen van participatie. | Kamerstukken I, 2005/06, 30 300 XV, D | In voorbereiding |
Door bewindslieden gedane toezeggingen
Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond | ||||
Vergaderjaar | Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van zaken/Planning | |
1. | 1999–2000 | Toegezegd om de nieuwe regeling BTW-vrijstelling van beleggingsgoud over twee jaren te evalueren, waarbij zal worden bezien of het onderscheid beleggingsgoud (BTW-vrijstelling) versus consumptief goud (algemeen tarief) werkt in de praktijk. | Staatssecretaris tijdens behandeling van het wetsvoorstel BTW op beleggingsgoud in de Kamer d.d. 15 september 1999. Handelingen II, 1999/2000, 26 467, blz. 5944 en 5945 | Afgerond bij brief aan de Kamer. Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IX B, nr. 24 |
2. | 1999–2000 | Toegezegd om in het kader van de normale evaluatie van de wet, de bredere afweging van de wet, ook te kijken naar alles wat te maken heeft met het oudedagsdossier. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de Kamer d.d. 27 januari 2000. Handelingen II, 1999/2000, 26 727 + 26 728, nr. 42, blz. 3247 | Afgerond, is meegenomen in de algemene evaluatie van de belastingherziening 2001. Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
3. | 2002–2003 | Toegezegd om in het kader van de spaarloon/lijfrentediscussie te zullen monitoren of er signalen binnenkomen waaruit blijkt dat belastingplichtigen niet in de gelegenheid zijn om onder contractuele verplichtingen uit te komen | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2003 d.d. 13 november 2002. Handelingen II, 2002/03, nr. 20, blz. 1326 | Afgerond, is meegenomen in de evaluatie van de belastingherziening 2001 Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
4. | 2003–2004 | Toegezegd om in de evaluatie van de IB 2001 mee te nemen de vermogensrendements-heffing van 4% vs. de reële vermogensbelasting op verpachte grond. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van de nota Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid d.d. 6 oktober 2003 Kamerstukken II 2003/04, 28 207, nr. 5 | Afgerond, is meegenomen in de algemene evaluatie van de belastingherziening 2001. Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
5. | 2003–2004 | Toegezegd om de arbeidskorting als onderdeel van het bredere evaluatieonderwerp heffingskortingen, nog met de Kamer te zullen bespreken tijdens de evaluatie van de belastingherziening 2001 die in 2005 aan de Kamer wordt aangeboden. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2004 d.d. 10 november 2003. Kamerstukken II, 2003/04, 29 210, nr. 93, blz. 67 | Afgerond, is meegenomen in de evaluatie van de belastingherziening 2001 Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
6. | 2003–2004 | Toegezegd om de effecten van de lijfrenteregeling bij wisselende inkomens te bezien bij de evaluatie van de IB 2001 | Staatssecretaris tijdens de behandeling van de Technische herstelwet 2003 d.d. 12 november 2003. Handelingen II, 2003/04, nr. 23, blz. 1564 | Afgerond, is meegenomen in de evaluatie van de belastingherziening 2001 Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
7. | 2003–2004 | Toegezegd om In het kader van de zesde nota van wijziging (regeling buitengewone uitgaven) de implicaties monitoren. | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de Kamer d.d. 13 november 2003. Handelingen II, 2003/04, nr. 24, blz. 1643 | Afgerond. Bij de brief d.d. 19 september 2005 zijn twee rapportages m.b.t. het gebruik en niet-gebruik van BU-regelingen aan de Kamer gestuurd. Kamerstukken II, 2004/05, 29 800 XV, nr. 90 |
8. | 2003–2004 | Toegezegd een brief naar de Kamer te sturen over de rittenadministratie en administratieve lasten voor bestelauto’s. | Staatssecretaris tijdens AO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 11 februari 2004. Kamerstukken II, 2003/2004, 29 280, nr. 9. | Afgerond. Bij het Belastingplan 2006 is geregeld dat bij ter beschikking gestelde bestelauto’s eindheffing plaatsvindt als de bestelauto in verband met de aard van het werk doorlopend afwisselend door twee of meer werknemers wordt gebruikt. Dan is geen rittenadministratie nodig |
9. | 2003–2004 | Toegezegd om een brief te doen toekomen met betrekking tot het BTW-tarief voor fietsenstallingen. | Staatssecretaris tijdens het AO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 11 februari 2004 Kamerstukken II, 2003/04, 29 280, nr. 9 | Achterhaald (2006) door afgeronde EK-besluitvorming over lage BTW-tarieven. |
10. | 2003–2004 | Bezien zal worden of vereenvoudiging in de regelgeving voor bestelauto’s mogelijk is. Hierover zal overleg plaatsvinden met de branche. Van de uitkomsten van dit overleg zal de Kamer op de hoogte worden gebracht | Staatssecretaris tijdens VAO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 18 februari 2004. Handelingen II, 2003/2004, nr. 53. | Afgerond. Is meegenomen in het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en van enige andere wetten. Kamerstukken II, 2005/06, 30 634, nr. 2 |
11. | 2003–2004 | Toegezegd om m.b.t. de openstaande rechtsvragen van kennisgroepen die door de inspecteur worden ingeschakeld voor een potentiële rechtsvraag, in de volgende kwartaalrapportage het voorraadcijfer opnemen. | Staatssecretaris tijdens AO over APA/ATRpraktijk etc. d.d. 3 juni 2004 Kamerstukken II, 2003/2004, 29 200 IXB, nr. 28 | Afgerond. De rapportage over 2004 is op 4 november 2005 aan de Tweede Kamer toegezonden. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 9 |
12. | 2003–2004 | Toegezegd de Kamer nog dit jaar in te lichten over mogelijkheden tot aanpassing van de artiesten- en beroepssportersregeling | Staatssecretaris tijdens AO over diverse belastingonder-werpen d.d. 16 juni 2004. Kamerstukken II, 2003/04, 26 727, 29 606, 29 210, nr. 132 | Afgerond. Wijzigingen in de artiesten- en beroepssporters-regeling zijn in het Belastingplan 2007 opgenomen. |
13. | 2004–2005 | Toegezegd dat bij brief of nota wordt aangegeven wat de mogelijkheden zijn op het gebied van stimuleren van langer doorwerken boven de 65 jaar. | Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 6 oktober 2004 Handelingen II, 2004/05, nr. 8, p. 388 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, d.d. 23 juni 2006, waarin het kabinetsstandpunt is verwoord.Kamerstukken II, 2005/06, 28 170, nr. 47 |
14. | 2004–2005 | Toegezegd een notitie te maken waarin wordt ingegaan op het 10%-tarief voor 65-plussersen de SPOK en waarbij de zelfstandigenaftrek voor 65-plussers wordt betrokken | Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg d.d. 15 november 2004 Kamerstukken II, 2004/05, 29 767, nr. 60, p. 39 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, d.d. 23 juni 2006, waarin het kabinetsstandpunt is verwoord.Kamerstukken II, 2005/06, 28 170, nr. 47 |
15. | 2004–2005 | Toegezegd om het nut en de noodzaak van Loonbelastingverklaringen mee te nemen bij de evaluatie Wet IB 2001 | Staatssecretaris tijdens het plenaire debat inzake Belastingplan en OFM d.d. 17 en 18 november 2004. Handelingen II, 2004/05, nr. 25, blz. 1560 | Afgerond, is meegenomen in de evaluatie van de belastingherziening 2001. Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
16. | 2004–2005 | Toegezegd in het kader van de Buitengewone uitgavenregeling/budget 2004 dat als blijkt dat wij het nog beter kunnen doen, wij dat netjes zullen meenemen in het belastingplan voor 2006, na overleg met de Kamer. | Staatssecretaris tijdens het plenaire debat inzake Belastingplan en OFM d.d. 17 en 18 november 2004. Handelingen II, 2004/05, nr. 25, blz. 1559 | Afgerond. Is meegenomen bij het Belastingplan 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 |
17. | 2004–2005 | Toegezegd te reageren op de motie Rouvoet met betrekking tot de vooren nadelen van de kinderkorting per kind, uiterlijk in Belastingplan 2006. | Staatssecretaris tijdens AO over o.a. kinderregelingen d.d. 1 december 2004 Kamerstukken II, 2004/05, 29 287 en 29 258, nr. 3, p. 10 | Afgerond. Is meegenomen bij het Belastingplan 2006.Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 |
18. | 2004–2005 | Toegezegd om volgend jaar een wetsvoorstel over rechtshandhaving in te dienen. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK, d.d. 14 december 2004. Handelingen I, 2004/05, nr. 10, blz. 495 | Afgerond bij het wetsvoorstel versterking fiscale rechtshandhaving d.d. 8 oktober 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 30 322 |
19. | 2004–2005 | Toegezegd dit kalenderjaar een notitie over harmonisatie partnerbegrip op te stellen | Staatssecretaris tijdens de behandeling Inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) in de TK d.d. 20 januari 2005 Handelingen II, 2004/05, nr. 40, p. 2656 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën, d.d. 30 juni 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 337, nr. 17 |
20. | 2004–2005 | Toegezegd om lagere regelgeving als gevolg van de AWIR twee maanden voor inwerkingtreding openbaar te maken | Staatssecretaris tijdens de behandeling Inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) in de TK d.d. 20 januari 2005 Handelingen II, 2004/05, nr. 40, p. 2659 | Afgerond bij brief betreffende het uitvoeringsbesluit en de uitvoeringsregeling AWIR d.d. 20 oktober 2005. Kamerstukken II 2005/06, 29 764, nr. 39 |
21. | 2004–2005 | Toegezegd om bij de evaluatie IB 2001 te kijken of m.b.t. het partnerbegrip besproken kan worden hoe bepaalde overhevelingen en individualiseringen hebben uitgepakt. | Staatssecretaris tijdens de behandeling inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) in de Kamer d.d. 20 januari 2005 Handelingen II, 2004/05, nr. 40, blz. 2708 | Afgerond, is meegenomen in de evaluatie van de belastingherziening 2001 Kamerstukken II, 2005/06, 30 375, nr. 2 |
22. | 2004–2005 | Toegezegd soepele betalingsregeling en berekening betalingscapaciteit en aflossingscapaciteit | Staatssecretaris tijdens de behandeling Inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) in de TK d.d. 20 januari 2005 Handelingen II, 2004/05, nr. 40, p. 2670 | Afgerond. Is opgenomen in de uitvoeringsregeling AWIR. Kamerstukken II, 2005/06, 29 764, nr. 39 |
23. | 2004–2005 | Toegezegd om afspraken te maken met verzekeraars over de voorlichting m.b.t. de zorgtoeslagen. | Staatssecretaris tijdens de behandeling Inkomens-afhankelijke regelingen (AWIR) d.d. 20 januari 2005. Handelingen II, 2004/05, nr. 40, blz. 2671 | Afgerond. Is meegenomen bij de behandeling van de Zorgverzekeringswet. Kamerstukken II, 2004/05, 30 124 |
24. | 2004–2005 | Toegezegd vóór het zomerreces 2006 de Kamer een brief te sturen over wat nog meer met de Toeslagendienst kan worden gedaan | Staatssecretaris tijdens de behandeling Inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) in de TK d.d. 20 januari 2005 Handelingen II, 2004/05, nr. 40, p. 2709 | Afgerond |
25. | 2004–2005 | Toegezegd om duidelijker te maken dat de elektronische aangifte zwart/wit kan worden uitgeprint | Staatssecretaris tijdens AO over de Belastingdienst d.d. 15 september 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 8 | Afgerond. In de toelichting bij het aangifteprogramma is duidelijker aangegeven hoe zwart/wit kan worden geprint. |
26. | 2004–2005 | Toegezegd om de Kamer na het eerste jaar te informeren over de bevindingen ten aanzien van het horizontaal toezicht. | Staatssecretaris tijdens AO over de Belastingdienst d.d. 27 april 2005 Kamerstukken II, 2004/05, 29 800 IXB, nr. 26 | Afgerond in de brief bij het Beheersverslag d.d. 15 mei 2006.Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 40 |
27. | 2004–2005 | Toegezegd het aan beide Kamers doen toekomen van een studie naar de integratie van de zorgtoeslag en de buitengewone uitgavenregeling vóór de indiening van het Belastingplan 2007. | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel zorgverzekeringswet in de EK d.d. 7 juni 2005 Handelingen I, 2004/05, nr. 27, p. 1263 | Afgerond bij brief van 1 septem- ber 2006 van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Financiën waarbij het rapport over de integratiemogelijkheden van de buitengewone uitgavenaftrek en de zorgtoeslag is aangeboden. Kamerstukken II, 2005/06, |
28. | 2005–2006 | Toegezegd om de OESO ervan te overtuigen dat wij ondanks de zwaardere bewijslast wel degelijk voldoen aan de aanbeveling van de OESO. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging inkomstenbelasting 2001 d.d. 6 september 2005. Handelingen I, 2004/05, nr. 33, blz. 1546 | Afgerond, is bij de OESO aangekaart. |
29. | 2005–2006 | Toegezegd om aan de Kamer een wetsvoorstel voor te leggen m.b.t. het privégebruik van dienstauto’s, waarbij het risico niet bij het bedrijf maar bij de werknemer wordt gelegd. | Staatssecretaris tijdens het AO over de Belastingdienst d.d. 15 september 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 8 | Afgerond. Is meegenomen bij het Belastingplan 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 30 306 |
30. | 2005–2006 | Toegezegd om na te gaan of het door mevrouw Dezentjé Hamming gesignaleerde probleem mbt. Uitvoering van de regeling inzake teruggave van de BPM, een incident is. | Staatssecretaris tijdens AO over de Belastingsdienst d.d 15 september 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 8 | Afgerond bij wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en van enige andere wetten (omzetting teruggaafregeling bestelauto’s ondernemers in vrijstellingsregeling). Kamerstukken II, 2005/06, 30 634, nr. 2 |
31. | 2005–2006 | Toegezegd om in het Beheersverslag over 2005 in te gaan op de gang van zaken in het strafrechtelijke traject. | Staatssecretaris tijdens AO over de Belastingdienst d.d. 15 september 2005. Kamerstukken II, 2005/06. 30 300 IXB, nr. 8 | Afgerond in de brief bij het Beheersverslag d.d. 15 mei 2006.Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 40 |
32. | 2005–2006 | Toegezegd om nog deze maand een overzicht van de marginale druk aan de Kamer te zenden, zodat het bij het Belastingplan kan worden besproken. | Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 6 oktober 2005. Handelingen II, 2005/06, nr. 9, blz. 483 | Afgerond per brief d.d. 26 oktober 2005. Kamerstukken II, 2005/06, 29 764, nr. 41 |
33. | 2005–2006 | Toegezegd om de Kamer een overzicht te sturen van de niet-verzilverde heffingskortingen | Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 6 oktober 2005. Handelingen II, 2005/06, nr. 9, blz. 482 | Afgerond bij brief aan de Kamer d.d. 6 oktober 2005, waarin het overzicht is opgenomen. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300, nr. 37 |
34. | 2005–2006 | Toegezegd voor het Belastingplan 2006 een voorstel te doen over het aanscherpen van het bedrag dat moeilijk te ramen is. | Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 6 oktober 2005 Handelingen II, 2005/06, nr. 9, p. 483 | Afgerond bij brief d.d. 26 april 2006 van de staatssecretaris van Financiën. Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 37 |
35. | 2005–2006 | Toegezegd te proberen de beleidsuitspraken aangaande de integratie van de zorgtoeslag en de buitengewone uitgavenregeling te vervroegen. Eerder dan medio 2006. | Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen (AFB) d.d. 6 oktober 2005 Handelingen II, 2005/06, nr. 9, p. 484 | Afgerond bij brief van 1 septem- ber 2006 van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Financiën waarbij het rapport over de integratiemogelijkheden van de buitengewone uitgavenaftrek en de zorgtoeslag is aangeboden. Kamerstukken II, 2005/06, |
36. | 2005–2006 | Toegezegd om in de studie naar de integratie van de zorgtoeslag en de buitengewone uitgavenregeling ook aandacht te schenken aan de specifieke uitgaven in de buitengewone uitgavenregeling | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2006 op 15 november 2005 Handelingen II 2005/06, nr. 21, Blz. 1342–1394, Blz. 1378 | Afgerond bij brief van 1 september 2006 van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Financiën waarbij het rapport over de integratiemogelijkheden van de buitengewone uitgavenaftrek en de zorgtoeslag is aangeboden. Kamerstukken II, 2005/06, |
37. | 2005–2006 | Toegezegd op Prinsjesdag 2006 terug te komen op een voorstel voor vrijstelling voor showrooms nadat een jaar ervaring is opgedaan met het systeem | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2006 op 15 november 2005 Handelingen II 2005/06, nr. 21, Blz. 1342–1394, Blz. 1379 | Afgerond bij wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en van enige andere wetten (omzetting teruggaafregeling bestelauto’s ondernemers in vrijstellingsregeling). Kamerstukken II, 2005/06, 30 364, nr. 2 |
38. | 2005–2006 | Toegezegd een brief te sturen waarin de Staatssecretaris zal ingaan op het commentaar van Vakstudie-Nieuws van 20 oktober 2005 m.b.t. de vraag in hoeverre er nog sprake is van een verkapte dividenduitdeling en informele kapitaalstorting bij een onzakelijke kwijtschelding tussen zustermaatschappijen | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel wijziging van enkele belastingwetten ivm een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen op 29 november 2005 Handelingen I, 2005/06, nr.8, blz. 362 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de Voorzitter van de Eerste Kamer d.d. 13 december 2005. Kamerstukken I, 2005/06, 29 686, nr. G. |
39. | 2005–2006 | Toegezegd een brief waarin de Staatssecretaris uitlegt waarom de mogelijke meevaller die art. 12 nog zal opleveren niet automatisch wordt teruggesluisd naar ondernemingen die door art. 12 zijn getroffen | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op 29 november 2005 Handelingen I, 2005/06, nr. 8, blz. 362 | Afgerond in de brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de Voorzitter van de Eerste Kamer van 13 december 2005. Kamerstukken I, 2005/06, 29 686, nr. G. |
40. | 2005–2006 | Toegezegd een notitie m.b.t. het gelijkheidsbeginsel in relatie tot horizontaal toezicht en de verhouding Belastingdienst-belastingplichtige | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 12 december 2005 Handelingen I 2005/06, Nr. 10, Blz. 455 | Afgerond in de brief bij het Beheersverslag d.d. 15 mei 2006.Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 IXB, nr. 40 |
41. | 2005–2006 | Toegezegd om een berekening van de financiering van de AOW te maken. | Minister tijdens de Algemene beschouwingen d.d. 13 december 2005. Handelingen I, 2005/06, nr. 11, blz. 488 | Afgerond per brief aan de EK d.d. 23 december 2005. Kamerstukken I, 2005/06, 30 300 D |
42. | 2005–2006 | Toegezegd om na te gaan of het plafond in de WBSO (Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk) kan worden afgeschaft en hoe de voorlichting aan het MKB over de toepassing van de WBSO kan worden verbeterd | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, blz. 498 | Afgerond bij brief van de Minister van Financiën en de Staats-secretaris van Economische Zaken, d.d. 18 augustus 2006. Kamerstukken I, 2005/06, nr. 30 300, nr. E. |
43. | 2005–2006 | Toegezegd om, samen met Staatssecretaris van OCW, vóór zomer 2006 na te gaan of de film-cv (commanditaire vennootschap) omgezet kan worden in een subsidieregeling | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, blz. 499 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,d.d. 31 maart 2006 Kamerstukken II, 25 434, nr. 26 |
44. | 2005–2006 | Toegezegd om contact op te nemen met de Nederlandse Vereniging van banken over verrekening dividendbelasting op levenslooptegoed | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, Blz. 501 | Afgerond. Overleg heeft niet geleid tot wijzigingen. |
45. | 2005–2006 | Toegezegd antwoord op brief van de VNG over BTW heffing bij geprivatiseerde zwembaden | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, Blz. 526 | Afgerond met een brief van de Staatssecretaris van Financiën aan de VNG van 8 maart 2006, nummer DGB/2005/3910 |
46. | 2005–2006 | Toegezegd een brief op te stellen over de fiscale behandeling van (kleinere) landgoederen. In afwachting van brief wordt motie Schuyer c.s. aangehouden | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, blz. 526 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 23 maart 2006. Kamerstukken II, 2005/06, nr. 30 306, nr. G |
47. | 2005–2006 | Toegezegd om een AMVB uit te brengen waarin geregeld wordt dat de betaalde eindheffing over het spaarloon wordt verrekend met de overige afdrachten voor de loonbelasting in 2006 wanneer gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om tot 1 juli 2006 deelname aan het spaarloon terug te draaien en over te stappen op de levensloopregeling, maar er al betalingen in verband met het spaarloon zijn gedaan. | Staatssecretaris tijdens de 13e vergadering behandeling wetsvoorstel wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen). Handelingen I, 2005/06, 20 december 2005, nr. 13, blz. 615 | Afgerond. Besluit van 16 december 2005 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit accijns en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Staatsblad 2005, nr. 689 |
48. | 2005–2006 | Toegezegd om bij Justitie na te gaan wat het verschil is tussen een besluit dat voor vernietiging in aanmerking komt en een besluit dat niet rechtsgeldig is en dus geen werking kan hebben | Minister tijdens het vragenuurtje op 21 februari 2006, n.a.v. uitspraken van de minister over de OZB tijdens het programma Buitenhof.Handelingen II, 2005/06, nr. 52, blz. 3412 | Afgerond. Antwoord is meegenomen in brief van 8 maart 2006 van de minister van BZK, mede namens de minister van Financiën. Kamerstukken II 2005/06, 26 213, nr. 21 |
49. | 2005–2006 | Toegezegd om het mondelinge betoog over de uitvoeringsaspecten van de invoering van een zogeheten traploze formule in de huurtoeslag in een brief uiteen te zetten | Staatssecretaris tijdens het debat n.a.v. het verslag van een Algemeen Overleg op 9 februari 2006 over de huurtoeslag. Handelingen II, 2005/06, nr. 60, blz. 3860 | Afgerond bij brief van 27 maart 2006 van de Staatssecretaris van Financiën. Kamerstukken II, 2005/06, 27 926, nr. 93 |
50. | 2005–2006 | Toegezegd een brief op te stellen waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden om in 2007 de effecten van dubbele heffing ZVW-bijdrage op te vangen | Staatssecretaris tijdens het debat in de Tweede kamer op 27 april 2006 over loonontwikkeling/ koopkrachtbeleid Handelingen II, 2005/06, nr. 77, blz. 4813 | Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 2 mei 2006. Kamerstukken II, 2005/06, 29 689 en 30 300 XV, nr. 89 |
51. | 2005–2006 | Toegezegd de in het wetsvoorstel «paarse krokodil» aangekondigde verlaging van de drempel voor teruggave van omzetbelasting aan reizigers van buiten de EU binnen enkele dagen bij ministeriële regeling te implementeren | Minister tijdens het verantwoordingsdebat op 22 juni 2006.Handelingen II, 2005/06, nr. 94, blz. 5780 | Afgerond bij Besluit van 30 juni 2006, nr. DV2006/484M, Stcrt. 21 augustus 2006, nr. 161, pag. 7 |
52. | 2005–2006 | Toegezegd om in eerste helft van 2006 een notitie te sturen waarin de procedure wordt beschreven m.b.t. de invoering van een kindertoeslag per 1 januari 2008 | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2006 op 15 november 2005 Handelingen II 2005/06, nr. 21, Blz. 1342–1394, Blz. 1367 | Afgerond bij brief van de Minister van Financiën d.d. 19 september 2006 waarin uiteen wordt gezet hoe de motie zal worden uitgevoerd. |
Door bewindslieden gedane toezeggingen
Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond | ||||
Vergaderjaar | Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van zaken/Planning | |
1. | 1999–2000 | Toegezegd is dat de aandacht op het punt van verschoningsrecht van notarissen zal worden versterkt. | Staatssecretaris op 27 januari 2000 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II, 1999/2000, 26 727 + 26 728, nr. 42, p. 3246 | In voorbereiding. |
2. | 2000–2001 | Toegezegd is in het kader van de discussie rondom het vierde deel van het Belastingplan 2000 dat het rangschikkingbesluit veranderd zal moeten worden. Dit zal nog aan de Kamer worden toegezonden. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse concept AMvB’s en Ministeriële Regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II, 2000/2001, 26 727, nr. 125, p. 21 | In voorbereiding. |
3. | 2003–2004 | Het autopakket zal worden gemonitord. Daarvoor zal gebruik worden gemaakt van gegevens van de Belastingdienst over de loonbelasting en zullen de CAO’s in de gaten worden gehouden. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK op 9 december 2003. Handelingen I, 2003/2004, nr. 11, p. 480 Staatssecretaris tijdens de VAO over de herziening van de fiscale regels op het terrein van verkeer en vervoer d.d. 18 februari 2004. Handelingen II, 2003/2004, nr. 53 | In voorbereiding |
4. | 2004–2005 | Toegezegd te kijken naar (on)gelijke fiscale behandeling van drie typen universiteiten. Aan de heer Essers een brief toegezegd over de Vpb-plicht voor universiteiten en daaraan gelieerde BV’s, die zich al dan niet op de particuliere markt bevinden. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan in de EK d.d. 14 december 2004 Handelingen I, 2004/05, nr. 10, p. 477 en 495 | In voorbereiding. |
5. | 2005–2006 | Toegezegd om Indien mogelijk afspraken te maken met werkgevers en inhoudingsplichtigen om de Wajongheffings-korting via de loon- en inkomstenbelasting te laten lopen, bijvoorbeeld via het UWV | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg van 14 november 2005 Kamerstukken II 2005/06 30 306 en 30 307, nr. 67 | In voorbereiding |
6. | 2005–2006 | Toegezegd dat de maatregelen m.b.t. biobrandstoffen, de keuze voor de carrot-and-the-stickbenadering, in 2007 worden geëvalueerd | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg van 14 november 2005 Kamerstukken II 2005/06, 30 306 en 30 307, nr. 67 | In voorbereiding |
7. | 2005–2006 | Als BBSH voorligt, gekoppeld met de Europese staatssteunregels die in de huursector een andere werking kunnen hebben dan in de fiscaliteit, en als er aanleiding voor is, te bezien of in de vennootschapsbelasting een versoepeling kan worden aangebracht | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg van 14 november 2005 Kamerstukken II 2005/06 30 306 en 30 307, nr. 67 | In voorbereiding |
8. | 2005–2006 | Toegezegd om via ambtelijke kanalen aan te dringen op meer informatie m.b.t. stand van zaken over een Europees energielabel voor de Hummer | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg van 14 november 2005 Kamerstukken II 2005/06, 30 306 en 30 307, nr. 67 | In voorbereiding |
9. | 2005–2006 | Toegezegd om na te gaan of de regels in het kader van stroomlijning van de faciliteiten voor bedrijfsopvolging niet te archaïsch zijn | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg van 14 november 2005Kamerstukken II, 2005/06, 30306 en 30 307, nr. 67 | In voorbereiding |
10. | 2005–2006 | Toegezegd om in bredere zin te kijken naar het internationaal verrekenen van heffingskortingen en de juridische motivering daarachter, en naar wat daarin wel en niet mogelijk is. De bevindingen zullen in een brief worden uiteengezet | Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2006 op 15 november 2005 Handelingen II 2005/06, Blz. 1342–1394, Blz. 1393 | In voorbereiding |
11. | 2005–2006 | Toegezegd vóór 1 juli 2006 een notitie te sturen over de belastingheffing van overheidsbedrijven conform de inhoud van motie Essers (bieden van voldoende garanties voor eerlijke concurrentie bij de belastingheffing van overheidsbedrijven). De motie Essers is ingetrokken | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, Blz. 524 | In voorbereiding |
12. | 2005–2006 | Toegezegd om na te gaan of bedrijfsopvolging wordt bemoeilijkt bij invoering openbare vennootschap | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, Blz. 524 | In voorbereiding |
13. | 2005–2006 | Toegezegd te inventariseren hoe in andere landen van de Europese Unie wordt omgegaan met successiewetgeving en dividendbelasting | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, blz. 527 | In voorbereiding |
14. | 2005–2006 | Toegezegd eind 2006 een evaluatie met betrekking tot de handhavingsconvenanten te laten plaatsvinden. Kamer wordt over de uitkomst geïnformeerd | Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 13 december 2005 Handelingen I 2005/06, nr. 11, blz. 523 | Evaluatie vindt eind 2006 plaats |
15. | 2005–2006 | Toegezegd om een beleidsbesluit uit te brengen met betrekking tot premievrij voortzetten van pensioenen bij arbeidsongeschiktheid dat in de lijn is met het beleidsbesluit dat is uitgebracht bij de introductie van het Witteveenkader | Staatssecretaris tijdens de 13e vergadering behandeling wetsvoorstel wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen). Handelingen I, 2005/06, 20 december 2005, nr. 13 blz. 614 | In voorbereiding |
16. | 2005–2006 | Toegezegd een brief op te stellen over de uitvoeringsrisico’s van de betaalbaarheidsheffing huurwoningen | Staatssecretaris tijdens het debat in de Tweede Kamer op 13 juni 2006 over de betaalbaarheidsheffing huurwoningen. Handelingen II, 2005/06, nr. 89, blz. 5462 | In voorbereiding |
Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond | ||||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning | |
1. | 2004–2005 | Motie Mastwijk c.s. De mening wordt uitgesproken dat de verdiepingsbijlage omgedoopt dient te worden tot verdiepingshoofdstuk, waarin alle voor de Kamer relevante mutaties worden genoemd en toegelicht. De minister van Financiën dient een plan van aanpak te presenteren, gericht op verbetering van de inhoud van het verdiepingshoofdstuk, waarin ook de mogelijkheid wordt besproken de informatie uit de verdiepingshoofdstukken te integreren met de artikel gewijze toelichting in de begrotingen. Ten behoeve van de informatievoorziening kan weliswaar aanvullend gebruik worden gemaakt van Internet, maar dit vervangt niet de verplichting, zoals neergelegd in artikel 68 van de Grondwet, om de verlangde informatie schriftelijk of mondeling te verstrekken. | AO en plenair debat VBTB en IBO Regeldruk en Controletoren. Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 14. | De verdiepingsbijlage wordt omgezet in een verdiepingshoofdstuk. De Rijksbegrotingsvoorschriften 2005 zijn hiervoor met het oog op de begroting 2006 inmiddels aangepast. De TK is hiervan bij brief van 13 mei 2005 op de hoogte gesteld (Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 20). |
2. | 2004–2005 | Motie Douma c.s. De Kamer spreekt uit dat beleidsdoelen geformuleerd dienen te worden in termen van te realiseren maatschappelijke effecten («outcome») en in daarvan afgeleide prestatiegegevens en dat daarvan alleen kan worden afgeweken als daarvoor in begroting en jaarverslag een motivering wordt gegeven volgens het principe «pas toe of leg uit» («comply or explain»). De rijksbegrotingvoorschriften dienen dienovereenkomstig aangepast te worden. | AO en plenair debat VBTB en IBO Regeldruk en Controletoren. Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 11. | Ook in 2006 (december) zal de TK per begroting een «comply or explain»-brief ontvangen. |
3. | 2004–2005 | Motie Douma c.s. De regering wordt verzocht de Kamer een voorstel te doen voor introductie van een systeem van controle, gebaseerd op single audit, alsmede voor de criteria waaraan decentrale audits in het toekomstige systeem moeten voldoen. | AO en plenair debat VBTB en IBO Regeldruk en Controletoren. Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 12. | De TK heeft bij brief van 31 mei 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 249 en 28 779 nr. 4) een voorstel ontvangen. |
4. | 2004–2005 | Motie Mastwijk c.s. De Kamer spreekt de mening uit dat de departementale auditdiensten per beleidsartikel een oordeel moeten geven over de kwaliteit van het proces van totstandkoming van de niet-financiële en derden-informatie en dat de ministers over niet positieve oordelen dienen te rapporteren in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de jaarverslagen. | AO en plenair debat VBTB en IBO Regeldruk en Controletoren. Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 9. | De TK is bij brief van 13 mei 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 20) op de hoogte gesteld, dat hiermee in de bedrijfsvoerings-paragraaf en de getrouwbeeld-verklaring over het jaar 2006 rekening zal worden gehouden. Onderwijl zal de noodzakelijke regelgeving (CW en Rbv) worden aangepast. Eind 2006 volgt een brief aan de TK over de resultaten van de gehouden workshops over niet-financiële informatie. |
5. | 2004–2005 | Motie Balemans c.s. De Kamer spreekt uit dat de minister in de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag per beleidsartikel dient aan te geven of en in welke mater er over de verslaggevings-periode sprake is van onrechtmatigheden en welke maatregelen de minister terzake heeft genomen om te bewerkstelligen dat de minister in control is. | AO en plenair debat VBTB en IBO Regeldruk en Controletoren. Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 13. | De TK is bij brief van 13 mei 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 20) op de hoogte gesteld, dat hiermee in de bedrijfsvoeringsparagraaf en de getrouwbeeld-verklaring over het jaar 2006 rekening zal worden gehouden. Onderwijl zal de noodzakelijke regelgeving (CW en Rbv) worden aangepast. |
6. | 2005–2006 | Motie Van Bommel/Ferrier bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken over de hoge kosten van geldoverboekingen door migranten. | Kamerstukken II, 30 300 V, nr. 71, gewijzigde motie ter vervanging van nr. 51. | Begin juni 2006 is over dit onderwerp een brief van de minister van Financiën naar de Tweede Kamer gegaan. |
Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond | ||||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/planning | |
1. | 2003–2004 | Motie Van As. Het kabinet wordt verzocht een einddatum vast te stellen voor alle subsidies en- regelingen waarna deze automatisch stoppen, hetzij verlengd worden na een evaluatie. | Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 40. | In het Instrumenten Overzicht Rijksoverheid (IOR) is de einddatum voor een aantal subsidies opgenomen. In het AO van 26 april 2006 is toegezegd dat er bezien wordt of er een benchmark te vinden is om te bepalen wanneer een subsidie(regeling) wel of niet direct van een einddatum moet worden voorzien, waarna deze ofwel eindigt ofwel na evaluatie kan doorgaan. Eind 2006 zal hierover een brief naar de TK worden gestuurd. |
2. | 2003–2004 | Motie Mastwijk c.s. De Kamer verzoekt de regering nog deze kabinetsperiode te komen met een plan van aanpak voor een proef met minimaal één departement voor de omschakeling van het kasstelsel naar het baten-lastenstelsel. | Kamerstukken II 2003/04, 29 540, nr. 101. | De TK is bij brief (Kamerstukken II 2005/06, 28 737, nr. 14) op de hoogte gesteld van een pilot die gestart is bij het ministerie van LNV. |
3. | 2004–2005 | Motie Van Egerschot/Douma over de hoogte van kosten die AFM in rekening brengt voor vergunningverlening. | Kamerstukken II 2004/05, 29 658, nr. 70. | In de kostenregeling op grond van de Wet toezicht accountants (WTa) zal worden voorzien in een standaardkostentarief in overeenstemming met de motie. Deze regeling treedt in werking tegelijk met de Wta op 1 oktober 2006. |
4. | 2004–2005 | Motie De Haan over toezicht op de beheersing van ontwikkeling van vergunningkosten. | Kamerstukken II 2004/05, 29 658, nr. 71. | In de kostenregeling op grond van de Wta zal worden voorzien in een standaardkostentarief in overeenstemming met de motie. Deze regeling treedt in werking tegelijk met de Wta op 1 oktober 2006. |
5. | 2005–2006 | Motie-Van As. Verzoekt de suggesties van de REA in zijn advies «Voorjaarsnota 2006: De verleiding van een opgaande conjunctuur» nader te onderzoeken. | Kamerstukken II, 2005/06, 30 560, nr. 5. | Wordt meegenomen in de voorbereiding op de komende kabinetsformatie. |
6. | 2005–2006 | Motie Heemskerk c.s. Verzoekt de regering om het eigen risico van tien procent binnen de Collectieve Garantie Regeling over de eerste € 20 000 ongedaan te maken. | Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. 59. | Hieraan wordt uitvoering gegeven in het Besluit bijzonder prudentiële maatregelen beleggingscompensatie en depositogarantie Wft. Verwachte inwerkingtreding 1 januari 2007. |
7. | 2005–2006 | Motie Aptroot c.s. Verzoekt om de verplichte deelname aan statistieken voor ondernemers in het MKB te laten vervallen en verzoekt de regering om dit uiterlijk per 1 juli 2006 te realiseren, rekening houdende met Europese verplichtingen en eventueel noodzakelijke aanpassingen van bestaande aangifteformulieren. | Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 125 (was motie nr. 111). | Motie wordt niet uitgevoerd. Is aan de TK gemeld bij brief Kamerstukken II, 29 515, nr. 135. |
8. | 2005–2006 | Motie Aptroot c.s. Verzoekt om inzet voor het laten vervallen van de Europese regel die elk bedrijf verplicht een preventiemedewerker aan te stellen en verzoekt verder om de regel die de mogelijkheid biedt om bij ondernemingen tot 15 medewerkers de ondernemer als preventiemedewerker aan te wijzen te verruimen tot ondernemingen tot 25 medewerkers en de ondernemingen te informeren over het bestaan van deze mogelijkheid. | Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 127 (was motie nr. 113). | Motie wordt uitgevoerd, doordat via SZW dit in Europees verband aan de orde zal worden gesteld. |
9. | 2005–2006 | Motie Koopmans c.s. Verzoekt de regering om, aanvullend op de resultaatsverplichting van 25% minder administratieve lasten per jaar in 2007, zich in te spannen om in deze kabinetsperiode voor € 2 mld. extra voorstellen te ontwikkelen ter voorbereiding van verdere vermindering in de volgende kabinetsperiode en de Kamer hierover te berichten. | Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 128 (was motie nr. 114). | Kabinetsstandpunt zal worden opgenomen in de Voortgangsrapportage AL, die medio oktober 2006 naar de TK zal worden gezonden. |
Door bewindslieden gedane toezeggingen
Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond | ||||
Vergaderjaar | Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van zaken/planning | |
1. | 2001–2002 | Evaluatie wijziging Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 met het oog op het verplicht stellen van de identificatieplicht en de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties voor handelaren in zaken van grote waarde. | Art. III van de wet van 13 december 2001 (Wijziging MOT/WID i.v.m. handelaren in zaken van grote waarde), n.a.v. amendement Witteveen;Kamerstukken II 2001/02, 28 018, nr. 7. | Mei 2006 evaluatie aan kamer verstuurd; toezegging gestand gedaan. Idealiter eind jaar 2006 inwerkingtreding Amvb, om de wijziging te realiseren. |
2. | 2002–2003 | In de kabinetsdiscussie over het IBO-instrumentarium de aandachtspunten uit de motie Van As betrekken en de Tweede Kamer hierover informeren. | Algemene Financiële Beschouwingen, Kamerstukken II 2002/03, 28 600, nr. 51. | De motie Van As is meegenomen in het kader van de takenanalyse van het kabinet waarbij kritisch werd gekeken naar taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de rijksoverheid. Tegelijk is een rijksbrede en een departementale takenanalyse uitgevoerd. De rijksbrede analyse richtte zich op departementsoverstijgende thema’s van groot politiek en maatschappelijk belang. De departementale takenanalyse is uitgevoerd door iedere minister en richt zich op de specifieke taken van het betreffende departement. De resultaten van de takenanalyses zijn besproken in een Catshuisberaad. |
3. | 2002–2003 | MDW Benzine. De Kamer wordt aan de hand van de evaluatie van de veilingregeling in 2007 geïnformeerd. | Kamerstukken II 2002/03, 24 036, nr. 278. | Evaluatie vindt plaats na de (uitgestelde) veiling van 2007. (Kamerstukken II 2003/04, 24 036, nr. 294). |
4. | 2003–2004 | De minister zal de volgende punten in overweging nemen: de hoogte van boetebedragen, een hogere boete bij veelplegers, de mogelijkheid individuele bestuurders te beboeten, het waarschuwen voor frauduleuze buitenlandse aanbieders. | AO IDBB d.d. 5 februari 2004, Kamerstukken II 2003/04, 29 370, nr. 2. | Afgerond in de boetenota (Kamerstukken II 2004/05, 30 125 nrs. 1–2). In de boetewet wordt dit geïmplementeerd. Planning inwerkingtreding is 1 januari 2008. |
5. | 2003–2004 | Er wordt een notitie opgesteld waarin wordt aangegeven wat er in de CW geregeld is op het terrein van verantwoording over besteding van publieke gelden. | Debat over Najaarsnota, 17 december 2003, Handelingen II, 2003/04, 38–2715. | Zal aandacht aan worden besteed bij de komende aanpassing van de CW (Kamerstukken II, 29 949 en 29 950, nr. 55). |
6. | 2003–2004 | Minister stuurt een brief aan de Kamer over (de openbaarheid van) het sanctiebeleid van de AFM. | Handelingen II 2003/04, 29 454. | Onderwerp is behandeld bij de totstandkoming van de Wet op het financieel toezicht. |
7. | 2003–2004 | De door Koomen (CDA) aangekaarte schuldenproblematiek en de rol van het BKR daarbij te behandelen bij de Wfd. AO Betalingsverkeer 15 april 2004. | Kamerstukken II 2005/06, 29 507, nr. 31 | Onderwerp is behandeld in het kader van de Wet financiële dienstverlening (Wfd). De TK is bij brief van 7 november 2005 geïnformeerd. |
8. | 2004–2005 | De minister zal de sector vragen na te gaan hoe de financiële kwetsbaarheid van consumenten in het kader van tophypotheken kan worden verminderd en zegt toe de TK over de voortgang te informeren. | Kamerstukken II 2005/06, 29 507, nr. 35. | Toezegging is gestand gedaan. TK is bij brief in februari 2006 geïnformeerd (Kamerstukken II 2005/06, 29 507, nr. 35). |
9. | 2004–2005 | De minister zegt de Tweede Kamer in de beantwoording van Kamervragen toe te bezien of de aanpassing van de maximaal toegestane kredietvergoeding wenselijk is en de TK hierover najaar 2005 te informeren. | Kamervragen 2004–2005, 2341, Kamerstukken II 2005/06, 29 507, nr. 31. | Toezegging is gestand gedaan. TK is bij brief van 7 november 2005 geïnformeerd (Kamerstuk II 2005/06, 29 507, nr. 31). |
10. | 2004–2005 | Tijdens het debat is toegezegd dat Voorlichting een plan van aanpak maakt om het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) een betere bekendheid bij de burger te geven. Dit plan zou op Verantwoordingsdag moeten worden bekendgemaakt. | AO en plenair debat VBTB en IBO Regeldruk en Controletoren; Kamerstukken II 2004/05, 29 949 en 29 950, nr. 7; Handelingen 2004–2005, nr. 67, p. 4247–4263. | Is gerealiseerd met het FJR 2005 in mei 2006. |
11. | 2004–2005 | De Minister stelt een notitie op over de fiscale aspecten (waaronder BTW) en PPS. AO PPS op 2 maart 2005, | Kamerstukken II, 2004/05; 28 753, nr. 5. | Notitie is op 5 september 2005 aan TK verzonden (Kamerstukken II, 2004/05, 28 753, nr. 7) . |
12. | 2004–2005 | Bij het volgende jaarverslag beheer staatsdeelnemingen (eind 2005) zullen de bestuurderssalarissen van de deelnemingen in kaart worden gebracht en zal het bepalen van de rendementseis voor NS nader worden geëxpliciteerd. | AO over staatsdeelnemingen op 27 januari 2005, Kamerstukken II 2004/05, 28 165, nr. 21. | Wat betreft bestuurdersbeloningen is daartoe conform afspraak met de TK in meest recente jaarverslag Deelnemingen (over 2004) een overzicht opgenomen. In het jaarverslag is tevens aandacht besteed aan de rendementseis bij staatsdeelnemingen (NS is er daarbij niet specifiek uitgelicht). Aan de rendementseis van NS is specifiek aandacht besteed in de brief aan TK van 4 oktober 2004 (Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 27) en in het AO met de TK over de uitoefening van het aandeelhouderschap in NS van 1 december 2005 (Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 37). |
13. | 2004–2005 | De Tweede Kamer (vaste cie. voor FIN) wordt schriftelijk geïnformeerd over de stand van zaken bij de AVR. | AO over staatsdeelnemingen op 27 januari 2005, Kamerstukken II 2004/05, 28 165, nr. 21. | De TK is geïnformeerd over AVR bij aparte bijlage bij de brief van 8 november 2005 met aanbieding van alle evaluaties (Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 30, bijlage aanvullende informatie AVR-Chemie CV). Overigens is daarna bij brief van 16 februari 2006 ook reeds de verkoop van AVR-Chemie gemeld (Kamerstukken II 2005/06, 28 165, nr. 36). |
14. | 2004–2005 | De Tweede Kamer wordt bij een eventuele verkoop van DLV op reguliere wijze achteraf geïnformeerd. | AO Staatsdeelnemingen op 27 januari 2005, Kamerstukken II 2004/05, 28 165, nr. 21. | De TK is geïnformeerd over de verkoop van DLV: Kamerstukken II2005/06, 28 165, nr. 29. |
15. | 2004–2005 | Tijdens het AO staatsdeelnemingen heeft de minister toegezegd een visie op maatschappelijk ondernemen te zullen opstellen. | AO Staatsdeelnemingen op 27 januari 2005 en brief aan TK d.d. 6 september 2005, Kamerstukken II 2004/05, 28 165, nr. 25. | Door de Minister van Justitie is uitgelegd dat streefdatum voor de interdepartementale werkgroep 1 juni 2006 is geworden. De toezegging is dus overgenomen door Justitie. Ook de vraag van de Kamer, waarom dit stuk pas zo laat komt, is beantwoord. |
16. | 2004–2005 | De minister heeft een brief toegezegd over zijn visie op een aantal NS-onderwerpen vanuit de aandeelhoudersoptiek. | AO vervoer- en beheerplan Spoor, 1 maart 2005, Kamerstukken II, 29 984, nr. 6. | Dit is gebeurd bij brief aan de TK van 4 oktober 2004 (Kamerstukken II, 2004/05, 28 165, nr. 27). |
17. | 2004–2005 | Minister Zalm heeft toegezegd contact op te nemen met EZ om te praten over de regeldrift van ministeries en de administratieve lastendruk. | Algemene beschouwingen EK 2004 (29 800). Handelingen I 2004/05, 6–259. | Samen met Staatssecretaris Van Gennip (EZ) heeft Minister Zalm in een Catshuis-sessie alle collegae aangesproken op vermindering van regeldrift en administratieve lastendruk. |
18. | 2004–2005 | Rond Prinsjesdag stuurt het kabinet een voortgangsbrief waarin wordt ingegaan op de uitwerking van de voorstellen van de Kamer, resultaten van het project modelbedrijven, resultaten van de Commissie Stevens en de aanpak van mechanismen bij het ontstaan van wet- en regelgeving. | Kamerstukken II, 2004/05, 29 515, nr. 79. | De TK is geïnformeerd bij brief. Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 94. |
19. | 2004–2005 | Onderzoek naar de effecten van de tweede fase reductievoorstellen administratieve lasten naar sector en bedrijfsgrootte. | Kamerstukken II, 2004/05, 29 515, nr. 79. | Is in september 2005 via de Voortgangsrapportage Administratieve Lasten over aan de TK gerapporteerd (Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 94) |
20. | 2004–2005 | De Wft-amvb’s worden parallel aan de formele marktconsultatie aan de TK gezonden. Later wordt de TK geïnformeerd over de uitkomsten van de consultatie en hoe die is verwerkt. | Vergadering 15 maart 2005 over Wft (29 708). Handelingen II 59–3835 e.v. | Deze toezegging is gestand gedaan. 6 juni 2006 zijn de laatste ontwerp-Amvb’s aan de Tweede Kamer gezonden. |
21. | 2004–2005 | De TK wordt geïnformeerd over de civiele consequenties zodra daarmee voortgang is geboekt. | Vergadering 15 maart 2005 over Wft (29 708). Handelingen II 59–3835 e.v. | Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. 19, blz. 304. Dit is meegenomen in de vierde nota op de wijziging op de Wet van het financieel toezicht. |
22. | 2004–2005 | In het kader van de behandeling van de Wft. heeft de minister toegezegd dat de nota Boetestelsel financiële wetgeving een kabinetsstandpunt over de functiescheiding bij toezichthouders wordt opgenomen. | Vergadering 15 maart 2005 over Wft (29 708). Handelingen II 2004–05, 59–3835. | In de Boetenota (kamerstukken II 2004/05, 30 125, nrs. 1–2) is dit punt meegenomen. |
23. | 2004–2005 | Toetreding indexfondsen tot de Nederlandse markt. | AO Vestigingsplaats beleggingsinstellingen, 14 juni 2005. Kamerstukken II 2004/05, 28 998, nr. 12. | Minister heeft Nma vorig jaar geïnformeerd over zorgen TK betr. mogelijke toetredingsdrempels. |
24. | 2004–2005 | Er is een nieuwe voortgangsrapportage PPS voor eind 2005 toegezegd. | AO PPS op 2 maart 2005. Kamerstukken II, 28 753, nr. 5. | Voortgangsrapportage is in juli 2006 aan TK verzonden (Kamerstukken II, 28 753, nr. 8). |
25. | 2005–2006 | Toezegging dat de minister een blauwe brief stuurt naar alle ministers en staatssecretarissen, ter herinnering aan afspraken over de kosten van externe rapporten (Bakker). | Kamerstukken II, 2005/06, 30 560 (Voorjaarsnota 2006); Handelingen II, 2005–06, 96–5945 e.v. | Brief is verstuurd op 7 juli 2006 |
26. | 2005–2006 | De minister zegt toe de Invoerings- en Aanpassingswet voor de Wet financieel toezicht (medio juli 2006) bij de Tweede Kamer in te dienen. | Vergadering 21 juni 2006 over Wft (29 708), Handelingen II 93–5716. | Afgerond. De Invoerings- en Aanpassingswet is 7 augustus 2006 aan de TK verzonden. Kamerstuknummer 30 658. |
27. | 2005–2006 | Onderscheid maken tussen lichte en zware overtredingen bij publicatie van door toezichthouders opgelegde sancties | Vergadering 26 april 2006 over Wft (29 708). Handelingen II 76–4746. | Dit is verwerkt in de op 17 mei 2006 verzonden zesde nota van wijziging op de Wet op het financieel toezicht (Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. 43) |
28. | 2005–2006 | De minister zegt toe in de zomer van 2006 een elektronisch meldpunt voor de Wet financieel toezicht in het leven te roepen. | Vergadering 21 juni 2006 Wft (29 708). Handelingen II 93–5716 | Het meldpunt is in augustus 2006 geactiveerd. |
29. | 2005–2006 | Vraag tijdens het Algemeen Overleg van 2 november 2005 over de hoge kosten van geldoverboekingen door migranten. | AO 2 november 2005, Kamerstukken II 2005/06, 27 925, nr. 191. | Begin juni 2006 is over dit onderwerp een brief van de minister van Financiën naar de Tweede Kamer gegaan. |
30. | 2005–2006 | Toezegging tot het zo spoedig mogelijk houden van een evaluatie van de Wet op de Geldtransactiekantoren. | AO 2 november 2005, Kamerstukken II 2005/06, 27 925, nr. 191. | In juni 2006 is een brief (de evaluatie) naar de Tweede Kamer van de minster van Financiën gegaan. |
31. | 2005–2006 | Verzending van een brief aan de TK met daarin reactie Minister op vonnis rechtbank inzake Van der Hoop | Vergadering 26 april 2006 Wft (29 708). Handelingen II 76–4746. | Bij brief van 12 juni 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. 47) heeft de minister de TK geïnformeerd over de juridische procedures inzake Van der Hoop. |
32. | 2005–2006 | Inspanning om de Consumentenbond te overtuigen zitting te nemen in bestuur van op te richten klachteninstantie voor financiële sector | Vergadering 26 april 2006 Wft (29 708). Handelingen II 76–4746. | Op 3 juli 2006 heeft overleg tussen de minister en de directeur van de Consumentenbond plaatsgevonden. |
Door bewindslieden gedane toezeggingen
Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond | ||||
Vergaderjaar | Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van zaken/planning | |
1. | 1998–1999 | De minister is bereid de bevoegdheden van de AR ten aanzien van DNB verwoord in art. 59 lid 3 en 4 van de Comptabiliteitswet, opnieuw te bezien. | Minister tijdens behandeling van de Bankwet op 14 april 1999. Handelingen II 1998/99, blz. 4139. | In de Nota «Hervorming toezicht op de financiële marktsector» (Kamerstukken II 2001/02, 28 122, nrs. 1 en 2) is aangekondigd dat toegang van de Algemene Rekenkamer mogelijk wordt gemaakt tot het deel van DNB dat zich bezighoudt met toezicht en andere nationale taken. De aanpassing wordt meegenomen in de derde wijziging CW. Het wetsvoorstel voor een nieuw artikel 91 (lid 3 en 4) is begin augustus bij de Tweede Kamer ingediend. |
2. | 1998–1999 | Toezicht op afwikkelsystemen. | Minister tijdens overleg met de Vaste cie. voor Financiën over integriteit financiële sector, Kamerstukken ll 1998/99, 25 830 nr. 8, blz. 8. | Kamer is bij brief van 17 februari 2004 geïnformeerd over de invulling van dit toezicht. E.e.a. is besproken in het AO van 21 april 2004. Medio 2007 zal het ontwerp wetsvoorstel Deel Toezicht afwikkelsystemen aan de TK worden voorgelegd. |
3. | 1999–2000 | Instellingsvoorwaarden van agentschappen zullen in een regeling worden opgenomen. | Kamerstukken II 1999/00, 26 974, nr. 6. | Naar verwachting zal de regeling najaar 2006 gereed zijn. |
4. | 2001–2002 | Evaluatie van het referentiekader mededeling over de bedrijfsvoering en omvorming van het referentiekader tot een ministeriële regeling. | AO op 15 april 2002. | Wordt meegenomen bij de implementatie van de aanbevelingen van het IBO Regeldruk en Controletoren. Bij de verantwoording over 2005 is op de invoering vooruitgelopen bij Financiën, VROM, SZW en VWS. Volledige invoering vindt plaats bij de verantwoording 2006. |
5. | 2001–2002 | De gevolgen van de dualisering worden gemonitord. | Minister tijdens het debat over de Voorjaarsnota op 24 april 2002.Handelingen II 2001/02, 72–4681. | 1. Evaluatie Wet dualisering provinciebestuur is in uitvoering. Rapport gaat in het voorjaar (is voorbij) van 2006 naar TK. 2. Evaluatie Wet dualisering gemeentebestuur is op 28 april 2005 door minister BVK met vaste commissie BZK besproken. Het wetsvoorstel dat de dualiseringscorrectie regelt, wordt eind 2006 bij de TK ingediend. |
6. | 2001–2002 | Overdracht van vermogensbestanddelen van RWT’s en ZBO’s aan het Rijk zal in een regeling worden opgenomen. | Kamerstukken II 2001/02, 27 849, nr. 9, blz. 5. | Is thans niet meer relevant, gezien de discussie met de TK over de toekomst van ZBO’s. |
7. | 2003–2004 | In reactie op de g.a. Rouvoet zal worden nagegaan of de WRR in haar onderzoeksprogramma een studie heeft opgenomen naar de effecten van de vergrijzing en de aanpak daarvan. | Algemene Financiële Beschouwingen, 1 oktober 2003. Handelingen II 2003/04, 8–367. | De onderzoeksgroep van de WRR onderzoekt de gevolgen van de vergrijzing. Het definitieve onderzoeksrapport valt in de loop van 2006 te verwachten. Op verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is er op 18 maart 2005 al een notitie uitgebracht door de WRR over een «toekomstig stelsel van arbeidsmarkt en sociale zekerheid». |
8. | 2003–2004 | Justitie wordt verzocht om een wetswijziging die het mogelijk maakt voor meerdere partijen (met name TPG) om het vervoer van kleine pakketjes geld op zich te nemen (met name van belang voor bereikbaarheid detailhandel). | AO Betalingsverkeer 15 april 2004. Kamerstukken II, 27 863, nr. 19. | Vanuit het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) is aangegeven, dat de betrokken partijen geen noodzaak zien voor een wetswijziging. In MOB-verband wordt bezien hoe marktgedreven initiatieven kunnen worden bevorderd. |
9. | 2004–2005 | De TK wordt geïnformeerd over verkoop van aandelen van de Westerschelde Tunnel NV, Tennet en UCN, voordat sprake is van een finaal verkooptraject. | AO Deelnemingen 27 januari 2005. Kamerstukken II, 28 165, nr. 21. | De TK heeft meerdere brieven gekregen over de voorgenomen verkoop van WST. De laatste is van de week van 12 juni 2006. De andere toezeggingen t.a.v. informeren van de TK over eventuele voorgenomen verkopen van Tennet en UCN blijven staan. |
10. | 2004–2005 | Wanneer het ontwerp wetsvoorstel Deel Toezicht afwikkelingsystemen (voorheen: Deel 4 Infrastructuur) klaar is, zal met de TK worden overlegd of het onderdeel kan worden van de Wft die al is geaccordeerd of dat het als een aparte wet moet worden ingediend. Streefdatum inwerkingtreding Deel Toezicht afwikkelingsystemen is 1 januari 2008. | Vergadering 15 maart 2005 inzake Wft (29 708).Handelingen II 2004/05, 59–3835 e.v. | Medio 2007 zal het ontwerp wetsvoorstel Deel Toezicht afwikkelsystemen aan de TK worden voorgelegd. |
11. | 2004–2005 | TK wordt in het najaar geïnformeerd over de uitkomsten van het Justitie onderzoek naar de aansprakelijkheid van toezichthouders en de mogelijke uitwerking voor de Wft. | Vergadering 15 maart 2005 (29 708). Handelingen II 2004/05, 59–3835 e.v. | Het onderzoek van het WODC van Justitie is afgerond. Justitie bereidt een kabinetsreactie voor. |
12. | 2004–2005 | Onderzoek naar de mogelijkheid tot het schrappen van de verplichte beursnotering voor niet vergunningsplichtige beleggingsinstellingen (wijziging BMVK-regeling). | AO Vestigingsplaats beleggingsinstellingen, 14 juni 2005. Kamerstukken, 2004/05, 28 998, nr. 12. | Over de verplichte beursnotering voor niet vergunningsplichtige beleggingsinstellingen zal de Tweede Kamer dit najaar worden bericht. |
13. | 2004–2005 | Analyse van het toezicht op Unit-linked verzekeringen | AO Vestigingsplaats beleggingsinstellingen, 14 juni 2005.Kamerstukken II, 28 998, nr. 12. | Beleggingsverzekeringen zijn besproken in brief van 26 april 2006 (Kamerstukken II, 29 708, nr. 39, blz. 14). Na uitkomsten onderzoek van commissie De Ruiter wordt bezien of er wettelijke maatregelen ter aanvulling of ondersteuning nodig zijn. |
14. | 2004–2005 | De minister heeft toegezegd de kamer te zullen berichten over boetes bij voortijdige beëindiging van hypotheken | Verslag AO 17 maart 2005, Kamerstukken II 2004/05, 29 629, nr. 3. | In voorbereiding. De Tweede Kamer wordt dit najaar geïnformeerd. |
15. | 2005–2006 | De minister heeft aan de TK toegezegd een introductiescenario over een eventuele rijksbrede invoering van het baten-lastenstelsel. | AO van 18 juni 2006 inzake de evaluatie van het baten-lastenmodel. Kamerstukken II 2005/06, 28 737, nr. 15. | De TK zal eind 2006 worden geïnformeerd. |
16. | 2005–2006 | De minister stuurt voor het zomerreces een brief naar de TK met voornemens over de aanpassing van de Comptabiliteitswet 2001. | AO van 26 april 2006 over VBTB evaluatie.Kamerstukken II 2005/06, 29 949, nr. 41. | Op 14 juli 2006 brief gestuurd aan TK (Kamerstukken II, 29 949, nr. 55). |
17. | 2005–2006 | De minister heeft tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij dienstverlening aangegeven zich in te zetten voor toegang van financiële instellingen tot het BSN. | Handelingen II 2005/06, nr. 23, pag. 1545–1554. | Onderzoek is gaande naar de mogelijkheden voor deze toegang. Doorlooptijd hangt onder andere af van de definitieve vaststelling van de Wet houdende algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer. Deze wet van de minister van BVK is thans in behandeling bij de Tweede Kamer. |
18. | 2005–2006 | Nagaan of het toezicht op de natura-uitvaartverzekeringen kan worden afgeschaft. | Vergadering 26 april 2006 Wft (29 708). Handelingen II 76–4746. | Wordt bezien in het kader van project vereenvoudiging vergunningen. De Kamer zal voor Prinsjesdag worden geïnformeerd over hoe en wanneer de voorstellen in het kader van het project zullen worden uitgevoerd. Daarnaast ontvangt de Tweede Kamer een specifieke reactie voor het eind van de kabinetsperiode. |
19. | 2005–2006 | Verlaging vermogenseis effectenbeheerders naar € 125 000 | Vergadering 26 april 2006 Wft (29 708). Handelingen II 76–4746. | Opnemen in besluit prudentiële regels (Amvb 5) Wft. Verwachte inwerkingtreding : 1 januari 2007. |
20. | 2005–2006 | De minister heeft toegezegd te bezien of de identificatieverplichtingen uit de AWR en de WID analoog kunnen worden gemaakt. Indien dit niet mogelijk is, zal worden uitgelegd waarom de beide regelingen verschillen. | Vergadering op 17 november 2005 over WID en AWR (29 990). Handelingen II 2005/06, 23–1552. | Het onderzoek loopt. |
21. | 2005–2006 | Bezien of vermogensscheiding van opties (die bij banken worden aangehouden) mogelijk is | Vergadering 26 april 2006 Wft (29 708). Handelingen II 76–4746. | Wordt meegenomen in wetsvoorstel voor implementatie MiFID, planning: januari 2008 inwerkingtreding |
22. | 2005–2006 | De minister heeft toegezegd te zullen bezien of er aanleiding bestaat de vergoeding op grond van het depositogarantiestelsel (thans € 20 000) aan te passen. | Verslag AO Van der Hoop, 16 februari 2006; Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 29. | Bij brief van 21 maart 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 30) heeft de minister de TK bericht dat de vergoeding wordt verhoogd tot € 40 000, met invoering van een eigen risico. Dit wordt opgenomen in het Besluit bijzonder prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantiestelsels Wft. Verwachte inwerkingtreding: 1 januari 2007. |
23. | 2005–2006 | In juni of juli 2006 wordt het rapport van de curatoren verwacht. Wanneer het oordeel van de curatoren afwijkt van het huidige oordeel van de toezichthouders en de minister, dan zal de minister met de TK overleggen over een nader onderzoek. | Verslag AO Van der Hoop, 16 februari 2006. Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 29. | Afwachten rapport curatoren: juni/juli 2006 (inmiddels september 2006) |
24. | 2005–2006 | De minister heeft toegezegd een poging te doen de bescherming van derivatenposities van cliënten te regelen in het kader van de implementatie van de MIFID. | Verslag AO Van der Hoop, 16 februari 2006.Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 29. | Wetswijziging wordt in overleg met sector en toezichthouders voorbereid. Verwachte inwerkingtreding: 1 januari 2008. |
25. | 2005–2006 | De minister heeft toegezegd de onduidelijkheid over de samenloop van de openbaarmakingsverplichting op grond van de regels inzake marktmisbruik en het belang van de geheimhouding van o.a. de aanvraag van de noodregeling weg te nemen. | Verslag AO Van der Hoop, 16 februari 2006. Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 29. | Wordt opgenomen in Besluit marktmisbruik Wft. Verwachte inwerkingtreding: 1 januari 2007. |
26. | 2005–2006 | Met in gang van het komende Financieel Jaarverslag van het Rijk (in 2007) worden in een bijlage de kerngegevens en de realisatie van de belastingopbrengsten per belastingcategorie opgenomen. | Verslag WGO 8 juni 2006, Kamerstukken 30 550 IXA en 30 550 IXB, nr. 6. | Wordt meegenomen in komende Financieel Jaarverslag Rijk. |
27. | 2005–2006 | Toezegging dat bij de Najaarsnota 2006 zal worden bezien of er budgettaire ruimte is voor het wegwerken van restauratieachterstanden bij monumenten | Kamerstukken II, 2005/06, 30 560 (Voorjaarsnota 2006). Handelingen II, 28–6-2006, blz. 96–5945 e.v. | Wordt bezien bij Najaarsnota 2006. |
28. | 2005–2006 | Toezegging dat er gewerkt zal worden aan de «financiële alfabetisering» van de burgers, opdat deze beter in staat zullen zijn financiële beslissingen te nemen (Blok). | Kamerstukken II, 2005/06, 30 560 (Voorjaarsnota 2006). Handelingen II, 28-6-2006, blz. 96–5945 e.v. | Eind 2006 zal een nationaal platform met een semi-permanent karakter worden georganiseerd. |
29. | 2005–2006 | De minister zegt toe te zijner tijd terug te rapporteren wat het effect is van de circulaire van het Verbond van Verzekeraars over het verlengen van langlopende polissen. | Vergadering 21 juni 2006 Wft (29 708).Handelingen II 93–5715 | Tweede helft 2007. |
30. | 2005–2006 | De minister zegt toe de websitewww.geldwaardering .nl te zullen evalueren. | Vergadering 21 juni 2006 Wft (29 708).Handelingen II 93–5716. | Evaluatie vindt eind 2006 plaats. |
31. | 2005–2006 | Het beloningsoverzicht in het jaarverslag beheer deelnemingen zal verder worden ingevuld en nagezonden, evenals een overzicht van nevenfuncties en beloningen bij dochterbedrijven. Tevens evaluatie aantal deelnemingen. | AO Deelnemingen, 26 januari 2006. Kamerstukkken II, 2005/06, 28 165, nr. 37. | Zal oktober 2006 gereed zijn. |
32. | 2005–2006 | Er zal in het najaar een nota over activabeleid naar de TK worden gestuurd. | AO Vastgoed, 7 februari 2006, Kamerstukken II, 2005/06, 27 581 en 25 449, nr. 25. | Gereed najaar 2006. |
A | |
AfDB | Afrikaanse Ontwikkelingsbank |
AfDF | Afrikaanse Ontwikkelingsfonds |
AFM | Autoriteit Financiële Markten |
AL | Administratieve Lasten |
AsDB | Aziatische Ontwikkelingsbank |
AsDF | Aziatische Ontwikkelingsfonds |
AWIR | Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen |
B | |
BBP | Bruto binnenlands product |
BF | Bijzondere financiering |
BIS | Bank for International Settlements |
BOOM/CJIB | Bureau Ontneming Openbaar Ministerie /Centraal Justitieel Incasso Bureau |
BPM | Belasting Personenauto’s en Motorrijwielen |
BSN | Burger Service Nummer |
BTW | Belasting toegevoegde waarde |
D | |
DLG | Dienst Landelijk Gebied |
DMN | Domeinen |
DNB | De Nederlandsche Bank |
DRZ | Domeinen Roerende Zaken |
E | |
EBRD | Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling |
EIB | Europese Investeringsbank |
EKV | Exportkredietverzekering |
ELA | Elektronische aangifte |
EMU | Europese Monetaire Unie |
ERM | Exchange Rate Mechanism |
EU | Europese Unie |
EZ | Ministerie van Economische Zaken |
F | |
FATF | Financial Action Task Force on Money Laundering |
FB | Financiële bijsluiter |
FIX | Fiscale kwaliteitsindex |
FSAP | Financial Sector Assessment Program |
FSO | Fonds voor Speciale Operaties |
G | |
GOB | Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf |
H | |
HAFIR | Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid |
I | |
IB | Inkomstenbelasting |
IBO | Interdepartementaal beleidsonderzoek |
IBRD | International Bank for Reconstruction and Development (Wereldbank) |
IDA | Internationale ontwikkelingsassociatie |
IDB | Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank |
IFC | International Finance Corporation |
IFI | Internationale financiële instelling |
IIC | Inter-Amerikaanse investeringsmaatschappij |
IMF | Internationaal monetair fonds |
K | |
KNM | Koninklijke Nederlandse Munt |
L | |
LB | Loonbelasting |
LNV | Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
M | |
MDW | Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit |
MIF | Multilateraal Investerings Fonds |
MIGA | Multilateral Investment Guarantee Agency |
MJN | Miljoenennota |
MOB | Maatschappelijk overleg betalingsverkeer |
MOT | Meldpunt ongebruikelijke transacties |
MR | Ministerraad |
N | |
NACM | Nationaal analysecentrum voor munten |
O | |
OB | Omzetbelasting |
OESO | Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling |
OM | Openbaar Ministerie |
OPL | Overige publiekrechtelijke lichamen |
OZB | Onroerende zaakbelasting |
P | |
PPC | Publiek Private Comparator |
PPM | Regeling Particuliere Participatiemaatschappijen |
PPS | Publiek-private samenwerking |
PSC | Public Sector Comparator |
PVK | Pensioen- en Verzekeringskamer |
R | |
RBV | Rijksbegrotingvoorschriften |
RGD | Rijksgebouwendienst |
RHI | Regeling herverzekering investeringen |
RPE | Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid |
RVR | Raad voor Vastgoed Rijksoverheid |
RWS | Rijkswaterstaat |
RWT | Rechtspersoon met een wettelijke taak |
S | |
SDR | Special Drawing Rights |
SGP | Stabiliteits- en groeipact |
SUB | Samenwerking UWV en Belastingdienst |
T | |
TK | Tweede Kamer der Staten-Generaal |
TRhi | Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen |
U | |
US | United States |
UWV | Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen |
V | |
VBTB | Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording |
VG | Vastgoed |
VGEM | Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu |
Vpb | Vennootschapsbelasting |
VROM | Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
W | |
WB | World Bank |
Wft | Wet op het financieel toezicht |
WGT | Wet Geld Transactiekantoren |
Wid | Wet identificatie bij dienstverlening |
WOII | Tweede Wereldoorlog |
WTO | Wereldhandelsorganisatie |
WTOS | Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten |
Z | |
ZBO | Zelfstandig Bestuursorgaan |
Het in een vroegtijdig stadium verwerven van vastgoed, zodat het Rijk deze relatief goedkoop in zijn bezit krijgt en zijn publieke doelen tijdig kan realiseren.
Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen.
Fondsen die zachte leningen verstrekken aan de armste landen: dit zijn leningen met een zeer lange looptijd, lange aflossingsvrije periode en een zeer lage rente.
Een update op een ouder akkoord van het internationale bankwezen BASEL I uit 1988. Doel is het verbeteren van de internationale consistentie van de regulering van kapitaal en het promoten van een gedegen risico managment binnen grote en internationaal actieve banken
Het besturen van een onderneming, het afleggen van verantwoording daarover en de verdeling van de verschillende daarvoor relevante bevoegdheden over de organen van de onderneming.
Wisselkoersmechanisme waaraan lidstaten die tot de eurozone willen toetreden moeten deelnemen. Het mechanisme kenmerkt zich door een vaste, maar aanpasbare spilkoers ten opzichte van de euro. Fluctuaties binnen een standaard bandbreedte van +/- 15% zijn toegestaan. Als de bandbreedte bereikt wordt, zijn de ECB en de betreffende Nationale Centrale Bank in principe verplicht te interveniëren. Voor toetreding tot de eurozone is deelname van minimaal twee jaar zonder devaluaties verplicht volgens het Verdrag van Maastricht.
Enquêtes die jaarlijks onder de belastingplichtigen worden gehouden over de kwaliteit van de dienstverlening door de Belastingdienst.
Het administratief afboeken van een belastingvordering als deze niet inbaar blijkt te zijn.
De nieuwe internationale regels voor verzekeraars. Uitgangspunt is dat er voldoende besef bestaat van de risico’s in de verzekeringsbranche en dat er voldoende kapitaal beschikbaar is om deze risico’s af te dekken.