Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL2
  
B. BEGROTINGSTOELICHTING4
  
I Leeswijzer4
II Missie12
III Inleiding beleidsagenda13
IV Beleidsagenda17
V Begroting op hoofdlijnen52
VI Bijlage indicatoren bij de beleidsagenda54
  
Artikelen 
Beleidsartikel 1: Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten60
Beleidsartikel 2: Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur65
Beleidsartikel 3: Versterkte Europese samenwerking78
Beleidsartikel 4: Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede84
Beleidsartikel 5: Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling93
Beleidsartikel 6: Beschermd en verbeterd milieu103
Beleidsartikel 7: Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer108
Beleidsartikel 8: Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland112
Niet-Beleidsartikel 9: Geheim117
Niet-Beleidsartikel 10: Nominaal en onvoorzien118
Niet-Beleidsartikel 11: Algemeen119
  
Verdiepingshoofdstuk121
  
Bedrijfsvoeringsparagraaf130
  
Agentschapsparagraaf: CBI133
  
Bijlagen 
Bijlage 1 Moties en toezeggingen in het vergaderjaar 2008/2009138
Bijlage 2 Lijst van afkortingen144
Bijlage 3 Trefwoordenlijst149

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2009 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendienst(en))

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) voor het jaar 2009 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

Wetsartikel 4

Na een overleg met de Tweede Kamer aan de hand van de brief van de minister van Financiën van 20 december 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 31 031, nr. 19) is besloten tot een experiment ter verbetering van de (politieke) verantwoording aan de hand van de begrotingen en de jaarverslagen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (inclusief de programmabegroting van Wonen, Wijken en Integratie), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (inclusief de programmabegroting van Jeugd en Gezin). Het experiment betreft de begrotingsjaren 2007 tot en met 2009. Ten behoeve van het experiment is het noodzakelijk voor die jaren af te wijken van een aantal bepalingen van de Comptabiliteitswet 2001 met betrekking tot de inrichting van de departementale begroting en het departementale jaarverslag. Het onderhavige wetsartikel regelt die afwijking voor de begroting 2009, inclusief voor de suppletore begrotingen 2009, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het betreft de artikelen 5 en 14 van de Comptabiliteitswet 2001.

Het experiment heeft wat de begrotingen betreft inhoudelijk betrekking op de toelichting bij de begroting. De begrotingspresentatie zal worden toegespitst op de (politiek) belangrijkste beleidsprioriteiten van het Kabinet. Die prioriteiten zullen in de Beleidsagenda worden opgenomen, waarbij zal worden aangesloten bij het Beleidsprogramma van het kabinet (Kamerstukken II, 2006/07, 31 070, nr. 1). De Beleidsagenda kan worden aangevuld met enkele andere doelstellingen die door de betrokken minister beleidsmatig van groot belang worden geacht. Indien bepaalde beleidsprioriteiten in de Beleidsagenda in termen van operationele doelstellingen, prestaties en effecten worden toegelicht, is het daarom niet noodzakelijk ook bij de betrokken beleidsartikelen zelf een toelichting te verstrekken. Een korte verwijzing naar de Beleidsagenda is dan voldoende. Derhalve zal er dus door de experimentdepartementen niet bij alle beleidsartikelen op grond van artikel 5 van de Comptabiliteitswet 2001 begrotingsinformatie – in termen van aan de operationele doelstellingen te koppelen prestaties en effecten – over het beleid worden opgenomen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Het ministerie van Buitenlandse Zaken doet mee aan een experiment om het departementale begrotingsproces een meer politieke focus te geven met minder verantwoordingslasten. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd tijdens een Algemeen Overleg op 6 februari 2008.

In deze leeswijzer wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van de nieuwe aanpak voor de indeling van de begroting, waarbij een beperkt aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven. Ook komt in de leeswijzer aan de orde in welke mate de doelstellingen in de begroting van Buitenlandse Zaken zijn voorzien van effect- en prestatie-indicatoren (in de zin van de RPE2006), door middel van het gebruik van het «pas toe of leg uit» principe. Daarna worden de overige onderdelen van de begroting en de relatie met enkele andere stukken toegelicht. Tot slot treft u in deze leeswijzer een aantal doorverwijzingen aan die het leesgemak van de begroting verder vergroten. Het gaat hier om tabellen die de relatie leggen tussen de doelstellingen uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» en de operationele doelstellingen en bijbehorende middelen, en om informatie over de relatie tussen de MDG’s en de operationele doelstellingen.

Experiment

Het experiment duurt twee jaar en omvat naast deze begroting 2009 ook de jaarverslagen 2007, 2008 en 2009 en de begroting 2010. De grootste verandering in de begroting is dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de twee kernonderdelen: de beleidsagenda en de beleidsartikelen. Wat in het ene onderdeel staat komt niet terug in het andere onderdeel. Waar in voorgaande jaren veel overlap bestond tussen de twee delen wordt dat dus nu voorkomen. Hiermee wordt gestreefd naar een betere leesbaarheid en een duidelijkere focus op de prioriteiten van het kabinet. Ook is het, net als bij het jaarverslag 2007, gelukt om het stuk met minder beleids- en beheerslast tot stand te brengen. Beide kernonderdelen van de begroting worden hieronder verder toegelicht.

Opbouw van de beleidsagenda

In de nieuwe opzet staan de prioriteiten uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» van het Kabinet Balkenende IV centraal. Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken gaat het om de tien doelstellingen uit pijler 1, «Een actieve internationale en Europese rol» en het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij». Voor doelstellingen vier en acht geldt dat respectievelijk Defensie en VROM hierover ook beleidsvoornemens hebben opgenomen in hun begroting.

In de beleidsagenda worden onder elke kabinetsdoelstelling steeds het «Probleem en Doel» en de «Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten» («outcome») voor 2009 toegelicht. De probleem- en doelbeschrijving treft u aan in vette cursieve tekst. Daaronder staan in normale lay out de Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten. Waar dat voor de duidelijkheid of de leesbaarheid van belang is, is in een aantal gevallen gekozen voor een korte toelichtende tekst over te realiseren prestaties en instrumenten of activiteiten. Waar dat haalbaar en zinvol is worden de beoogde beleidseffecten kwantitatief onderbouwd met indicatoren. Ook wordt er in sommige gevallen gebruik gemaakt van kengetallen ter illustratie van de beleidscontext. Er is steeds duidelijk aangegeven wanneer er sprake is van indicatoren en wanneer van kengetallen. Aan het eind van de beleidsagenda staat de begroting op hoofdlijnen. Dit onderdeel verschaft samenvattende informatie over de belangrijkste budgettaire wijzigingen samenhangend met prioritair beleid.

Het is belangrijk op te merken dat het realiseren van beoogde beleidseffecten in het merendeel van de gevallen niet alleen afhankelijk is van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Dit geldt ook voor de hieraan gekoppelde effect-indicatoren. Dit is bijvoorbeeld het geval als het gaat om internationale onderhandelingen of om de uitkomst van een gezamenlijk opgezet en gefinancierd programma. Hier is sprake van een gezamenlijke inspanning waarbij het niet zinvol is om (een deel van) de resultaten aan Nederland, als leverancier van een klein deel van de inputs, toe te rekenen. De relatie tussen de, door het ministerie van Buitenlandse Zaken, beoogde effecten en de Nederlandse inzet is dan ook niet causaal. Wel kan de relatie in de meeste gevallen plausibel worden gemaakt. Voor het aantonen van deze plausibiliteit is de inzet van evaluatieonderzoek een belangrijk instrument.

Opbouw van de beleidsartikelen

In de beleidsartikelen wordt per operationele doelstelling «bulletsgewijs» ingegaan op respectievelijk de te realiseren prestaties («output») en de daarvoor benodigde instrumenten en activiteiten (onderdeel A). Door systematisch onderscheid te maken tussen effecten en prestaties wordt de inzichtelijkheid bevorderd. Buitenlandse Zaken wijkt op dit punt af van de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). Vervolgens worden de budgettaire gevolgen van de beleidsvoornemens gepresenteerd in de gebruikelijke tabel (onderdeel B). Ten slotte wordt ingegaan op de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid (onderdeel C). Onderstaand volgt voor elk van de drie onderdelen van een beleidsartikel een korte toelichting.

A: Te realiseren prestaties en activiteiten/instrumenten per operationele doelstelling

De te realiseren prestaties hebben als regel betrekking op 2009. Als de prestaties meerjarig van karakter zijn en naar verwachting (ook) later dan in 2009 worden gerealiseerd, wordt dit aangegeven. Waar dat haalbaar en zinvol is worden de te realiseren prestaties kwantitatief onderbouwd met indicatoren. Vervolgens wordt op hoofdlijnen aangegeven welke activiteiten en instrumenten het ministerie gaat inzetten om de verschillende prestaties te realiseren. Om de begroting leesbaar te houden wordt een aantal instrumenten en activiteiten die Buitenlandse Zaken generiek inzet voor vrijwel alle operationele doelstellingen, niet bij elke operationele doelstelling opnieuw genoemd. Dit in afwijking van de Rijksbegrotingsvoorschriften. Het betreft hier interventies in internationale bijeenkomsten, het tot stand brengen van coalities, het coördineren en strategisch uitdragen van de Nederlandse positie en het plegen van démarches.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

In de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» worden de budgetten op sub-artikel niveau gepresenteerd voor de jaren 2007 t/m 2013. De sub-artikelen corresponderen met de operationele doelstellingen. De koppeling tussen doelstellingen en in te zetten middelen wordt zo goed mogelijk gelegd. Een één-op-één koppeling is echter niet altijd mogelijk. Zo komen de afdrachten aan de Europese Unie ook ten goede aan operationele doelstelling 3.2 (een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s), terwijl deze middelen zijn opgenomen bij de operationele doelstelling 3.1 (een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid recht en veiligheid biedt en in staat is tot duurzame groei). Het is naar onze mening niet zinvol om de EU-afdrachten als het ware «op te knippen» over alle operationele doelstellingen waar de EU invloed op uitoefent. Daarnaast wordt op een beperkt aantal sub-artikelen geen middelen toegekend. Bij deze sub-artikelen zal worden toegelicht welke keuze hieraan ten grondslag ligt.

In de tabel is de «budgetflexibiliteit» verwerkt op het niveau van het sub-artikel. Zoals voorgeschreven worden daarbij de juridisch verplichte uitgaven weergegeven. Daarnaast zijn ook de overig verplichte uitgaven opgenomen. Dit zijn uitgaven die nog niet in juridische zin zijn verplicht, maar waar reeds toezeggingen over zijn gedaan of reeds zijn gereserveerd op grond van een wettelijke regeling of een beleidsprogramma waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd.

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Onder dit kopje worden de geplande evaluatieonderzoeken uit de evaluatieprogrammering van Buitenlandse Zaken genoemd, inclusief de IOB onderzoeken. Daarbij wordt conform de RBV onderscheid gemaakt tussen beleidsdoorlichtingen, effectenonderzoek en overig evaluatieonderzoek. Er wordt afgeweken van het model in de RBV in de zin dat alleen de basisinformatie is opgenomen, om de tabel kort en leesbaar te houden. De volledige informatie is online beschikbaar opwww.minbuza.nl/nl/organisatie/evaluatie. Via deze website zijn ook alle evaluatieonderzoeken zelf en, indien van toepassing, de beleidsreacties toegankelijk.

Indicatoren

De beoogde beleidseffecten en de te realiseren prestaties zijn voor alle doelstellingen van de begroting van Buitenlandse Zaken zo concreet mogelijk benoemd. Waar dat haalbaar en zinvol is zijn de beoogde beleidseffecten en de te realiseren prestaties voorzien van respectievelijk effect- en prestatie-indicatoren aan de hand waarvan realisatie kan worden afgemeten. De effectindicatoren zijn in de beleidsagenda opgenomen. Voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking zijn de indicatoren voor de prioritaire thema’s in de hoofdtekst opgenomen. De overige vindt u in bijlage 1 bij de beleidsagenda. De figuren en tabellen geven de meest recente cijfers weer. Aangezien de verwerking en analyse van de verzamelde data doorgaans een tijdrovend proces is, kan het vaak niet anders dan dat de meest recente cijfers in de beschikbare rapportages gebaseerd zijn op data uit 2004 of 2005. Prestatie-indicatoren worden weergegeven in de beleidsartikelen, aangezien deze betrekking hebben op de daar geformuleerde prestaties. Prestatie-indicatoren zijn opgenomen voor de operationele doelstellingen 4.4, 5.2 en 7.1.

Ten opzichte van de begroting van 2008 zijn er vier indicatoren niet opnieuw opgenomen. Het betreft hier de Corruption Perception Index (CPI) en de Failed States Index (FSI) die waren opgenomen bij beleidsartikel 2. Het blijkt in de praktijk niet mogelijk om de effectiviteit van het Nederlandse beleid te relateren aan deze algemene indices (samengesteld uit meerdere componenten) waarop veel externe factoren van invloed zijn. Ze zijn dit jaar wel opgenomen als illustratieve kengetallen. De FSI staat in de beleidsagenda bij doelstelling 5 en de CPI bij beleidsartikel 2.7. Verder zijn de twee prestatie-indicatoren bij beleidsartikel 7: «het percentage schriftelijke klachten bij afgifte reisdocumenten» en het «percentage gedetineerden dat minimaal 2 x per jaar is bezocht» geschrapt. Het opnemen van streefwaardes voor het aantal klachten bij afgifte reisdocumenten is de komende jaren niet realistisch omdat het hele afgiftesysteem wordt gewijzigd in verband met het invoeren van biometrie. Verder is het beleid rond gedetineerdenbezoek aangepast. Het streven naar minimaal twee bezoeken per jaar per gedetineerde geldt niet meer in alle gevallen in verband met de maatwerkbenadering. In de plaats hiervan is een nieuwe prestatie-indicator opgenomen bij beleidsartikel 7: «het percentage paspoorten dat binnen de wettelijke termijn van 28 dagen wordt verstrekt».

Voor 6 van de 10 doelstellingen onder pijler 1 van het beleidsprogramma wordt het niet zinvol of haalbaar geacht effectindicatoren te gebruiken. In onderstaand overzicht wordt toegelicht welke doelstellingen niet worden onderbouwd met kwantitatieve gegevens over beleidseffecten («outcome»), onder toepassing van het principe «pas toe of leg uit» (comply or explain). Ook wordt hierin aangegeven waarom prestatie-indicatoren ontbreken voor het merendeel van de operationele doelstellingen.

Doelstellingen

 1. Een Europa, met een stevig draagvlak onder de burgers, dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

 2. Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast.

 3. Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten.

 5. Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten.

 9. Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland.

10. Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen.

motivatie

In deze gevallen zijn de beleidseffecten («outcome») moeilijk objectief meetbaar. Bruikbare gegevens zijn niet beschikbaar en kunnen ook niet (tijdig) worden verzameld.

Beleidsartikelen

Voor prestaties zijn alleen indicatoren beschikbaar voor de effectiviteit van de hulp, kennisontwikkeling en consulaire dienstverlening (operationele doelstellingen 4.4, 5.2 en 7.1). Voor de overige prestaties wordt het niet zinvol en haalbaar geacht om prestatie-indicatoren op te nemen gezien de aard van de werkzaamheden. Zo kan op het gebied van gendergelijkheid de prestatie het ene jaar bestaan uit het afleveren van een actieplan, het andere jaar uit het ijveren voor aanname van een VN-resolutie etc.

Overige onderdelen van de begroting

De acht beleidsartikelen worden gevolgd door drie niet-beleidsartikelen en het verdiepingshoofdstuk.De niet-beleidsartikelen zijn het verplichte artikel 9 (geheim), artikel 10, waarop de HGIS macro-mutaties worden verwerkt en artikel 11, waar de bedrijfsvoeringskosten op worden verantwoord. In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de begroting 2008 en de begroting 2009.

Daarna volgen de Bedrijfsvoeringsparagraaf en de Agentschapsparagraaf over de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI).

Beleidsdoorlichtingen

In de begroting worden de beleidsdoorlichtingen van het betreffende jaar aangekondigd. Bij de indiening van de verantwoording over het betreffende begrotingsjaar wordt tenminste één beleidsdoorlichting meegezonden.

De relatie met de HGIS-nota en andere beleidsnota’s

De Homogene Groep Internationale Samenwerking omvat naast het grootste deel van de Buitenlandse Zaken-uitgaven (inclusief ontwikkelingssamenwerking) tevens de buitenlanduitgaven van de overige departementen. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. Voor een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven ten behoeve van het buitenlandbeleid in de breedste zin wordt verwezen naar de nota over de HGIS. De HGIS-nota bevat ook een overzicht van de budgettaire ontwikkelingen binnen de HGIS en een aantal bijlagen waarin alle buitenlanduitgaven overzichtelijk worden gepresenteerd. Zo wordt een totaaloverzicht gegeven van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp («ODA») kwalificeren.

De beleidsvoornemens die in deze begroting in kort bestek staan weergegeven wordt in een flink aantal gevallen verder uitgewerkt aan de Tweede Kamer voorgelegd. Dat is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van de Nederlandse inzet in de Unie die verder wordt uitgewerkt in de jaarlijkse «Staat van de Unie». Ook op beleidsterreinen als mensenrechten, ontwikkelingssamenwerking en prioritaire thema’s daarbinnen, zijn reeds deelnota’s aangeboden aan de Kamer.

Dwarsverbanden in deze begroting

Onderstaande «tabel A» geeft inzicht in de relatie tussen de kabinetsdoelstellingen uit het beleidsprogramma «Samen werken samen leven», de operationele doelstellingen van Buitenlandse Zaken en de bijbehorende middelen. Voor de goede orde wordt vermeld dat een aantal van de operationele doelstellingen van Buitenlandse Zaken bij verschillende kabinetsdoelstellingen voorkomen. In «tabel B» wordt per MDG aangegeven welke operationele doelstellingen van Buitenlandse Zaken voor het behalen van de betreffende MDG worden ingezet.

A. Doelstellingen beleidsprogramma kabinet Balkenende IV 2007–2011 en de operationele doelstellingen en middelen

kst-31700-V-2-1.gifkst-31700-V-2-2.gif

B. MDG’s en de operationele doelstellingen

De MDG’s staan centraal in het project «De Millennium Doelstellingen Dichterbij» en in doelstelling 6 van pijler 1 van het kabinetsprogramma. De MDG’s komen vervolgens aan de orde in verschillende operationele doelstellingen binnen de beleidsartikelen 4, 5 en 6. Deze artikelen bestrijken de thema’s die ook in de MDG’s aan de orde komen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de MDG’s onderling sterk verbonden zijn. Onderstaande tabel doet daar, als schematisch overzicht, geen recht aan. Zo heeft de Nederlandse inzet op bijvoorbeeld onderwijs (MDG 2) en gezondheidszorg (MDG 4 t/m 6) ook invloed op het behalen van MDG1.

kst-31700-V-2-3.gif

2. MISSIE

Elke dag en elk uur behartigt het ministerie van Buitenlandse Zaken de belangen van het Koninkrijk in het buitenland. Als naar buiten gericht land zet Nederland zich van oudsher in voor de internationale rechtsorde. Nederland bouwt mee aan een veilige, stabiele en welvarende wereld. Wij zetten ons in om conflicten, armoede en onrecht te bestrijden. Buitenlandse Zaken geeft, in overleg met andere ministeries, vorm aan het Europa van de toekomst en zorgt ervoor dat Nederland in de EU met één stem spreekt. Op meer dan 150 plekken in de wereld en in Den Haag doen landgenoten bedrijven en instellingen een beroep op de kennis van onze medewerkers. Buitenlandse Zaken – wereldwijd thuis.

3. INLEIDING BELEIDSAGENDA

Globalisering biedt ons land veel kansen. We moeten ervoor zorgen dat we die kansen met beide handen aangrijpen. Dáárom zijn we als overheid internationaal actief: om Nederlanders maximaal te laten profiteren van de voordelen van globalisering, door handel, door investeringen, door kennisoverdracht en uitwisselingen. Maar globalisering kent ook keerzijdes en leidt soms tot onzekerheden. Zo geldt voor ontwikkelingslanden dat ze op korte termijn vaak niet meeprofiteren van de voordelen van globalisering. Daarnaast kan globalisering soms leiden tot kwetsbaarheid, zoals op het terrein van de energievoorzieningszekerheid. Kortom: de uitdagingen van onze tijd – klimaatverandering, energieschaarste, terrorisme, mensenhandel, ziekte, armoede – houden we niet aan onze grens tegen: die problemen vragen om een gezamenlijke aanpak. Ook dáárom zijn we als overheid internationaal actief: om samen met andere landen reële oplossingen te zoeken voor de grensoverschrijdende problemen van nu.

Een actieve internationale opstelling is van levensbelang voor ons Koninkrijk, dat staat als een paal boven water. Het karakter van Nederland is van oudsher sterk met het buitenland verweven. Onze nieuwsgierigheid, onze ondernemingszin, de koopman en de dominee..., ze zijn allemaal typerend voor Nederland. In een wereld waarin grenzen steeds verder vervagen, is het zaak onze internationale oriëntatie te handhaven. We moeten nu zeker niet de luiken dicht gooien, daarmee zouden we onszelf geen dienst bewijzen. Wij maken ons dan ook sterk voor een welvarend en stabiel Nederland, in een welvarende en stabiele wereld. Dat doen we door morele grenzen te stellen: respect voor en bevordering van mensenrechten nemen een centrale plaats in binnen ons buitenlandbeleid. Dat is helemaal in lijn met de Nederlandse traditie de internationale rechtsorde te versterken. Daarnaast zetten we ons onverminderd in voor ontwikkelingssamenwerking: vanuit solidariteit met de minder bedeelden, maar ook vanuit een welbegrepen eigenbelang. Omdat Nederland zijn geld voor een groot deel in het buitenland verdient, hebben wij baat bij een goed functionerende interne Europese markt, een sterke wereldhandelsorganisatie en stabiliteit in de wereld – daarmee beleggen we onze boterham.

De toekomst van ons land wordt in belangrijke mate mee bepaald door de wijze waarop Nederland erin slaagt om internationaal invloed uit te oefenen. Dat doen we allereerst door goede bilaterale relaties te onderhouden met andere landen. Hierbij is ons netwerk van ambassades van onmisbare waarde. In 2009 zullen we daarbij uitdrukkelijk aandacht besteden aan een goede relatie met de nieuwe administratie in de Verenigde Staten. Ook in multilateraal verband werken we aan onze doelen en belangen, waarbij we willen bewerkstelligen dat de belangrijkste multilaterale instellingen goed zijn toegerust op de uitdagingen van vandaag én morgen.

Het is niet altijd voorspelbaar waar de accenten zullen liggen. Buitenlandse Zaken opereert nu eenmaal in een dynamische omgeving, en dat betekent dat soms veel tijd gemoeid is met zaken die we niet van te voren konden zien aankomen. Daarnaast heeft Buitenlandse Zaken een coördinerende rol: het geïntegreerde buitenlandbeleid krijgt op ons ministerie vorm, en daarmee gaan wij de boer op. Met als belangrijkste inzet:

• Zelfbewust optreden in de Europese Unie die in 2009 volgens het Verdrag van Lissabon gaat werken op voorwaarde dat alle lidstaten het Verdrag geratificeerd hebben. Dat biedt kansen: zo kan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid steviger worden neergezet als er een Hoge Vertegenwoordiger nieuwe stijl aantreedt: Europa krijgt daarmee één aanspreekpunt en één gezicht op het wereldtoneel. Een sterke positie van Europa in de wereld biedt ons kansen om de waarden waarvoor Europa staat – democratie, rechtszekerheid, respect voor mensenrechten – krachtig uit te dragen in de betrekkingen met derde landen. Hiermee kan vrede, veiligheid en welvaart worden bevorderd in de wereld en ook het respect voor de mensenrechten. In EU-verband kunnen wij daar als Nederland veel meer aan doen dan als afzonderlijke lidstaat. Het zal Europa zichtbaarder maken in de wereld en daar heeft Nederland alleen maar baat bij. Ook zal de Unie democratischer, slagvaardiger en effectiever worden. Klimaat en energie blijven komend jaar belangrijke thema’s, waarop de EU wereldwijd leiderschap laat zien. Een belangrijk onderdeel hierbij is de energievoorzieningszekerheid, waarbij gestreefd wordt naar het verminderen van onze kwetsbaarheid en het verbeteren van de energiezekerheid. Om die leidende rol waar te maken, moet de EU ook intern haar huiswerk op orde hebben. Nederland zal hier hard aan blijven trekken. We lopen in de Unie voorop, want alleen wie voorop loopt kan de richting bepalen. Zo zal Nederland zijn initiatief om paal en perk te stellen aan het probleem van kinderarbeid in EU-verband in 2009 vervolgen. We kijken hierbij nadrukkelijk ook naar het aanwenden van handelsmaatregelen.

• Volop aandacht voor mensenrechten. Mensenrechten nemen in ons buitenlandbeleid een centrale plaats in. Uit morele overwegingen, maar ook in ons eigen belang. Het is nu eenmaal beter zaken doen in landen waar de mensenrechten worden gerespecteerd en er geen wetteloosheid heerst. De beleidsvoornemens uit de mensenrechtenstrategie «Naar een Menswaardig Bestaan» moeten komend jaar verder hun beslag krijgen. In 2009 zullen we bijzondere aandacht besteden aan het tegengaan van de doodstraf en marteling, aan vrouwenrechten, godsdienstvrijheid, kinderrechten, tegengaan van geweld tegen meisjes, rechten van homoseksuelen en aan de relatie tussen mensenrechten en terrorismebestrijding.

• Een gerichte inzet op veiligheid en stabiliteit. Om de veiligheidsrisico’s van de 21e eeuw het hoofd te bieden, is actieve inzet buiten onze landsgrenzen, soms zelfs vér buiten onze landsgrenzen, vereist. Een groot deel van onze inspanningen is daarbij gericht op de zogenaamde fragiele staten. Juist fragiele staten vormen een vruchtbare bodem voor transnationale criminaliteit en terrorisme – zaken die ons rechtstreeks aangaan! De operatie in Afghanistan is de grootste en meest risicovolle crisisbeheersingsoperatie waar Nederland aan bijdraagt. We blijven met oude en nieuwe partners te werk gaan volgens de geïntegreerde benadering (ook wel bekend als de 3D-benadering), waarbij we inzetten op een «Afghanisering» van de veiligheidsstructuren. Nederland zal in 2009 ook bijdragen aan internationale missies in Kosovo en Tsjaad. We zullen het zestigjarig bestaan van de NAVO in 2009 aangrijpen om het strategisch concept van de NAVO goed tegen het licht te houden en te kijken hoe de NAVO nog beter kan worden ingezet om de uitdagingen van vandaag tegemoet te treden.

• Een stevig ontwikkelingsbeleid gericht op armoedebestrijding en duurzame economische ontwikkeling. De streefdatum (2015) voor de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s) komt dichterbij en de inkomens en vermogensverschillen in de wereld zijn groot. Voor het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen dichterbij» is een scan gemaakt van de stand van zaken bij het bereiken van de MDG’s. Op basis van deze scan zijn vier prioriteiten benoemd, waarmee we in 2009 verder gaan:

1 Veiligheiden Ontwikkeling– Verder uitgewerkt in doelstelling 5De vier prioriteiten binnen Ontwikkelingssamenwerking
1 Groei en Verdeling 
– Verder uitgewerkt in doelstelling 6 
3 Gender en seksuele gezondheid en rechten 
– Verder uitgewerkt in doelstelling 6 
4 Duurzaamheid, klimaat en energie 
– Verder uitgewerkt in doelstelling 8 

Prioriteitsstelling is essentieel voor de effectiviteit van onze inspanningen. De vier prioriteiten hangen overigens onderling samen. Zo streven we bijvoorbeeld naar meer en beter betaald werk in de landbouw en bij rurale bedrijven. Op maat gesneden en dus rekening houdend met het feit dat veel boeren vrouw zijn en dat gevolgen van klimaatveranderingen van grote invloed kunnen zijn op hun productie. Kortom, de uitvoering van de beleidsnota «Een zaak van iedereen» betekent dwarsverbanden leggen, armen centraal stellen, kansen creëren en die helpen te benutten. Hoe zullen de explosief gestegen prijzen voor landbouwproducten en grondstoffen uitpakken? Wie zullen profiteren van de hogere inkomsten en wie zullen de hogere kosten gaan dragen? Verdeling als kernbegrip; de globale ontwikkelingen vereisen het. Aan overheden van onze partnerlanden de taak om hierin sturend op te treden, om ontwikkeling inclusief te maken en om conflicten te voorkomen of, als ze zijn uitgebroken, snel op te lossen. Want juist armen zijn vaak slachtoffer van geweldsescalatie.

Bij dit alles is maatschappelijke betrokkenheid onmisbaar. In Nederland ligt daarom ook een uitdaging: een open en eerlijke verantwoording aan de eigen bevolking. Aan de Tweede kamer is mede daarom een nadere notitie toegezegd ten aanzien van de modernisering en maatvoering op het terrein van de bewustwording. Nieuwe spelers toestaan om hun rol te spelen. De traditionele spelers dienen aangevuld te worden met innovatieve sectoren. Modernisering van ontwikkelingssamenwerking als een zaak van iedereen is daarbij essentieel. Hier speelt vooral het project «De Millennium Doelstelling Dichterbij» een rol. Het project wil op innovatieve wijze de verschillende delen van de Nederlandse maatschappij betrekken bij het behalen van de Millennium ontwikkelingsdoelen. De Schokland-akkoorden spreken boekdelen, maar de uitdaging blijft om niet alleen in Nederland nieuwe partners te vinden, maar ook in de partnerlanden. Want alle maatschappelijke krachten zijn nodig. Alleen zo zullen de ontwikkelingsdoelen ook echt dichterbij komen.

Naast deze vier prioriteiten streeft Buitenlandse Zaken naar een kruisbestuiving van kennis, economie en cultuur. Wij vinden dat Nederlandse bedrijven en kennis- en cultuurinstellingen permanent geprikkeld moeten worden buitenlandse markten op te zoeken. Zo kunnen ze zich scherpen aan de internationale concurrentie. Kunstenaars hebben daarnaast het buitenland nodig om inspiratie op te doen en coproducties tot stand te brengen. Omgekeerd moet Nederland zich meer openstellen voor buitenlandse investeringen in Nederland. Ons land moet in cultureel opzicht een internationaal toonaangevende positie blijven nastreven. Daarom zal in 2009, samen met Economische Zaken en Onderwijs Cultuur en Wetenschap, worden gestreefd naar verdere internationalisering van Nederlands design, mode en architectuur, disciplines waarin Nederland internationaal al sterk staat, maar nog sterker kan worden. Cultuur is hiermee een bruggenbouwer, maar is ook een onderdeel van ontwikkeling. Om de kennisbasis op het gebied van ontwikkelingsvraagstukken te verstevigen stimuleren we (intern) kennismanagement en wordt op innovatieve wijze samengewerkt met wetenschappelijke en andere instellingen in programma’s zoals de IS-academie en het Islam-programma. Hiervoor is het nieuwe Fonds voor Participatie, Pluriformiteit en Ontwikkeling (democratiseringprocessen in het Midden-Oosten) van belang.

Zoeken naar creatieve oplossingen in een consulaire wereld in beweging. De Nederlandse consulaire dienstverlening – zowel ten aanzien van Nederlanders in het buitenland als aan vreemdelingen in Nederland – is professioneel georganiseerd, mede dankzij ons wijdvertakte netwerk van consulaire vertegenwoordigingen. Om te kunnen blijven voldoen aan de steeds toenemende vraag, is verhoogde inzet, creativiteit en een goed management van verwachtingen nodig. Wij zetten ons in voor samenwerking en harmonisatie in Europees verband, modernisering van wettelijke kaders, samenwerking met derden en gebruik van technologische oplossingen.

Bij de uitvoering van beleid houden we doorlopend oog voor het draagvlak in de Nederlandse samenleving. We hebben al onderstreept hoe belangrijk de wisselwerking tussen binnen- en buitenland is. Hoe meer voeling we hebben met wat er in de Nederlandse samenleving speelt, hoe beter we de belangen van Nederlanders in het buitenland kunnen behartigen. En natuurlijk willen we ook graag laten zien wat we in het buitenland tot stand brengen, in het belang van Nederland. Zodat Nederlanders zien dat een actief buitenlandbeleid meerwaarde heeft. Dit «draagvlakbeleid» zullen we in 2009 vervolgen, of het nu om de communicatie over Europa gaat, of ontwikkelingssamenwerking, of het buitenlandbeleid in het algemeen. Via het programma Rent an Ambassador gaan onze ambassadeurs het gesprek aan met de Nederlandse samenleving. En zelf zullen wij dat ook volop blijven doen.

4. BELEIDSAGENDA

Doelstelling 1

Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

Probleem en Doel

De Europese Unie is een sterke waardengemeenschap die vrede, vrijheid en stabiliteit heeft gebracht in een deel van de wereld waar wij eeuwenlang strijd hebben gevoerd. De EU heeft met de Interne Markt, de modernisering van de economie, aandacht voor sociale vraagstukken en werkgelegenheid, én de euro, grote welvaart gebracht. Daarnaast heeft de EU op tal van beleidsterreinen internationale standaarden en normen geïntroduceerd. Zo bepaalt de EU in belangrijke mate de internationale vormgeving van milieu- en klimaatbeleid, ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten, consumentenbescherming, voedselveiligheid, dierenwelzijn, maatschappelijk verantwoord ondernemen en spelregels voor bedrijfsovernames. In het nieuwe Verdrag van Lissabon is duidelijk aan de Nederlandse inzet tegemoet gekomen: meer aandacht voor de invloed van de burgers op het Europese beleid, meer transparantie, slagvaardigheid en democratie. Wij willen een Europa dat van ons is en waarop wij invloed kunnen uitoefenen, een Europa dat een verlengde is van onze prioriteiten en dat tegelijk een kader biedt om antwoorden te vinden voor de grote vraagstukken die de nationale grenzen overschrijden. Een Europa, kortom, dat concrete grensoverschrijdende problemen oplost, waardoor onze welvaart stijgt en waardoor mensen zich veiliger voelen in een vertrouwde omgeving. Tegelijkertijd zal Nederland zich ervoor blijven inzetten dat Europa zich niet bezighoudt met zaken die beter op lokaal, regionaal of nationaal niveau geregeld worden, zoals bijvoorbeeld de inrichting van ons onderwijs, ons pensioenstelsel of de ruimtelijke ordening.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Nederland geeft uitvoering aan dit doel door in te zetten op: spoedige ratificatie van het Verdrag van Lissabon in alle lidstaten, een gezonde EU begroting en gemeenschappelijk landbouwbeleid, spoedige aanname van het EU wetgevingspakket op het gebied van klimaat en energie en versterking van het gemeenschappelijk buitenlands- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.

Verdrag van Lissabon

Het Verdrag van Lissabon dat op 13 december 2007 is ondertekend zal het functioneren van de Unie in een aantal opzichten verbeteren: de Unie wordt democratischer, er komt meer controle van zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen en een grotere slagvaardigheid van de Unie door uitbreiding van de zogenaamde co-decisieprocedure waarbij de Raad van Ministers en het Europees Parlement de wetgevende macht delen. In het verdrag zijn, op aandringen van Nederland, ook specifiek politieke en economische criteria (de zgn. Kopenhagen-criteria), waaraan toekomstige nieuwe lidstaten moeten voldoen, opgenomen. Deze verbeteringen kunnen bijdragen aan het vergroten van draagvlak voor Europa onder de Nederlandse bevolking. In Nederland keurde de Staten-Generaal het Verdrag van Lissabon goed op 8 juli 2008. Het kabinet streeft naar een voorspoedige ratificatie van het Verdrag van Lissabon in de overige lidstaten van de Unie. Daartoe moet een oplossing worden gevonden voor de situatie zoals die na het Ierse referendum is ontstaan. Nederland wil ook een snelle toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten de Mens, waardoor de eenheid van mensenrechtenbescherming in Europa wordt bevorderd. De samenwerking bij grensoverschrijdende vraagstukken zoals klimaat, energie, milieu, asiel, migratie en criminaliteit wordt bovendien versterkt. Een sterke positie van Nederland binnen de EU is daarbij essentieel om de belangen en prioriteiten van Nederland te laten meewegen in de EU-besluitvorming. In de Unie van 27 lidstaten is daarom een versterkte bilaterale inzet nodig. De Nederlandse inzet moet dus, voorafgaand aan officiële én informele bijeenkomsten, meer dan voorheen in de verschillende hoofdsteden overtuigend over het voetlicht worden gebracht, om medestanders te winnen, bijvoorbeeld de andere Benelux-landen.

EU-begroting en landbouwbeleid

Nederland wil een ambitieuze begrotingsevaluatie met een open debat over alle EU-uitgaven en -inkomsten. Ook het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat jarenlang onze voedselvoorziening heeft gegarandeerd moet worden geëvalueerd. De in 2003 overeengekomen hervormingen van het GLB zijn in 2008 geëvalueerd. Deze tussentijdse «health check» moet leiden tot een aantal concrete aanpassingen van het landbouwbeleid voor de periode tot 2013. Het gaat dan bijvoorbeeld om verdere liberalisering en meer aandacht voor nieuwe uitdagingen als klimaat, bio-energie en waterbeheer. Het, door Nederland ondersteunde, streven is om concrete maatregelen vanaf 2009 door te voeren. Wat in de health check wordt afgesproken dient te passen in de Nederlandse inzet voor de EU-begrotingsevaluatie voor de periode ná 2013. Meer principiële vragen, zoals de optimale verdeling van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten en de Unie en de omvang van de landbouwbegroting ná 2013, maken onderdeel uit van de discussie over de EU-begrotingsherziening en de financiële perspectieven voor de periode 2014–2020.

Asiel en migratie

Ook belangrijke zaken als asiel en migratie moeten Europees worden aangepakt. In 2009 wordt het huidige Justitie en Binnenlandse Zaken programma van de EU (het zogenaamde Haags Programma) afgerond. Daarbij ligt de nadruk op het vormgeven van een gemeenschappelijk EU-asielsysteem en op het vaststellen van het beleid voor de periode na 2010, vooral wat betreft gemeenschappelijke EU-wetgeving op het gebied van legale migratie (o.a. kennismigranten). De opvolger van het Haags Programma zou de maatregelen moeten schetsen die nodig zijn voor de verdere versterking van vrijheid, veiligheid en recht. Nederland zal zich actief opstellen bij de vormgeving van dit nieuwe programma en zal zich vooral sterk maken voor een hechtere samenwerking op dit vlak binnen de EU, zodat meer eenheid van beleid ontstaat.

Klimaat en energie

Klimaat en energie is op het moment één van de belangrijkste onderwerpen op de internationale agenda1. Nederland wil een tijdige afronding van de onderhandelingen tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over het omvangrijke wetgevingspakket voor klimaat en energie verzekeren. Wanneer het lukt om begin 2009 goedkeuring te geven aan de voorstellen die pas in januari 2008 door de Commissie gepresenteerd zijn, toont de EU aan over de noodzakelijke daadkracht en besluitvaardigheid te beschikken. Daarmee bevestigt de EU haar ambitie om leiderschap te tonen in de internationale onderhandelingen over een wereldomvattend klimaatverdrag.

Tegelijk moeten we ervoor waken dat het EU-beleid ongewenste effecten heeft. Dat geldt in de eerste plaats voor de productie van biobrandstoffen. De uitkomst van recent wetenschappelijk onderzoek vraagt om een verstandige inzet van biobrandstoffen in onze energieconsumptie. Het kabinet staat een stap-voor-stap-benadering voor, waarbij duurzaamheid en kosteneffectiviteit van een biobrandstofverplichting te allen tijden gewaarborgd moeten zijn, zoals vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad, en zonder negatieve neveneffecten, zoals bemoeilijking van de wereldvoedselvoorziening. Tevens is cruciaal dat bedrijven een prikkel krijgen tot ontwikkeling en toepassing van tweede generatie biobrandstoffen, die dergelijke negatieve bijwerkingen niet of in veel mindere mate kennen. Nederland zal zich actief inzetten voor duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen die dit bewerkstelligen. Waakzaamheid geldt ook voor het risico van «carbon leakage». Indien bedrijven Europa moeten verlaten omdat zij – door de hoge kosten van emissierechten – geconfronteerd worden met onaanvaardbare concurrentienadelen, schiet het beleid aan zijn doel voorbij.

Energievoorzieningszekerheid is ook een blijvend aandachtspunt in het Europees beleid, gelet op de krappe wereldmarkt voor olie en gas. Nederland zal het beleid voortzetten dat met name is gericht op enkele voor Nederland essentiële leveranciers. De vrije stroom van energiebronnen en de diversificatie van energielevering naar type energiebron, herkomstland en aanvoerroute moet worden bevorderd. Daarom steunt Nederland nieuwe pijpleidingen naar de EU, zoals Nord Stream en Nabucco. Nederland ondersteunt ook de mogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven in de energiesector om handel te drijven en investeringen te doen die bijdragen aan de Nederlandse en wereldwijde energievoorzieningszekerheid. Nederland besteedt uitdrukkelijk aandacht aan energie in de strategische relaties van de EU met grote energieconsumenten als China, India, de VS en Japan, met bijzondere aandacht voor energiebesparing, goed functionerende energiemarkten en stabiliteit in producerende landen, alsmede de relatie met internationaal klimaatbeleid.

Wereldwijd neemt de belangstelling voor kernenergie toe, met name vanwege uitputting van fossiele brandstoffen en de noodzaak CO2 emissies te verminderen. Hoewel in deze kabinetsperiode geen besluit zal worden genomen over de bouw van nieuwe kerncentrales, zal wel worden gedaan wat nodig is om kernenergie niet uit te sluiten als optie voor de toekomst. Nederland zal actief deelnemen aan de Europese en internationale discussies over de voordelen, nadelen en risico’s van kernenergie. Zo neemt Nederland deel aan de High Level Group on Nuclear Safety and Nuclear Waste Management en wordt een mogelijk lidmaatschap van het Global Nuclear Energy Partnership (GNEP) onderzocht.

EU extern beleid

Een sterke EU moet ook een sterk buitenlands- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid voeren. Een sterke positie van Europa in de wereld biedt ons kansen om de waarden waarvoor Europa staat – democratie, rechtszekerheid, respect voor mensenrechten – krachtig uit te dragen in de betrekkingen met derde landen. Hiermee kan vrede, veiligheid en welvaart worden bevorderd in de wereld en ook het respect voor de mensenrechten. Het Verdrag van Lissabon biedt daartoe belangrijke vernieuwende bepalingen: het samengaan van de functie van de hoge vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid met de functie van vice-voorzitter van de Commissie en de oprichting van een Europese dienst voor het externe optreden van de Unie (EDEO). Om zeker te stellen dat de vernieuwingen op dit terrein zo goed mogelijk hun beslag krijgen, wil Nederland dat bij de uitwerking van de bepalingen van het Verdrag van Lissabon doublures en overlap en onduidelijkheid over mandaten en competenties worden voorkomen. Dit uiteraard onder het voorbehoud dat alle lidstaten het Verdrag van Lissabon ratificeren, zodat het in werking kan treden.

De regering zet zich ook in voor ontwikkelingssamenwerking in EU-verband. In 2009 moet verder uitvoering worden gegeven aan de EU Gedragscode over Werkverdeling in Ontwikkelingssamenwerking. Nederland zal in zijn partnerlanden meewerken aan praktische afstemming en vergaande harmonisatie van hulpprogramma’s met zowel EU-lidstaten en de Europese Commissie, als met andere belangrijke donoren in deze landen. Voor de geloofwaardigheid van de Unie blijft belangrijk dat de EU-lidstaten zich houden aan de afspraken van 2005 over verhoging van de officiële hulp (ODA) van de EU tot 0,7% BNP in 2015. Nederland zal achterblijvende lidstaten aanspreken op hun verplichtingen, waarbij de inzet in eerste instantie gericht zal moeten zijn op het bereiken van het tussendoel voor 2010 (minimaal 0.51% BNP/ODA voor «oude» lidstaten).

Het kabinet kondigde in de mensenrechtenstrategie aan het initiatief te zullen nemen om te komen tot effectieve EU-maatregelen ter bestrijding van kinderarbeid, te beginnen met een verbod op de invoer van producten die door de ergste vormen van kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Samen met de Europese Commissie – bevoegd voor internationale handel – wordt thans bezien hoe een WTO-conform verbod zou kunnen worden vormgegeven dat in de praktijk uitvoerbaar is.

Doelstelling 2

Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast.

Probleem en Doel

De gestage uitbreiding van de Europese Unie is in het afgelopen decennium één van de meest succesvolle processen gebleken om samenlevingen te transformeren. Landen die nog maar twintig jaar geleden totalitair geregeerd werden, zijn intussen al weer enige jaren gewaardeerde lidstaten van de Unie. De uitbreiding met een tiental landen in Centraal- en Oost-Europa, naast Malta en Cyprus, heeft de stabiliteit en veiligheid in Europa in hoge mate bevorderd, en de lopende trajecten op de Balkan en in Turkije kunnen een soortgelijk effect sorteren. Evenzeer is het waar dat de jongste uitbreidingsronde aanleiding heeft gegeven tot een reeks aanscherpingen in het uitbreidingsproces. Het kabinet zal er op toezien dat de criteria voor toetreding van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten strikt worden nageleefd.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Nederland ondersteunt de voortzetting van de uitbreidingsstrategie die door de Europese Raad van december 2006 is aangenomen en door de Europese Raad van december 2007 is herbevestigd. Dit betekent dat zowel de EU als de lidstaat in spé gemaakte afspraken moeten nakomen. Nederland zal zich daarbij «strict but fair» opstellen. In het geval van Servië bijvoorbeeld wil Nederland eerst volledige medewerking van dat land met het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. De landen bepalen het tempo van het proces voornamelijk zelf door het voldoen aan de criteria van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten en implementatie hiervan is een voorwaarde voor de aanvraag van kandidaat-lidmaatschap. De onderhandelingen met Turkije moeten worden voortgezet waarbij Turkije moet worden aangesproken op uitvoering van het Ankara Protocol. Daarnaast zullen initiatieven voor de oplossing van de kwestie Cyprus waar mogelijk worden ondersteund. De huidige kandidaat-lidstaten mogen pas een datum voor toetreding krijgen als sprake is van afronding van de toetredingsonderhandelingen. Mede dankzij Nederland zijn de Kopenhagen criteria in het verdrag van Lissabon opgenomen.

Nabuurschapsbeleid

Het Europese nabuurschapsbeleid (ENB) is een generiek instrument voor de relaties met de oostelijke en zuidelijke buurlanden maar biedt daarbinnen volop mogelijkheden voor differentiatie in de samenwerking tussen de EU en het betrokken ENB-partnerland. Nederland moedigt de ENB-landen aan de vele mogelijkheden die het ENB biedt volledig te benutten, waarbij overigens wel duidelijk moet blijven dat het ENB geen voorportaal is tot EU-lidmaatschap. Nederland ondersteunt deze inspanningen bilateraal vanuit het MATRA-programma. De gedifferentieerde benadering geeft de EU de mogelijkheid aan ENB-partners die goede vorderingen maken, met name op het gebied van mensenrechten en goed bestuur, een nauwere relatie met de EU aan te bieden waarbij sprake is van maatwerk. Nederland staat dan ook positief tegenover het voeren van besprekingen met bijvoorbeeld Oekraïne over verdieping en versterking van de relatie met de EU binnen ENB-kader. Nederland ondersteunt voorts de Israëlische ambities om de relaties met de Unie te versterken. Ook Marokko is een land waarmee de Unie de relaties aan het versterken is in het kader van een «geavanceerd statuut». Bij deze verdieping en verbreding van relaties met ENB-landen wordt gedacht aan selectieve overname van EU-acquis op economisch gebied, deelname aan communautaire programma’s en agentschappen, diepe en alomvattende vrijhandelsakkoorden – na WTO-toetreding – en de mogelijkheid tot associatie met GBVB-verklaringen van de EU.

Nederland streeft naar versterking van het EU-Ruslandbeleid. Nu de EU in mei 2008 een akkoord heeft bereikt over het mandaat voor onderhandelingen over een nieuwe samenwerkingsovereenkomst, kan een aanvang gemaakt worden met de feitelijke onderhandelingen. Het nieuwe akkoord kan een belangrijke bijdrage leveren aan de gewenste versterking van de relaties. Hierin zullen energie, maar ook mensenrechten een belangrijke rol gaan spelen. Nederland acht het van groot belang dat de EU zoveel mogelijk met één stem spreekt in de relaties met Rusland en over zoveel mogelijk onderwerpen gemeenschappelijke Europese posities inneemt: enkel zo kan er sprake zijn van effectief beleid.

De Russische disproportionele reactie op de Georgische militaire actie in Zuid Ossetie begin augustus beïnvloed in negatieve zin de relatie tussen de Unie en Rusland. In een eerste reactie heeft de Razeb op 13 augustus het Russische optreden veroordeeld en steun uitgesproken aan het Franse Voorzitterschap dat een breekbaar staakt-het-vurgen tot stand wist te brengen in samenwerking met OVSE-voorzitter en de VS. Net als de NAVO een week later concludeerde, leidt deze crisis ook voor de EU tot de noodzaak in de relatie met Rusland consequenties te verbinden aan de Russische acties. Welke, en op welke wijze de Unie haar betrekkingen met Rusland kan ontwikkelen, vormen onderwerp van nader diepgaand overleg deze herfst. Nederland zal daarbij als ijkpunten enerzijds vasthouden aan de noodzaak Rusland zich te laten houden aan Europese en internationaalrechtelijke verplichtingen en beginselen alsmede anderzijds aan de noodzaak met dit land, waarmee Europa op veel wijzen politiek, cultureel en economisch verbonden is, in constructief engagement en overleg te blijven.

Doelstelling 3

Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten.

Probleem en Doel

De voornaamste dossiers in het Midden-Oosten (het Midden Oosten Vredesproces (MOVP), Libanon, Iran, Irak) blijven het beeld van een Echternach processie vertonen. Onzekere stappen vooruit worden met grote regelmaat afgewisseld met stappen achteruit. Dat brengt regionale spanningen en instabiliteit teweeg, maar het is ook van negatieve invloed op de politieke en economische belangen van Nederland. Het Midden-Oosten herbergt tweederde van de wereld olie- en gasreserves en er zijn tal van dwarsverbanden naar de islamitische gemeenschap in Nederland – twee extra redenen om met kracht te blijven streven naar beheersing van de in dit deel van de wereld hoog opgetaste conflictstof. Het is evident dat Nederland dat niet alleen kan. Daarom wordt in VN-, Europees en ander kader nauw met andere landen samengewerkt.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

MOVP

In het Midden-Oosten staat het Israëlisch-Palestijns conflict centraal. Een duurzame oplossing van dat conflict veronderstelt dat Israël veiligheid wordt geboden achter erkende grenzen, terwijl de Palestijnen tegelijkertijd een onafhankelijke, levensvatbare en democratische staat krijgen. Daarop zijn uiteindelijk alle inspanningen van Nederland, net als die van de EU en de VN, gericht. We zullen ook in 2009 invulling geven aan onze voorgenomen actieve rol in het MOVP. Nederland beschikt daarbij over goede relaties met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit. In het kader van die relaties zullen ook in 2009 regelmatig ministeriële en hoog-ambtelijke bezoeken worden afgelegd. Nederland is een politieke dialoog met Israël gestart, waaraan we in 2009 nadere invulling zullen gegeven. We zullen ons inzetten voor versterking van de relatie tussen de EU en Israël, voortbouwend op uitkomsten van de Associatieraad van juni 2008. Ook zal Nederland de bilaterale relaties met Israël en de Palestijnse gebieden versterken, waaronder de handelsbetrekkingen. Steun wordt verleend aan lokale Israëlisch-Palestijnse intiatieven die bijdragen aan een oplossing van het conflict. Ook zal het hulpprogramma in de Palestijnse gebieden in 2009 worden voortgezet. Dat is gericht op versterking van economische ontwikkeling, mensenrechten en de veiligheidssector. Tevens is het van belang dat het beleid gericht wordt op goed bestuur. Daarnaast is het essentieel voor Palestijnse ontwikkeling dat er een moratorium komt op de uitbreiding van nederzettingen en dat afsluitingen zo veel mogelijk worden beperkt.

In het streven naar verbetering van de situatie in het Midden Oosten werkt Nederland samen met vele anderen. Zo verloopt het leeuwendeel van de Nederlandse hulp aan partnerlanden in de regio via multilaterale kanalen. Ook door Europese projecten (PEGASE, EUPOL COPPS, EU BAM) en de VN (Kwartet) krijgen die inspanningen gestalte. Nederland probeert op alle fronten zijn stem te laten horen. Aan het team van de Speciale Kwartetvertegenwoordiger Tony Blair is een Nederlandse expert toegevoegd, en ook de speciale VN-vertegenwoordiger voor het Midden Oosten is een Nederlander.

Overige aandachtsgebieden

Het Israëlisch-Palestijnse conflict is van cruciaal belang in het Midden-Oosten, maar helaas is het niet de enige kwestie die onze aandacht vraagt. De situatie in Libanon blijft een punt van zorg, ook vanuit regionaal perspectief. De politieke moorden die mede ten grondslag liggen aan de crisis zullen behandeld worden door het Speciaal Tribunaal voor Libanon, dat in Nederland wordt gevestigd en in 2009 volledig operationeel zal worden. Het forensisch onderzoek dat deel uitmaakt van dit onderzoek, wordt grotendeels door het Nederlands Forensisch Instituut uitgevoerd. In het kader van de zogenaamde SSR (Security Sector Reform) zal Nederland ook in 2009 materieel en personeel bijdragen aan de versterking van de logistieke capaciteit van de Libanese strijdkrachten, één van de weinige echt nationale Libanese instellingen.

Syrië speelt een cruciale rol in de regio. Deze rol is negatief ten aanzien het Israëlisch-Palestijnse conflict en de crisis in Libanon. De kritische dialoog met de Syrische autoriteiten zal in beginsel worden voortgezet om positieve veranderingen in het Syrische beleid te bewerkstelligen. De dialoog met Damascus moet vanzelfsprekend wel tot resultaten leiden. Een dubbelhartige houding op deze dossiers is niet aanvaardbaar. Goede afstemming van het beleid ten aanzien van Syrië in EU-kader blijft essentieel.

Ook in 2009 wil Nederland langs diplomatieke weg bevorderen dat Iran het vertrouwen van de internationale gemeenschap in het uitsluitend vreedzame karakter van het nucleaire programma weet te herstellen en de Veiligheidsraad-resoluties onverkort en onverwijld uitvoert. Nederland zal Iran ook blijven aanspreken op mensenrechtenschendingen en de wijze waarop het de veiligheid en stabiliteit in het Midden-Oosten ondermijnt.

Nederland zal de democratisch gekozen Iraakse regering ook in 2009 blijven steunen bij haar inspanningen vooruitgang te boeken in het politieke proces, bevordering van de nationale verzoening, versterking van de rechtstaat en herstel van de openbare orde. Het behoud van de eenheid van Irak blijft uitgangspunt van beleid. Nederland zal nadrukkelijk aandacht blijven vragen voor de mensenrechtensituatie in Irak, waaronder de positie van etnische en religieuze minderheden en kwetsbare groepen.

Betrekkingen met de Islamitische Wereld

De betrekkingen met de islamitische wereld blijven hoogst actueel. Het Westen en de islamitische wereld lijden onder negatieve wederzijdse beeldvorming. Een klein maar groeiend aantal mensen in de islamitische wereld voelt zich aangetrokken door religieus fundamentalisme. Een nog kleinere groep gaat zelfs over tot religieus gemotiveerd terrorisme. Sommige overheden in de islamitische wereld schenden de rechten van de mens en beroepen zich daarbij soms op islamitische tradities. Tegelijkertijd houden zij democratisering tegen door te wijzen op het gevaar dat democratisering radicale islamitische groepen aan de macht brengt.

Om de verhoudingen tussen het Westen en de islamitische wereld te verbeteren, zal verder gewerkt worden met publieksdiplomatie en interculturele dialoog. Maar ook het stimuleren van ontwikkelingen in de islamitische wereld zelf kan bijdragen aan verbeterde verhoudingen. Nederland investeert in de islamitische wereld in het vergroten van kennis, onder meer door het stimuleren van intra-culturele en intra-religieuze dialoog, zichtbaar maken van pluriformiteit binnen samenlevingen, culturen en religies en het vergroten van participatiemogelijkheden.

Doelstelling 4

Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen

Probleem en Doel

De context waarin we onze krijgsmacht inzetten is wezenlijk anders dan in het verleden. Waar in de tijd van de Koude Oorlog de aandacht vooral gericht was op dreigingen in onze nabije omgeving, hebben de uitdagingen van vandaag te maken met dreigingen van een grotere afstand: of het nu gaat om fragiele staten, grootschalige schendingen van mensenrechten, terrorisme of proliferatie van massavernietigingswapens. Deze uitdagingen kunnen veiligheidsrisico’s vormen of de kiem van nieuwe conflicten in zich dragen. Ze raken het Nederlands belang, soms zelfs een rechtstreeks veiligheidsbelang. En daarmee het belang van de Nederlandse burger. De inzet van de krijgsmacht maakt deel uit van het Nederlandse veiligheidsbeleid: een beleid dat flexibel, proactief en in samenwerking met partners inspeelt op de nieuwe uitdagingen.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Bij deze uitdagingen van globalisering hoort de snel inzetbare, expeditionaire en goed toegeruste krijgsmacht waar Nederland over beschikt. De inzet van de krijgsmacht maakt deel uit van het Nederlandse buitenland- en veiligheidsbeleid: een beleid dat flexibel, proactief en in samenwerking met partners inspeelt op de nieuwe uitdagingen. De verantwoordelijkheid voor deze kabinetsdoelstelling is dan ook een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van het ministerie van Defensie en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Aan de gedachtevorming over de toekomstige rol, inzet en inrichting van de krijgsmacht zal Buitenlandse Zaken, ook als deelnemer aan het interdepartementale project Verkenningen, vanuit een geïntegreerde visie op het buitenlands beleid (inclusief Ontwikkelingssamenwerking) blijven bijdragen.

Crisisbeheersingsoperaties

Nederland blijft in 2009 naar vermogen bijdragen aan crisisbeheersingsoperaties. Een inzet die, in lijn met de geïntegreerde benadering, gecombineerd wordt met diplomatieke inspanningen en ontwikkelingssamenwerking, waar relevant ook met ondersteuning van andere ministeries en in samenwerking met non-gouvernementele organisaties. We beschikken over een uitgebreid netwerk van diplomatieke vertegenwoordigingen, dat over de gehele breedte wordt ingezet om deze benadering uit te voeren. Juist daardoor kunnen we geloofwaardig meepraten over vrede en veiligheid in de wereld. Een positie die we zullen gebruiken om, ook in 2009, bij onze partners te pleiten voor verdere integratie van veiligheid- en ontwikkelingsbeleid met overige instrumenten van buitenlands beleid.

De ISAF-operatie in Afghanistan zal ook in 2009 veruit de grootste en meest risicovolle crisisbeheersingsoperatie zijn waar Nederland aan zal bijdragen. Nederland zal daarbij met een groot aantal partners een belangrijke bijdrage blijven leveren aan veiligheid en stabiliteit, verbetering van de mensenrechten en ontwikkeling. De ontwikkelingsinspanning zal in het teken staan van het uitvoeren van de Afghan National Development Strategy (ANDS), waarbij een grotere coördinerende rol op het gebied van (weder)opbouw en bestuursondersteuning zal zijn weggelegd voor de VN.

In het kader van ISAF en EUPOL zal verder worden gestreefd naar versnelde «Afghanisering» van de veiligheidsstructuren. Daarnaast blijft Nederland inzetten op diplomatie en ontwikkeling op nationaal («Afghanistan Reconstruction Trustfund», rechtsstaat, mensenrechten) en regionaal niveau (Pakistan, Iran). Dit vanuit de overtuiging dat veel van de vraagstukken waarmee de internationale gemeenschap geconfronteerd wordt deel zijn van een complexer nationaal en (inter)regionaal geheel. Voorts zal Nederland streven naar een nadrukkelijker civiel profiel van de internationale aanwezigheid.

In Uruzgan zal Nederland, naast de samenwerking met Australië en de VS, nauw samenwerken met de nieuwe partners Frankrijk, Slowakije, Hongarije, Tsjechië en Singapore. Het Nederlandse beleid is erop gericht de lokale bestuurders, de lokale overheidsdiensten en de Afghaanse veiligheidsdiensten (leger en politie) te assisteren zelfstandig op te treden. Nederland levert daaraan een bijdrage, bijvoorbeeld met politietrainers en de inhuur van ontwikkelingsdeskundigen. ISAF zal, samen met de Afghaanse veiligheidsdiensten, operaties blijven uitvoeren om de Taliban te verstoren en hen het initiatief te ontzeggen. In 2009 zullen er tenminste 12 uitgezonden Buitenlandse Zaken-medewerkers werkzaam zijn in Uruzgan. De civiele staf in Tarin Kowt heeft hiermee de omvang van een middelgrote ambassade. Dit illustreert het belang van deze regio voor Nederland. In de loop van 2009 zal het Provincial Reconstrution Team (PRT) onder civiele leiding komen. Ook zal er extra aandacht komen voor een goede communicatie van zowel de resultaten als de uitdagingen van de missie.

Naast Afghanistan zijn Nederlandse militairen ook op veel andere plaatsen in de wereld actief, zoals o.m. in Kosovo, Tsjaad, Bosnië, Soedan en Irak.

Internationale organisaties en fora

De inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties is één instrument in het bredere Nederlandse veiligheidsbeleid. Dat beleid is gestoeld op het besef dat slechts weinig landen afzonderlijk hun eigen veiligheid kunnen garanderen. Samenwerking met partners is het devies. We hebben elkaar nodig om oplossingen te vinden. Daarom kiest Nederland ook in 2009 voor een actieve, geëngageerde internationale opstelling. Een opstelling die zich uit in nauwe samenwerking met partners die dezelfde waarden en normen aanhangen.

Binnen die context blijven wij ons richten op de VN, NAVO en de EU. Nederland zal daarbij specifiek aandacht geven aan de vernieuwingsslagen binnen deze organisaties, maar ook de samenwerking tussen deze organisaties. Het 60-jarig bestaan van de NAVO in 2009 geeft daarbij een uitgelezen mogelijkheid om de organisatie een spiegel voor te houden en lessen te trekken uit de operaties voor de verdere transformatie van het bondgenootschap. Maar we zullen ook aandacht vestigen op nieuwe thema’s als energieveiligheid en raketverdediging. De hernieuwde ambities moeten zich uiten in de vorm van een politieke verklaring, waartoe de top in Boekarest in 2008 opdracht heeft gegeven. Een dergelijke politieke verklaring kan later een bouwsteen vormen voor een nieuw Strategisch Concept voor de NAVO. In het voorjaar zal het 60-jarig jubileum gemarkeerd worden met een topconferentie in het Franse Straatsburg en het Duitse Kehl – symbool voor de bijdrage die het bondgenootschap heeft geleverd aan de Europese veiligheid sinds de Tweede Wereldoorlog.

De EU heeft vooral zijn civiele crisisbeheersingscapaciteit ontwikkeld en ingezet. Nederland zal verdere ontwikkeling van deze capaciteit ondersteunen, ook vanwege de complementariteit aan de meer militaire NAVO- en EVDB (Europees Veiligheids- en Defensiebeleid)-inzet. Daarbij mag de militaire kant van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid niet uit het oog verloren worden. Vooralsnog is deze beperkt gebleven tot een viertal operaties. Wat betreft de Verenigde Naties zal Nederland een leidende rol van de VN bij crisispreventie- en bemiddeling verder stimuleren (zie ook doelstelling 5).

Naast de «traditionele» multilaterale fora zal Nederland proberen ook in nieuwe coalities verder werken aan vrede en veiligheid. Nederland zal landen als China, India, Brazilië, Indonesië en Zuid-Afrika nauwer bij EU- en NAVO-beleid betrekken. Het belangrijkste instrument daarvoor zijn de bilaterale consultaties. In het kader van non-proliferatie zal Nederland nieuwe initiatieven ontwikkelen met relevante partners, zoals bijvoorbeeld het NAVO-7-overleg.

Wapenbeheersing

De noodzaak van een geïntegreerde aanpak geldt niet alleen voor ons optreden in crisisbeheersingsoperaties als Afghanistan. Er bestaat net zo min een exclusief militair antwoord op andere veiligheidsrisico’s van deze tijd, zoals de proliferatie van massavernietigingswapens. Het aantal staten dat over dit soort wapens kan beschikken is toegenomen en het risico dat massavernietigingswapens in handen vallen van niet-statelijke groeperingen dient ook in 2009 serieus te worden genomen. Non-proliferatie blijft dan ook een belangrijk thema. Centraal in het non-proliferatiestelsel staan het Non-Proliferatieverdrag (NPV), het Chemische Wapenverdrag en het Biologische en Toxine Wapensverdrag. Nederland zal bijdragen aan het welslagen van de Toetsingsconferentie van het NPV in 2010. Zo zal Nederland in 2009 verdere initiatieven nemen om de discussie over het belang van een werkend non-proliferatiestelsel een nieuwe impuls te geven.

Nederland stelt zich tot doel de positieve rol die we momenteel spelen op het gebied van conventionele wapenbeheersing te handhaven. We zetten het restrictieve wapenexportbeleid voort. Indicator voor het welslagen van die inzet is (beperking van) het aantal malen dat NL gedurende een kalenderjaar besloot om vergunning te verlenen voor transacties die identiek waren aan transacties waarvoor een ander EU-land eerder een vergunning weigerde (undercut1 ). Daarbij hoort ook het streven naar een verantwoord en effectief wapenexportbeleid in andere landen, onder meer door bilateraal en multilateraal een internationaal wapenhandelsverdrag (ATT) te bepleiten. Mede vanwege de samenhang met de mensenrechtenstrategie zal Nederland zich blijven inzetten voor de totstandkoming van een internationaal wapenhandelsverdrag. Wat betreft het verbod op clustermunitie streeft Nederland naar een toename van het aantal landen dat deelneemt aan het Oslo-proces (voor een verbod op clustermunitie die onaanvaardbaar humanitair leed veroorzaakt).

IndicatorBasiswaarde (met jaartal)Bereikt in 2008Streefwaarde
1. Aantal undercuts1 (2005)00 (2009 en verder)
2. Oslo Proces: aantal deelnemende landen.46 (2007)111125 (2012)

Bron: 1. Formele informatie-uitwisseling op basis van de Europese Gedragscode voor Wapenexport.

2. Ministerie van Buitenlandse Zaken

Doelstelling 5

Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten.

Probleem en Doel

Veiligheid is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Dit geldt zeker voor fragiele staten waar zich talrijke conflicten afspelen en waar meer dan een kwart van de allerarmsten in de wereld woont. Fragiele staten kenmerken zich door politieke instabiliteit, (latent) conflict en door een overheid die door onwil of onmacht cruciale basisdiensten als veiligheid of onderwijs niet levert. De kans op het behalen van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen is in deze landen dan ook klein. Het menselijk leed ter plaatse is groot, stabiliteit en ontwikkeling in buurlanden lopen eveneens gevaar en er is een vruchtbare bodem voor transnationale criminaliteit. Dit zijn risico’s voor de internationale rechtsorde, en dus ook voor Nederland. Voor fragiele staten schiet de traditionele aanpak van ontwikkelingssamenwerking vaak tekort. Nederland streeft daarom naar een combinatie van vredesdividend op korte termijn met een lange-termijn perspectief. Meer dan voorheen zal de samenwerking politiek van aard moeten worden. De context van het land vormt daarbij het vertrekpunt. Alleen door partnerschappen met andere spelers, flexibiliteit en continue monitoring en analyse kunnen kansen op verbetering worden benut – alhoewel er geen garanties bestaan voor snelle successen.

Veiligheid en ontwikkeling vormt één van vier prioriteiten binnen het beleid van ontwikkelingssamenwerking

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Nederland zet zich in om fragiliteit in een aantal partnerlanden terug te dringen, samen met internationale organisaties en andere partners. De inzet per land verschilt, afhankelijk van de lokale context. De gemene deler vormt het streven naar het vergroten van veiligheid, beter bestuur en het creëren van de randvoorwaarden voor betere dienstverlening aan de bevolking. We besteden daarbij tevens aandacht aan mensenrechten, in het bijzonder de rechten van vrouwen.

Voor het vergroten van stabiliteit binnen fragiele staten is de opbouw of hervorming van de veiligheidssector van groot belang. Met Security Sector Reform (SSR) activiteiten beoogt Nederland veiligheidsorganisaties in fragiele staten in staat te stellen hun wettelijke taken op een effectieve en professionele manier uit te voeren en de democratische controle over de veiligheidssector te vergroten en verder te ontwikkelen. In een aantal partnerlanden werkt Buitenlandse Zaken met andere Nederlandse ministeries samen om invulling te geven aan SSR-ondersteuning. Hierover worden concrete afspraken vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten die als bijlage bij de meerjaren strategische plannen (MJSP) van deze partnerlanden worden gevoegd. Voor de betrokken ministeries vormen deze samenwerkingsovereenkomsten het kader waarbinnen zij een bijdrage leveren aan de opbouw of hervorming van de veiligheidssector van het partnerland. De samenwerking tussen de verschillende partners op het gebied van SSR zal in 2009 verder worden geïntensiveerd. Hieronder worden mede begrepen de mogelijkheden voor samenwerking op het gebied van de versterking van de rechtsstaat en de rechterlijke macht.

Kengetal: Failed States Index(voor geselecteerde landen, score van 0 tot 120, 0 = meest stabiel, 120 = minst stabiel)
LandBasiswaarde (2005)Stand per 2006Stand per 2007
Afghanistan99,099,8102,3
Burundi94,396,795,2
Colombia9591,889,7
DR Congo105,3110,1105,5
Guatemala9184,381,4
Pakistan89,4103,1100,1
Soedan104,1112,3113,7

Bron:www.fundforpeace.org

Nederland zal zich in 2009 inzetten voor Afghanistan, Burundi, Colombia, DRC, Guatemala, Kosovo, de Palestijnse gebieden, Pakistan en Sudan. Hieronder een aantal voorbeelden van onze inzet:

In Afghanistan ondersteunt Nederland een sterkere VN-rol om samenhang in de internationale inspanningen te vergroten. Nederland zal aandringen op beter bestuur, vooral in het zuiden, en grotere aandacht voor corruptiebestrijding en verbetering van de mensenrechtensituatie. Verder zal Nederland werken aan het beschikbaar stellen van basisdiensten als onderwijs en gezondheidszorg in geheel Afghanistan. Nederland zal bijdragen aan nationale programma’s via het Afghanistan Reconstruction Trust Fund en via het Law and Order Trust Fund. De civilisering van de missie in Uruzgan zal worden voortgezet.

In Burundi streeft Nederland naar consolidatie van het vredesproces door ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector. We zetten daarbij in op institutionalisering en intensivering van onze samenwerking, zo mogelijk via een Memorandum of Understanding, en op grotere inzet in EU-verband.

Wat betreft Colombia richt de inzet van Nederland zich onder andere op intensivering van de politieke dialoog ten aanzien van misdaadbestrijding (in het bijzonder drugshandel) en het ondersteunen van internationale inspanningen om het vredesproces te faciliteren.

In de Democratische Republiek Congo zal Nederland met de VN en overige partners streven naar een effectieve, democratisch gecontroleerde veiligheidssector met een effectief geweldsmonopolie. Ook streven we naar een duidelijk vredesdividend in het oosten, door voortzetting van een mede door Nederland geïnitieerd internationaal stabilisatieprogramma en bestrijding van straffeloosheid en geweld tegen vrouwen.

In Guatemala richten we ons op vermindering van de sociale ongelijkheid, met name door ondersteuning van activiteiten gericht op respect voor de mensenrechten, versterking van de staat en duurzame ontwikkeling conform de MDGs.

Onze prioriteiten voor de Palestijnse gebieden vallen binnen de kaders van het Palestinian Reform and Development Plan (PRDP), en betreffen activiteiten op het gebied van goed bestuur, bescherming van de mensenrechten, economische wederopbouw en humanitaire hulp.

In Soedan streeft Nederland naar sneller vredesdividend in het zuiden, in de aanloop naar de mijlpaal van het referendum van 2011. Nederland blijft dan ook in 2009 donor van het nieuwe «Sudan Recovery Fund» en voorzitter van de stuurgroep voor het multi-donor trust fund voor Zuid-Soedan. De mensenrechtensituatie in Darfur blijft een groot punt van zorg en moet verbeterd worden. Nederland is bereid om een leidende rol te spelen in het wederopbouwproces in Darfur, zodra de vijandelijkheden gestaakt worden en inclusieve politieke dialoog is gestart.

Wat betreft Kosovo richt Nederland zich op private sector ontwikkeling, milieu en de opbouw en bestendiging van de democratisch gecontroleerde veiligheidssector.

Internationale samenwerking

Alleen via goede internationale samenwerking en een leidende rol van de VN en andere internationale organisaties kunnen we de grootschalige inspanning realiseren die nodig is om fragiliteit te bestrijden.

In 2009 zal Nederland binnen de VN streven naar goede werkafspraken die de kloof tussen humanitaire hulp en wederopbouw grotendeels dichten en die de continue beschikbaarheid van financiering voor transitie zeker stellen. Ook zal Nederland er bij VN-agentschappen op aandringen dat hun programma’s in landen met vredesmissies gecoördineerd worden met de strategie en activiteiten van de missie. Nederland zal zich in 2009 ervoor inspannen dat de VN en WereldBank standaard modaliteiten creëren en werkafspraken maken voor snel beschikbare middelen (rapid disbursement windows) en multidonor trust funds (MDTF’s).

Ook zal Nederland aandringen op een leidende rol van UNDP bij het verder vormgeven van geïntegreerde vredesmissies. De Peace Building Commission en het gerelateerde vredesopbouwfonds zullen worden gesteund. Verder zal Nederland een leidende rol van de VN bij preventie en bemiddeling stimuleren.

Om Afrika te steunen in de opbouw van een professioneel veiligheidsapparaat streeft Nederland in 2009 ook naar versterking van de vredeshandhavingscapaciteiten van de Afrikaanse Unie via VN en/of EU. In EVDB-verband zullen we ons in 2009 richten op verdere EU-aandacht voor Afghanistan, Sudan, Burundi, DRC, Kosovo, Pakistan, Guatemala, Colombia en de Palestijnse gebieden.

Nederland spant zich in om activiteiten van spelers uit de geïndustrialiseerde wereld die fragiliteit en gewapend conflict bevorderen zoveel mogelijk te beperken. Effectieve controlemechanismen zijn essentieel voor een internationaal klimaat dat fragiele staten helpt hun situatie te verbeteren. Om proliferatie van kleine wapens tegen te gaan zet Nederland zich in voor positieve conclusies van de group of experts die de mogelijkheden voor een UN Arms Trade Treaty onderzoekt. Op landenniveau zullen we Uganda en Burundi ondersteunen bij het tegengaan van de verspreiding van kleine wapens.

Uitwerking en ondersteuning

We beogen een rijksbrede inzet van middelen en expertise om fragiliteit te bestrijden. Kern vormt de gezamenlijke inzet van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie, Binnenlandse Zaken en Justitie, met steun van Economische Zaken en Financiën. De samenwerking in dit verband zal in 2009 verder worden geïntensiveerd, onder andere in de interdepartementale stuurgroep Veiligheid en Wederopbouw.

In 2009 zal met deze ministeries gekeken worden hoe Nederlandse en internationale deskundigheid het beste kunnen worden ingezet in fragiele staten. Door middel van onder andere detacheringen, standaardisering van uitzendingen en poolvorming van experts wordt hieraan vorm gegeven. In 2009 krijgen ambassades in fragiele staten wederom de beschikking over gedelegeerde flexibele fondsen. Het stabiliteitsfonds werd in 2008 structureel verhoogd met een bedrag van 10 mln euro per jaar tot een totaal van 87,1 mln euro op jaarbasis. In 2009 is een verdere ophoging van het fonds voorzien.

Ter ondersteuning van de beleidsintensivering voor fragiele staten heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2008 een Eenheid Fragiliteit en Vredesopbouw (EFV) ingesteld. Deze eenheid zal ook in 2009 de Nederlandse inzet voor fragiele staten ondersteunen en zal samenwerken met ambassades, andere directies binnen departement, andere ministeries en (inter-)nationale partners.

Doelstelling 6

Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij.

Probleem en Doel

De Millennium ontwikkelingsdoelen (MDG’s) vormen de concrete meetpunten van een brede agenda voor ontwikkeling. Nederland toont zich sinds de ondertekening in 2000 een groot voorvechter van de MDG’s. De doelen beschrijven stuk voor stuk randvoorwaarden voor mensen om te kunnen ontsnappen aan armoede. De doelen blijken ambitieus, en vergen inzet om nieuwe uitdagingen, zoals sterk stijgende voedselprijzen en groeiende milieu-gerelateerde problemen, het hoofd te bieden. Het Kabinet heeft de MDG’s centraal gesteld in het beleidsprogramma. Vervolgens is er voor het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen dichterbij» een scan gemaakt van de stand van zaken bij het bereiken van de MDG’s. Op basis van deze scan zijn vier prioriteiten benoemd.

De vier prioriteiten binnen Ontwikkelingssamenwerking

In de periode 2007-2011 staan de volgende prioriteiten centraal:

I. Veiligheid en ontwikkeling: In fragiele staten zijn de achterstanden op MDG’s veelal het grootst

II. Groei en verdeling: Naast een nieuwe nadruk op duurzame groei en private sector ontwikkeling is het belangrijk de kloof tussen arm en rijk te overbruggen

III. Gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: Op dit gebied zijn er grote achterstanden in het dichterbij brengen van de MDG’s (met name MDG 3 en 5)

IV. Duurzaamheid, klimaat en energie: Essentieel voor het realiseren van bijna alle MDG’s in het licht van de Bali-top en een eerlijke verdeling van de milieugebruiksrechten

We verwachten dat we hiermee ontwikkelingen kunnen versnellen. Naast de gebaande paden zoeken we naar innovatieve manieren om de grote uitdagingen te adresseren – moderne ontwikkelingssamenwerking. Daarom de Akkoorden van Schokland.

Het project «De Millennium ontwikkelingsdoelen dichterbij» heeft een belangrijke impuls gegeven aan het zoeken naar nieuwe partners en werkwijzen binnen ontwikkelingssamenwerking. In het project staat deze vernieuwende manier van werken, met nieuwe spelers en nieuwe methodes, centraal. In 2009 zal een tweede ronde van Akkoorden worden gesloten om deze vernieuwende methoden krachtig te ondersteunen.

In 2015...

MDG1 zijn extreme armoede en honger uitgebannen

MDG2 gaan alle jongens en meisjes naar school en maken die af

MDG3 hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten

MDG4 is kindersterfte sterk afgenomen

MDG5 sterven er minder vrouwen door zwangerschap

MDG6 is de verspreiding van ziektes als aids en malaria gestopt

MDG7 leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu

MDG 8 is er meer eerlijke handel, schuldverlichting en hulp.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

In 2009 is de inzet van Nederland gericht op de uitvoering van dit nieuwe beleid. Het beleid is geformuleerd, de ideeën hebben vorm gekregen en de prioriteiten zijn gesteld. Kortom, 2009 zal het jaar worden van samenwerking ten behoeve van een verhoogde groei en verdeling door hogere en efficiëntere landbouwproductie, door het nieuwe ORIO investeringsprogramma en het stimuleren van de private sector. 2009 wordt ook het jaar van concrete activiteiten onder het MDG 3 fonds, het tegengaan van geweld tegen vrouwen en het uitvoeren en veiligstellen van de Caïro-agenda ten aanzien van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Voor concrete activiteiten op de andere twee prioritaire gebieden wordt verwezen naar doelstelling 5 voor veiligheid en ontwikkeling, en naar doelstelling 8 voor duurzaamheid, klimaat en energie.

Deze doelstelling zal uitgewerkt worden aan de hand van de acht MDG’s.

Goed bestuur in prioritaire landen

In de beleidsnota «Een zaak van Iedereen» is geconstateerd dat een politiekere benadering van ontwikkelingssamenwerking nodig is. Omdat veel mensen geen profijt trekken van hogere economische groei. Omdat vrouwen vaak geen toegang hebben tot elementaire voorzieningen. Omdat honger nog steeds de wereld niet uit is en vooral kinderen hier het slachtoffer van zijn. Steeds duidelijker blijkt dat dit soort problemen geen simpele oplossing kennen. Het is geen kwestie van alleen meer technische assistentie en extra geld. Vaak kennen ontwikkelingsproblemen, zoals gebrekkige toegang tot dienstverlening en tot rechtspraak politieke oorzaken. Dit betekent dat kennis nodig is van de politieke context in een land en dat de inzet niet alleen technisch, maar ook politiek moet zijn. Politiek goed bestuur is cruciaal om MDG’s te kunnen halen. Uiteindelijk hangen kansen voor ontwikkeling af van de mate waarin overheden inspelen op de behoeften van burgers en van de mogelijkheid voor de bevolking om mee te praten. Goed bestuur betekent gevestigde belangen doorbreken en een dynamiek losmaken ten gunste van ontwikkeling: het raakt de kern van politiek en besluitvorming. Het is het ondersteunen van veranderingsprocessen in de maatschappijen dáár, zodat de kans vergroot wordt om ontwikkelingsresultaten te bereiken.

Zo ondersteunt Nederland ondermeer International IDEA om parlementariërs in ontwikkelingslanden te stimuleren en te ondersteunen in hun verantwoordelijkheden bij de totstandkoming van nationale ontwikkelingsagenda’s. Ook ambassades werken direct met lokale partners aan versterkt burgerschap door bijvoorbeeld civic education (onder andere in Mali) en betere representatie van bestuur, door de deelname van vrouwen aan lokale bestuursorganen (zoals in Guatemala). Daarnaast wordt het debat tussen politici en burgers gestimuleerd, bijvoorbeeld door versterking van de media. Ambassades zullen intensiever gaan samenwerken met organisaties als SNV en NIMD om verantwoording van overheden aan de eigen burgers te bevorderen. Zij kunnen elkaar daarbij aanvullen en versterken, vooral ook omdat zij gezamenlijk beter de verschillende overheidsniveaus kunnen bestrijken, zowel bestuurlijk als politiek.

Nederland legt prioriteit bij de ondersteuning van partnerlanden op het terrein van inspraak, participatie en verantwoording. Voice and accountability zijn dé kern van het politieke goed bestuursbeleid. Corruptiebestrijding en versterking van de rechtsstaat zullen in dit bredere verband worden aangepakt. Dit blijkt uit de Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses (SGACA’s), die sinds 2007 worden uitgevoerd. In 2009 zullen een aantal SGACA’s worden uitgevoerd.

kst-31700-V-2-4.gif

Extreme armoede en honger uitbannen (MDG1)

Groei en verdeling is een prioritair aandachtsgebied binnen ontwikkelingssamenwerking en MDG 1

Procentueel gezien neemt de wereldwijde armoede af. Er is sprake van substantiële economische groei in een groot deel van de wereld. Vorig jaar nog was de verwachting dat MDG 1, halvering van de armoede in 2015, gehaald zou worden. Maar de recente prijsstijgingen van grondstoffen, energie en voedsel maken dat weer onzeker. De verdelingsagenda, die deze regering zo nadrukkelijk heeft verbonden aan het groeibeleid, neemt door deze ontwikkelingen alleen maar in relevantie toe.

Meer aandacht voor landbouw

In het kader van de prioriteit «Groei en verdeling» zet Nederland in 2009 sterk in op het versterken van de landbouw in ontwikkelingslanden. Immers, een belangrijk deel van de armen bevindt zich onder de bevolking op het platteland. De landbouw is dan ook van groot belang voor het behalen van MDG 1. In 2008 werden in samenwerking met het ministerie van LNV de beleidsvoornemens ten aanzien van landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid met de Tweede Kamer besproken. In 2009 wordt concreet ingezet op verbetering van inkomens en bescherming van mensen die in de landbouw en bij rurale bedrijven werken. Gelijke behandeling van vrouwen en meisjes bij toegang tot hulpbronnen, water, landgebruik, landrechten en kredietverlening is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Innovatie en versterking van kennis en onderzoek zijn cruciaal, om zo een groene revolutie in Afrika te bewerkstelligen die ook arme boeren helpt. Om productieverhoging te realiseren moeten we gebruik kunnen maken van nieuwe technologieën. De opzet en verdere ontwikkeling van duurzame handels- en productieketens moet worden bevorderd, en er moet worden gezorgd voor ondersteuning van directe voedsel voorziening en werkgelegenheid. Waar mogelijk moet de landbouw weer een dynamische groeisector worden, die bijdraagt aan economische ontwikkeling en betaalbaar voedsel.

De armsten moeten mee kunnen doen in eigen land

Het ontbreekt ontwikkelingslanden vaak aan een heldere en samenhangende groeistrategie, die gericht is op het scheppen van meer werkgelegenheid en het bevorderen van een eerlijkere verdeling, vooral voor armen. Het is belangrijk om de groeistrategie te verhelderen en te richten op de lokaal specifieke situatie van het land of sector. Te vaak is macrobeleid algemeen van karakter, met te weinig aandacht voor hoe dat beleid nu uitwerkt in de praktijk, waarin bedrijven en organisaties voor werkgelegenheid moeten zorgen. In 2009 willen we in een aantal landen, te beginnen in Bolivia, Benin, Uganda en Zambia, inzetten op een verdieping van het debat over het macrobeleid en de te maken beleidskeuzes door enerzijds uit te gaan van lokaal aanwezige instituties, regelgeving en beschikbare productiefactoren en anderzijds door die prangende belemmeringen in kaart te brengen. Het accent komt te liggen op het benutten van (start)kansen en toegang van de armsten tot diensten en productiemiddelen en het verder vergroten van die kansen. Nederland speelt een katalyserende rol bij landenspecifieke groeianalyses, welke worden opgesteld door de landen zelf, onder meer door overleg met partnerlanden en donoren zoals de Wereldbank en IMF te stimuleren. Verder brengt Nederland producentenorganisaties, werkgevers en vakbonden bij elkaar om de sociaaleconomische dialoog in ontwikkelingslanden te initiëren of te verdiepen.

Een gezond ondernemersklimaat is essentieel voor economische groei

Om werkgelegenheid voor armen te bevorderen, moet er sprake zijn van een gezond ondernemingsklimaat. Toegang tot onderwijs krediet en rechtspraak bijvoorbeeld, maar ook toegang tot investeringen in infrastructuur, kennis en energievoorziening. Betere wet- en regelgeving, consistente rechtspraak en anti-corruptie maatregelen die resultaat opleveren, zijn belangrijke voorwaarden om onzekerheid te verminderen en zo de economische groei, maar ook een betere verdeling, te stimuleren. Aan deze agenda wil Nederland bijdragen. Vooral door te bevorderen dat armen ook van deze inzet kunnen profiteren. Dit kan bijvoorbeeld door innovatieve interventies, die de toegang voor zowel armen als het MKB tot financiële diensten en producten verbeteren. Producten voor risicomanagement, zoals verzekeringen en toegang tot meso-financiering zijn speerpunten voor 2009.

ORIO

Een belangrijk instrument gericht op ontwikkeling van infrastructuur in ontwikkelingslanden is het programma voor Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties (ORET). Nederland laat per 1 januari 2009 een aangepaste regeling, Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO), ingaan1. De aangepaste regeling richt zich sterker dan de oude regeling op de ontwikkeling van publieke infrastructuur in ontwikkelingslanden die bijdraagt aan het bereiken van de MDG’s en pro-poor economische groei. De regeling heeft een duurzamer en ontwikkelingsrelevanter karakter gekregen. Daarnaast is de aangepaste regeling relevanter voor het MKB – zowel in Nederland als in ontwikkelingslanden – en wordt er meer focus in de regeling gebracht door een beperking van landen en keuze voor sectoren in landen. Voor landen waar het moeilijker werken is, zoals in fragiele staten, komen aanvullende maatregelen zoals hogere schenkingspercentages, om ook in deze landen een bijdrage te kunnen leveren.

Nederland vindt het belangrijk dat bedrijven in Noord en Zuid ondernemen vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarom stellen we ons tot doel om de MVO-bewustwording in ontwikkelingslanden en in Nederland te verhogen.

kst-31700-V-2-5.gif

Alle jongens en meisjes naar school (MDG 2)

Economische groei is belangrijk voor ontwikkeling en duurzame armoedebestrijding, maar belangrijker is om deze groei robuust te maken, en minder afhankelijk te laten zijn van prijsschommelingen op de wereldmarkt. Ontwikkelingslanden worden gestimuleerd om alternatieve economische bedrijvigheid ontwikkelen, waarvoor zij kennis, technologie en een goed opgeleide bevolking nodig hebben. Daarom investeert Nederland in verbetering van de toegang tot en de kwaliteit in de gehele onderwijskolom: voorschoolse zorg, basis-, hoger- en beroepsonderwijs.

Maar niet alleen de economische betekenis van onderwijs telt: ook bestuur, gezondheid en milieu profiteren enorm van een beter geschoolde bevolking. MDG 2 staat daarmee heel centraal in het ontwikkelingsvraagstuk: individuen krijgen meer kansen en mogelijkheden, de samenleving als geheel krijgt meer levenskracht. Nederland blijft daarom een aanzienlijke bijdrage leveren aan het behalen van de internationaal afgesproken doelstellingen op het gebied van onderwijs. De huidige groei van deelname van het aantal kinderen aan onderwijs moet daarvoor echter nog een extra impuls krijgen, te meer daar een groot aantal kinderen dat nu nog geen onderwijs volgt in fragiele staten woont. Daarnaast wordt geïnvesteerd in het opzetten van programma’s voor voorschoolse zorg en onderwijs, waardoor kinderen beter in staat zijn vervolgonderwijs met succes te doorlopen. In 2009 zullen we de behaalde resultaten bestendigen en verdere verbetering aanbrengen in de kwaliteit van het onderwijs.

kst-31700-V-2-6.gif

Gelijke rechten en kansen voor mannen en vrouwen (MDG 3)

Gelijke rechten voor mannen en vrouwen vormt een prioritair aandachtsgebied binnen ontwikkelingssamenwerking

Er is niet één indicator om de voortgang op MDG3 te meten. Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en het vergroten van de zeggenschap van vrouwen zijn immers niet synoniem. Gelijkwaardigheid kijkt naar de relatieve positie van vrouwen ten opzichte van mannen, terwijl bij zeggenschap (empowerment) gekeken wordt naar de absolute verbetering van de positie van vrouwen.

Op sommige terreinen is goede vooruitgang te zien: zo beginnen relatief en absoluut steeds meer meisjes aan het lager onderwijs. Maar meisjes maken hun school minder vaak af dan jongens. En de sterfte van vrouwen in het kraambed is in de afgelopen decennia nauwelijks afgenomen. Ook blijft het aandeel vrouwen met werk buiten de landbouw laag, neemt de arbeidsparticipatie van vrouwen niet erg toe, is het uurloon van vrouwen op veel plaatsen tientallen procenten lager dan dat van mannen en wordt in geen enkele regio het in 1995 in Beijing gestelde doel van 25% vrouwen in parlement, politiek en bestuur bereikt. En nog steeds krijgt wereldwijd naar schatting 1 op de 3 vrouwen in haar leven te maken met seksegerelateerd geweld. Naar schatting, want er zijn op dit terrein – evenals op andere indicatoren – weinig betrouwbare genderspecifieke data beschikbaar. Dat in zichzelf is al een indicatie van de achtergestelde positie van vrouwen. Duidelijk is dat nog veel werk moet worden verzet.

Het Nederlandse genderbeleid richt zich zowel op het bevorderen van gelijke rechten als op het creëren van gelijke kansen voor vrouwen en meisjes. Zo wordt binnen de inzet op het gebied van onderwijs expliciet aandacht besteed aan het vergroten van de mogelijkheden voor meisjes om naar school te gaan en deze ook af te maken en worden binnen de economische sfeer activiteiten ondersteund die vrouwen meer gelijke land- en erfrechten bieden. Tegelijk wordt geïnvesteerd in het bevorderen van het lokale maatschappelijke debat over genderongelijkheid, door diverse organisaties die hierin zijn gespecialiseerd te ondersteunen. Tevens wordt actief opgetreden tegen seksegerelateerd geweld en is er specifieke aandacht voor de positie en rol van vrouwen in (post)conflictgebieden.

MDG3: stimuleren van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwenen vergroten van de zeggenschap van vrouwen
Indicatoren1990–19912005/2006
Onderwijs  
Ratio meisjes-jongens enrollment in basis en middelbaar onderwijs9094
– In MOL’s, basisonderwijs7989
– In MOL’s, middelbaar onderwijs7781
– In MOL’s, tertiair onderwijs57 (1999)63
Analfabetisme, % vrouwen t.o.v. mannen92
Gezondheid  
% vrouwen 15–49 jaar dat voorbehoedsmiddelen gebruikt5564
– Sub-Sahara Afrika1221
percentage tienermoederspmpm
Toegang tot economie  
Ratio geschat jaarinkomen vrouwen/mannen53
Arbeidsparticipatie vrouwen buiten de landbouw36%39%
Politieke participatie  
Aandeel vrouwen op zetels in parlementen13%17%

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.; hdrstats.undp.org ; Wereldbank Data & Statistics website; www.worldbank.org

In 2008 is de aftrap gegeven voor een MDG3 fonds, dat gericht is op het verbeteren van de rechten en kansen voor vrouwen door het ondersteunen van maatschappelijke initiatieven. Dit leverde een overweldigende respons van ruim 400 voorstellen op. Hieruit zijn enkele tientallen projecten geselecteerd, waaraan in 2009 19 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld. De projecten richten zich onder meer op het vergroten van de politieke en bestuurlijke participatie van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen, het berechten van plegers van seksegerelateerd geweld en het bestrijden van genitale verminking in Afrika. De internationale betrokkenheid om concrete actie te nemen voor MDG3 is gelukkig groeiende. De Deense campagne rond de MDG3 Torch is succesvol. Het is nu zaak door te pakken. In dit licht is Nederland voorstander van de instelling van een EU-vrouwengezant, die zowel binnen de EU als in het externe beleid de gelijke rechten en kansen van vrouwen waarborgt.

Schokland: «Geweld tegen vrouwen de wereld uit»

Op het terrein van de bestrijding van geweld tegen vrouwen heeft het Schoklandakkoord «Geweld tegen vrouwen de wereld uit» geresulteerd in de identificatie van bilaterale activiteiten in Ethiopië, Mozambique, Ghana, Guatemala, Bangladesh, de DRC, Egypte en Macedonië. In 2009 wordt in dit kader 5,4 miljoen euro beschikbaar gesteld voor opvang en begeleiding van slachtoffers van seksegerelateerd geweld, ondersteuning bij de aanscherping van lokale wetgeving en versterking van de capaciteit van politie en justitie om geweldplegers te vervolgen. De samenwerking met de maatschappelijke partners van het Schoklandakkoord zal verder worden geïntensiveerd. Daarnaast blijft Nederland het VN Trust Fund on Violence Against Women, dat onderdeel is geworden van een VN brede campagne rond de bestrijding van geweld tegen vrouwen, steunen.

kst-31700-V-2-7.gif

Naar een betere gezondheidszorg, vooral voor vrouwen (MDG 4, 5 en 6)

De slechte positie van vrouwen, een gebrek aan erkenning van vrouwenrechten en de deplorabele staat van de gezondheidszorg in veel ontwikkelingslanden zijn belangrijke onderliggende oorzaken voor de beperkte voortgang op de gezondheid-MDG’s. Gezondheid wordt daarnaast bepaald door factoren die buiten het blikveld van de gezondheidszorg vallen, zoals onderwijs, goede voeding en drinkwater en sanitatie. Een geïntegreerde aanpak is daarom noodzakelijk om voortgang te boeken op de gezondheid-MDG’s.

Het is duidelijk dat de hiv/aids epidemie verstrekkende sociaal-economische gevolgen heeft. De epidemie wordt gezien als één van de verklarende factoren voor de tragere voortgang op MDG’s sinds 1990. Arbeidskrachten, verplegers, artsen en onderwijzers vallen ten prooi aan de ziekte en het aantal infecties blijft toenemen. Daarom streven we naar het bereiken van een wereldwijd overeengekomen doelstelling ten aanzien van universele toegang tot preventie, behandeling en zorg in 2010. Nederland stelt zich daarnaast tot doel om in het kader van harm reduction en hiv-preventie een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de hiv-epidemie onder kwetsbare groepen.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten vormt een prioritair aandachtsgebied binnen Ontwikkelingssamenwerking

De vraag naar betere diensten voor seksuele en reproductieve gezondheid klinkt niet sterk door op nationaal en internationaal niveau. Hoge moedersterfte getuigt van het tekortschieten van de bestaande diensten. Het bereiken van meetbare voortgang van «gezondheid van moeders» en «toegang tot reproductieve gezondheid voor iedereen» is lastig omdat er een complex van zaken tegelijk op orde moet zijn om dit te kunnen garanderen. Snelle resultaten zijn niet te halen, maar we zetten in op het creëren van díe essentiële randvoorwaarden die in hun samenhang naar verwachting tot winst zullen leiden: verbeteren van beschikbaarheid van «reproductive health commodities», meer en goed opgeleide vroedvrouwen die bevallingen begeleiden, versterken van gezondheidssystemen om te komen tot betere dienstverlening, veilige abortus en pleitbezorging voor de rechten en praktijken rond seksuele en reproductieve gezondheid1.

In 2009 is het 15 jaar geleden dat de International Conference on Population and Development in Caïro werd gehouden. Om deze reden zal er internationaal veel aandacht zijn voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Om opnieuw aandacht te vragen voor het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zet Nederland, in opvolging van de motie Gill’ard, samen met UNFPA, in op het organiseren van een High Level bijeenkomst. Nederland beoogt hiermee het draagvlak voor het uitvoeren van het Caïro-actieprogramma te vergroten en meer politiek en financieel commitment op parlementair en ministerieel niveau te generen voor het dichterbij brengen van MDG 5.

kst-31700-V-2-8.gif

Schokland-akoord: Het betaalbaar maken van het vrouwencondoom

Tijdens het Akkoord van Schokland is er publiek-privaat samenwerkingsverband opgezet om de prijs van het vrouwencondoom zodanig te laten dalen dat dit voor meer vrouwen betaalbaar wordt, en de vraag ernaar stijgt. Door de toegang tot het vrouwencondoom te verhogen neemt de hoeveelheid ongewenste zwangerschappen en daarmee uiteindelijk de moedersterfte (MDG5) af. Ook heeft het vrouwencondoom een positief effect op de verspreiding van seksueel overdraagbare infecties (inclusief hiv/aids) en daarmee uiteindelijk ook minder sterfte ten gevolge van aids en minder ziektelast (MDG6). Voor 2009 betekent dit concreet dat met de productie van een verbeterd type vrouwencondoom kan worden gestart en dat dit type in een aantal landen kan worden geïntroduceerd en gepromoot via voorlichtingscampagnes.

kst-31700-V-2-9.gif

Meer toegang tot drinkwater en sanitatie (MDG 7)

MDG7 omvat meerdere thema’s, die samengebracht worden in twee hoofdonderwerpen; duurzame leefomgeving (uitwerking in doelstelling 8) en drinkwater en sanitatie. Schoon water betekent minder ziektes. Meer water betekent meer voedsel, gezonder vee, minder conflict. Iedereen profiteert van meer en schoner water, maar vrouwen vaak nog meer dan mannen. Meisjes mogen zonder aparte toiletten vaak niet naar school. Water halen is in vele ontwikkelingslanden een tijdrovende dagactiviteit, die veelal op de schouders van de vrouwen neerkomt. De helft van alle gezondheidsproblemen in arme landen wordt veroorzaakt door vuil drinkwater en gebrekkige sanitatie. Nederland probeert de toegang tot drinkwater en sanitatie breed erkend te krijgen als mensenrecht, als prikkel om de toegang tot deze voorzieningen te verbeteren. Ook draagt Nederland bij door invulling te geven aan de doelstelling om 50 miljoen mensen van drinkwater en sanitaire voorzieningen te voorzien.

kst-31700-V-2-10.gifkst-31700-V-2-11.gif

Een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling (MDG8)

Individuele landen en donoren kunnen deze doelen niet alleen bereiken. MDG 8 stelt daarom dat er een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling moet komen. Partnerlanden hebben een sleutelrol, door de verantwoordelijkheid en het eigenaarschap van hun ontwikkeling aan zich te trekken. En donoren hebben beloofd hen daarbij te ondersteunen. Nederland geeft in 2009 weer 0,8% van het BNP (waarvan 0,1% voor internationaal natuur- en milieubeleid) aan ontwikkelingssamenwerking (ODA). Ook gaan wij door met het aanspreken van andere donoren op hun belofte om 0,7% BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. We zullen daarom alert zijn op de naleving van de afspraken die tijdens de High Level Meeting in Accra en de Financing for Development conferentie, eind 2008, zijn gemaakt.

Niet alleen de omvang maar ook de kwaliteit van de hulp moet worden verhoogd. De aanbevelingen van Accra zijn voor Nederland leidend. In 2009 zal een actieplan van kracht worden om de aanbevelingen van Accra in de praktijk te kunnen brengen. Hulp alleen is echter niet voldoende. Het partnerschap van MDG 8 strekt zich ook uit tot andere beleidsterreinen die de ruimte voor het ontwikkelingsproces bepalen. Nederland zal zich daarom blijven inzetten voor de coherentie van het ontwikkelingsbeleid op nationaal, Europees en multilateraal niveau.

De Financing for Development + 5 conferentie in Doha zal nog eens bevestigen dat meer hulp, een opener handels- en investeringssysteem, betere zorg voor het klimaat, grotere veiligheid en betere functionerende internationale instituties onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Naast hulp is eerlijke handel essentieel voor ontwikkelingslanden. Dat moet tot uitdrukking komen in de ontwikkeling van duurzame handelsketens, zoals via het Schokland akkoord «Initiatief voor Duurzame Handel». Ook in 2009 blijft Nederland streven naar een opener en eerlijker handelssysteem. Daarom zet Nederland in op een ambitieuze afronding van de WTO Doha-ronde met nadruk op de ontwikkelingsdimensie. Daarnaast zetten we ons in voor een evenwichtige uitkomst van de onderhandelingen over de Economic Partnership Agreements (EPA’s), die nationale processen van groei en verdeling ondersteunen en regionale integratie bevorderen. Deze handelsakkoorden hebben vaak grote consequenties voor het verdelingsvraagstuk. Daarom moet ontwikkelingslanden voldoende beleidsvrijheid ofwel «policy space» worden gegeven, zodat zij zelf flankerende maatregelen kunnen ontwikkelen om beter te profiteren van de voordelen van globalisering.

Nederland steunt daarnaast het One UN-proces, waarbij de VN-organisaties op landenniveau op ontwikkelingsterrein voortaan als eenheid moeten opereren. Ten aanzien van het thema milieu zal een nieuw internationaal verdrag, als opvolger van het Kyoto protocol, rekening moeten houden met klimaataanpassing. Voor wat betreft de financiering van de additionele kosten van klimaataanpassing, gaat Nederland uit van de principes van «de vervuiler betaalt», solidariteit en verantwoordelijkheid.

In 2009 wordt de derde rapportage «Resultaten in Ontwikkeling 2007/2008» aan de Kamer aangeboden. Deze rapportage geeft een weergavevan de gezamenlijke resultaten in de partnerlanden in de prioritaire sectoren. Tevens wordt in deze rapportage de Nederlandse inzet op MDG8 opgenomen.

Kort en goed: ook in 2009 zal inzet worden geleverd om een schoner, rechtvaardiger, socialer en veiliger wereld te bereiken. Met de inzet van alle middelen. De Millennium doelen komen dichterbij, het jaar 2015 werpt zijn schaduwen vooruit. De wereld is er nog niet klaar voor. Onze inzet blijft onverminderd nodig.

Doelstelling 7

Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld

Probleem en Doel

Een pro-actieve bevordering van de mensenrechten, gebaseerd op morele gronden en overtuiging staat ook het komend jaar centraal in het Nederlandse buitenlandse beleid. Gerechtigheid, gelijkwaardigheid, humaniteit, respect, solidariteit en naastenliefde zijn de waarden die de ankers vormen van een beschaafde en menswaardige samenleving.In 2009 is het 61 jaar geleden dat de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens werd aangenomen. De fundamentele rechten die daarin staan, horen voor iedereen, altijd en overal te gelden. Dit universaliteitsbeginsel is de essentiële basis onder het mensenrechtenbouwwerk. Maar mensenrechten zijn nog steeds niet vanzelfsprekend. Waar mensenrechten onder druk staan, moet Nederland die zo goed mogelijk verdedigen. Veiligheid en sociale en economische vooruitgang zijn namelijk onmogelijk als mensenrechten niet worden nageleefd. De mensenrechtenstrategie «Naar Een Menswaardig Bestaan» benoemt meer dan honderd maatregelen voor intensivering van het mensenrechtenbeleid over de volle breedte. Het doel van onze inspanningen is helder: het verbeteren van de mensenrechtensituatie wereldwijd. Want respect voor mensenrechten leidt tot een stabiele wereld, en die stabiliteit is uiteindelijk ook in het belang van Nederland en van ons bedrijfsleven.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Het uitgangspunt van de in 2008 door de Tweede Kamer besproken Mensenrechtenstrategie legt de nadruk op implementatie van mensenrechtennormen op landenniveau, met bijzondere aandacht voor concrete strategische doelstellingen op diverse mensenrechtenthema’s. Alle ambassades hebben de opdracht gekregen het nieuwe mensenrechtenbeleid te integreren in hun werkprogramma. Het resultaat is dat Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland veel meer activiteiten op mensenrechtenterrein zijn gaan ontwikkelen. Daarom zal het Mensenrechtenfonds, waarvoor in 2008 22,5 miljoen euro beschikbaar was, worden verhoogd naar 25 miljoen in 2009 en 27,5 miljoen in 2010 en verder. Uit het Mensenrechtenfonds kunnen activiteiten worden gefinancierd die prioritaire thema’s uit de mensenrechtenstrategie ondersteunen, waaronder bevorderen van vrijheid van meningsuiting en media-diversiteit en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Met name waar het landen betreft met een zeer slechte mensenrechtenreputatie en waar nog geen activiteiten plaats vinden, zal Nederland proberen pro-actief activiteiten te identificeren.

IndicatorBasiswaardeTussenstand 2008Streefwaarde 2009
(Gedeeltelijke) afschaffing van de doodstraf voor alle misdrijven (# landen)85 (2005)103 (92 geheel afgeschaft, 11 gedeeltelijk)105
Partijen bij het verdrag tegen foltering (# landen)140 (2005)145150
Partijen bij het optioneel protocol bij het verdrag tegen marteling (# landen)11 (2005)3550
Partijen bij het optioneel protocol inzake rechten van het kind in gewapend conflict (# landen)114 (2007)121125
Partijen bij het optioneel protocol inzake verkoop van kinderen, kinderprostitutie, kinderpornografie (# landen)118 (2007)127135
Partijen bij het optioneel protocol inzake uitbanning discriminatie van vrouwen (# landen)84 (2007)9095

Bron: untreaty.un.org (2–6); web.amnesty.org

Mensenrechtenschendingen

Het tegengaan van mensenrechtenschendingen zal ook in 2009 een prioriteit blijven voor Nederland. We willen daarin een voortrekkersrol hebben. Conform de mensenrechtenstrategie zal de regering steeds naar de meest effectieve manier zoeken om schendingen onder de aandacht te brengen en (potentiële) slachtoffers te ondersteunen. Dit kan door stille diplomatie, maar bijvoorbeeld ook in bilaterale gesprekken (zoals met Soedan, Syrië, China, Rusland en ook de VS (over sluiting van Guantanamo Bay), multilateraal (bijvoorbeeld gemeenschappelijke EU-demarches in geval van een ter dood veroordeelde homoseksueel in Iran), of door financiering van mensenrechtenactiviteiten en -organisaties (in meer dan 80 landen waaronder in Zimbabwe, Pakistan, Afghanistan en Irak).

Ook ondersteuning aan mensenrechtenverdedigers vormt een centraal onderdeel van ons beleid. De eerste prijswinnaar van de Mensenrechten Tulp zal een impuls geven aan ondersteuning van het werk van mensenrechtenverdedigers. Bij de voorbereiding van onze landenbezoeken zullen we bezien hoe, en met welke voorvechters van burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten een ontmoeting kan worden ingepland.

Mensenrechtenraad en Derde Commissie van de AVVN

Voor de mensenrechtenraad (MRR) zal 2009 het eerste reguliere jaar zijn. We zullen ernaar streven om, waar mogelijk, een kwaliteitsslag te slaan in het werk van de MRR. Dit geldt zowel voor de landenresoluties als voor de thematische resoluties, zoals de resolutie over vrijheid van meningsuiting. Dit zal gezien de huidige machtsverhoudingen in de MRR veel vergen van Nederland en de EU. Coalitievorming is noodzakelijk, en daarin zal dan ook verder worden geïnvesteerd. Nederland zal zich ook in 2009 inzetten voor een evenwichtige benadering van landen als het gaat om mensenrechtenschendingen.

Ook wat betreft vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zal Nederland in 2009 een voortrekkersrol blijven vervullen. Nederland zal zich er bij de Mensenrechtenraad voor inzetten dat de jaarlijkse resolutie over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging met consensus wordt aangenomen, met daarin een verwijzing naar het recht om van geloof of overtuiging te veranderen en zonder verwijzing naar schandalisering van godsdienst. Nederland zal daarnaast de Speciale Rapporteur van de VN voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging naar Nederland uitnodigen en onder andere met haar bespreken in welke landen en op welke wijze Nederland een concrete bijdrage kan leveren om de positie van religieuze minderheden te verbeteren.

We hebben reeds aangegeven met enige regelmaat aan de MRR te zullen rapporteren over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de aanbevelingen die uit de Universal Periodic Review voortkwamen. We zullen ook andere landen hiertoe aansporen, zodat er een coalitie van welwillende landen ontstaat die permanent aan verbetering van hun mensenrechtensituatie willen werken. Ook de VN-verdragscomités, nationale parlementen en internationale en nationale NGOs zullen worden aangespoord de aanbevelingen standaard mee te nemen in hun rapportagebeoordelingen zodat er een sluitend systeem van rapportage, aanbeveling, uitvoering en verantwoording plaats vindt.

Naast de Mensenrechtenraad blijft de Derde Commissie van de AVVN zijn toegevoegde waarde behouden voor de behandeling van mensenrechtenschendingen. Niet alleen omdat er in sommige landen sprake is van dermate ernstige mensenrechtenschendingen dat halfjaarlijkse bespreking daarvan op zijn plaats is, maar ook omdat de stemverhoudingen in de Derde Commissie gunstiger zijn dan in de MRR waardoor aanname van landenresoluties beter haalbaar is. De Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties in New York is voor het komend jaar benoemd tot voorzitter van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hiermee krijgt het Nederlandse streven overal ter wereld het respect voor mensenrechten te bevorderen een extra impuls.

Europese Unie

Het komende jaar zal Nederland toezien op de verdere vormgeving en uitvoering van het Europese mensenrechtenbeleid. Zo zal Nederland er voor pleiten dat de EU actiever optreedt richting landen om te lobbyen voor een moratorium op de tenuitvoerlegging van de doodstraf als stap naar volledige afschaffing. Nederland zal tevens actief lobbyen voor een nieuwe set richtlijnen gericht op rechten van vrouwen met een focus op het tegengaan van geweld tegen vrouwen. We zetten in op aanname van een EU-position paper dat het brede concept van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging nader operationaliseert. Nederland zal zich daarnaast actief inzetten voor gestructureerde mensenrechtendialogen met derde landen en streeft daarbij naar maximale betrokkenheid van het lokale maatschappelijke middenveld.

Kinderrechten

Het is onacceptabel dat 200 miljoen kinderen zware arbeid verrichten, vaak in gevaarlijke en ongezonde omstandigheden. Ze gaan niet naar school en zullen daardoor ook later zeer slechte kansen hebben op de arbeidsmarkt. Ons streven om kinderarbeid uit te bannen zal in 2009 verder vorm krijgen, zowel in bilateraal als multilateraal kader.

Nederland blijft zich inzetten voor een effectief EU-beleid tegen kinderarbeid. Hierbij wordt gekeken naar de inzet van alle beschikbare instrumenten: politieke dialoog, ontwikkelingssamenwerking en ook handelsmaatregelen. Op Nederlands initiatief hebben de Europese ministers van Buitenlandse Zaken de Commissie in mei 2008 gevraagd onderzoek te doen naar het inzetten van handelsmaatregelen tegen de ergste vormen van kinderarbeid. De Commissie moet daartoe extra maatregelen onderzoeken, naast de analyse van de invloed van positieve prikkels die de EU nu al geeft op de verkoop van producten waaraan geen kinderarbeid te pas is gekomen. Conform de wens van Nederland heeft de Commissie verklaard ook te kijken naar de mogelijkheden van een handelsverbod op de invoer van produkten die zijn gemaakt met de ergste vormen van kinderarbeid. Tenslotte is de Commissie gevraagd na te gaan welke stappen het bedrijfsleven zelf kan nemen om helderheid te verschaffen over de productiewijze, ook voor de klant. Nederland zal er in 2009 voor zorgen dat de uitkomst van dit onderzoek geagendeerd wordt en tot additionele besluitvorming leidt voor een effectieve aanpak van kinderarbeid. Hierbij zal Nederland niet uit het oog verliezen dat er meer mogelijkén nodig is dan handelsmaatregelen. Zo wordt er al intensief samengewerkt met de ILO om de voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor de effectieve uitbanning van kinderarbeid. Hierbij zal Nederland niet uit het oog verliezen dat er meer mogelijk en nodig is dan handelsmaatregelen. Zo wordt er al intensief samengewerkt met de ILO om de voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor de effectieve uitbanning van kinderarbeid.

Wat betreft geweld tegen meisjes zal de regering in samenwerking met Unicef en de in 2008 te benoemen onafhankelijke VN-expert voor geweld tegen kinderen in 2009 een internationale conferentie over deze problematiek organiseren.

Discriminatie op basis van seksuele geaardheid

Nederland is van mening dat het non-discriminatiebeginsel op alle gronden – ook seksuele geaardheid – wereldwijd toegepast dient te worden. Omdat universaliteit uitgangspunt is van het externe Nederlanse mensenrechtenbeleid, mag geen enkele groep worden uitgesloten van aanspraak op de fundamentele rechten van de mens. Daarom bepleit Nederland de afschaffing strafbaarstelling van homoseksuele handelingen en worden in voorkomende gevallen mensenrechtenschendingen gerelateerd aan seksuele geaardheid aangekaart bij de relevante autoriteiten. Decriminalisering van homoseksualiteit is een onderwerp binnen het bredere mensenrechtenoverleg dat in kader van de politieke dialoog, zowel met partnerlanden als niet-partnerlanden wordt gevoerd. Tevens ondersteunt Nederland de capaciteitsopbouw van NGO’s die zich inzetten voor gelijke behandeling van homoseksuelen.

Terrorismebestrijding

We zullen de activiteiten gericht op het waarborgen van mensenrechten door middel van en in relatie tot terrorismebestrijding verder ontplooien. Dit zal vorm krijgen in een meerjarig Oud-Poelgeest-proces waarbij het constant uitdragen van de zogenaamde master message over de relevantie van respect voor mensenrechten bij de bestrijding van terrorisme centraal staat. Het uitdragen van de boodschap krijgt vorm door middel van dialogen en overige contacten met derde landen, de opname van zogenaamde essential clauses in akkoorden en samenwerkingsovereenkomsten en door de ondersteuning van de VN Speciale Rapporteur mensenrechten en terrorismebestrijding. Centraal in het Oud-Poelgeestproces staat de zoektocht naar concrete aanbevelingen ter versterking van de internationale juridische respons op de uitdagingen waarvoor het internationaal terrorisme ons stelt. Nederland steunt – in aanvulling op de diverse verdragen inzake terrorisme en de in vele landen al bestaande strafwetgeving – de spoedige aanvaarding van een internationaal geaccepteerde definitie van terrorisme en de vestiging van een effectieve rechtsmacht hierover. In dat kader zal eveneens nadere invulling worden gegeven aan de oprichting van een anti-terrorisme instituut, conform de motie Çörüz (2008).

Responsibility to Protect

Nederland acht het Responsibility to Protect (R2P) concept van belang om, indien nodig, in nationaal en internationaal verband derde landen aan te kunnen spreken als er op grote schaal oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid of genocide wordt begaan. Indien een land deze verantwoordelijkheid zelf niet kan of wil nemen, acht Nederland actie door de internationale gemeenschap gerechtvaardigd. Welke vorm een dergelijke inzet precies zal krijgen, zal van geval tot geval verschillen en is afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Nederland is met Frankrijk, Canada en het VK een belangrijke pleitbezorger van R2P, omdat het aansluit bij het Nederlandse streven naar de bevordering van de internationale rechtsorde en van de mensenrechten. De SGVN heeft aangekondigd in de tweede helft van 2008 een rapport over R2P te zullen uitbrengen. Dit rapport zal een belangrijke input zijn voor verdere discussie over het concept. Nederland zal in contacten met andere landen en bij andere gelegenheden spreken over R2P en de mogelijkheden voor effectieve toepassing actief blijven toetsen.

Raad van Europa

De Raad van Europa is een onmisbare speler in het (pan-)Europese veld als bewaker van democratische waarden, rechtsstaatbeginselen en mensenrechtenstandaarden. De RvE is samen met de VN leidend bij de ontwikkeling van multilaterale normatieve instrumenten op het gebied van mensenrechten en heeft sterke en transparante controlemechanismen om pro-actief toe te zien op naleving van verplichtingen. De organisatie heeft dan ook een belangrijke rol in de verwezenlijking van de Mensenrechtenstrategie, dit wordt onder meer geuit in: actieve Nederlandse inzet in rapporteursgroepen en andere fora in Straatsburg, de organisatie van RvE-conferenties in Nederland en financiële ondersteuning van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Mensenrechtencommissaris.

Momenteel wordt door de Raad veel ondernomen op het gebied van vrouwenrechten en kinderrechten, met speciale campagnes ter bestrijding van huiselijk geweld tegen vrouwen en van lijfstraffen voor kinderen, en een conventie tegen seksuele uitbuiting van kinderen. Nederland maakt zich in de Raad ook sterk voor homorechten.

Om ook in de toekomst – in het steeds groter wordende internationale speelveld – een rol van betekenis te kunnen spelen moet de organisatie zichzelf op korte termijn op een aantal fronten versterken. Ontwikkelingen die noodzakelijk zijn:

– versteviging van de samenwerking met internationale partners zoals de EU en de OVSE;

– inwerkingtreding van Protocol 14 en andere maatregelen die de werklast van het Hof terug brengen tot aanvaardbare proporties;

– een structurele oplossing voor de budgettaire krapte, zowel van de RvE als het Hof.

De Nederlandse inzet voor 2009 in Straatsburg is erop gericht deze doelstellingen te realiseren.

Doelstelling 8

Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012

Probleem en Doel

Nederland kan in zijn eentje niets doen tegen smeltende ijskappen. We hebben elkaar nodig om effectieve maatregelen te treffen. Daarom moeten we internationale afspraken maken. De doelstellingen voor 2020 die de Europese leiders in maart 2007 zijn overeengekomen – 20%-reductie van de uitstoot van broeikasgassen, te verhogen tot 30% zodra er een adequaat internationaal klimaatakkoord ligt – zijn een voorbeeld van leiderschap dat navolging verdient. Daarom wil Nederland dat deze doelen al begin 2009 omgezet zijn in Europese wetgeving en zet Nederland hoog in tijdens de onderhandelingen over een post-Kyoto regime. Klimaatverandering brengt ons ook op de vraag waar we onze energie vandaan halen. We willen omschakelen naar een energiehuishouding die minder afhankelijk is van fossiele energie en alternatieve, duurzame energiebronnen aanboren.

Binnen deze kabinetsdoelstelling zijn voor Ontwikkelingssamenwerking duurzaamheid, klimaat en energie prioriteiten van het beleid binnen ontwikkelingssamenwerking

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Voor Nederland is in het komende jaar (in de aanloop naar de klimaattop in Kopenhagen) de verbinding tussen het Europese klimaatbeleid1 en de Europese onderhandelingsinzet over een wereldwijd klimaatakkoord van essentieel belang. Een succesvol nieuw klimaatregime komt alleen tot stand als er naast mitigatie (het voorkomen van klimaatverandering) ook goede afspraken over adaptatie (aanpassingen verrichten om beter voorbereid te zijn) komen. Het principe «de vervuiler betaalt» is voor Nederland hierbij het uitgangspunt. Innovatieve financieringsstromen moeten worden aangeboord. Nederland zet zich in bilateraal verband in om investeringen in de sectoren in de partnerlanden, zoals de watersector, te toetsen op hun klimaatvriendelijkheid. Het is immers onwenselijk dat economische ontwikkeling van de partnerlanden een negatieve invloed heeft op de mate waarin de partnerlanden in staat zijn zich aan te passen aan klimaatverandering. Beleidsrelevante informatie over adaptatie aan klimaatveranderingen in ontwikkelingslanden is zeer schaars. In zowel de klimaatonderhandelingen als op nationaal niveau wordt dit als een groot probleem ervaren. Nederland financiert daarom samen met het Verenigd Koninkrijk een studie naar de kosten van adaptatie die in de behoefte aan informatie zal voorzien. De studie zal gereed zijn in 2009 en wordt uitgevoerd door een team van onderzoekers onder leiding van de Wereldbank.

Energievoorzieningszekerheid in partnerlanden

Betrouwbare energievoorziening is essentieel voor economische groei. Belangrijke sectoren als landbouw, industrie, mijnbouw en transport worden in hun ontwikkeling beperkt als het aanbod van energie achterblijft bij de vraag. Door het gebrek aan moderne en betaalbare vormen van energie komt economische groei in grote delen van Afrika moeilijk van de grond. Nederland werkt aan het verbeteren van de hernieuwbare energievoorziening van de armste ontwikkelingslanden.

Het Kabinet heeft 500 mln euro beschikbaar gesteld om het gebruik van hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden te stimuleren2. Hiermee wordt bijgedragen aan armoedebestrijding, klimaatbeleid en stabiliteit. De middelen worden ingezet ten behoeve van: 1) directe investeringen, 2) verduurzamen van de productie van biomassa voor energiedoeleinden, 3) beïnvloeden van het beleid van belangrijke partners, en 4) ontwikkelen van capaciteit en kennis. De focus van het programma ligt op Afrika.

Doelstelling 9

Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland.

Probleem en Doel

Nederland is een internationaal georiënteerd land. Bedrijven opereren over de grenzen heen, miljoenen Nederlanders reizen jaarlijks naar het buitenland voor werk, studie of vakantie. Het overgrote deel van al deze reisbewegingen verloopt goed en onbelemmerd. Deze internationale oriëntatie is goed voor Nederland en de Nederlandse economie. Het kabinet probeert bedrijven die daar om vragen te helpen bij het verkrijgen van toegang tot andere markten en onderhoudt mede daartoe een netwerk van vertegenwoordigingen. De Nederlandse ambassades en consulaten staan waar mogelijk Nederlanders bij die in het buitenland om wat voor reden dan ook in de problemen zijn gekomen. Het kabinet streeft naar vergroting van de doelmatigheid van de consulaire en economische dienstverlening. Dit is noodzakelijk gezien de steeds toenemende vraag in een tijd van strengere eisen en een bezuiniging op het ambtenarenbestand.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Het kabinet zet zich in om ook in het buitenland de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren. Dit is noodzakelijk gezien de hogere eisen die worden gesteld en de verwachtingen die bestaan. De bestaande hoge verwachtingen ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening zijn een product van deze tijd, maar ook het gevolg van in het verleden geleverde prestaties. Het handhaven van een hoge standaard bij een toenemende vraag1 vraagt creativiteit. Verhoging van de doelmatigheid wordt onder meer bereikt door verdergaande samenwerking tussen Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland, samenwerking in Schengen- en EU-verband en door de inzet van moderne technieken.

Consulaire dienstverlening

De invoering van biometrie in reisdocumenten en visa in het voorjaar van 2009 betekent een bijdrage aan het handhaven van de openbare orde en de veiligheid. De invoering van biometrie vereist echter aanvullende maatregelen om de dienstverlening aan burgers wereldwijd op peil te houden. Daarom worden onder meer ruim veertig honoraire consulaten geschikt gemaakt om aanvragen van paspoorten en (op een aantal daarvan) visa te kunnen blijven innemen. Voorts zal de lopende wijziging van de Paspoortwet plaatsonafhankelijke aanvraag van paspoorten ook voor niet-ingezeten Nederlanders mogelijk maken.

kst-31700-V-2-12.gif

Toelichting: De grafiek toont de optelsom van door Nederlandse consulaire vertegenwoordigingen verstrekte reisdocumenten aan Nederlanders.

De combinatie van Nederlandse reislust en handelsgeest heeft helaas ook een schaduwkant. Om te voorkomen dat Nederlanders in het buitenland in problemen komen, wordt veel aandacht besteed aan voorlichting en preventie. In dit kader wordt nauw samengewerkt met maatschappelijke organisaties en de reisbranche. Toch vallen problemen nooit helemaal te voorkomen. Bij de consulaire dienstverlening aan deze landgenoten dient soms snel geschakeld te worden tussen de Nederlandse vertegenwoordiging ter plaatse en het departement in Den Haag. Een geautomatiseerd case management systeem draagt er toe bij dat dit eenvoudig kan, over landsgrenzen en tijdszones heen. Het aantal Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen blijft onverminderd groot, ondanks een intensivering van preventieve activiteiten als televisieseries en voorlichting op scholen. De groei van het aantal gedetineerden heeft noodgedwongen geleid tot een differentiatie van de begeleiding. In 2009 zal dit beleid verder worden uitgewerkt in maatwerk, waarbij rekening wordt gehouden met omstandigheden die de mate van begeleiding bepalen.

kst-31700-V-2-13.gif

Toelichting: Het totaal aantal Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen schommelt rond de 2500. Het zijn de mutaties die het meeste werk opleveren voor de consulaire vertegenwoordigingen. Een deel van de reguliere gedetineerdenbegeleiding wordt uitbesteed aan derden.

Asiel, migratie en personenverkeer

Nederland blijft ook nog steeds een aantrekkelijk land voor buitenlanders. Een nog steeds toenemend aantal toeristen bezoekt ons land voor een kortere of langere vakantie. De Nederlandse regering en Nederlandse onderwijsinstellingen werven buitenlandse studenten en onderzoekers. De overheid en brancheorganisaties trachten investeerders en bedrijven naar Nederland te halen. Daarnaast zijn er veel mensen die om humanitaire of economische redenen naar Europa en Nederland wil komen. Het visumbeleid levert een bijdrage aan de regulering van het personenverkeer.

kst-31700-V-2-14.gif

Toelichting: De grootste groeiers qua nationaliteit zijn onderdanen van Oekraïne, China, India en Rusland. De verwachting is dat deze stijging de komende jaren zal doorzetten.

De grote en gevarieerde toestroom van mensen die tijdelijk of permanent naar ons land willen komen, vraagt een gedifferentieerde benadering en kent vele facetten. Al deze facetten komen samen op onze ambassades en consulaten, of het nu gaat om visumverlening aan bonafide zakenmensen, afgifte van machtigingen tot voorlopig verblijf, legalisaties of afname van inburgeringsexamens. De werkdruk is hierdoor hoog, een enkele fout kan grote gevolgen hebben. Een deel van de oplossing voor deze uitdaging ligt op Europees niveau. Het nieuwe Nederlandse visuminformatiesysteem (NVIS) zal in 2009 op het ook nieuwe EU Visum Informatiesysteem worden aangesloten. De uitbesteding van een deel van het visumproces op een aantal Nederlandse ambassades wordt voortgezet. Niet valt uit te sluiten dat, ondanks de genomen en nog te nemen maatregelen, op niet al te lange termijn knelpunten bij de personele bezetting op de posten ontstaan, gezien de sterke stijging van het aantal visumaanvragen.

In EU-verband zal verder worden gewerkt aan het bevorderen van samenwerking op het gebied van visum-, asiel- en migratiebeleid, met specifieke aandacht voor de externe dimensie en voor de samenwerking met derde landen. In Koninkrijksverband wordt, op basis van het besluit van de Rijksministerraad d.d. 18 januari 2008, verder gewerkt aan het opstellen van een ontwerp-Rijksvisumwet.

kst-31700-V-2-15.gif

Toelichting: de Wet Inburgering Buitenlands is ingevoerd op 15 maart 2006. De jaren in de tabel lopen daarom van 15 maart tot en met 14 maart het daaropvolgende jaar. De meeste examens zijn afgelegd in Rabat, Ankara en Islamabad.

Handels- en investeringsbevordering

Internationaal ondernemen is de motor van de Nederlandse economie. Het kabinetsbeleid is er op gericht de duurzame groei van de Nederlandse economie te bevorderen. Stimulering van internationale handel en investeringen zijn hierbij van groot belang. Ook hierin speelt het postennet een belangrijke rol. Ambassades, consulaten en Netherlands Business Support Offices zetten zich in voor het scheppen van gunstige voorwaarden voor internationale economische activiteiten en het verlenen van diensten aan het internationaal opererende bedrijfsleven.

In samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en de EVD zal de economische functie van het postennet in 2009 verder worden afgestemd op de toenemende behoefte van het Nederlandse bedrijfsleven aan economische diplomatie en economische dienstverlening. De Dutch Trade Board heeft met het oog daarop een aantal focuslanden geselecteerd. In een competitieve wereld is een gezamenlijk optreden van overheid en bedrijfsleven van cruciaal belang.

Doelstelling 10

Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen

Probleem en Doel

De Nederlandse Regering stelt zich ten doel om de aantrekkelijkheid van Nederland als gastland voor internationale organisaties verder te versterken. Het in 2005 ingezette kabinetsbeleid «Nederland Gastland» heeft de aanzet gegeven tot een rijksbrede benadering van dit voor Nederland belangrijk onderwerp.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Verbetering van de dienstverlening aan alle 33 internationale organisaties in Nederland brengt met zich mee dat ook de positie van Den Haag als stad van recht en vrede wordt versterkt. De regering hecht hier grote waarde aan. De in Nederland gevestigde internationale hoven en tribunalen leveren namelijk een belangrijke bijdrage aan de bevordering van de internationale rechtsorde.

Nu de rechtsposities van de organisaties zelf in grote mate zijn geharmoniseerd wordt in 2009 (en de daarop volgende jaren) in het bijzonder gewerkt aan verbetering van de opvang van de medewerkers en hun gezinnen en vermindering van de administratieve en bureaucratische eisen waarmee zij zich bij vestiging in ons land geconfronteerd zien. Het betreft hier een problematiek waarmee alle expats zich geconfronteerd zien en die derhalve evenzeer van belang is voor het vestigingsklimaat van buitenlandse bedrijven.

Voor de realisatie van deze doelstelling is de medewerking van een groot aantal uitvoeringsorganisaties vereist. Private partijen, met name de aanbieders van telefonie en internet, zullen worden gestimuleerd specifieke aandacht aan de dienstverlening aan deze groep te geven.

5. BEGROTING OP HOOFDLIJNEN

De begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2009 omvat in totaal 9,9 mld euro aan uitgaven en 0,84 mld euro aan ontvangsten. Een groot deel van de uitgaven en ontvangsten is onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De Nederlandse bijdrage aan de EU en de hieraan gerelateerde vergoedingen van de Europese Unie aan Nederland vallen niet onder het regime van de HGIS. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste budgettaire wijzigingen als gevolg van verschillende beleidskeuzes.

Uitgaven op prioritaire operationele doelstellingenNr. Beleids-artikelWerkelijke uitgaven 2005Werkelijke uitgaven 2006Werkelijke uitgaven 2007 Geraamde uitgaven 2008Geraamde uitgaven 2009Geraamde uitgaven 2010Geraamde uitgaven 2011
Mensenrechten1.228 50232 36637 07946 23448 65648 74548 745
Regionale stabiliteit en crisisbeheersing2.5284 999274 381396 083444 126422 898410 769359 024
Ondernemingsklimaat4.3277 146504 420390 577481 767480 656483 558488 771
Gender5.33 2662 7643 93827 73336 77237 19034 130
Reproductieve gezondheid5.597 457114 087141 698162 951172 676173 047156 939
Milieuen Water6.1215 651242 243244 682257 958305 284359 819451 777

Mensenrechten

Nederland is een actieve speler op het gebied van mensenrechten. Om dit beleid te ondersteunen zijn extra middelen uitgetrokken. De stijging van de uitgaven op dit gebied over de gepresenteerde jaren hangt samen met de oprichting van het mensenrechtenfonds. Dit fonds vloeit voort uit de nieuwe mensenrechtenstrategie die eind 2007 aan de Kamer is gepresenteerd. Uit dit fonds worden wereldwijd projecten ondersteund ter bevordering van mensenrechten, waaronder vrijheid van meningsuiting en mediadiversiteit.

Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

Om de veiligheidsrisico’s van de 21e eeuw het hoofd te bieden, is actieve inzet buiten onze landsgrenzen vereist. Een groot deel van de inspanningen is daarbij gericht op de zogenaamde fragiele staten. Deze kabinetsperiode is extra geld hiervoor beschikbaar gesteld. Deze middelen worden ingezet op het terrein van sociaal-economische wederopbouw, stabiliteit en ontwikkeling in fragiele staten en regio’s als Soedan, Afghanistan en het Grote-Meren gebied.

Ondernemingsklimaat

Economische groei is essentieel voor armoedebestrijding. De stijging in de uitgaven vanaf 2008 hangt onder meer samen met de afwikkeling van de ORET-regeling en het opstarten van de opvolger hiervan, de nieuwe regeling Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling (ORIO). Daarnaast wordt er meer budget beschikbaar gesteld voor onder meer landenprogramma’s op het gebied van private sector ontwikkeling (onder meer Benin, Burundi, Rwanda en Zambia), de verhoging van het partnershipprogramma met IFC, het initiatief Duurzame Handel en voor bijdragen aan landbouwkundige organisaties.

Gender

Voor de jaren 2008 en verder is er sprake van een sterke stijging van de gender uitgaven ten opzichte van de jaren daarvoor. Dit vloeit onder meer voort uit het in 2008 opgerichte MDG3-fonds dat zich richt op het verbeteren van de rechten en kansen voor vrouwen door het ondersteunen van maatschappelijke initiatieven. Voorbeelden zijn het vergroten van de politieke en bestuurlijke participatie van vrouwen en het berechten van plegers van seksegerelateerd geweld. Ook worden in diverse partnerlanden (o.m. Ethiopië, Guatemala en Mozambique) activiteiten opgestart in verband met het Schokland-akkoord «Geweld tegen vrouwen».

Reproductieve gezondheid

Seksuele en reproductieve gezondheid vormt een prioritair aandachtsgebied binnen Ontwikkelingssamenwerking. In dit kader is vanaf 2008 sprake van een groei van de beschikbare middelen voor dit thema. Zo worden meer middelen voor de VN-organisatie UNFPA uitgetrokken, terwijl daarnaast in partnerlanden als Nicaragua, Mali en Burkina Faso het budget voor de bilaterale activiteiten op dit terrein wordt verhoogd.

Milieu en Water

Voortvloeiend uit het kabinetsakkoord zijn er voor de periode 2008–2011 EUR 500 mln uitgetrokken voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden. De bilaterale inzet zal zich onder meer richten op het Grote-Merengebied (verbinden van de elektriciteitsnetten in Burundi en Rwanda, rehabilitatie Ruzizi waterkrachtcentrale) en Indonesië (kleinschalige waterkracht, ontwikkeling geothermale energie). Daarnaast worden multilaterale initiatieven (onder meer via Wereldbank en IFC) ondersteund; ook is het voornemen om PPP’s op het terrein van hernieuwbare energie aan te gaan met bedrijven als Philips en NUON.

6. BIJLAGE INDICATOREN BIJ DE BELEIDSAGENDA

Toelichting:De hier opgenomen indicatoren betreffen effect-indicatoren (op «outcome» niveau derhalve). Het is belangrijk te benadrukken dat het bereiken van deze beoogde effecten («outcome») in de praktijk gezamenlijke resultaten zijn: Nederland is één van de vaak vele partners die in een land inzetten op resultaat. Specifiek toerekenen aan Nederland, als leverancier van een doorgaans klein deel van de ingezette inputs, is daarbij niet zinvol. Daarnaast hebben de samenwerkende partners ook te maken met de aanwezigheid van externe effecten. Door genoemde factoren is de bijdrage van het Nederlandse beleid op het realiseren van de MDG doelstellingen conform deze indicatoren slechts plausibel, niet causaal. Buitenlandse Zaken als zodanig is daarmee wel aanspreekbaar, maar niet afrekenbaar op het al dan niet behalen van de MDG doelstellingen conform deze streefcijfers.

MDG1; doelstelling 1: Het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
 Alle ontwikke-lingsregio’sSub-Sahara AfrikaOost Azië (incl Zuidoost Azië)Zuid AziëLatijns Amerika en het Caraïbisch gebiedOost Europa en Centraal AziëMidden Oosten en Noord Afrika
Voortgang       
Percentage van de bevolking dat van minder dan één USDollar per dag leeft 199029473043100,52,3
  2004184193290,91,5
Doel 201514,523,51521,550,251,15
 Geen vooruitgang en MDG doel wordt niet gehaald
 Vooruitgang maar MDG doel wordt niet gehaald
 MDGdoel wordt gehaald

Bron: Wereldbank, Global Monitoring Report 2007

MDG1; doelstelling 2: Het percentage mensen dat honger lijdt, moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
IndicatorenSituatie 1990TussenstandDoel 2015Categorie
% kinderen met ondergewicht (jonger dan 5 jaar)33%28% (2004)16,5%Ontwikkelingslanden
% van de bevolking onder minimumniveau van energie-inname uit voedselconsumptie20%17% (2001–2003)10%Ontwikkelingslanden

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex

Doing Business: Een beter ondernemingsklimaat
Indicatoren20042007Streefwaarden 2015Categorie
De tijd die moet worden doorlopen om een bedrijf op te starten (# dagen)6054AfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om eigendom te registreren (# dagen)137114AfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om een contract te laten nakomen (# dagen)412645AfnameLage inkomenslanden

Bron: Wereldbank 2008 (World Development Indicators online)

MDG2; doelstelling 3: In 2015 moeten alle kinderen in alle landen, zowel jongens als meisjes, de mogelijkheid hebben volledig basisonderwijs te doorlopen
 Alle ontwikke-lingsregio’sSub-Sahara AfrikaOceaniëZuid-Oost AziëLatijns Amerika en het Caraïbisch gebiedOost Europa en Centraal Azië
Voortgang tot 100% = target      
1991805475948789
2005887078949794
 Geen vooruitgang en MDG doel wordt niet gehaald
 Vooruitgang maar MDG doel wordt niet gehaald
 MDGdoel wordt gehaald

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex

kst-31700-V-2-16.gif

MDG4; doelstelling 5: Vermindering van sterftecijfers van kinderen onder de 5 jaar met tweederde in 2015 ten opzicht van 1990

kst-31700-V-2-17.gif
MDG6; doelstelling 7: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/Aids, malaria en andere levensbedreigende ziekten, en beginnen met de terugdringing ervan>Tuberculose
 Alle ontwikke-lingsregio’sSub-Sahara AfrikaZuid-Oost AziëZuid-Azië Latijns Amerika en de CaraibenOost Europa
voortgang      
Aantal TBC gevallen (exclusief HIV positieven) per 100,000 199036733148553115683
  200525549027429076137
 Geen vooruitgang en MDG doel wordt niet gehaald
 Vooruitgang maar MDG doel wordt niet gehaald
 MDGdoel wordt gehaald

Bron: Millennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex

kst-31700-V-2-18.gif

MDG 7, waarborgen van een duurzame leefomgeving, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 9: Integreren van de beginselen van duurzame ontwikkeling in nationaal beleid en nationale programma’s en het keren van het verlies van natuurlijke hulpbronnen
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1Tussenstand 2Categorie
Aandeel land dat bedekt is met bos (%)31,3%30,6% (2002)30,3% (2005)Wereldwijd
Aandeel gebied dat beschermd wordt voor het in stand houden van biodiversiteit (%)6,9%9,7% (2000)10,4% (2006)Ontwikkelingslanden
Energiegebruik per eenheid BNP266 kg (kg. olie per $ 1000 BNP)218 kg (2003)Geen dataOntwikkelingslanden
Kooldioxide-uitstoot (per hoofd)1,68 (metrische tonnen CO2)2,07 (2002)2,4 (2004)Ontwikkelingslanden
Aandeel bevolking met biomassa als brandstofGeen gegevens54 (1996/2003)Geen dataWereldwijd

Bron: Milennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

MDG7; doelstelling 10 :Het percentage mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht
 Alle ontwikke-lingsregio’sSub-Sahara AfrikaOost-Azië Zuid AziëLatijns Amerika en de Caraiben Oost EuropaNoord Afrika
Percentage van de bevolking met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen       
Percentage van de bevolking met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen 199035322420688265
  200450374538778377
Doel 201548666260849183
 Geen vooruitgang en MDG doel wordt niet gehaald
 Vooruitgang maar MDG doel wordt niet gehaald
 MDGdoel wordt gehaald

Bron: Milennium Development Goals Report 2007, Statistical Annex.

MDG8; doelstelling 12: Verder ontwikkelen van een open en eerlijk, rule-based,voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem
IndicatorenBasiswaarde 1996TussenstandenStreefwaarde 2015
200020022005
% EU-importen (in waarde) met tariefvrije markttoegang, uitgezonderd wapens en olie, uit:     
– Ontwikkelingslanden54656875Geen mondiale streef- waarden, toename
– Minst ontwikkelde landen78707079
      
Gemiddelde EU-tarief op landbouwproducten uit     
– Ontwikkelingslanden10.69.49.58.9Geen mondiale streef- waarden, toename
– Minst ontwikkelde landen4.03.72.83.1
      
Gemiddelde EU-tarief op kleding uit:     
– Ontwikkelingslanden11.410.810.78.9Geen mondiale streef- waarden, toename
– Minst ontwikkelde landen8.17.88.16.6
      
Steun aan agrarische producenten binnen de OESO in waarde (USD mld)350 (2003)385Geen mondiale streef- waarden, toename

Bron: Millennium Development Goals Report 2007

ARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 1: VERSTERKTE INTERNATIONALE RECHTSORDE EN EERBIEDIGING VAN MENSENRECHTEN

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

Te realiseren prestaties

• Verbeterde relevantie en effectiviteit van de VN op de terreinen conflictbeheersing, humanitaire hulp, vredesopbouw en ontwikkeling. De Nederlandse inzet is daarbij met name gericht op:

– voortgang bij de hervormingsinspanningen van de VN (onder andere inzake management-methoden), de VN-Veiligheidsraad en de Wereldbank, zodat deze instellingen beter toegerust zijn op nieuwe wereldverhoudingen.

– meer coherente, efficiënte en versterkte samenwerking tussen VN-organisatiesin hulp-ontvangende landen (Delivering as One/One UN).

• Voortgang ten aanzien van oprichting van één VN-gender-organisatie ter bevordering van gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes.

• Verdere internationale beleidsvorming over toepassing van het concept Responsibilty to Protect (R2P), onder meer door oprichting en financiering van het «Global Centre for the Responsibility to Protect».

• Stimuleren van de rol van de VN-vredesopbouwcommissie in fragiele staten

Instrumenten/activiteiten

In de relevante VN-fora worden concrete Nederlandse initiatieven aan de orde gesteld ter bevordering van VN-hervormingen en verdere gedachtevorming over de toekomst van de Wereldbank. Zo draagt Nederland in overleg met andere landen bij aan een interim-oplossing voor hervorming van de Veiligheidsraad, waarbij landen op tijdelijke basis een zetel in de Raad kunnen verwerven. Ook verleent Nederland steun aan initiatieven tot hervorming van het VN-management, onder andere door actieve participatie in de Vijfde Commissie van de AVVN. De geloofwaardigheid van het VN-systeem wordt bevorderd door steun te geven aan het slagen van de Mensenrechtenraad (MRR) en de Vredesopbouwcommissie. Nederland stelt zich in beide organen actief op (zie ook operationele doelstelling 1.2).

We zullen in vergaderingen en bijeenkomsten de mondiale instellingen houden aan de waarden die aan hun oprichting ten grondslag liggen: de ideeën van Bretton Woods (IMF, Wereldbank), Dumberton Oaks (VN) en het VN-Handvest, alsook de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Voor een goed functionerende internationale rechtsorde zijn vanuit de Nederlandse optiek naast de VN en de internationale financiële instellingen (Wereldbank, Internationaal Monetair Fonds en regionale ontwikkelingsbanken) tal van andere internationale en multinationale organisaties essentieel, in het bijzonder de EU, NAVO, OVSE en de Raad van Europa. Deze komen in andere beleidsartikelen aan de orde.

Nederland zal het concept R2P gebruiken om in nationaal en internationaal verband indien nodig andere landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om mensenrechten te beschermen. Indien het land in kwestie deze verantwoordelijkheid zelf niet kan of wil nemen, zal Nederland inzetten op actie door de internationale gemeenschap.

Operationele doelstelling 2

Bescherming van de rechten van de mens.

Te realiseren prestaties

De prioriteit die dit kabinet geeft aan mensenrechten resulteerde begin 2008 in een actieplan met 102 strategische doelen. Er zal aan een veelheid van de doelstellingen gelijktijdig gewerkt worden. Een aantal voor 2009 prioritaire doelstellingen staan hieronder samengevat.

• Maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, waaronder concrete inzet binnen de EU gericht op uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid door maatregelen tegen de invoer van producten gemaakt met kinderarbeid te bevorderen en de organisatie van een internationale conferentie over bestrijden van geweld tegen meisjes;

• Vergroot internationaal draagvlak voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging middels aanname van een resolutie in de MRR en/of de Derde Commissie, actief gebruik van het mede door Nederland opgestelde EU-standpuntennotitie door ambassades van EU-lidstaten in de vorm van dialoog en demarches waar de vrijheid om aan je godsdienst of levensbeschouwing uiting te geven wordt geschonden; samenwerking met VN speciaal rapporteur voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en een door Nederland georganiseerde dag over de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing tijdens de HDIM bijeenkomst op basis van een door het ODIHR geschreven discussiepaper over registratiewetgeving (op dit moment de grootste uitdaging binnen de OVSE-regio vanwege niet erkenning van allerlei kleinere religieuze minderheden die daarmee geen rechten hebben);

• Goed verlopen Nederlands voorzitterschap van de Derde Commissie van de AVVN.

• Bijdragen aan afschaffing van strafbaarstelling van homoseksualiteit door lobby voor verklaring over rechten van homoseksuelen c.q. agendering van dit onderwerp in de Mensenrechtenraad, afhankelijk van te zijner tijd verkregen steun onder de leden van de AVVN;

• Vergroten van draagvlak voor afschaffing van de doodstraf door actieve lobby in EU-kader voor een VN-resolutie over de doodstraf en door steun aan NGOs die regionaal lobbyen voor afschaffing van de doodstraf;

• Verhoogde aandacht terrorismebestrijding en naleving van mensenrechten door middel van twee door Nederland gefinancierde expertbijeenkomsten in het kader van het Oud-Poelgeestproces die in 2010 zullen uitmonden in concrete beleidsaanbevelingen, de zogenaamde «Leiden recommendations»;

• Door actieve Nederlandse inzet binnen de EU, gestructureerde en effectsorterende EU-mensenrechtendialogen met Centraal Aziatische Republieken, waarbij maximaal gewerkt wordt met concrete voortgangsindicatoren;

• Opstellen van een «actieplan mensenrechtenverdedigers» om de ondersteuning van het werk van mensenrechtenverdedigers (nationaal en in EU-verband) verder te verbeteren.

• Versterkte samenwerking tussen de Nederlandse overheid, in het bijzonder de ambassades, en het bedrijfsleven ter bescherming en bevordering van de mensenrechten door koppeling van MVO-beleid aan mensenrechteninterventies. Alle Nederlandse ambassades hebben een informatiepakket ontvangen over de relatie tussen het MVO-beleid en het mensenrechtenbeleid en minstens 5 ambassades hebben een mensenrechtenoverleg geïnitieerd met het Nederlandse bedrijfsleven dat actief is in hun land van vestiging;

Instrumenten/activiteiten

Mensenrechten zijn een belangrijk onderdeel van de bilaterale betrekkingen die Nederland met vele landen onderhoudt. Daarom zullen we tijdens inkomende of uitgaande bezoeken waar opportuun aandacht besteden aan mensenrechten, zowel in bilaterale gesprekken als door ontmoetingen met mensenrechtenverdedigers. Bij de voorbereiding van onze landenbezoeken zullen we bezien met welke voorvechters van burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten een ontmoeting kan worden ingepland.

Het beleid, zoals neergelegd in de mensenrechtenstrategie, wordt ook uitgevoerd door de inzet van de mensenrechtenambassadeur. Hij zal een reeks landen bezoeken waar een intensieve dialoog bij kan dragen aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie en voorts besprekingen voeren met gelijkgezinde landen waarmee nauwere samenwerking op mensenrechtenterrein wenselijk is. Daarnaast zal hij discussies met het maatschappelijk middenveld in Nederland voortzetten in de vorm van regelmatig overleg met het breed mensenrechtenoverleg (BMO) en het breed overleg godsdienstvrijheid (BOG).

Tenslotte zal de mensenrechtenambassadeur nauw betrokken zijn bij het vormgeven van een betere afstemming – interdepartementaal en met het maatschappelijk middenveld – van het binnenlandse mensenrechtenbeleid. Zo heeft Nederland recent het Nederlands Instituut voor de Rechten van de Mens (NIRM) opgericht dat zich toelegt op de verbetering van adequate bescherming van de mensenrechten en informatievoorziening in Nederland. Buitenlandse Zaken levert hier een financiële bijdrage aan.

Nederland zal actief gebruik maken van internationale kanalen om de naleving van mensenrechten op de agenda te houden. Binnen de Europese Unie zal Nederland zich er sterk voor maken dat EU-ambassades actief gebruik (blijven) maken van de EU-richtlijnen over verschillende mensenrechtenthema’s, die de afgelopen jaren in Brussel zijn overeengekomen. Dit zal Nederland onder meer doen door het Voorzitterschap actief bij te staan bij het maken van plannen om de implementatie van de richtlijnen te verbeteren. In alle gevallen streven we naar een effectieve EU-mensenrechtendialoog met derde landen. Op instigatie van Nederland zullen de dialogen waar mogelijk ondersteund en gemeten worden aan de hand van concrete mensenrechtenbenchmarks, zoals bijvoorbeeld vrijlating van politieke gevangenen in Oezbekistan, ratificatie van verdragen in Pakistan, of instelling van een ombudsman in Vietnam. Binnen de Verenigde Naties zal Nederland – samen met EU – en andere gelijkgezinde landen – als voorzitter van de Derde Commissie van de AVVN en in de Mensenrechtenraad actief onderhandelen voor aanname van resoluties over prioritaire thema’s uit de mensenrechtenstrategie, zoals geweld tegen vrouwen, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, tegengaan van marteling en vrijheid van meningsuiting. Nederland zal een van de belangrijkste donoren van de mensenrechtenpoot van de VN blijven met substantiële bijdragen aan het Office of the United Nations Commissioner for Human Rights (OHCHR) en het VN-fonds ter uitbanning van foltering.

Voor activiteiten op het gebied van mensenrechten in de Raad van Europa wordt verwezen naar artikel 3.5.

Nederlandse ambassades in de niet-partnerlanden ondersteunen in 50 landen activiteiten uit het mensenrechtenfonds gericht op bevordering van naleving van mensenrechten. Het is mogelijk dat dit reeds hoge aantal de komende jaren nog licht zal stijgen. Daarnaast zullen de ambassades in de zogenaamde partnerlanden mensenrechtenactiviteiten ondersteunen en mensenrechten op de agenda van de beleids- en/of politieke dialoog zetten. Verder zullen in 2008 en 2009 verschenen handboeken nationale systemen voor de bescherming van mensenrechten en mensenrechteninstrumenten worden verspreid en gebruikt door respectievelijk Nederlandse ambassades en missies van EU-landen.

De activiteiten gericht op het waarborgen van mensenrechten in relatie tot terrorismebestrijding worden uitgevoerd in het meerjarige «Oud-Poelgeest-proces», opname van zogenaamde «essential clauses» in akkoorden en samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en ondersteuning van de VN Speciale Rapporteur mensenrechten en terrorismebestrijding.

Operationele doelstelling 3

Goed functionerende internationale juridische instellingen in Den Haag (juridische hoofdstad).

Te realiseren prestaties

• Implementatie van de zetelovereenkomst met de VN inzake het Speciale Tribunaal voor Libanon.

• Implementatie van de zetelovereenkomsten met de juridische instellingen, waaronder de overeenkomsten met het Internationaal Strafhof en Eurojust, en het verzekeren van een goede operationele ondersteuning zoals huisvesting, waarmee Nederland de vergelijking met andere internationale steden met glans kan doorstaan. (Zie ook operationele doelstelling 8.4).

Instrumenten/Activiteiten

Nederland geeft steun aan, veelal in Den Haag gevestigde, internationale organisaties op het gebied van internationaal recht en vrede. Middels de hoven en tribunalen die zich met internationaal strafrecht bezighouden, kan worden bijgedragen aan het doorbreken van straffeloosheid in de wereld. Den Haag is de juridische hoofdstad van de wereld, getuige ook het verzoek van de Secretaris-Generaal van de VN om het Tribunaal voor Libanon juist in Nederland te vestigen. Op dit gebied kan Nederland een verschil maken. Nederland zet zich internationaal in ten behoeve van het waarborgen van de integriteit van de hoven en tribunalen.

Het streven naar versterking van Den Haag als juridisch centrum van de wereld en als kennisnetwerk wordt door Buitenlandse Zaken op verschillende terreinen beleidsmatig ondersteund, onder meer door de ondersteuning van cursussen internationaal strafrecht voor rechters uit verschillende landen. Daarnaast overlegt het ministerie, in samenwerking met andere departementen en uitvoerende diensten, periodiek met de juridische instellingen over de uitvoering van hun zetelovereenkomsten en alle overige relevante aspecten van hun aanwezigheid in Nederland. Het gaat daarbij om (veelal praktische) zaken op het gebied van toegang tot en verblijf in Nederland, de positie van werknemers van internationale organisaties, verzekeringen en sociale zekerheid, fiscale zaken, alsmede rechten en plichten in verband met de diplomatieke immuniteit.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten
Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
Verplichtingen98 619123 89387 67993 56394 49794 49794 497
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal92 467107 221110 518109 197111 783104 034104 034
        
1.1 Internationale rechtsorde46 26741 83047 63946 13945 63945 63945 639
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
1.2 Mensenrechten37 07946 23448 65648 74548 74548 74548 745
  Juridisch verplicht  61%34%17%15%13%
  Overig verplicht  34%62%78%80%82%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  5%4%5%5%5%
1.3 Internationale juridische instellingen9 12119 15714 22314 31317 3999 6509 650
  Juridisch verplicht  53%52%43%43%43%
  Overig verplicht  47%48%57%57%57%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekOperationele doelstellingJaar van afronding 
  200620072008200920102011
Beleidsdoorlichtingen       
Nederlandals gastheer voor int. organisaties (zie ook beleidsartikel 8)1.3  X   
Effectenonderzoek       
Mensenrechtenbeleid1.2X     
Deelstudies uitvoering mensenrechtenbeleid1.2     X
Overig evaluatieonderzoek       
One UN1.1   X  
Iran mediakader1.2 X    
Beleidsmatige ondersteuning internationale juridische instellingen1.3   X  

BELEIDSARTIKEL 2: GROTERE VEILIGHEID EN STABILITEIT, EFFECTIEVE HUMANITAIRE HULPVERLENING EN GOED BESTUUR

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid.

Te realiseren prestaties

• Nadere implementatie van de afspraken van de NAVO-top in Boekarest en een actieve Nederlandse inbreng in de voorbereiding van de NAVO-top in 2009 in Straatsburg en Kehl, in het bijzonder:

– aanname van een Declaration on Alliance Security;

– bijdragen aan de implementatie van het strategisch politiek-militaire plan voor Afghanistan dat de regeringsleiders in Boekarest (april 2008) goedkeurden, ondermeer via de tenuitvoerlegging van de artikel 100 brief inzake Afghanistan

– toetreding van Kroatië en Albanië tot de NAVO;

– verder onderzoek naar opties voor een veelomvattend raketverddigingssysteem dat alle delen van het NAVO-grondgebied beschermt, inclusief die delen die niet door het VS systeem gedekt zouden zijn;

• Versterking van de Europese capaciteit voor crisisbeheersing door onder andere:

– betere verankering van het EVDB in het bredere externe optreden van de Unie;

– besluitvorming over de «permanente gestructureerde samenwerking»;

– verbeterde civiele capaciteitsopbouw door implementatie van de Civilian Headline Goal 2010;

• Stimuleren van verbeterde samenwerking tussen NAVO en EU op veiligheidsgebied, door het aandragen van pragmatische oplossingen en door de problematiek op de politieke agenda te houden;

• Ondersteuning van Kazachstan bij de voorbereiding op het OVSE-Voorzitterschap 2010.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zal tijdig zijn inzet bepalen voor de Declaration on Alliance Security, die tijdens de NAVO-top in 2009 zal worden aangenomen. Door middel van de organisatie van één of meerdere seminars zal Nederland een verdere bijdrage leveren aan de internationale discussie over de toekomst van de NAVO.

Nederland zal een zeer significante bijdrage leveren aan de wederopbouw, veiligheid en verbetering van mensenrechten in Afghanistan, in lijn met de geïntegreerde benadering. In 2009 wordt de Taakgroep Uruzgan multinationaler, met de komst van Franse, Hongaarse, Singaporese, Slowaakse en Tsjechische militairen. De ingezette Afghanisering van de veiligheidsstructuren in Uruzgan (bijna vertienvoudiging van het aantal Afghaanse militairen sinds augustus 2006) zal verder worden voortgezet. Hierbij zal bijzondere aandacht uitgaan naar opbouw van de Afghaanse politie, ondermeer via de inzet van Nederlandse politietrainers, het verder uitbouwen van EUPOL en investeringen in politie-infrastructuur in Uruzgan. De Nederlandse inspanning zal gaandeweg ook civieler worden. Uiterlijk augustus 2009 zal het Provinciaal Reconstructieteam onder civiele leiding komen.

Wat betreft NAVO-uitbreiding heeft de regering aan het parlement een wetsvoorstel betreffende de goedkeuring van de protocollen inzake de NAVO-toetreding van Kroatië en Albanië aangeboden. Indien ratificatie voor de top in 2009 voltooid is, zouden beide landen hieraan als volwaardig lid kunnen deelnemen. We zullen de vorderingen in de hervormingsprocessen van Oekraïne en Georgië nauwlettend blijven volgen, met speciale aandacht voor de duurzaamheid ervan. Nederland zal de bilaterale steun op het terrein van democratische hervormingen, ook gericht op de defensiesector, voortzetten.

Uitvoering en verdere ontwikkeling van het Europees en Veiligheidsbeleid (EVDB) krijgt verder inhoud door voortgezette capaciteitsopbouw in de lidstaten. Voor zowel de militaire als de civiele capaciteiten voor crisisbeheersing is 2010 als streefdatum gekozen. Op militair gebied wordt uitvoering gegeven aan het capaciteitenontwikkelingsplan en, na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, aan de zgn. permanente gestructureerde samenwerking. Op civiel gebied wordt in het kader van de Civilian Headline Goal 2010 gewerkt aan nieuw illustratief scenario voor de planning van civiele elementen van crisisbeheersing als onderdeel van een geïntegreerde aanpak. Daarnaast zal Nederland zijn eigen inbreng in de Europese crisisbeheersing versterken door de uitzending van experts voor civiele missies te professionaliseren. Nederland zal zich verder blijven inzetten voor verbetering van de planning en aansturing van EVDB-operaties, onder andere door verdere versterking van het EU-Raadssecretariaat. Nederland zal zich bij de inrichting van de Europese Dienst voor het Externe Optreden (EDEO) blijven inzetten op een verbeterde coherente inzet van de middelen die de Europese Unie ter beschikking staan voor haar buitenlandse beleid. Nederland zal blijven zoeken naar wegen die samenwerking tussen NAVO en EU in aanvulling op de bestaande kaders de zogenoemde Berlijn-Plus afspraken mogelijk maken.

Ook blijven we ijveren voor een effectievere OVSE, waarbij een scherpere focus op de meerwaarde van de OVSE en samenwerking met andere internationale organisaties, zoals de Raad van Europa voorop staan. Nederland zal Kazachstan ondersteunen bij de voorbereiding van diplomaten op het OVSE-Voorzitterschap in 2010. Hierbij wordt kennis en expertise overgedragen in samenwerkingsprojecten waarbij respectievelijk Clingendael en het ROI leidend zijn.

Operationele doelstelling 2

Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme.

Te realiseren prestaties

• Bestaande en nieuwe operationele instrumenten in het anti-terrorismebeleid, waaronder de bestrijding van financiering van terrorisme, zijn beter in overeenstemming met het mensenrechtenacquis;

• De terrorismebestrijdingscapaciteit is verder versterkt in prioritaire regio’s en derde landen, met name Marokko;

• Verdere implementatie van het EU-actieplan ter bestrijding van het terrorisme en het EU-actieplan ter bestrijding van radicalisering en rekrutering;

• Nederland zal zich in het kader van de onderhandelingen over een alomvattend VN verdrag inzake terrorisme inzetten voor spoedige aanvaarding van een definitie van terrorisme en de vestiging van universele rechtsmacht.

• Nederland zal ernaar streven om vervolging van plegers van terroristische aanslagen die tevens kwalificeren als reeds in het Statuut voor het Internationaal Strafhof opgenomen strafbare feiten te bevorderen, voor zover de direct betrokken staat die vervolging niet zelf ter hand neemt.

• Nadere uitwerking motie Coruz inzake oprichting van een anti-terrorisme instituut.

Instrumenten/activiteiten

Bij de bestrijding van terrorisme zullen de in de mensenrechtenstrategie neergelegde uitgangspunten worden toegepast. Nederland zal in EU- en VN-verband pleiten voor versterking van de rechtsbescherming van geliste personen en entiteiten, met name waar het de delistingsprocedure betreft. In de dialoog met derde landen wordt, vooral door middel van contraterrorisme-clausules, onverminderd aangedrongen op de noodzaak tot implementatie van de VN-terrorismeverdragen met eerbiediging van de mensenrechten.

Nederland heeft een samenwerkingsprogramma met Marokko voor terrorismebestrijding, dat in 2009 verder zal worden uitgevoerd. Ook andere landen zullen financieel en/of met technische assistentie worden ondersteund. Op het regionale vlak zullen centra als het in Algerije gevestigde Regionale Centrum voor Terrorismebestrijding (CAERT) en het in Indonesië gevestigde Centrum voor Samenwerking op het gebied van Rechtshandhaving (JCLEC) worden ondersteund. We zullen pleiten voor verdere EU-betrokkenheid bij de capaciteitsopbouw voor terrorismebestrijding, onder andere door steunverlening aan het continent Afrika.

Nederland zal de VN Counter Terrorism Implementation Task Force (CTITF) actief blijven ondersteunen bij het implementeren van de Wereldwijde Strategie tegen Terrorisme van de VN. De actieve monitoring van de relevante media in islamitische landen met betrekking tot het imago van Nederland in die landen en het aanpakken van op Nederland en het Westen gerichte dreiging, radicalisering en rekrutering, wordt voortgezet.

Operationele doelstelling 3

Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en bevordering van ontwapening.

Te realiseren prestaties

• Een positieve impuls, met behulp van EU-beleidsdocumenten en mondelinge bijdragen, aan het voorbereidingsproces voor de Non-Proliferatie Verdrag (NPV)-Toetsingsconferentie in 2010. Bevordering van brede politieke interesse voor het NPV via het opzetten van een netwerk met academici, een nieuwe brochure en via internet.

• Het uitdragen van de doelstellingen van de Chemical Weapons Convention (CWC) in relevante fora en het leveren van een Nederlandse bijdrage aan de vernietiging van chemische wapens in Rusland en voormalige Sovjet-republieken.

• De onderhandelingen over een Verdrag betreffende een verbod op de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden (FMCT) zullen van start zijn gegaan, mede als gevolg van Nederlandse inbreng.

• Versterking van de ontwapeningskennis en het ontwapeningsnetwerk door een cursus «technische aspecten van ontwapening» voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken (inclusief geselecteerde Nederlandse vertegenwoordigingen), Economische Zaken, Defensie en de exportcontrole diensten.

Instrumenten/activiteiten

Het belangrijkste instrument bij het realiseren van deze operationele doelstelling zijn de contacten met andere landen via verschillende diplomatieke kanalen. Hierdoor willen we de bepalingen in het NPV, de CWC, het Biologische en Toxine wapenverdrag (BTWC) en het Alomvattende Kernstopverdrag (CTBT) aanscherpen en daarmee de leemtes van het non-proliferatiestelsel verdragsmatig dichten.

Met landen die kritischer staan ten opzichte van bovengenoemde regimes en verdragen zal zowel in bilateraal als in multilateraal verband een intensieve dialoog worden gevoerd. Op nucleair gebied geldt dat Nederland in de Ontwapeningsconferentie in Genève zich actief zal inzetten voor totstandkoming van een verdrag betreffende een verbod op de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden (splijtstofstopverdrag: FMCT). Nederland verleent bovendien in bilateraal en multilateraal verband assistentie aan verdragspartijen om nationale wet- en regelgeving tot stand te brengen om verdragsverplichtingen adequaat na te kunnen leven. Verder is Nederland actief deelnemer aan inspanningen, vooral in IAEA-kader, die gericht zijn op het onder multilaterale controle brengen van de nucleaire brandstofcyclus (MNA). De succesvolle conferentie van de Urenco-landen (de International Conference on Nuclear Fuel Supply: Challenges and Opportunities) in 2008 in Berlijn zal een vervolg krijgen via nieuwe voorstellen voor de intensivering van de internationale discussie over MNA’s.

Nederland ijvert in de exportcontroleregimes voor aanscherping van de richtlijnen voor export van Massavernietigingswapens-gerelateerde nucleaire, chemische en biologische goederen en technologieën en de bijbehorende overbrengingsmiddelen. Wat betreft raketproliferatie zal verdere ontwikkeling van het beleid plaatsvinden door uitvoering van de notitie aan de Kamer inzake Missile Defense, versterking van het HCOC-regime (Haagse Gedragscode tegen de proliferatie van Ballistische Wapens) en interventies in de AVVN (Eerste Commissie).

Naast bovengenoemde instrumenten levert Nederland een actieve bijdrage aan de uitvoering van activiteiten met betrekking tot VN-Veiligheidsraad resolutie 1540 (waarbij landen maatregelen dienen te nemen om verkrijging of ontwikkeling van massavernietigingswapens door niet-statelijke actoren te voorkomen) en het Proliferation Security Initiative (afspraken tussen landen om proliferatie van massavernietigingswapens te voorkomen). Om de wereldwijde capaciteit versterken om terroristische aanslagen met nucleaire wapens te voorkomen zet Nederland zich in bij het «Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism».

Nederland draagt op bilaterale basis en via de EU, met name financieel, bij aan de vernietiging van chemische wapens en aan het veilig verwerken en opslaan van radioactief materiaal in Rusland en de voormalige Sovjet-republieken.

Operationele doelstelling 4

Goede internationale afspraken op het gebied van conventionele wapenbeheersing en een restrictief en transparant wapenexportbeleid.

Te realiseren prestaties

• Verdere verankering van ontwikkelingsaspecten in het VN-actieprogramma inzake kleine en lichte wapens en in bilateraal en internationaal veiligheids- en ontwikkelingsbeleid; rapportages over leveranties van kleine en lichte wapens zullen aan de orde zijn gesteld in het kader van het VN-wapenregister.

• Realisatie van een restrictief en transparant nationaal wapenexportbeleid, verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid van EU-lidstaten en voortgang bij regionale en internationale afspraken over wapenexport.

• Nederland zal aantoonbaar bijdragen aan het opbouwen van internationale steun voor een toekomstig Internationaal wapenhandelsverdrag (ATT) door het ondersteunen van regionale initiatieven gericht op het verkrijgen en behoud van draagvlak voor dit initiatief.

• Realisatie van nadere Europese afspraken over veiligheidsaspecten binnen het Galileo-programma, waaronder exportcontrole.

Instrumenten/activiteiten

In lijn met de internationale inzet (AVVN resolutie 60/68 en de Geneva Declaration on Armed Violence and Development, juni 2006) zal Nederland als deel van het bilaterale beleid ontwikkelingslanden assisteren bij de ontwikkeling en uitvoering van nationaal beleid inzake kleine wapens en bij de integratie ervan in wederopbouw- en ontwikkelingsstrategieën. Een voorbeeld is een meerjarig project in Uganda, waar we het National Focal Point Small Arms ondersteunen bij de uitvoering van het nationale actieplan voor bestrijding van kleine wapens.

In de aanloop naar de herziening van het VN-Wapenregister in 2009 zal Nederland in alle relevante fora steun blijven vragen voor universele deelname aan uitbreiding van het register. Door actieve deelname aan het veiligheidsorgaan van Galileo, zal worden bijgedragen aan Europese besluitvorming en zal worden toegezien op de relevante Nederlandse veiligheidspolitieke belangen. Nederland vervult, samen met Frankrijk een actieve rol in het consultatieproces ten behoeve van multilaterale steun voor de Gedragscode inzake het veilig gebruik van de ruimte.

Nederland streeft in EU-verband naar harmonisatie van de toepassing van de EU-Gedragscode inzake wapenexport, onder meer door te bevorderen dat de opgestelde gemeenschappelijke interpretaties voor de toepassing van de afzonderlijke criteria door de lidstaten worden toegepast.

Inzake de Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE) zal Nederland tezamen met de NAVO-partners de «Action-for Action»-benadering over het verband tussen ratificatie van het Aangepaste Verdrag en het uitvoeren van de Istanbul-verplichtingen jegens Rusland voortzetten.

Operationele doelstelling 5

Regionale stabiliteit door effectieve inzet op conflictpreventie, crisisbeheersing, conflictoplossing en post-conflict wederopbouw.

Te realiseren prestaties

• Deelname aan internationale militaire, civiele crisisbeheersingsoperaties (zie ook de begroting van het ministerie van Defensie).

• De integrale benadering (Diplomacy, Defence and Development) zal worden uitgebouwd, door in Nederland en internationaal de krachten verder te bundelen.

• Dankzij onder meer Nederlandse steun positieve ontwikkelingen op het gebied van vrede, stabiliteit, duurzame veiligheid en ontwikkeling in voor Nederland prioritaire (fragiele) staten en regio’s (Afghanistan, de Hoorn van Afrika – met name Sudan –, het Grote Merengebied, het Midden-Oosten en de Westelijke Balkan).

• Er wordt in het kader van ISAF in Uruzgan extra nadruk gelegd op de Afghanisering van de veiligheidsstructuren, civilisering van de internationale presentie en de samenwerking met een aantal nieuwe partners. Ondersteuning van het provinciale bestuur, uitvoering van (weder)opbouwactiviteiten die de bevolking ten goede komen en van een geïntegreerd anti-drugsbeleid zijn met verhoogde intensiteit voortgezet.

• Presentie van Nederlandse militaire eenheden en specialisten in meerdere operaties en anderszins (SSR) in Afrika, daar waar onze militaire expertise en capaciteiten meerwaarde hebben voor eigen Afrikaanse inspanningen op veiligheidsgebied.

Instrumenten/activiteiten

De Nederlandse inspanningen op het gebied van crisisbeheersing zullen zoveel mogelijk in EU-, NAVO-, VN- en OVSE-kader plaatsvinden. In 2009 krijgt dit vooral vorm door de missie in Uruzgan/Afghanistan, een aantal operaties in Afrika en de Nederlandse bijdrage aan de EVDB-missie in Kosovo, de grootste civiele missie die de EU tot nu toe voorgenomen heeft. In het Midden Oosten worden de Nederlandse inspanningen ten behoeve van de opbouw van rule of law in de Palestijnse Gebieden opgeschroefd.

Nederland blijft op grote schaal personeel en materieel bijdragen aan de ISAF-operatie in Zuid-Afghanistan en ons land blijft vanuit de middelen van ontwikkelingssamenwerking grote bedragen investeren in zowel de (weder)opbouw van de provincie Uruzgan als Afghanistan in zijn geheel (zie ook onder operationele doelstelling 2.1). Daarbij zal het accent meer komen te liggen op de inzet van civiele experts. Nederland streeft in Afghanistan naar grotere complementariteit tussen de activiteiten van de Afghaanse regering, de NAVO, de EU en de VN.

Diplomatieke activiteiten, militaire inspanningen, ondersteuning van regionale organisaties, hervorming en opbouw van de veiligheidssector (leger, politie, justitie, gevangeniswezen), demobilisatie-, ontwapenings- en reïntegratieprogramma’s, hervorming van bestuur en sociaal-economische wederopbouw zijn allen instrumenten die we gericht inzetten voor bevordering van stabiliteit die structurele ontwikkeling mogelijk maakt.

Ook budgettair is sprake van aanzienlijke intensiveringen. In OS-partnerlanden zullen deze middelen worden ingezet om systematische aandacht voor oorzaken van fragiliteit te garanderen. Daarnaast krijgen prioritaire postconflict landen toegang tot het totale instrumentarium van geïntegreerd beleid. In spanningshaarden zullen met deze middelen katalytische activiteiten, bijvoorbeeld bijdragen aan verzoenings- of bemiddelingspogingen, worden ondernomen. Tenslotte zal in landen in conflict worden ingezet op internationale vredesbemiddeling en/of crisisbeheersingsinspanningen.

Nederlandse inspanningen zijn in eerste instantie gericht op Afghanistan, het Grote Merengebied, de Hoorn van Afrika, Kosovo en Midden-Oosten. Deze activiteiten kunnen plaatsvinden in de vorm van enerzijds financiële of materiële bijdragen en anderzijds niet-financiële bijdragen (diplomatie, beleidsdialoog of personele inzet). Zo zendt Nederland experts uit naar Burundi die de overheid adviseren over hervorming van leger en politie en levert Nederland door het ter beschikking stellen van militaire waarnemers en politiefunctionarissen aan de VN-missie in Sudan (UNMIS) een bijdrage aan de stabilisatie van de situatie in Sudan. Ook ondersteunt Nederland als mede-voorzitter van de Groep van Vrienden van de Grote Meren Conferentie de implementatie van zowel het daaraan gelieerde Stabiliteitspact als initiatieven voor versterkte regionale samenwerking en (economische) integratie.

Financiële bijdragen ten behoeve van sociaal-economische wederopbouw worden vaak via Multi-Donor Trust Funds ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld in Sudan en Afghanistan.

Vanuit het Stabiliteitsfonds wordt ondersteuning gegeven aan de opbouw van (regionale) veiligheidsstructuren, onder meer door financiering van activiteiten van de Afrikaanse Unie (AMIS, de oprichting van de African Standby Force) en het opzetten van vredesscholen. Ook financiële en technische ondersteuning in EU-kader (onder meer uit de African Peace Facility) voor crisisbeheersingscapaciteit in Afrika en training in NAVO-kader helpen bij de opbouw van deze regionale veiligheidsstructuren. De implementatie van VR-resolutie 1325 over de rol van vrouwen bij conflictpreventie en -beheersing heeft daarbij volop de Nederlandse aandacht.

Operationele doelstelling 6

Effectieve humanitaire hulpverlening

Te realiseren prestaties

• Een snelle, flexibele en voorspelbare financiering voor internationale humanitaire hulp, waarbij Nederland in 2009 in de eerste 4 maanden van het jaar 75% van het beschikbare budget toekent. Daarnaast streeft Nederland ernaar om na een ramp snel initiële bijdragen vast te leggen. Minimaal 80 procent van de bijdragen aan de VN en het Internationale Comité voor het Rode Kruis (ICRC) zal geheel of gedeeltelijk ongeoormerkt zijn, gelet op de gewenste flexibiliteit bij de inzet van deze middelen.

• Uitbreiding van het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN tot een volume van minstens USD 500 mln in 2009, met een Nederlandse bijdrage van 40 mln euro per jaar op voorwaarde van positieve evaluaties van het CERF.

• In samenspraak met andere donoren één additioneel land toevoegen aan het model van de pooled funds of common humanitarian funds. Met deze fondsen kan de VN in die landen snel en strategisch humanitaire hulp verlenen.

• Nederland zal zich inzetten voor de verdere uitwerking van de herziening van het EU humanitaire beleid, inclusief toedeling van verantwoordelijkheden bij internationale rampenrespons.

• Realisatie van effectieve binnenlandse hulpcoördinatie door invoering van een verbeterd model van interdepartementale samenwerking

Instrumenten/activiteiten

De Nederlandse humanitaire hulpverlening vindt in beginsel wereldwijd plaats, maar bijzondere aandacht zal uitgaan naar een beperkt aantal crisisgebieden in ontwikkelingslanden, inclusief DRC, Sudan, Somalië, Sri Lanka, Afghanistan, Irak, en de Palestijnse gebieden. Afbouw is voorzien – indien de omstandigheden dat toelaten – in Burundi en de Noordelijke Kaukasus en op termijn in Zuid-Sudan.

De Nederlandse humanitaire hulp richt zich in eerste instantie op financiering van gespecialiseerde humanitaire hulporganisaties (VN, Rode Kruis en NGO’s). Daarnaast kunnen er, op basis van besluitvorming door het ministerie, deskundigen en/of materieel van andere ministeries worden ingezet. Humanitair ontmijnen is budgettair ondergebracht in het Stabiliteitsfonds, maar maakt beleidsmatig onderdeel uit van de humanitaire hulpverlening.

Nederland zet zich in voor bevordering van effectieve hulpverlening en prioriteitsstelling door het integreren van de zogeheten clusterbenadering in de reguliere programmering en budgettering van de betrokken humanitaire organisaties. De prioriteiten van ons humanitaire hulpbeleid dragen we uit in breed verband: in Brussel, in de verschillende beheersraden van VN-organisaties, in informeel/formeel bilateraal en multi-donoroverleg met VN-organisaties en het ICRC, en in overleg met NGO’s. Nationaal zal met het ministerie van VROM, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Verkeer en Waterstaat gewerkt worden aan invoering van een verdere verbetering van binnenlandse hulpcoördinatie.

We zullen ons sterk maken voor een uitbouw van het CERF van de VN. Daarbij beijvert Nederland zich onder meer voor betere en makkelijkere toegang voor NGO’s tot zowel CERF als gemeenschappelijke humanitaire fondsen, evenals het verlagen van de administratieve lasten. Nederland zal steun verlenen aan de VN bij pogingen de donorbasis uit te breiden.

Operationele doelstelling 7

Goed bestuur in prioritaire landen

Te leveren prestaties

• Op middellange termijn zijn de kwaliteit van het bestuur (inclusief anti-corruptie, rechtsstaat, het beheer van openbare financiën, het afleggen van verantwoording en transparantie van publieke dienstverlening) en democratiseringsprocessen verbeterd in partnerlanden.

• Uitvoering van resterende SGACA’s (5) en opvolging van uitgevoerde SGACA’s (27) leidt tot verbeterd inzicht in de politieke bestuursituatie en een effectieve (politieke) inzet van Nederland ter bevordering van het bestuur en corruptiebestrijding in partnerlanden.

• Het behouden van een voortrekkersrol in het internationale debat over politiek goed bestuur en democratisering met voice and accountability als dé kern van de goed bestuursagenda en nadruk op «wat werkt» in een bepaalde context.

• Versterking van democratie en rechtsstaat in landen met een EU-toetredingsperspectief en in buurlanden van de uitgebreide EU door ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en overheden vanuit het MATRA-programma. MATRA werkt hierbij complementair aan de Europese instrumenten voor pre-accessie (IPA) en nabuurschapsbeleid (ENPI).

Instrumenten/activiteiten

De te realiseren prestaties van deze operationele doelstelling worden met name verwezenlijkt door het ondersteunen van activiteiten ter bevordering van goed bestuur in partnerlanden en (vanuit het MATRA programma) in landen in Midden- en Oost-Europa, alsmede enkele landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Dit kan vorm krijgen door goed bestuurszaken aan de orde te stellen in de politieke dialoog met de overheid van het partnerland. Tevens door het ondersteunen van lokale processen ter verbetering van de kwaliteit van het bestuur (veelal institutionele ontwikkeling en capaciteitsopbouw). Aangezien (politiek) goed bestuur een gedeelde verantwoordelijkheid is van een breed scala aan maatschappelijke actoren, kan de ondersteuning variëren van onderdelen van de overheid, tot het maatschappelijk middenveld, political society (onder andere parlementen, politieke partijen) en het bedrijfsleven.

De in 2009 uit te voeren Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses (SGACA’s) zullen bijdragen aan een verbeterd inzicht in onderliggende factoren die de bestuurs- en corruptiesituatie bepalen en in lokale processen die verandering blokkeren of juist stimuleren. Deze inzichten zullen gebruikt worden om de Nederlandse goed bestuursinzet in partnerlanden aan te scherpen en waar nodig politieker te maken. In 2007 en 2008 uitgevoerde SGACA’s zullen de beleidsuitvoering blijven voeden en geactualiseerd worden indien nodig.

Om het politieke goed bestuursbeleid optimaal vorm te geven en uit te voeren zullen partnerschappen versterkt worden met strategische partners op dit terrein. Hierbij valt te denken aan organisaties die actief zijn op het terrein van democratisering en het ondersteunen van political society zoals het Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA) en Netherlands Institute for Multiparty Democracy (NIMD), ten aanzien van corruptiebestrijding zoals Transparency International (TI) en Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) en op het terrein van rechtsstaatversterking het International Development Law Organisation (IDLO).

Voor de landen die in aanmerking komen voor ondersteuning uit het MATRA-programma zijn in beginsel alle MATRA-instrumenten beschikbaar. Deze zijn enerzijds gericht op versterking van het maatschappelijk middenveld door de financiering van kleine of middelgrote projecten en anderzijds op ondersteuning van de overheid door opleiding van ambtenaren uit MATRA-landen en kortdurende ambtelijke ondersteuning vanuit Nederland. Het pre-accessie-instrument is exclusief gericht op kandidaat-lidstaten.

Uitvoering geven aan het Nederlandse goed bestuursbeleid vindt eveneens plaats in internationaal verband. Nederland zal actief deelnemen in het internationale debat over politiek goed bestuur en corruptiebestrijding, via contacten en beleidsdialoog met en (financiële) steun aan ondermeer de Wereldbank, de EU, het Governance Network van de OESO/DAC en UNDP. In het kader van corruptiebestrijding zal extra aandacht uitgaan naar uitvoering en monitoring van het VN-verdrag tegen corruptie.

De Corruptie Perceptie Index (CPI) van Transparancy International geeft scores op een specifiek onderdeel van goed bestuur, namelijk (het bestrijden van) corruptie. Voor de Nederlandse partnerlanden zijn de scores hieronder als kengetal weergegeven. De scores zijn gebaseerd op de perceptie van de mate van corruptie met waarden van 10 (uiterst schoon) tot 0 (uiterst corrupt). Partnerlanden met een opvallende stijging in de score (dus een lagere perceptie van corruptie) zijn: Bosnië-Herzegowina; van 2.9 naar 3.3, Georgië; van 2.8 naar 3.4, Macedonië; van 2.7 naar 3.3 en Zuid-Afrika; van 4.6 naar 5.1.

KengetalCPIin partnerlandenRangordeScore
 200720062005200720062005
Afghanistan1721171.82.5
Albanië1051111262.92.62.4
Armenië9993883.02.92.9
Bangladesh1621561582.02.01.7
Benin118121882.72.52.9
Bolivia1081051172.92.72.5
Bosnië-H.8493883.32.92.9
Burkina Faso10579702.93.23.4
Colombia6859553.83.94.0
Egypte10570702.93.33.4
Eritrea111931072.82.92.6
Ethiopië138921372.42.52.2
Georgië79991303.42.82.3
Ghana6470653.63.33.5
Guatemala1111111172.82.62.5
Indonesië1431301372.32.42.2
Jemen1311111032.52.62.7
Kaap Verdië494.9
Kenia1501421442.12.22.1
Macedonië841051033.32.72.7
Mali11899882.72.82.9
Moldavië11179882.83.22.9
Mongolië9999853.02.83.0
Mozambique11199972.82.82.8
Nicaragua1231111072.62.62.6
Oeganda1111051172.82.72.5
Pakistan1381421442.42.22.1
Palestijnse Autoriteit1072.6
Rwanda111121832.82.53.1
Senegal7170783.63.33.2
Sri Lanka9484783.23.13.2
Suriname7290783.53.03.2
Tanzania9493883.22.92.9
Vietnam1231111072.62.62.6
Zambia1231111072.62.62.6
Zuid-Afrika4351465.14.64.5

Bron: www.transparancy.org

Operationele doelstelling 8

Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid.

Te realiseren prestaties

• Verder intensiveren van de relaties met geselecteerde landen die van belang zijn voor de energievoorzieningszekerheid (Rusland, Algerije, Kazachstan en Saoedi-Arabië). Betrokken blijven bij de Gulf of Guinea Energy Security Strategy Group (veiligheid in de in de Golf van Guinee in het algemeen en in het bijzonder in de olierijke Niger Delta in Nigeria).

• Actieve deelname aan de Europese en internationale discussies over de voordelen en risico’s van kernenergie; verkenning naar mogelijk lidmaatschap van het Global Nuclear Energy Partnership (GNEP).

• Overeenstemming in EU verband bewerkstelligen voor haalbaar gemeenschappelijk optreden voor het bevorderen van energievoorzieningszekerheid (follow-up van tweede strategische energy review).

Instrumenten/activiteiten

Het belangrijkste instrument voor het verwezenlijken van deze operationele doelstelling is het intensiveren van de bilaterale relaties met Rusland, Kazachstan, Algerije en Saoedi-Arabië vanwege het belang hiervan voor energievoorzieningszekerheid. Nederland zal samen met de Commissie en de overige EU-lidstaten bezien op welke wijze het externe energiebeleid van de Unie verder geconcretiseerd kan worden. Intern werkt de EU aan een geïntegreerde energiemarkt. Nederland werkt in EU-kader mee aan het onderhouden van de dialoog door de EU met energierelevante landen of regio’s. De multilaterale gremia zijn brede, voorwaardenscheppende kaders waar mondiale thema’s zoals samenwerking en kennisuitwisseling op het gebied van energietechnologie en efficiëntie, een stabiel en gunstig investeringsklimaat, veiligheid van transportroutes en good energy governance en klimaat worden besproken. Voorbeelden hiervan zijn het IEA, het Energie Handvest, de European Bank for Reconstruction and Development en de OVSE. Ook neemt Nederland actief deel aan de discussie over energievoorzieningszekerheid binnen het kader van de NAVO als brede veiligheidsorganisatie en als forum voor politieke consultaties over strategische vraagstukken. Consistentie in de Nederlandse inzet op de bilaterale, Europese en multilaterale niveaus is van groot belang, met name om in de richting van de energierelevante landen tot een effectieve en samenhangende benutting van deze instrumenten te komen. Het ministerie werkt op dit terrein nauw samen met het ministerie van Economische Zaken.

Operationele doelstelling 9

Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen.

Te realiseren prestaties

• Vergroting van inzicht in de kosten en baten, voor de meest kwetsbare ontwikkelingslanden, van adaptatie aan klimaatverandering. Het onderzoek dat hiernaar is gestart zal in 2009 resultaat opleveren.

• Nederland zet zich in de internationale klimaatonderhandelingen in voor klimaatafspraken die effectief, alomvattend en eerlijk zijn. Nederland richt zich daarbij op alle vier de bouwstenen van het Bali Action Plan: adaptatie, mitigatie, financiering en de overdracht van technologie.»

Instrumenten/activiteiten

Het ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van de Nederlandse inzet op het gebied van internationaal milieubeleid en internationaal klimaatbeleid in internationale fora, zoals over het Biodiversiteitsverdrag, het Klimaatverdrag en de Global Environment Facility. In bilaterale en multilaterale contacten zal Nederland de aandacht blijven vestigen op het belang van een meer geïntegreerde benadering van klimaatbeleid, duurzaam beheer van ecosystemen voor stabiliteit en conflictpreventie, inclusief de gevolgen van klimaatverandering daarop.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
Verplichtingen1 156 5101 314 597745 851740 606594 750592 601592 601
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal915 1651 002 239920 918900 026852 797850 648850 748
        
2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid14 17411 88116 45819 54322 17920 03020 030
  Juridisch verplicht  75%79%81%78%75%
  Overig verplicht  17%12%10%13%16%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  8%9%9%9%9%
2.2 Bestrijding internationaal terrorisme0000000
2.3 Non-proliferatieen ontwapening8 4809 3349 1659 1659 1659 1659 165
  Juridisch verplicht  99%99%99%98%98%
  Overig verplicht  1%1%1%2%2%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
2.4 Conventionele wapenbeheersing0000000
2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing396 083444 126422 898410 769359 024359 024359 124
  Juridisch verplicht  69%66%58%57%55%
  Overig verplicht  25%28%29%30%31%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  6%6%13%13%14%
2.6 Humanitaire hulpverlening328 135317 194250 094249 994249 994249 994249 994
  Juridisch verplicht  58%41%41%41%41%
  Overig verplicht  42%59%59%59%59%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
2.7 Goed bestuur161 359193 954192 553181 305182 185182 185182 185
  Juridisch verplicht  78%67%26%24%22%
  Overig verplicht  19%29%51%51%50%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  3%4%23%25%28%
2.8 Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid0000000
2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie6 93425 75029 75029 25030 25030 25030 250
  Juridisch verplicht  19%20%20%20%20%
  Overig verplicht  81%80%80%80%80%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten1 9521 6471 1471 1471 1471 1471 147
        
2.10 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid298147147147147147147
2.70 Humanitaire hulpverlening1 6541 5001 0001 0001 0001 0001 000

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekOperationele doelstellingJaar van afronding 
  200620072008200920102011
Beleidsdoorlichtingen       
De Nederlandse inzet t.b.v. een effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO2.1   X  
BeleidsdoorlichtingTerrorisme (gezamenlijk met Jus en BiZa)2.2   X  
Exportcontrolebeleid2.3   X  
Bevordering regionale stabiliteit2.5     X
Humanitaire hulp2.6X     
Bevorderen van politiek goed bestuur middels o.a. SGACA’s2.7    X 
Energievoorzieningszekerheid2.8    X 
Veiligheiden milieu2.9    X 
Effectenonderzoek       
VNWereldwijde Strategie tegen Terrorisme2.2  X   
Conventionele wapenbeheersing2.4  X   
Het Nederlandse Afrikabeleid 1998–2006 (zie ook beleidsartikel 4)2.5  X   
Goed bestuur/regionale stabiliteit als onderdeel van beleid t.a.v. de Balkan regio2.5, 2.7   X  
Stabiliteitsfonds2.5 X    
Conflictpreventieen vredesopbouwZuid-Soedan2.5   X  
Conflictpreventieen vredesopbouw in DRC2.5   X  
Internationale evaluatie tsunamihulp2.6X     
Tsunami-hulp/Linking Relief, Rehabilitation and Development, phase II2.6  X   
Institutional Evaluation of the Netherlands Institute for Multiparty Democracy2.7   X  
Het Nederlandse Latijns Amerika beleid (zie ook beleidsartikel 4)2.7     X
Landenstudie Nicaragua (zie ook beleidsartikel 4)2.7   X  
Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (BBI)/MATRA2.7   X  
Overig evaluatieonderzoek       
Review Multi Donor Trust Funds (MDTFs) in post-conflict situaties2.5 X    
Financiering van ontmijningsprogramma’s via NGO’s2.6 X    
Central Emergency Response Fund (CERF)2.6  X   
Cluster Approach2.6 X    
Review Humanitarian Financing Mechanism in GHD-verband2.6  X   
MATRApolitieke partijen2.7X     
Democratic Governance Thematic Trust Fund UNDP2.7  X   

BELEIDSARTIKEL 3: VERSTERKTE EUROPESE SAMENWERKING

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt.

Te realiseren prestaties

• Nederland blijft zich sterk maken voor ratificatie van het Verdrag van Lissabon door alle lidstaten, zodat het verdrag in werking kan treden en daarmee de discussie over de institutionele hervorming van de EU kan worden afgerond.

• Een EU-begrotingsevaluatie met een open debat over alle EU-uitgaven en -inkomsten, waarbij Nederland streeft naar fundamentele hervormingen en modernisering van de EU-uitgaven en de financiering, met speciale aandacht voor globalisering, klimaatverandering en energiezekerheid. Voor de uitgaven impliceert dit een nieuwe prioriteitstelling. Aan de inkomstenkant streeft Nederland naar een billijk systeem van eigen middelen dat transparant, voorspelbaar en eenvoudig is.

• Afronding van afspraken die zijn gemaakt in het huidige Justitie en Binnenlandse Zaken-programma (het Haags Programma) inzake asiel en migratie en het vaststellen van het Justitie en Binnenlandse Zaken beleid voor de periode na 2010.

Instrumenten/activiteiten

Om de prestaties te realiseren wordt onder andere gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: gedegen en consequente interdepartementale coördinatie (zoals in de wekelijkse Coördinatie Commissie Europese Zaken), analyses van de standpunten van andere lidstaten, coalitievorming met daarvoor in aanmerking komende EU-lidstaten, intensivering van contacten met EU-instellingen en (inkomende) EU-voorzitterschappen (voor 2009: Tsjechië en Zweden) en kennis van de EU en de EU-instellingen.

Operationele doelstelling 2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s.

Te realiseren prestaties

• Versterking van het EU-Ruslandbeleid door zoveel mogelijk te streven naar een gemeenschappelijke Europese positie.

• Voortzetting van de onderhandelingen met Turkije waarbij Turkije moet worden aangesproken op uitvoering van het Ankara Protocol.

• Aandacht voor de vervulling van politieke en economische criteria in het kader van het stabilisatie- en associatieproces (de Kopenhagen criteria) en versterking van de banden tussen de bevolking van de EU en de Westelijke Balkan.

• Integratie van de Unie voor de Mediterrane Regio (UM) in Euromed als nieuwe politieke impuls voor het Barcelona-proces.

• NL streeft binnen EU-kader naar actieve ondersteuning door de EU van het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP).

• Nederland streeft naar intensivering van de relaties van de EU met Israël door middel van de verbreding van de politieke dialoog met Israël (ook op het terrein van de bescherming van mensenrechten), verdere integratie van Israël in de interne markt en een meer actieve deelname van Israël in EU-programma’s en relevante expertwerkgroepen.

• Nederland draagt bij aan de EU inspanningen om in de betrekkingen met Iran door middel van onderhandelingen een oplossing voor het Iraanse nucleaire vraagstuk te vinden.

Instrumenten/activiteiten

Om de prestaties te verwezenlijken wordt onder andere gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: binnenlandse politieke sturing, inzet van bilaterale en communautaire instrumenten (Nederlandse deelname in EU-twinningprojecten), bilaterale technische assistentie (via het MATRA Programma voor versterking van democratie en rechtsstaat door de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en overheden in landen uit het voormalige Oostblok en enkele zuidelijke buurlanden van de EU met een budget van circa EUR 35 miljoen in 2009). Daarnaast word gewerkt aan coalitievorming met andere EU-lidstaten en wordt in het bijzonder ingezet op samenwerking met de (nieuwe) buren van de Unie. In de betrekkingen met Iran blijft Nederland het meersporenbeleid van de EU steunen, waarbij ruimte blijft bestaan voor het aangaan van dialoog. Tegelijkertijd moet de mogelijkheid van aanvullende maatregelen tegen Iran op tafel blijven zolang Iran het nucleair beleid niet wijzigt. Ten aanzien van het MOVP draagt de EU niet alleen bij via actieve diplomatie maar ook door ondersteuning van de (weder-)opbouw van Palestijnse instituties, onder meer in de civiele veiligheidssector (EUPOL-COPPS). Tenslotte levert Nederland een bijdrage aan het maatschappelijk debat en is publieksvoorlichting een belangrijk instrument.

Operationele doelstelling 3

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden of -regio’s.

Te realiseren prestaties:

• Versterking van de coherentie van EU-beleid op het raakvlak van veiligheid en ontwikkeling op basis van het Verdrag van Lissabon.

• Afronding van de EPA-onderhandelingen (Economic Partnership Agreements) met de ACS-landen in Afrika en de Stille Oceaan, waarbij de akkoorden naast WTO-conform ook ontwikkelingsvriendelijk worden en dat met name in Afrika de regionale economische integratie daadwerkelijk wordt bevorderd.

• Afronden van de politieke besluitvorming in de WTO-Doharonde (handelsakkoorden) en uitwerking van de implementatieschema’s. Nederland streeft naar vaststelling van mandaten voor Partnerschaps- en Samenwerkingsakkoorden (PCA’s) met betreffende landen, dan wel naar het volgen van naar de lopende PCA-onderhandelingen en het toezien op opname van politieke clausules daarin. Nederland concentreert zich daarbij op het opnemen van bepalingen over mensenrechten, non-proliferatie, het Internationale Strafhof, het terugnemen van (uitgeprocedeerde) onderdanen door derde landen en over anti-terrorisme.

Instrumenten/activiteiten

Om de prestaties te verwezenlijken wordt onder andere gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: binnenlandse politieke alertering, coalitievorming met andere EU-lidstaten, tijdige contacten met de instellingen van de Unie, het laten uitvoeren van onderzoeken over actuele onderwerpen, bijdragen aan het maatschappelijk debat en publieksvoorlichting. Door gezamenlijk met de Europese Commissie deel te nemen aan een EU-pilot in Burundi zal mede uitvoering worden gegeven aan het fragiele statenbeleid van de EU. Doel is te komen tot een betere inzet van donorgelden door een coherente aanpak en het streven naar meer eenheid.

Operationele doelstelling 4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27

Te realiseren prestaties

• Effectieve Nederlandse inzet in de EU-besluitvorming door intensief bilateraal contact met (grote) EU-lidstaten en toekomstige EU-lidstaten en met (inkomende) EU-voorzitterschappen.

• Bestendiging van bestaande en realisering van wisselende coalities van EU-lidstaten, op basis van de belangen die op het spel staan. Versterkte bilaterale samenwerking door grensoverschrijdende samenwerking.

• Grotere betrokkenheid van andere departementen en het maatschappelijk middenveld bij de bilaterale betrekkingen van Nederland.

Instrumenten/activiteiten

Er zal worden ingezet op het verder versterken van de Nederlandse positie in de EU van 27, onder meer door intensief bilateraal contact op politiek en ambtelijk niveau (inkomende en uitgaande bezoeken) met grote EU-lidstaten (Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Polen en Spanje) en met inkomende EU-voorzitterschappen (voor 2009: Tsjechië en Zweden). Detacheringen van diplomaten in belangrijke EU-lidstaten zullen worden voortgezet (tijdens een voorzitterschap wordt minstens één Nederlandse diplomaat in het betreffende land gedetacheerd). Met andere (kleinere) landen wordt regionaal samengewerkt (Benelux, Vitegrad en Nordics), bijvoorbeeld door het voeren van regelmatig politiek overleg voorafgaand aan de Europese Raad. Het herziene Benelux-verdrag zal een nieuwe impuls geven aan de samenwerking in de Benelux; zo komt bijvoorbeeld het comité van ministers jaarlijks tenminste éénmaal bijeen. Ook worden MATRA-middelen ingezet voor nieuwe en kandidaat-lidstaten en aan de EU grenzende landen. Verder wordt ambtelijke expertise uitgewisseld en geeft Nederland financiële bijdragen aan projecten gericht op de intensivering van de bilaterale betrekkingen met een aantal landen, waaronder conferenties en seminars met Duitsland, Frankrijk, België, het VK, Polen en Turkije. Hieraan nemen ook andere departementen en het maatschappelijk middenveld deel.

Operationele doelstelling 5

Een hechtere Europese waardengemeenschap

Te realiseren prestaties

• Concentratie van activiteiten door de Raad van Europa (RvE) op kerntaken (democratie, mensenrechten en de rechtstaat) en het scheppen van maatschappelijke randvoorwaarden daarvoor.

• Versterking van de institutionele en operationele samenwerking tussen de RvE, de EU en de OVSE, waaronder spoedige toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

• Besluitvorming over een structurele oplossing voor het budgettaire probleem van de Raad van Europa en over terugdringen van de werklast van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zal door het beoordelen van de begroting van de RvE toetsen of de werkzaamheden van de RvE voldoende raken aan de kerntaken (democratie, mensenrechten en de rechtstaat). Nederland neemt verder deel aan discussies in stuurgroepen, rapporteurgroepen en in het Comité van Ministers van de RvE. Een goede afstemming van de Nederlandse inzet, zowel tussen de Haagse departementen als in de EU-Raadswerkgroep OVSE/RvE is daarvoor de basis. Hetzelfde geldt voor coalitievorming en gezamenlijke initiatieven met andere lidstaten en door afstemming met het secretariaat van de RvE. De inzet van Nederland in de RvE is mede gebaseerd op en draagt bij aan de Nederlandse Mensenrechtenstrategie («Naar een Menswaardig Bestaan»). In 2009 bestaat de RvE zestig jaar. Het kabinet wil deze gelegenheid aangrijpen om meer bekendheid te geven aan de RvE onder Nederlandse jeugd (lesmateriaal van de RvE wordt ter beschikking gesteld), met name op het terrein van mensenrechten. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de viering van zestig jaar Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (december 2008) en zestig jaar EVRM (2010).

In het licht van de doelstelling «een hechtere Europese waardengemeenschap» blijft Nederland ook toezien op het toepassen van de zogenaamde Kopenhagen criteria waaraan toekomstige lidstaten van de EU moeten voldoen als zij lid willen worden (zie hiervoor verder operationele doelstelling 3.2).

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking
Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
Verplichtingen7 971 3247 155 5514 266 3196 640 4566 662 6166 959 3127 057 427
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal7 032 2387 290 5234 462 8596 842 2166 886 8907 161 0727 259 187
        
3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU6 858 6257 099 8014 253 5696 627 7066 649 8666 946 5627 044 677
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.2 Ondersteuning bij pre- en post-accessie11 28811 00010 70810 70810 70810 70810 708
  Juridisch verplicht  87%12%0%0%0%
  Overig verplicht  13%88%100%100%95%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%5%
3.3 EOFEuropees ontwikkelingsfonds149 580166 972185 832191 052213 566191 052191 052
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.4 Nederlandse positie in de EU3 4423 4473 4473 4473 4473 4473 447
  Juridisch verplicht  91%91%91%91%91%
  Overig verplicht  2%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  7%9%9%9%9%
3.5 Raad van Europa9 3039 3039 3039 3039 3039 3039 303
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten627 005649 300705 333719 440733 829748 505763 475
        
3.10 Perceptiekostenvergoedingen627 005649 300705 333719 440733 829748 505763 475
3.40 Restitutie Raad van Europa0000000

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekOperationele doelstellingJaar van afronding 
  200620072008200920102011
Beleidsdoorlichtingen       
       
Effectenonderzoek       
Evaluatievan EU beleid t.a.v. vrijheid, veiligheid en recht (Haags Programma)3.1   X  
Coördinatie, complementariteit en coherentie (de drie C’s) van het verdrag van Maastricht (6 studies)3.3XX    
Overig evaluatieonderzoek       
EUbegrotingsevaluatie3.1   X  
The Lisbon Scorecard (monitoring systeem)3.1 XXXX 
Instrument voor Europees Nabuurschap en Partnerschap (ENPI)3.2    X 
Instrument voor pre-accessie(IPA)3.2    X 
Trainingsprogramma’s Adept en MTES3.2  X   
MATRApre-accessie projecten (MPAP) en MATRA-Flex3.2    X 
Mensenrechteninstrument (EIDHR)3.3    X 
Instrument voor ontwikkelingssamenwerking(DCI)3.3    X 
Nederlandse EUvoorzitterschap3.4 X    
Implementatie afspraken «Derde Top»3.5    X 

BELEIDSARTIKEL 4: MEER WELVAART EN MINDER ARMOEDE

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem.

Te realiseren prestaties

• Bij afronding van de WTO-Doha ronde krijgen de ontwikkelingslanden voldoende beleidsruimte om hun economische ontwikkeling ter hand te nemen door voortgang op het gebied van:

– landbouw in alle drie pilaren van de ronde; afbouw van exportsteun, vermindering van handelsverstorende binnenlandse steun en verruiming van markttoegang met specifieke resultaten voor katoen en disciplinering van gebonden voedselhulp.

– industrieproducten door ambitieuze verruiming van de markttoegang voor producten uit ontwikkelingslanden in rijke landen en een evenwichtige marktopening in ontwikkelingslanden.

– handelsbevordering met garanties voor financiële steun aan arme ontwikkelingslanden die investeren in verbetering van de afhandeling van hun grensverkeer.

– volledig vrije markttoegang voor alle producten van de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) in alle OESO-landen en rijkere ontwikkelingslanden.

• Constructieve onderhandelingen naar regionale Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) waar binnen WTO-kaders maximale flexibiliteit wordt toegepast om de ontwikkelingsdimensie te bevorderen in die regio’s waar voldoende draagvlak is. Effectieve implementatie van de EPA’s in regio’s en landen waarmee EPA’s zijn afgesloten.

• Duurzaamheid (sociaal en milieu) in belangrijke ketens, waaronder biomassa, wordt aangepakt door geharmoniseerde certificering en verbeterprogramma’s, en door agendering in de relevante internationale fora.

• Coördinatie en coherentie van de Nederlandse inbreng ten aanzien van duurzame ontwikkeling in relevante internationale fora, met specifieke aandacht voor het betrekken van ontwikkelingslanden bij de totstandkoming van brede internationale afspraken over deze onderwerpen, met name als daar handelsmaatregelen aan worden gekoppeld (in het kader van «non trade concerns»).

• Ontwikkelingslanden meer inspraak geven in de totstandkoming van productnormen en ondersteuning bij het voldoen daaraan.

• Versoepeling en vereenvoudiging van de preferentiële regels van oorsprong van de EU.

• Ontwikkelingslanden worden gestimuleerd en gefaciliteerd voor de realisatie van betere markttoegang.

Instrumenten/activiteiten

De hierboven genoemde prestaties worden gerealiseerd door een constructieve inzet van Nederland in EU-verband onder meer voor de totstandkoming van de EPA’s. Met het programma Hulp voor Handel wordt door Nederlandse ambassades in 30 ontwikkelingslanden ondersteuning verleend ter bevordering van productieve capaciteit, voor de aanpak van knelpunten in de economische infrastructuur en de ontwikkeling van handelsbeleid.

Operationele doelstelling 2

Een significante vermindering van het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag

Te realiseren prestaties

• Nederland zal 0,8% van zijn Bruto Nationaal Product (BNP) beschikbaar (blijven) stellen voor ODA.

• Het aandeel programmatische hulp in het bilaterale programma, waaronder sectorale en/of algemene begrotingssteun, wordt gehandhaafd en waar mogelijk vergroot conform de daarvoor opgestelde indicatoren in de Verklaring van Parijs op basis van wederzijds vastgesteld politiek vertrouwen in richting en snelheid van ontwikkelingen in de partnerlanden. De kwaliteit van de dialoog en het functioneren van lokale verantwoording krijgen daarbij bijzondere aandacht.

• In vier partnerlanden (Bolivia, Benin, Uganda en Zambia) speelt Nederland een katalyserende rol in de dialoog met de overheid bij de totstandkoming van een samenhangende groeistrategie met focus op verdelingsvraagstukken.

• Stimuleren van de sociaal-economische dialoog door ondersteuning van producentenorganisaties, werkgevers en vakbonden en de bevordering van SER-achtige instituties.

• Nederland steunt de internationale afspraken op het terrein van schuldhoudbaarheid in multilaterale organisaties zoals de OESO, de Club van Parijs (CvP), de Wereldbank en het IMF, en bevordert de verspreiding daarvan naar derde partijen (non-OESO/non-CvP crediteuren en commerciële crediteuren).

• Nederland draagt financieel bij aan «debtmanagement»-programma’s van multilaterale organisaties.

Instrumenten/activiteiten

Het armoedebeleid richt zich op het ontwikkelen en toepassen van instrumenten die actief gericht zijn op de positie van de armen en de processen die armoede beïnvloeden. Het armoedebeleid wordt bilateraal vormgegeven via (algemene) begrotingsteun zodat er op landenspecifieke wijze uitvoering kan worden gegeven aan de Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP’s). Daarnaast richt het beleid zich op het verbeteren van sectoroverstijgende hervormingen die mede ten goede komen aan sectorale doelstellingen. Het belang van de dialoog en van lokale verantwoordingssystemen neemt hierbij verder toe. Door capaciteitsontwikkeling bij overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties richt Nederland zich op het vergroten van het probleemoplossend vermogen en onderlinge verantwoording tussen overheid en maatschappij. De mix van hulpmodaliteiten wordt hierop afgestemd. De combinatie van begrotingssteun, het versterken van het beleid en beheer van de openbare financiën, capaciteitsontwikkeling en de bestrijding van corruptie moet bijdragen aan de vergroting van de effectiviteit van de hulp en het beheersen van risico’s. Daarbij is het uitgangspunt geharmoniseerd met andere donoren op te treden, zodat de transactiekosten voor het ontvangende land zo veel mogelijk worden verlaagd.

De totstandkoming van een groeistrategie in Bolivia, Zambia, Uganda en Benin wordt gerealiseerd via de bestaande dialoog over de inzet van begrotingssteun. In deze groeistrategie gaat het om de koppeling tussen sectorstrategieën, het macro-economische en begrotingsbeleid en de gevolgen hiervan voor armoede en ongelijkheid. Daarnaast zullen in diverse landen – afhankelijk van de concrete vraag – activiteiten worden ondersteund ten behoeve van kennisopbouw bij de sociale partners (producentenorganisaties, werkgevers, vakbonden en SER-achtige instituties).

Nederland levert een zichtbare en concrete bijdrage aan het voorkomen van nieuwe onhoudbare schulden van ontwikkelingslanden. Ten eerste door brede toepassing van de uitgangspunten van het in internationaal verband afgesproken schuldhoudbaarheidsraamwerk te bevorderen, waardoor voorkomen wordt dat ontwikkelingslanden leningen krijgen die hen opzadelen met een te grote financieringslast. Ten tweede door ontwikkelingslanden te ondersteunen bij het op orde krijgen van hun schuldenbeleid. Nederland levert een bijdrage aan programma’s van multilaterale instellingen en ontwikkelingsbanken die zijn gericht op het verbeteren van «debt management» in ontwikkelingslanden.

Operationele doelstelling 3

Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

Te realiseren prestaties

• Verbetering van de productiviteit in de landbouw in partnerlanden door ondersteuning van rurale ondernemingen, onderzoek en innovatie, verbetering van de publieke dienstverlening, duurzame ketenontwikkeling en de verbetering van markttoegang.

• Financiële sectorontwikkeling: samen met de diverse Schoklandpartners wordt zorg gedragen voor vergrote toegang tot financiële diensten voor het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) in onder andere Vietnam en ontwikkeling van innovatieve producten op het gebied van verzekeringen en pensioenen.

• Infrastructuur: bijdragen aan duurzame en ontwikkelingsrelevante infrastructuur in ontwikkelingslanden dankzij de nieuwe regeling Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling (ORIO).

• De Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)-criteria zullen in de opdrachtverlening aan uitvoerders van het bedrijfsleveninstrumentarium worden verbreed en aangescherpt. Er zal op het terrein van MVO en specifieke OS-thema’s (zoals ketenverantwoordelijkheid) een branche- en sectorgericht bewustwordingsprogramma worden uitgevoerd voor het Nederlandse MKB.

• Kennis en vaardigheden: de investeringsprojetcten van het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) leiden tot een lokale banengroei met 3500 fte. Het Centrum Bevordering Import uit ontwikkelingslanden (CBI) bemiddelt 95 bedrijven die tot handel met Europese markten zijn gekomen. 750 000 Boeren zullen actief hebben deelgenomen aan het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP). Het Programma Uitzending Managers (PUM) heeft circa 1400 MKB-bedrijven ondersteund.

• Grotere «policy space» voor ontwikkelingslanden, waardoor zij flankerend beleid kunnen ontwikkelen om de potentiële voordelen van globalisering, voor wat betreft groei en verdeling te realiseren.

Instrumenten/activiteiten

De ketenontwikkelingsprogramma’s op landbouwgebied worden uitgebreid. Zowel overheidsdiensten, coöperaties als financiële instellingen kunnen worden ondersteund in het kader van een lokaal ontwikkelde landbouwstrategie. Er zullen twee nieuwe publieke-private partnerschappen op landbouwterrein worden uitgevoerd.

Samen met het bedrijfsleven, de uitvoerder en in goed overleg met het ministerie van Economische Zaken wordt zorg gedragen voor de ontwikkeling, financiering en uitvoering van infrastructuur in ontwikkelingslanden, waarbij de inzet is om binnen enkele jaren 50% van het totaal van de met ORIO ondersteunde infrastructuurprojecten te realiseren in de Minst Ontwikkelde Landen.

Op het terrein van mesofinanciering worden twee pilotprojecten uitgevoerd en worden subsidies verleend aan lokale op Midden- en Kleinbedrijf-gerichte financiële instellingen. Hierbij zijn Nederlandse en lokale partners bereid risico’s te nemen voor het bereiken van een grotere groep armen en kleine bedrijven. Er worden innovatieve instrumenten op het terrein van verzekeringen en pensioenen ontwikkeld dan wel ondersteund samen met verzekeringsmaatschappijen, banken en pensioenfondsen al of niet in samenwerking met multilaterale organisaties.

Het MVO-bewustwordingsprogramma wordt uitgevoerd in samenwerking met circa 15 Nederlandse ondernemingsorganisaties, waardoor circa 20 000 personeelsleden van MKB-ondernemingen in Nederland bereikt worden. Deelnemers aan het bewustwordingsprogramma zullen tevens geïnformeerd worden over het duurzaam inkoopbeleid van de overheid. Voor dit programma zal worden aangesloten bij het bestaande MVO-programma van het ministerie van Economische Zaken. De prestaties op het gebied van kennis en vaardigheden worden gerealiseerd door het ondersteunen van lokale bedrijvigheid via programma’s als PSOM, PUM, CBI en POP. Daarnaast worden via de regeling Sociaal Ethisch Beleggen particulieren gestimuleerd (door middel van belastingvrijstelling) te investeren in projecten ten behoeve van de sociaal-economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden. Op dit moment zijn er zo’n 20 000 SE-beleggers. In de miljoennota wordt rekening gehouden met een totaal bedrag aan heffingskorting van rond de 1 à 2 mln.

Operationele doelstelling 4

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking

Te realiseren prestaties

• Nederland zal voorop blijven lopen op het gebied van effectiviteit van hulp en beleidscoherentie, en streeft naar het behouden van de koppositie op kwaliteit en effectiviteit van beleid.

• Er wordt gestart met de uitvoering van de Accra Action Agenda, die is voortgekomen uit het High Level Forum in Accra (september 2008). Uit de voortgangsmeting die in 2008 plaatsvond en betrekking had op het jaar 2007, blijkt dat de Nederlandse hulp aan de partnerlanden relatief goed scoort. Op een vijftal indicatoren zijn de wereldwijde streefcijfers voor 2010 reeds gehaald. Zie onderstaande tabel.

• De Nederlandse streefcijfers voor 2007 zijn op zes van de tien indicatoren gehaald. Aan de hand van de landenrapporten van de 2008 meting, die in oktober 2008 verschijnen, zal in samenwerking met de partnerlanden geanalyseerd worden hoe de achterstanden op de overige vier indicatoren ingelopen kunnen worden, en zal actie worden genomen om over de gehele linie de prestaties verder te verbeteren. In EU-verband blijft Nederland een voortrekkersrol spelen bij de «arbeidsverdeling» die tussen donoren in het kader van de gedragscode in 2007 werd overeengekomen.

• De derde rapportage ’Resultaten in Ontwikkeling 2007/2008’ wordt aan de Kamer aangeboden, waarbij nadrukkelijk wordt stilgestaan bij de resultaten op het gebied van de bevordering van gendergelijkheid.

• Nederland zal zich sterk maken voor verdere uitrol van het «Eén VN-concept». Dit betekent een verhoging van de effectiviteit van ontwikkelingshulp via de VN en lagere administratieve kosten en betere aansluiting bij nationaal beleid, systemen en procedures van ontvangende landen.

• Versterking van de statistische systemen in ontwikkelingslanden zodat meer en betrouwbare data beschikbaar komt voor resultaatmeting.

Verklaring van Parijs over de effectiviteit van de hulp
 OnderdeelIndicatorenBasiswaarden Nederland1 (2005)Score Nederland(2007)2Streefwaarden Nederland3 (2007)Streefwaarden wereldwijd (2010)4
1Bedrijfsklare ontwikkelingsstrategieën% landen met operationele ontwikkelingsstrategieënnvtnvtnvt≥ 75
2aBetrouwbare systemen voor openbare financiën (PFM)% landen met betrouwbare PFMsystemennvtnvtnvt≥ 50% van landen verbetert score
2bBetrouwbare systemen voor openbare aanbesteding (procurement)% landen met betrouwbare procurement systemennvtnvtnvt≥ 1/3 van landen verbetert score
3Hulp is afgestemd op nationale prioriteiten% van hulp aan overheid gerapporteerd in nationale begroting van partnerland4456 (63)≥ 78≥ 85
4Coördinatie van programma’s voor capaciteitsversterking% technische samenwerking voor capaciteitsopbouw, dat gecoördineerd wordt uitgevoerd3554 (60)≥ 44 (gehaald)≥ 50 (gehaald)
5aGebruik van PFMsysteem van partnerland% hulp met gebruik van PFMsysteem partnerland6958 (63)≥ 80≥ 80
5bGebruik van procurement systeem van partnerland% hulp met gebruik van procurement systeem partnerland7875 (81)≥ 80 (voor 24 landen gehaald)≥ 80 (voor 24 landen gehaald)
6Parallelle implementatie structuren# parallelle Project Implementation Units (PIUs)2314 (13)≤ 23 (gehaald)≤ 611NL: ≤ 8 (voor de 24 landen)
7Voorspelbaarheid van de hulp% hulp dat cf. planning beschikbaar wordt gesteld5250 (58)≥ 76≥ 71
8Ontbinding van de hulp% hulp dat ontbonden is90100 (100)≥ 75 (gehaald)Verbetering (gehaald)
9Gebruik van gezamenlijke procedures% hulp dat beschikbaar wordt gesteld op programmatische basis7163 (71)≥ 66 (voor 24 landen gehaald)≥ 66 (voor 24 landen gehaald)
10aGezamenlijke missies% gecoördineerde veldmissies4753 (55)≥ 40 (gehaald)≥ 40 (gehaald)
10bGezamenlijke landen-analyses% gecoördineerde landenanalyses7650 (50)≥ 66≥ 66
11Aansturing op basis van resultaten% landen met geschikte kaders voor resultaatbeoordelingnvtnvtnvt≥ 38
12Wederzijdse verantwoording% landen met systemen voor wederzijdse verantwoordingnvtnvtnvt100

Bron: OESO 2008 Survey on Monitoring the Paris Declaration

1 Heeft betrekking op de prestaties van Nederland in de samenwerking met de 24 partnerlanden van Nederland, die deelnamen aan de nulmeting. Een aantal scores, zoals die vermeld werden in de MvT voor 2008, zijn inmiddels door OESO/DAC bijgesteld. Het betreft hier de cijfers voor de indicatoren 3, 4, 5a, 7, 8, 9, 10a en 10b.

2 Heeft betrekking op de 29 partnerlanden die deelnamen aan de monitoring van de Parijs Verklaring die in 2008 plaatsvond en betrekking had op de resultaten in het jaar 2007. Tussen haakjes staan de scores vermeld voor de 24 partnerlanden die aan beide metingen deelnamen.

3 Streefcijfers zoals vermeld in MvT 2008. Gelden voor de 24 partnerlanden die meededen aan de nulmeting.

4 Tentatieve cijfers voor indicatoren 5a en 5b. Voor indicator 8 is geen streefwaarde gesteld; verbetering is hier de doelstelling.

Instrumenten/activiteiten

In EU-verband wordt de dialoog gezocht met minder gelijkgezinde donoren om ook hun betrokkenheid bij de verhoging van de effectiviteit van de hulp, bijvoorbeeld in het kader van de Parijsverklaring, te verbeteren. Een efficiëntere taakverdeling tussen donoren heeft hierbij bijzondere aandacht.

De rapportage «Resultaten in Ontwikkeling 2007/2008» behelst een weergave van de gezamenlijke resultaten in de partnerlanden aan de hand van de prioritaire sectoren. Daarnaast wordt uitgebreid stilgestaan bij de ontwikkelingsresultaten die geboekt worden door de Nederlandse medefinancieringsorganisaties in ontwikkelingslanden. Bij de weergave van de resultaten wordt gebruik gemaakt van zogeheten resultaatketens, om de relatie tussen input, output, outcome en impact inzichtelijk te maken. Tot slot wordt expliciet ingegaan op de resultaten die op diverse beleidsvelden op het gebied van bevordering van gendergelijkheid worden behaald.

Om de «Eén VN» werkwijze mogelijk te maken, zal Nederland sterk inzetten op snelle, VN-brede harmonisatie van alle ondersteunende processen, systemen en diensten. We zullen tot en met 2010 zowel politieke als financiële steun verlenen aan de gezamenlijke landenprogramma’s in de acht Eén VN-proeflanden en in een select aantal andere landen die het Eén VN-concept reeds implementeren. Daarnaast geeft Nederland financiële steun aan de activiteiten van het United Nations Development Group Office (UNDGO), dat ondersteuning biedt aan landenkantoren bij de invoering van het Eén VN-concept. Samen met gelijkgezinden oefent Nederland druk uit op de hoofdkantoren van alle VN-organisaties, met name ook de Gespecialiseerde Organisaties, om constructieve medewerking aan het «Eén VN»-concept te realiseren.

Er zal een evaluatie plaatsvinden van het functioneren van de acht «Eén VN»-proeflanden. De bevindingen van deze evaluatie zullen gebruikt worden om vast te stellen op welke wijze verdere invoering van het concept succesvol kan plaatsvinden. Op basis hiervan zal Nederland zijn inzet nader bepalen.

Om de inzet van donoren verder te harmoniseren is in 2007 en 2008 gewerkt aan de verdere ontwikkeling van een instrument waarmee het functioneren van de multilaterale organisaties op landenniveau beter kan worden beoordeeld. Vanaf 2009 zal jaarlijks een aantal organisaties door een netwerk van gelijkgezinde donoren (Multilateral Organizations Assessment Network; MOPAN) tegen het licht gehouden worden en zullen de resultaten daarvan in een zogenaamde scorekaart worden opgenomen.

Op initiatief van Nederland en het VK zal gestart worden met de pilotfase van een nieuwe multidonor faciliteit voor de financiering van de nationale plannen voor statistiekontwikkeling in de partnerlanden. Deze «Statistics for Results Facility» heeft tot doel om de versterking van de statistische systemen in ontwikkelingslanden te versnellen.

Operationele doelstelling 5

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handels- en investeringsbevordering.

Te realiseren prestaties

• In samenwerking met Concordaatspartners uitwerken van de brief «Internationaal Ondernemen» om pro-actief het internationaliseren van het Nederlandse bedrijfsleven te ondersteunen door:

• Verbeteren van de kwaliteit van de economische functie van het postennet.

• Bundelen van krachten op de beleidsterreinen cultuur en economie (zie beleidsartikel 8.1).

• Levering van maatwerk bij de ondersteuning van internationaal opererende bedrijven.

• Voortgaan met de versnelde afhandeling van visumaanvragen van bonafide zakenlieden.

Instrumenten/activiteiten

De kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handels- en investeringsbevordering zijn goed, maar kunnen op onderdelen worden verbeterd. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om meer en betere samenwerking in Den Haag en op de posten, en flexibeler inzet van mensen en middelen om snel op veranderende beleidsprioriteiten en economisch relevante groeimarkten te kunnen reageren.1 In overleg met het bedrijfsleven zal door de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken worden gewerkt aan een herinrichting van het bestaande buitenlandinstrumentarium.

Alle zogenaamde 3 sterrenposten – ambassades met het volledige pakket aan economische dienstverlening – zijn aangesloten op Trade Connect. Dit systeem is een voorbeeld van de wijze waarop gewerkt wordt aan integratie van de verschillende diensten en departementen die met handels- en investeringsbevordering bezig zijn.

Het faciliteren van de visumverlening aan bonafide zakenlieden heeft op een aantal ambassades geleid tot een zogenaamde «orange carpet» behandeling.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
Verplichtingen1 012 7012 484 893545 154506 952948 7151 261 2361 413 569
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal959 751955 3601 116 1231 028 4561 231 6181 544 1391 696 472
        
4.1 Handels- en financieel systeem18 86725 72425 75525 61125 87925 87925 879
  Juridisch verplicht  97%97%97%90%80%
  Overig verplicht  0%0%0%10%20%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  3%3%3%0%0%
4.2 Armoedevermindering528 765424 479587 247496 822694 5031 007 0241 159 357
  Juridisch verplicht  90%85%83%83%83%
  Overig verplicht  8%11%10%10%10%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  2%4%7%7%7%
4.3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden390 577481 767480 656483 558488 771488 771488 771
  Juridisch verplicht  45%47%26%25%25%
  Overig verplicht  54%52%73%73%72%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  1%1%1%2%3%
4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking16 28616 30016 20016 20016 20016 20016 200
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
4.5 Nederlandse handels- en investeringsbevordering5 2567 0906 2656 2656 2656 2656 265
  Juridisch verplicht  19%0%0%0%0%
  Overig verplicht  81%100%100%100%100%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten89 94237 85640 83719 99020 57020 22220 222
        
4.10 Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties89 94237 85640 83719 99020 57020 22220 222

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekOperationele doelstellingJaar van afronding 
  200620072008200920102011
Beleidsdoorlichtingen       
Effectiviteit armoedebestrijding bilaterale ontwikkelingssamenwerking4.2    X 
Effectenonderzoek       
Het Nederlandse Afrikabeleid 1998–2006 (zie ook beleidsartikel 2)4.1, 4.2  X    
Het Nederlandse Latijns Amerika beleid (zie ook beleidsartikel 2)4.1, 4.2     X
Landenstudie Nicaragua (zie ook beleidsartikel 2)4.1, 4.2   X  
Gevolgen algemene begrotingssteun voor inkomensarmoede4.2   X  
Effectenonderzoeksectorsteun en armoedebestrijding4.2    X 
Stedelijke armoedebestrijding4.2  X   
Onafhankelijke evaluatieFAO4.2 X    
Rol UNDPin (post) conflict gebieden4.2X     
Poverty Reduction Support Credits4.2  X   
FMO(verschillende evaluaties: A-financieringen, MASSIF, NIMF, CD)4.3X XX  
FMO-MOL-infrastructuurfonds4.3   X  
ORET/MILIEVprogrammabreed 1999–20044.3X     
ORET/MILIEVin China4.3X     
Programma Uitzending Managers (PUM) 2001–20054.3 X    
Programma Steun Opkomende Markten (PSOM) 2007–20134.3   X  
Public Private Infrastructure Advisory Facility4.3   X  
Sectoralebenadering4.4X     
Begrotingssteun4.4X     
Technische assistentie4.4   X  
Implementatie van de Paris Declaration4.4  X X 
Bijdragen aan UN Development Group Country Coordination Fund4.4X     
Retrospective on Development Policy Lending4.4  X   
Netherlands Business Support Offices (NBSO) netwerk4.5 X    
Overig evaluatieonderzoek       
Evaluatieactiviteiten coherentie-eenheid (DGIS/CE)4.1   X  
Rapportage Europese coherentiebeleid (monitoringsysteem)4.1 X X  
MDG8 rapport (monitoringsysteem)4.1X     
OnderzoekMVO-criteria in buitenland instrumenten (gezamenlijk met EZ)4.3 X    
Private sector development and poverty reduction4.3X     
Ondersteuning financiële sector in ontwikkelingslanden en opkomende markten (NFX)4.3X     
Publiek Private Partnerschappen(review)4.3  X   
Exitstrategieën4.4  X   
Resultaten in ontwikkeling (monitoringsysteem)4.4 X XX 
Nederlandse ontwikkelingssamenwerking en de MDG’s4.4 X    

BELEIDSARTIKEL 5: TOEGENOMEN MENSELIJKE ONTPLOOIING EN SOCIALE ONTWIKKELING

Operationele doelstelling 1

Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving.

Te realiseren prestaties

• De uitgaven voor onderwijs zijn 15% van de ODA-uitgaven, inclusief capaciteitsversterking in het hoger onderwijs.

• De steun aan onderwijs in noodsituaties en fragiele staten wordt uitgebreid tot meer dan 10 landen.

• Nederland zal in negen landen plannen (mee)ontwikkelen om het beroepsonderwijs beter te laten aansluiten bij de rest van de onderwijssector.

• Het Fast Track Initiative (FTI) voor onderwijs, waarin Nederland een belangrijke rol speelt, consolideert zijn samenwerking met minimaal 40 ontwikkelingslanden.

• In het kader van het World Economic Forum krijgt de samenwerking met de private sector verder vorm in diverse landen.

• Kwaliteitsverbetering in het onderwijs wordt op internationaal (FTI), regionaal en lokaal niveau gestimuleerd door de ontwikkeling en het gebruik van indicatoren voor de verbetering van kwaliteit.

Instrumenten/activiteiten

De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstellingen zijn de inzet van middelen, beleidsbeïnvloeding en internationale onderhandelingen. Onderwijssectorplannen worden in zo veel mogelijk partnerlanden met diverse instrumenten en op diverse niveaus ondersteund. Onder meer via bilaterale samenwerking met 14 partnerlanden en in de 40 landen die Nederland via zijn deelname en financiële inbreng in het FTI steunt. Via de bilaterale programma’s overlegt Nederland samen met andere donoren rechtstreeks over onderwijshervorming en vormgeving van sectorplannen met de betrokken overheden.

Op multilateraal gebied is UNICEF de belangrijkste onderwijspartner van Nederland. Met een bijdrage van Nederland (166 miljoen euro) voert het VN-kinderfonds een programma uit voor de rehabilitatie en verbetering van onderwijs in fragiele staten. Dit programma loopt van 2007 tot 2011. Ook werken Nederland en UNICEF samen in een programma voor de introductie en verbetering van voorschoolse zorg en onderwijs.

Nederland werkt samen met netwerken en (internationale) organisaties die voorwaarden scheppende activiteiten uitvoeren zodat de onderwijskwaliteit kan verbeteren. Een voorbeeld van een dergelijk netwerk is het Forum for African Women Educationalists (FAWE), dat zich in tal van landen actief inzet om de belemmeringen voor meisjes om aan onderwijs deel te nemen weg te nemen. Een ander netwerk is Education International (EI), de internationale koepel van onderwijsbonden die zich inzet voor verbetering van de positie van onderwijskrachten. Via het Southern and Eastern African Consortium for Monitoring Educational Quality (SACMEQ) wordt in deze regio gewerkt aan ontwikkeling en gebruik van indicatoren voor verbetering van onderwijskwaliteit.

De internationale voortgang op onderwijs komt tot uitdrukking in MDG2. In de bijlage van de beleidsagenda is aangegeven wat de status van MDG2 is.

Operationele doelstelling 2

Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader.

Te realiseren prestaties

• De relaties met het Nederlandse onderzoeksveld worden uitgebreid met nieuwe samenwerkingsverbanden in het kader van de IS-academie. Naast de eerste vijf samenwerkingsverbanden gaan in 2009 vier nieuwe trajecten, waarvoor in de loop van 2008 overeenkomsten werden gesloten, van start.

• Plannen voor toekomstige samenwerking op het gebied van landbouwkundig-onderzoek, met onder meer met de Consultative Group on International Agricultural Research zijn uitgewerkt op basis van «change manangement» proces.

• De programma’s voor hoger onderwijs worden kwalitatief verbeterd: er komt expliciete aandacht voor beroepsonderwijs, vrouwen en achterstandsgroepen en een sterker accent op Sub-Sahara Afrika. Om dit te bewerkstelligen ondergaan het beurzenprogramma Netherlands Fellowship Programme (NFP) en het Netherlands Programme for Institutional Strengthening of education and Training capacity (NPT) aanpassingen.

IndicatorenBasiswaarde 2008Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010
Percentage onderzoeksactiviteiten binnen het centrale programma dat door het departement positief beoordeeld is op de ontwikkeling van bruikbare kennis en daarbij behorende capaciteit85%90%100%
Aantal samenwerkingsovereenkomsten in het kader van de IS-Academie59minimaal 10

Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken, directie Culturele Samenwerking, Onderwijs en Onderzoek.

Instrumenten/activiteiten

De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstelling zijn beleidsdialogen, beleidsbeïnvloeding, de inzet van middelen en verdere opbouw via kennis.

Om duurzame ontwikkeling tot stand te kunnen brengen moeten landen over een behoorlijk opgeleid en goed functionerend kader beschikken. Het programma Onderzoek en Innovatie ondersteunt een aantal strategische netwerken en intermediaire organisaties die werken aan de ontwikkeling, verspreiding en gebruik van (nieuwe) kennis en de daarvoor benodigde capaciteit. Er wordt onder meer samengewerkt met NWO/WOTRO1, die academische kennis ontwikkelt en gebruikt om bij te dragen aan de Millennium ontwikkelingsdoelen. Daarnaast steunt Nederland wereldwijde netwerken, zoals Global Development Network en ScidevNet, die zich met de ontsluiting en verspreiding van kennis bezighouden, en regionale netwerken zoals Het African Economic Research Consortium (AERC) en het African Technology Policy Studies Network (ATPS) en het samenwerkingsverband van Afrikaanse wetenschapsacademies NASAC. Voorts worden activiteiten en organisaties gesteund die tot doel hebben gunstige(r) randvoorwaarden voor het ontwikkelen en gebruiken van kennis te creëren.

De IS-academie is de belangrijkste innovatieve activiteit van het ministerie om verdieping aan te brengen in de kennis over ontwikkelingsvraagstukken. De IS-academie is een samenwerkingsverband tussen het departement, ambassades en wetenschappelijke instellingen, die elkaar voeden met specifieke informatie over ontwikkelingsrelevante kennis en informatie. De samenwerking heeft diverse vormen, variërend van workshops, uitwisselingen tussen departement, universiteiten en ontwikkelingslanden, promotie-onderzoek en gastcolleges.

De versterking van kennis en vaardigheden van professionals uit ontwikkelingslanden gebeurt via het beurzenprogramma NFP. Het programma richt zich op het opleiden van change agents, mensen uit achterstandsgroepen en professionals die een belangrijke rol kunnen spelen bij ontwikkeling in post-conflict en partnerlanden. Het capaciteitsversterkingsprogramma voor het hoger onderwijs NPT werkt aan verbetering van het hoger- en beroepsonderwijs. Via het Samenwerking Internationale Instituten Programma (SII-programma) steunt Nederland een twintigtal regionale instituten, zoals de Southern African Regional Universities Association (SARUA) en het African Institute for Economic Development and Planning. Door samen te werken met de University for Peace wordt bijgedragen aan versterking van de capaciteit voor het uitvoeren van conflictstudies.

Operationele doelstelling 3

Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Daartoe is de zeggenschap van vrouwen vergroot

De ongelijke rechten en kansen van vrouwen en meisjes kennen verschillende perspectieven: er is sprake van ongelijkheid op het gebied van onderwijs, gezondheid, toegang tot de economie en op politiek/bestuurlijk niveau. De effectieve bevordering van gelijke rechten en kansen voor vrouwen, het derde Millennium Ontwikkelingsdoel, vergt dan ook interventies op diverse, met elkaar samenhangende terreinen. Er worden zeven interventieterreinen onderscheiden1. De Nederlandse inzet op deze terreinen ligt verspreid over de begroting:

1. middelbaar onderwijs voor meisjes (OD 5.1);

2. seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (OD 5.5);

3. tijdsbeparende infrastructuur voor vrouwen (OD 4.2 en 4.3);

4. goed geregeld eigendoms- en erfrecht (OD 4.3);

5. formele werkgelegenheid en gelijke kansen op de arbeidsmarkt (OD 4.3);

6. deelname aan en vertegenwoordiging in politiek en bestuur (OD 5.3 en 2.7);

7. aanpak van geweld tegen vrouwen (OD 5.3 en 2.7).

Door de optelsom van deze inzetten wordt bijgedragen aan meer gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en aan de absolute verbetering van de positie van vrouwen.

Onder deze OD 5.3 wordt de algemene inzet beschreven om te komen tot meer aandacht voor de positie van vrouwen (zgn. women’s empowerment), de inzet op het gebied van de aanpak van geweld tegen vrouwen, en de specifieke inzet op het terrein van vrouwen in (post)conflictgebieden. In de Resultatenrapportage 2009 zal specifieker worden ingegaan op de resultaten die op de diverse deelterreinen worden geboekt.

Te realiseren prestaties

• Nederland steunt enkele tientallen concrete maatschappelijke activiteiten via het MDG3 Fonds die zich richten op het vergroten van de politieke en bestuurlijke participatie van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen (inclusief meer gelijke eigendomsrechten), het berechten van plegers van seksegerelateerd geweld, van feminicide en zuurgooien in Zuid-Azië tot genitale verminking in Afrika.

• Nederland blijft zich inzetten voor de spoedige oprichting van een krachtige, geconsolideerde VN-genderorganisatie.

• In Bangladesh, Ethiopië, Ghana, Nicaragua, Mozambique, de DRC, Guatemala en Macedonië zijn bilaterale actieplannen ontwikkeld en in uitvoering om geweld tegen vrouwen te bestrijden. Bovendien wordt in 8 niet-partnerlanden assistentie verleend aan het verbeteren van wetgeving en het tegengaan van straffeloosheid.

• Het Nationaal Actieplan 1325 «Op de bres voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid (2008–2011)» wordt uitgevoerd in de fragiele staten waar Nederland actief is.

Instrumenten/activiteiten

De ruim 400 voorstellen die zijn ingediend bij het nieuwe MDG3 Fonds hebben het mogelijk gemaakt een aantal zeer relevante en resultaatsgerichte activiteiten te selecteren om de rechten en kansen van vrouwen te vergroten. Tegelijk geeft dit resultaat aan dat er urgente behoefte bestaat initiatieven op het gebied van verbetering van rechten en kansen van vrouwen financieel te ondersteunen. In de loop van 2008/2009 zal met bilaterale, multilaterale en maatschappelijke donorinstellingen worden gesproken over het financieren van dergelijke activiteiten.

In het verlengde hiervan is geconstateerd dat de huidige inzet van de VN op genderterrein vrij zwak is. Er is consensus dat het werkterrein over te veel verschillende, kleine organisaties is verspreid en dat gendermainstreaming binnen diverse fondsen en programma’s onvoldoende heeft opgeleverd. Hierdoor blijven kansen onbenut. Een hervormingstraject is gewenst, waarvoor leiderschap en daadkracht nodig zijn. Nederland zal actief blijven zoeken naar openingen om dit hervormingstraject van start te laten gaan.

Binnen de VN spelen Nederland en Frankrijk al geruime tijd een katalyserende rol als trekker van resoluties rond de strijd tegen seksegerelateerd geweld. Nederland handhaaft de politieke druk op regeringen en het VN-systeem om geweld tegen vrouwen te bestrijden en koppelt hier extra financiële bijdragen aan. In acht partnerlanden werkt Nederland samen met overheden en andere partners (multilaterale en bilaterale donoren, maatschappelijk middenveld en private sector) om geweld tegen vrouwen aan te pakken en ook in acht niet-partnerlanden worden in het kader van de mensenrechtenstrategie specifieke acties ondernomen om geweld tegen vrouwen aan te pakken. Extra investeringen zijn gericht op de ondersteuning van nationale actieplannen om huiselijk geweld te bestrijden, het vergroten van de toegang tot rechtspraak, rechtshandhaving, opvang van slachtoffers van verkrachting, eerwraak en genitale verminking en de re-integratie van slachtoffers in de samenleving. Tevens blijft Nederland een belangrijke sponsor van het VN Trust Fund ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en wordt in navolging van de motie Peters het UNIFEM programma in Afghanistan ondersteund.

Speciale aandacht is er voor de positie van vrouwen in (post)conflictgebieden. In het Nederlands nationaal actieplan 1325 zijn actiepunten geformuleerd voor een vijftal aandachtsgebieden, namelijk (1) het (internationale) juridische kader; (2) preventie, bemiddeling en wederopbouw; (3) internationale samenwerking; (4) vredesmissies; en (5) afstemming en coördinatie. Concrete activiteiten uit het actieplan variëren van rekening houden met de behoeftes van vrouwen bij inspanningen op het gebied van ontwapening, demobilisatie en re-integratie tot specifieke aandacht voor de rol en positie van vrouwen en mannen binnen internationale vredesmissies en het handhaven van gedragscodes van vredestroepen. Activiteiten worden in samenwerking met ondertekenaars van het «Akkoord van Schokland» over vrouwen, vrede en veiligheid uitgevoerd. Een aantal regionale projecten op het gebied van vrouwen, vrede en veiligheid wordt gefinancierd en in multilaterale SSR- en DDR-programma’s, die Nederland medefinanciert, zal een belangrijke gendercomponent zijn opgenomen.

Operationele doelstelling 4

Een halt aan de verspreiding van hiv/aids, malaria en andere levensbedreigende ziekten.

Te realiseren prestaties

• Nederland toont leiderschap door aidsbestrijding en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten op te nemen in de politieke dialoog op landenniveau en haar standpunten uit te dragen op belangrijke (inter-)nationale bijeenkomsten.

• Nederland pleit voor naleving van de mensenrechten als basis voor effectieve aidsbestrijding. Het verbeteren van de positie van vrouwen, het tegengaan van stigma en discriminatie en het opkomen voor de belangen van kwetsbare groepen staan hierbij centraal. Hiv-preventie voor druggebruikers door middel van «harm-reduction» programma’s zal, waar opportuun, geadresseerd worden.

• Nederland draagt bij aan een meer coherente, consistente en effectieve aanpak van de aids-problematiek door aan te dringen op uitvoering van zowel het «Three Ones» principe als de aanbevelingen van het Global Task Team.

• Mede door de Nederlandse bijdrage aan het Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM) hebben 1,6 miljoen mensen toegang gekregen tot aidsbehandeling, zijn 3,5 miljoen mensen behandeld voor tuberculose en zijn 108 miljoen bednetten uitgedeeld voor malariapreventie.

Instrumenten/activiteiten

De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstellingen zijn de inzet van middelen, beleidsbeïnvloeding en internationale onderhandelingen.

Nederland maakt heikele punten bespreekbaar zoals: seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, spuitomruilprogramma’s voor druggebruikers, seksuele voorlichting voor jongeren, geweld tegen vrouwen en rechten van mensen met hiv. In partnerlanden en in Nederland wordt complementariteit en synergie bevorderd door samen te werken met een breed scala aan maatschappelijke organisaties zoals NGOs, universiteiten, bedrijfsleven en Schoklandpartnerschappen. De aidsambassadeur blijft profiel geven aan het Nederlandse aidsbeleid als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid. Tijdens de beleidsdialoog met VN-organisaties en internationale organisaties worden de Nederlandse standpunten naar voren gebracht.

Het versterken van de nationale aids-response en het vergroten van de capaciteit op landenniveau vormen belangrijke redenen voor Nederland om bij te dragen aan multilaterale organisaties als UNAIDS, UNFPA, WHO en UNICEF. In de beleidsdialoog met deze VN-organisaties wordt consistent gewezen op het belang van harmonisatie en afstemming als noodzaak voor een effectieve aids-response.

Nederland neemt deel aan de partnerschappen International Aids Vaccine Initiative (IAVI) en het International Partnership on Microbicides (IPM) die zich richten op het ontwikkelen van nieuwe preventieve technologieën. Daarnaast heeft Nederland zitting in het bestuur van STOP TB en het GFATM. Door steun aan de VN-organisaties en GFATM draagt Nederland ook bij aan programma’s in post-conflictlanden en fragiele staten. Onderzoek naar nieuwe vaccins en geneesmiddelen voor armoedegerelateerde ziekten, zijn een diepte-investering: de ontwikkeltijd is veelal lang maar potentiële gezondheidswinst van nieuwe middelen is enorm. De huidige subsidieregeling op dit terrein zal in 2009 worden geëvalueerd. Dit moet de basis leggen voor een beleidsvisie voor de jaren er na.

Operationele doelstelling 5

Een wereldwijde betrokkenheid voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het onverkort uitvoeren van de Caïro-agenda

Te realiseren prestaties

• Nederland draagt bij aan de start van de productie, promotie en voorlichting van een verbeterd type vrouwencondoom in een aantal landen.

• Mede met behulp van Nederland zal een programma worden uitgevoerd met UNFPA en ICM om de opleiding van vroedvrouwen te verbeteren en uit te breiden en het beroep van verloskundige vastgelegd en wettelijk beschermd te krijgen.

• Een aantal internationale organisaties wordt gesteund om onveilige abortus als oorzaak van moedersterfte beter bespreekbaar te maken, informatie beschikbaar te stellen en dit aan te pakken.

• Nederland zet de komende jaren 3 miljoen euro per jaar in voor aankoop en distributie van benodigdheden en middelen, waaronder anti-conceptie, om de zorg rond zwangerschap en bevalling te verbeteren in humanitaire situaties. Dit komt ook ten goede aan de bredere dienstverlening rond seksuele en reproductieve gezondheid en HIV-preventie.

• Nederland zet zich samen met UNFPA in om in de nationale begrotingen voor de gezondheidssector een budgetlijn op te nemen voor benodigdheden, instrumenten, medicijnen en middelen voor seksuele en reproductieve gezondheid.

Instrumenten/activiteiten

Nederland maakt het thema Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten bespreekbaar en stelt SRGR aan de orde waar anderen er soms liever het stilzwijgen toe doen. Op werkniveau wordt een pragmatische aanpak gehanteerd waardoor vele en diverse samenwerkingsverbanden toch tot resultaten kunnen leiden. Voor pleitbezorging, informatievoorziening, educatie en dienstverlening zijn adequaat geschoolde mensen nodig. Meer dan in enig ander aspect van gezondheidszorg is voor de zorg rond zwangerschap, bevalling, en reproductieve en seksuele gezondheid goed geschoold personeel nodig. Om goed te kunnen functioneren, moeten zij kunnen beschikken over de juiste hulpmiddelen en medicijnen, over infrastructuur, inclusief communicatiemiddelen en transport. Kortom het hele gezondheidszorgsysteem moet goed draaien. Personeelsgebrek in de gezondheidszorg laat zich met name in de zorg rond zwangerschap en bevalling voelen, met als gevolg weinig «handen aan het bed» en hoge moedersterfte. Om die reden gaat er onder deze operationele doelstelling een aanzienlijk deel van de middelen naar gezondheidszorg algemeen. Nederland zet specifiek in op versterking van de beroepsgroep van vroedvrouwen, samen met de internationale koepelorganisatie van vroedvrouwen-verenigingen (International Confederation of Midwives, ICM) en de bevolkingsorganisatie van de VN (UNFPA).

Algemene ondersteuning gezondheidssector

In twaalf partnerlanden (Vietnam, Bangladesh, Jemen, Ethiopie, Tanzania, Zambia, Mozambique, Ghana, Burkina Faso, Mali, Suriname en Nicaragua) ondersteunt Nederland de gezondheidssector. In de meeste gevallen neemt Nederland deel aan een gezamenlijk programma waarbij verschillende donoren het sector programma van de overheid ondersteunen via de zogenaamde Sectorale Benadering. In verschillende landen worden daarnaast activiteiten van maatschappelijke organisaties gesteund, vaak op terreinen die omgeven zijn door taboes en daardoor onvoldoende aandacht krijgen binnen het overheidsbeleid. Nederland richt zich daarbij specifiek op hiv/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, twee prioriteiten uit het Nederlands beleid voor ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast wordt veel aandacht gegeven aan de bestrijding van armoedeziekten, zoals malaria en tuberculose, aan financiering van de gezondheidszorg, en aan gezondheidszorg personeel. Veel landen kampen met personeelsproblemen, die zowel kwalitatief als kwantitatief van aard zijn. Met name in Afrika zijn er grote tekorten aan gezondheidspersoneel en is daardoor in veel landen zelfs sprake van een crisissituatie.

Nederland zet sterker in op verbetering van gezondheid in fragiele staten, evenals in landen in conflict of post-conflictsituaties en landen die getroffen zijn door natuurrampen. In die situaties is vaak weinig aandacht voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Met UNFPA en internationale NGO’s wordt dit thema hoger op de agenda gezet en wordt dit element daadwerkelijk in de hulpverlening ingebracht.

Operationele doelstelling 6

Een grote participatie van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden.

Te realiseren prestaties

• Het nieuwe beleidskader met betrekking tot het maatschappelijk middenveld wordt vastgesteld. Op basis van dit nieuwe beleid wordt tevens een financieringskader geschreven voor het Nederlandse maatschappelijk middenveld voor de periode ná 2010. Nederlandse maatschappelijke organisaties maken duidelijk op welke wijze in toenemende mate bijgedragen wordt aan het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen.

• Er is meer complementariteit gerealiseerd in de samenwerking tussen het maatschappelijk middenveld en de ambassades in de partnerlanden.

• Voortzetten van het programma Sport en Ontwikkeling, dat internationaal wordt benut om op katalyserende wijze bij te dragen aan armoedebestrijding, welzijn en vredesopbouw in ontwikkelingslanden.

Instrumenten/activiteiten

De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstellingen zijn de inzet van middelen, beleidsbeïnvloeding en internationale onderhandelingen.

Tijdens de jaarlijkse overlegrondes met de grote MFS-organisaties worden resultaten op diverse thema’s, zoals de voortgang bij het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen, besproken en gezamenlijke inzet (strategische samenwerking) ten aanzien van actuele beleidsprioriteiten afgesproken. Daarnaast vindt regelmatig overleg plaats over specifieke thema’s uit het ontwikkelingsbeleid tussen het ministerie en relevante organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Met het maatschappelijk middenveld wordt een dialoog gevoerd over wederzijdse versterking en synergie door middel van interventies via het bilaterale kanaal en het particuliere kanaal. Ook vindt er regelmatig overleg plaats tussen de ambassades in partnerlanden, themadirecties en maatschappelijke organisaties.

Er zullen bijeenkomsten worden georganiseerd over capaciteits- en institutionele ontwikkeling en lerend vermogen van zuidelijke organisaties, om zo bij te dragen aan het vraaggestuurder maken van capaciteitsopbouw. Expertise van ondermeer SNV en PSO zal worden ingezet ten behoeve van capaciteitsversterking van zuidelijke ontwikkelingsactoren.

Door actieve deelname van kansarme groepen aan sportactiviteiten te ondersteunen, worden emancipatie, conflictbeslechting, gezondheid en educatie bevorderd. De activiteiten zullen zich in het bijzonder richten op jongeren, meisjes en vrouwen en gehandicapten.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling
Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
Verplichtingen560 4111 702 916798 8453 113 303561 215561 215561 215
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal1 581 0351 731 1841 802 3481 803 1011 779 8581 778 3581 778 358
        
5.1 Alle kinderen, jongeren en volwas- senen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving464 919458 353515 050502 721500 690500 690500 690
  Juridisch verplicht  43%6%3%3%3%
  Overig verplicht  57%94%97%97%97%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
5.2 Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post- secundair onderwijs- en onder- zoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader.124 889145 258157 025171 375181 231181 231181 231
  Juridisch verplicht  61%37%24%24%24%
  Overig verplicht  39%62%73%73%73%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%1%3%3%3%
5.3 Gender3 93827 73336 77237 19034 13034 13034 130
  Juridisch verplicht  85%84%56%56%56%
  Overig verplicht  15%16%44%44%44%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
5.4 HIV/Aids282 343299 219301 651307 112305 262305 262305 262
  Juridisch verplicht  100%91%77%77%77%
  Overig verplicht  0%5%18%18%18%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%4%5%5%5%
5.5 Reproductieve gezondheid141 698162 951172 676173 047156 939156 939156 939
  Juridisch verplicht  76%78%75%75%75%
  Overig verplicht  24%22%25%25%25%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
5.6 Participatie civil society563 248637 670619 174611 656601 606600 106600 106
  Juridisch verplicht  96%91%91%91%91%
  Overig verplicht  4%9%9%9%9%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekOperationele doelstellingJaar van afronding 
  200620072008200920102011
Beleidsdoorlichtingen       
Onderwijsen OS, o.b.v. onderwijssector reviews in de onderwijsOS-partnerlanden5.1     X
Onderzoeksbeleidvanaf 20055.2     X
Verankering man-vrouw gelijkheid in beleid en uitvoering.5.3    X 
Beleidsdoorlichtinghiv/aids en seksuele en reproductieve gezondheiden rechten (SRGR)5.4, 5.5 X    
MFS5.6  X   
Effectenonderzoek       
Impactevaluatiebasisonderwijs in Zambia5.1  X   
Impactevaluatiebasisonderwijs in Oeganda5.1  X   
Vervolg evaluatiebasisonderwijsOeganda5.1   X  
Impactevaluaties basisonderwijs in nog te selecteren landen5.1   XX 
Tussentijdse evaluatie programma’s internationaal onderwijs(NFP en NPT)5.2 X    
De vernieuwing van het Nederlandse onderzoeksbeleid1992–20055.2 X    
National Health Insurance Scheme Ghana5.4    X 
Gezondheidssector Tanzania5.5 X    
Effectenonderzoeken SRGR5.5   XX 
Evaluaties TMF5.6X     
IOB-evaluaties MFP-breed (3 studies)5.6XX    
Vakbondsmedefinancieringsprogramma5.6 X    
SNV5.6X     
Prins Claus Fonds5.6 X    
Overig evaluatieonderzoek       
Fast Track Initiative (FTI)5.1   X  
SubsidieClingendael5.2  X   
IS-Academie5.2    X 
SALIN5.6   X  
Xplore5.6  X   
Beleidskaders/voortraject MFS5.6  X   
Maatgesneden monitoring in het MFS5.6  X   
Kwaliteitsoordeel programma-evaluaties MFS5.6    X 

BELEIDSARTIKEL 6: BETER BESCHERMD EN VERBETERD MILIEU

Operationele doelstelling 1

Bescherming en duurzaam gebruik van milieu in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden

Te realiseren prestaties

• Op het gebied van hernieuwbare energie vindt beleidsontwikkeling en capaciteitsopbouw plaats in partnerlanden. Er wordt geïnvesteerd in een efficiënter gebruik van hernieuwbare energiebronnen, zoals groot- en kleinschalige waterkracht, biomassa, zonne-energie en aardwarmte in onder andere Indonesië en het Grote Merengebied. Eén miljoen mensen heeft toegang gekregen tot hernieuwbare en moderne energie, met een focus op Afrika

• Monitoringsmechanismen van indirecte effecten van grootschalige bio-energie teelt worden ontwikkeld en getest. Indonesië en Mozambique worden ondersteund bij de verduurzaming van de productie van biomassa voor energiedoeleinden.

• In DR Congo, Indonesië en het Grote Meren gebied wordt via versterking van betrokken bosbouwdiensten en met participatie van de lokale bevolking bijgedragen aan verbeterd bosbeheer.

• Bangladesh, Bolivia, Ethiopië, Ghana, Mozambique en Vietnam hebben op basis van een mede door Nederland gefinancierde studie een beter inzicht in de kosten van adaptatie als gevolg van klimaatverandering.

• Het ondersteunen van regionale kennis- en onderzoeksnetwerken in capaciteitsopbouw teneinde landen in staat te stellen klimaatrisico’s beter te begrijpen en maatregelen te nemen om deze risico’s op te kunnen vangen.

• Opties voor het ontwikkelen van innovatieve financieringsmechanismen zullen worden uitgewerkt, inclusief het emissiesysteem van de EU.

Instrumenten/activiteiten

De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstellingen zijn de inzet van middelen, beleidsbeïnvloeding en internationale onderhandelingen.

Het kabinet heeft voor de periode 2008–2011 in totaal 500 mln euro beschikbaar gesteld voor hernieuwbare energie. Deze middelen zullen zowel via het bilaterale, het multilaterale als het particuliere kanaal worden ingezet om beleid in ontwikkelingslanden te ontwikkelen, capaciteit te vergroten, bronnen voor hernieuwbare energie te ontwikkelen en toegang van armen tot hernieuwbare energie te verbeteren. Belangrijkste partners hierbij zijn de Wereldbankgroep, de regionale ontwikkelingsbanken, Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit (GTZ), SNV, de Europese Commissie en het bedrijfsleven. In het Grote Merengebied en Indonesië worden bilaterale programma’s ontwikkeld op het gebied van hernieuwbare energie. Omdat het van belang is dat ook andere donoren een actief beleid hebben ten aanzien van hernieuwbare energie, zal een beleidsdialoog worden gevoerd met de ontwikkelingsbanken en gelijkgezinde donoren in Europa. In het kader van de doelstelling in 2015, 10 miljoen mensen toegang te geven tot duurzame en moderne energiediensten, zullen de nog te sluiten overeenkomsten voor de resterende 5 miljoen mensen worden gerealiseerd op basis van toegang tot hernieuwbare energie.

Nederland wil een bijdrage leveren aan het verduurzamen van biomassa voor energiedoeleinden. Om dit te realiseren wordt via drie sporen gewerkt: internationale verankering van duurzaamheidsafspraken, monitoring van macro-effecten en verduurzaming van de productie van biobrandstoffen. Nederland werkt voor de uitvoering daarvan samen met een aantal ontwikkelingslanden (met name Indonesië en Mozambique), met grote producentenlanden (met name Brazilië en Maleisië) en met andere belangrijke spelers op de wereldmarkt voor biobrandstoffen (met name China, Rusland, India en de VS). Ontwikkelingslanden zullen worden ondersteund bij het ontwikkelen en realiseren van kansen om biobrandstoffen op een duurzame wijze te verbouwen. Gestreefd wordt naar internationale afspraken over het verduurzamen van de productie van biobrandstoffen.

De klimaatonderhandelingen die moeten leiden tot een nieuw internationaal akkoord hebben prioriteit: Nederland draagt actief bij aan de onderhandelingen, zowel in het EU-voortraject als in het UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). Als voorzitter van het OESO task-team zullen richtlijnen worden opgesteld voor het integreren van adaptatie in ontwikkelingssamenwerking. Tevens worden ontwikkelingslanden ondersteund bij het integreren van klimaatbeleid in het ontwikkelingsbeleid en bij het bevorderen van toegang tot bestaande en innovatieve bronnen van financiering, zoals de koolstofmarkten. Daarnaast wordt bijgedragen aan het programma Forest Carbon Partnership van de Wereldbank waarbij toegewerkt wordt naar de vermindering van CO2-uitstoot door het vermijden van ontbossing en bosdegradatie. Er wordt in dit kader samengewerkt met internationale organisaties (zoals het International Institute for Environment and Development (IIED), SysTem for Analysis Research and Training (START) en de International Union for Conservation of Nature (IUCN), met Nederlandse kennisinstellingen (zoals het Instituut voor Milieuvraagstukken en de Landbouw Universiteit Wageningen) en particuliere organisaties (zoals het Klimaatcentrum van het Rode Kruis).

In tegenstelling tot het Kyoto Protocol zal een nieuw internationaal verdrag rekening moeten houden met het vraagstuk van klimaataanpassing. Ontwikkelingslanden zullen het hardst worden getroffen. Nederland zal zich inzetten om de daarmee gepaard gaande additionele kosten te financieren op een wijze zoals door de Bali overeenkomst is vastgelegd; nieuwe en additionele financiering. Nederland zet zich in dit kader actief in voor een betere klimaatarchitectuur. Dat zou bijvoorbeeld kunnen via (onderdelen van) het ETS (Emission Trading Scheme).

Operationele doelstelling 2

Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

Te realiseren prestaties

• De erkenning van het Recht op Water en Sanitatie is onderdeel geworden van de beleidsdialoog met partnerlanden en strategische ontwikkelingspartners.

• 3 miljoen mensen in ontwikkelingslanden hebben toegang gekregen tot drinkwater en sanitatie; nieuwe programma’s voor 2 miljoen mensen zijn gestart.

• Twee partnerlanden zijn ondersteund bij kennisverwerving over adaptatie in de watersector en het aanpassen van bestaande nationale waterplannen aan klimaatverandering.

• De capaciteit voor waterbeheer in zes grensoverschrijdende stroomgebieden (Ganges, Maputo-Incomati, Nijl, Niger, Senegal, Mekong en Zambezi rivier) is verder verbeterd en draagt bij aan verbeterde regionale samenwerking.

• In zes Afrikaanse landen zijn met Nederlandse ondersteuning nationale plannen voor geïntegreerd waterbeheer afgerond en opgenomen in de nationale beleids- en budgettaire kaders.

Instrumenten/activiteiten

De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstelling zijn beleidsdialogen, beleidsbeïnvloeding, de inzet van middelen en verdere opbouw via kennis.

Nederland zal de erkenning van het recht op Water en Sanitatie en het belang van goed waterbestuur aan de orde stellen in de beleids- en politieke dialoog met zowel overheden van partnerlanden, andere donoren, (internationale) NGO’s als relevante multilaterale organisaties. Strategische partners zijn het Global Water Partnership, gespecialiseerde NGO’s (zoals Transparancy International en Both Ends), gelijkgezinde donoren (zoals DfID), UNICEF en de ontwikkelingsbanken.

De realisatie van de 50 miljoen doelstelling voor drinkwater en sanitatie vindt plaats via ondersteuning van bilaterale programma’s in partnerlanden, multilaterale organisaties zoals UNICEF, UN-HABITAT, de Wereldbank en de African Development Bank en Asian Development Bank, en particuliere organisaties zoals Wateraid, Simavi en Aqua-4-All. Daarnaast wordt samengewerkt met internationale organisaties op het gebied van planning en monitoring, zoals het Water and Sanitation Program en het Joint Monitoring Program, en met internationale belangenbehartigingsorganisaties als de UN Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation (UNSGAB). Via het Schokland akkoord over water en sanitatie zal de inzet van de Nederlandse watersector verder worden gestimuleerd.

Om de klimaatadaptatie in de watersector in partnerlanden te kunnen realiseren zal een pool van deskundigen op het gebied van klimaatadaptatie worden gevormd voor advisering aan partnerlanden. Nederland zal assisteren bij het opbouwen van kennis over adaptatie in de watersector in ontvangende landen en meedenken over een adequate aansluiting van activiteiten op de ontwikkelingsagenda in deze landen. Prioriteit zal worden gegeven aan adaptatiestrategieën voor groepen die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Tevens zal aansluiting worden gezocht van initiatieven in betrokken partnerlanden bij multilaterale kanalen voor adaptatiefinanciering. Partners in dit kader zijn de ministeries voor Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

Voor verbeterd waterbeheer en -bestuur in specifieke partnerlanden en stroomgebieden wordt samengewerkt met kennisinstellingen (zoals UNESCO-IHE Institute for Water Education), betrokken «basin» organisaties (zoals het Nile Basin Initiative en de Niger Basin Authority), gespecialiseerde internationale organisaties als Global Water Partnership en International Union for Conservation of Nature (IUCN), vakministeries (met name V&W) en andere donoren. Financiële ondersteuning van de basin-organisaties richt zich vooral op capaciteitsontwikkeling. De beleidsdialoog met deze organisaties en donoren is vooral gericht op het versterken van de link tussen waterbeheer en armoedebestrijding en het benutten van grensoverschrijdend waterbeheer voor regionale samenwerking en ontwikkeling.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu
Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
        
Verplichtingen347 629590 288358 579271 721291 88691 88691 886
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal356 008391 337443 654495 858586 315386 390386 390
        
6.1 Milieuen water244 682257 958305 284359 819451 777251 852251 852
  Juridisch verplicht  88%76%44%44%44%
  Overig verplicht  12%24%55%55%55%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%1%1%1%
6.2 Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen111 326133 379138 370136 039134 538134 538134 538
  Juridisch verplicht  100%100%96%96%96%
  Overig verplicht  0%0%4%4%4%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekOperationele doelstellingJaar van afronding 
  200620072008200920102011
Beleidsdoorlichtingen       
Energieen ontwikkelingssamenwerking6.1     X
Duurzame toegang tot veilig drinkwater en elementaire sanitaire voorzieningen6.2    X 
Effectenonderzoek       
Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR)6.1  X   
Clean Development Mechanism (CDM) (gezamenlijk met VROM)6.1 X    
Netherlands Climate Assistance Programme (NCAP)6.1 X    
Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (BBI) (gezamenlijk met LNV en VROM)6.1X     
Transitie Biodiversiteit6.1X     
Sectoralebenadering in het thema milieu6.1  X   
Energieen ontwikkelingssamenwerking6.1 X    
Programma «Energizing Development»6.1  X   
Effectenonderzoeken energieprogramma’s6.1    XX
Rio-verdragen6.1     X
Internationale waterinstellingen6.1   X  
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Tanzania6.2 X    
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Jemen6.2  X   
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Egypte6.2   X  
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Mozambique6.2    X 
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Benin6.2    X 
Sectoralebenadering in de sector water6.2  X   
Overig evaluatieonderzoek       
       

BELEIDSARTIKEL 7: WELZIJN EN VEILIGHEID VAN NEDERLANDERS IN HET BUITENLAND EN REGULERING VAN HET PERSONENVERKEER

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Professionele consulaire dienstverlening.

Te realiseren prestaties

• Handhaving van adequate consulaire dienstverlening, bij een toenemende vraag.

• Vergroting van de professionaliteit door middel van de introductie van een geautomatiseerd case management systeem.

• Het ministerie zal, mede in het kader van verwachtingenmanagement, duidelijke informatie verzorgen over consulaire dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven die naar het buitenland willen gaan, in het buitenland actief willen worden of reeds in het buitenland actief zijn.

• Samenwerking met relevante betrokken organisaties in de reisbranche met als doel Nederlanders beter voorbereid op reis te laten gaan.

• Actuele landen reisadviezen.

• Uitwerking van de beleidsbrieven gedetineerdenbegeleiding buitenland (TK, vergaderjaar 2007–2008, 30 010, nr. 6 van 4 december 2007 en TK, vergaderjaar 2007–2008, 30 010, nr. 8 van 7 maart 2008)

• Handhaving van de paraatheid bij calamiteiten en crises in het buitenland, in samenwerking met EU- en andere partners.

• De introductie van biometrie in reisdocumenten en visa verloopt op een dusdanige wijze dat de aanvrager zo weinig mogelijk hinder ondervindt van de omschakeling.

Instrumenten/Activiteiten

De Nederlandse consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland, met hun consulaire balies en wachtruimtes, zijn een zichtbaar en tastbaar contactpunt voor Nederlandse en buitenlandse burgers in den vreemde. In 2009 zal aan deze balie een aantal nieuwe handelingen moeten worden verricht, met name vanwege de verplichte afname van biometrische kenmerken bij de aanvraag van reisdocumenten. Voor deze verandering zal een aantal balies aangepast moeten worden.

Om de kennis en vaardigheden van consulaire medewerkers op peil te houden worden opleidingen georganiseerd, onder meer met het oog op de introductie van biometrie, maar ook ter hantering van het nieuwe case management systeem. Er zal tevens een begin worden gemaakt met de samenvoeging van de directies die zich bezighouden met consulaire zaken en asiel, migratie en personenverkeer. Deze bundeling van krachten zal dan ook aan Haagse kant één consulair loket creëren en bovendien efficiencywinst opleveren in aansturing en ondersteuning.

Een indicator voor de kwaliteit van de consulaire dienstverlening die in deze begroting wordt geïntroduceerd is het percentage paspoorten dat binnen de wettelijke termijn wordt afgegeven. Er wordt gestreefd naar behoud van het bereikte percentage in 2008 als streefwaarde voor 2009 omdat er met gelijke middelen meer aanvragen verwerkt moeten worden.

IndicatorBereikt in 2008Streefwaarde 2009
Het percentage paspoorten dat binnen de wettelijke termijn van 28 dagen wordt verstrekt87%87%

Bron: SDU. De paspoortwet kent een beginseltermijn van 4 weken voor een paspoortverstrekking, eventueel te verlengen tot acht weken. Bedacht dient te worden dat de meting van Sdu (de beheerder van het paspoortsysteem RAAS) begint op het moment dat een paspoortaanvraag wordt geregistreerd (meestal op dezelfde dag dat de aanvrager bij de balie komt); de meting stopt op het moment waarop het paspoort daadwerkelijk is uitgereikt en dit in RAAS is verwerkt. De genoemde periode omvat dus ook de verzending van het paspoort vanuit Nederland naar de post, alsook de tijd die nodig is voor het uitvoeren van nationaliteitsonderzoek.

Operationele doelstelling 2

Als ketenpartner kwalitatief hoogwaardige bijdragen leveren aan de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid.

Te realiseren prestaties

• Verdere ontwikkeling en harmonisatie van het EU visum-, asiel- en migratiebeleid met specifieke aandacht voor de externe dimensie en de praktische uitvoering van dit beleid, en voor de samenwerking met derde landen.

• In samenwerking met onder meer het ministerie van Justitie uitvoering geven aan de in de notitie «Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008» vastgestelde prioriteiten.

• Het nieuwe geautomatiseerde visuminformatiesysteem (NVIS) is aangesloten op het nieuwe EU Visum Informatiesysteem (EUVIS) zodat Nederland ook de beschikking heeft over de visumaanvraaggegevens van de andere Schengen-partners.

• Ondanks de sterke groei in de visumaanvragen zullen dienstverlening en klantgerichtheid worden verzekerd en waar mogelijk kwalitatief verbeterd, door in toenemende mate met andere Schengenpartners samen te werken en door te gaan met pilots met externe dienstverleners inzake de uitbesteding van een deel van het visumproces op een aantal posten.

• Opstellen van een ontwerp-Rijksvisumwet op basis van het besluit van de Rijksministerraad d.d. 18 januari 2008.

• Individuele en algemene ambtsberichten zullen, op aanvraag van het ministerie van Justitie, zorgvuldig tot stand komen en binnen de afgesproken termijnen worden geleverd.

• De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zullen alle verzoeken tot legalisatie van buitenlandse brondocumenten op correcte en efficiënte wijze behandelen.

• Buitenlandse brondocumenten zullen op verzoek van de beschikkende instanties in Nederland ter verificatie worden doorgeleid aan de autoriteiten van het land waar het betreffende document is afgegeven.

• Intensivering van de samenwerking met de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) en de Koninklijke Marechausee (KMar) op het gebied van documentcontrole en fraudebestrijding, onder meer door kennisoverdracht en harmonisatie van informatiesystemen.

Instrumenten/Activiteiten

Uitvoering van het Haags Programma is een belangrijke leidraad voor het Europees asiel- en migratiebeleid. Door middel van het zogenaamde «migratiepact» wordt in Europees verband gepoogd om het grote aantal lopende initiatieven te ordenen en hieraan meer politiek gewicht te geven. Buitenlandse Zaken richt zich hierbij als vakministerie specifiek op versterking van de samenwerking tussen de EU en derde landen van herkomst en doorreis. Nederland blijft zich actief inzetten voor (de organisatie van) het Global Forum on Migration and Development, een wereldwijde bijeenkomst over migratie en ontwikkeling. Daarnaast zullen de prioriteiten van de notitie «Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008», in samenwerking met het ministerie van Justitie en anderen (maatschappelijk middenveld) worden uitgewerkt, waaronder een proefproject circulaire migratie en het bevorderen van de inspanningen op het gebied van duurzame terugkeer.

Nederland blijft een actieve rol vervullen in EU-verband bij de verdere harmonisatie van het EU-visumbeleid met specifieke aandacht voor de praktische uitvoerbaarheid van de regelgeving. In 2009 worden de pilots met uitbesteding van delen van het visumproces opnieuw geëvalueerd. Buitenlandse Zaken levert een bijdrage aan de bestrijding van document- en identiteitsfraude. Om de eerstelijns fraudebestrijding op de posten te ondersteunen zal aan een aantal proefposten hulpmiddelen verstrekt worden om de ter legalisatie aangeboden brondocumenten ter plekke zo grondig mogelijk te kunnen onderzoeken. Op dit moment is het nog niet goed mogelijk om kwaliteitsmetingen te doen op het terrein van de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Dankzij de introductie van NVIS wordt het onder meer mogelijk om te meten welk percentage van de visa binnen de wettelijke termijn wordt afgegeven. Eind 2008 zal er een nulmeting worden gedaan en vanaf de begroting 2010 kan dit als indicator worden opgenomen.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
Verplichtingen104 763183 795189 503131 414129 736134 363134 959
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal111 681183 795189 503131 414129 736134 363134 959
7.1 Consulaire dienstverlening15 27615 7358 8008 8258 8258 8258 825
  Juridisch verplicht  45%45%45%45%45%
  Overig verplicht  50%50%50%50%50%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  5%5%5%5%5%
7.2 Vreemdelingenbeleid96 405168 060180 703122 589120 911125 538126 134
  Juridisch verplicht  0%0%0%0%0%
  Overig verplicht  100%100%100%100%100%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten41 12736 84036 64036 64036 64036 64036 640
        
7.10 Consulaire dienstverlening41 12736 84036 64036 64036 64036 64036 640

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekOperationele doelstellingJaar van afronding 
  200620072008200920102011
Beleidsdoorlichtingen       
Beleidskader consulaire dienstverlening7.1     X
Effectenonderzoek       
Migratieen ontwikkeling7.2     X
Legalisatie- en verificatiebeleid7.2  X   
Overig evaluatieonderzoek       
Algemene Ambtsberichten7.2X     
Pilot verkorte Algemene Ambtsberichten7.2  X   

BELEIDSARTIKEL 8: VERSTERKT CULTUREEL PROFIEL EN POSITIEVE BEELDVORMING IN EN BUITEN NEDERLAND

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 1

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

Te realiseren prestaties:

• Samen met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) uitvoering geven aan de nieuwe nota internationaal cultuurbeleid.

• Op het gebied van Design, Mode en Architectuur zullen de ministeries van OCW, Economische zaken, Buitenlandse Zaken en de Rijksbouwmeester samenwerken, de beschikbare middelen bundelen en samen met de sector prioriteiten voor internationalisering vaststellen.

• Naast de bestaande prioriteitslanden, worden er culturele uitwisselingsprogramma’s opgezet met de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) en de landen in de Mediterrane en Arabische regio, op basis van de verkenningen van het Nederlandse culturele veld.

• In 2009 zal het Hudson-jaar in de VS en Nederland worden gevierd, uiteraard met een culturele en erfgoedcomponent.

• De regering ondersteunt Cultuur in ontwikkelingslanden door capaciteitsontwikkeling, behoud van eigen cultureel erfgoed (ten behoeve van versterking van de culturele identiteit) en uitwisseling tussen kunstenaars uit die landen en Nederlandse kunstenaars.

Instrumenten/activiteiten

Ambassades en de drie culturele instituten in prioriteitslanden en regio’s zijn qua personeel en financiële middelen toegerust om de culturele uitwisseling te stimuleren en werken samen met de fondsen en sectorinstellingen in Nederland. Er komt een flexibele regeling voor tijdelijke versterking van culturele afdelingen op ambassades, indien specialistische kennis nodig is.

Het HGIS-C subsidieloket is per 1 januari 2008 overgeheveld naar de culturele fondsen. Er komt een nieuw, beperkt, subsidiekader bij Buitenlandse Zaken waaruit met name gebundelde culturele presentaties in het buitenland worden gefinancierd.

Activiteiten voor cultuur en ontwikkelingssamenwerking worden gefinancierd met het huidige instrumentarium waarvoor de middelen worden verhoogd met 2 mln euro naar 12 mln euro. Dit vloeit voort uit het Schokland-akkoord waarbij 21 culturele instellingen zich ook hebben gecommitteerd om zich voor dit onderwerp in te zetten. Ambassades in 13 partnerlanden beschikken over gedelegeerde fondsen.

Operationele doelstelling 2

Het gezamenlijk met partnerlanden werken aan behoud van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) en de implementatie van het multilaterale kader voor het behoud van erfgoed.

Te realiseren prestaties

• In 2009 en verder worden de nog ontbrekende landenspecifieke beleidskaders voor de GCE prioriteitslanden Indonesië en Rusland opgesteld.

• Blijvende nadruk op het implementeren en handhaven van multilaterale verdragen op cultureel gebied voor het behoud van erfgoed, in UNESCO-verband en elders.

Instrumenten/activiteiten

De beleidskaders worden samen met Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de ambassades in de GCE landen1 en Nederlandse erfgoedinstellingen uitgevoerd.

Operationele doelstelling 3

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijze, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid.

Te realiseren prestaties

• Buitenlandse Zaken sluit in zijn communicatie van het buitenlandbeleid beter aan op de beleving van het buitenland, in positieve en negatieve zin, door de bevolking. De emotionele lading en drijfveren van een actief buitenlandbeleid worden voor meer Nederlanders beter zichtbaar. Beter en slimmer communiceren op het raakvlak van de beleving en de inhoud van het buitenlandbeleid vergroot het draagvlak voor een actief buitenlandbeleid.

• Een onderzoek naar de beeldvorming over Nederland in 15 landen zal zijn afgerond en de bevindingen zullen worden gebruikt bij het verder vormgeven van beleid op het gebied van draagvlak en publieksdiplomatie.

• Opgedane kennis van het actieve publieksdiplomatiebeleid (rond de film Fitna) wordt verder verspreid en toegepast. Met name in de voor Nederland belangrijke partnerlanden wordt geïnvesteerd in intensivering en professionalisering van publieksdiplomatie.

• Het structureel inbedden van Europa in de reguliere communicatie met de Nederlandse samenleving door de Europese dimensie – waar relevant – te benadrukken. De campagne betrekt op vernieuwende wijze zo veel mogelijk stromingen in de samenleving en is gericht op een evenwichtige oordeelsvorming van de burger. Hij is vooral gericht op onderwerpen die aansluiten bij de vragen van de verschillende stromingen.

• Het Nederlandse publiek informeren over en betrekken bij het ontwikkelingsbeleid, waarbij specifieke aandacht uitgaat naar de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s).

• Het vergroten van de bekendheid van het Nederlands publiek met consulaire dienstverlening. Wat kan de ambassade wel of niet voor je doen. De thema’s Wijs op Reis (informatie, voorbereiding) en de risico’s van drugssmokkel (preventie) staan hierbij centraal.

• Om de bekendheid met en de betrokkenheid van het publiek bij ontwikkelingssamenwerking te vergroten gaat meer aandacht uit naar communicatie over de Millennium Ontwikkelingsdoelen.

Instrumenten/activiteiten

Bij het uitvoeren van het draagvlak beleid maakt Buitenlandse Zaken gebruik van «online» en «offline» communicatie. Kernboodschappen, doelgroepen en communicatiekanalen worden op elkaar afgestemd. Een gerichte inzet van online instrumenten maakt het mogelijk specifieke draagvlakactiviteiten een breder bereik te geven. Daarnaast verbinden internettoepassingen verschillende initiatieven aan elkaar en vullen zij elkaar aan. Als belangrijk onderdeel van een integrale draagvlakcommunicatie organiseert Buitenlandse Zaken bijeenkomsten, zoekt het specifieke doelgroepen bewust op en investeert Buitenlandse Zaken in het bereiken van doelgroepen die niet automatisch tot de eigen achterban gerekend kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn het programma Rent an Ambassador, waarbij onze ambassadeurs het gesprek aangaan met de Nederlandse samenleving en de discussie-avonden van de bewindspersonen in het land.

De instrumenten voor publieksdiplomatie die de afgelopen jaren ten behoeve van de ambassades in het buitenland zijn ontwikkeld, worden verder geprofessionaliseerd en uitgebouwd. Met de meest betrokken departementen (Economische Zaken, Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) wordt gezocht naar te behalen synergie op het terrein van internationale beeldvorming.

Het debat over Europa wordt actief door het ministerie aangejaagd via discussiefora op internet, het interactieve weblog van de staatssecretaris voor Europese Zaken opwww.europahoortbijnederland.nlen vele discussies bij gelegenheden in het land. Informatievoorziening over Europese samenwerking vindt, naast woordvoering en publieksoptredens, vooral plaats via internet, in de vorm van achtergrondinformatie en eigen nieuwsberichten over actuele gebeurtenissen.

Via de websitewww.europaeducatief.nuwordt maandelijks nieuw en actueel lesmateriaal over Europa ten behoeve van alle onderwijs-niveaus aangeboden. Door het Europafonds worden derde partijen actief aangemoedigd deel te nemen aan het debat en eigen activiteiten te organiseren op het gebied van voorlichting en communicatie. Nadruk ligt hierbij op het ondersteunen van vernieuwende initiatieven.

Op consulair gebied wordt de burger geïnformeerd over de dienstverlening die hij of zij van het ministerie (inclusief de ambassades in het buitenland) kan verwachten. In 2008 is een communicatiestrategie tot 2010 opgesteld. Hierin staat omschreven op welke specifieke doelgroepen Buitenlandse Zaken zich actief richt. Het gaat daarbij allereerst om Nederlandse reizigers (thema Wijs op Reis). Daarnaast richt communicatie over risico’s van drugssmokkel zich primair op de meest kwetsbare doelgroepen (Nederlanders die in Nederland zijn gedetineerd, jongeren in de grote steden, mensen met schulden en sommige allochtone groepen in de grote steden). Daarnaast investeert Buitenlandse Zaken in het verder ontwikkelen van het netwerk van organisaties die zich in de reisbranche bevinden. Gezamenlijk wordt een aantal activiteiten op het terrein preventie en voorlichting uitgevoerd.

Om een breed publiek te informeren over het belang van het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s) is een speciale projectgroep (Project 2015) en een MDG-ambassadeur aangesteld. Tijdens voorlichtingsbijeenkomsten en activiteiten worden burgers actief geïnformeerd over deze doelstellingen om de armoede in 2015 te halveren. Om de bekendheid met en de betrokkenheid van het publiek bij ontwikkelingssamenwerking te vergroten wordt samen met de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) gewerkt aan de invulling van het subsidiekader. De NCDO zal, in samenwerking met andere partijen, zorgen voor flankerende draagvlakactiviteiten.

Operationele doelstelling 4

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

Te realiseren prestaties:

• Uitvoeren van de aanbevelingen van het project: «my first month in the Netherlands», waarmee de administratieve drukte voor expats die zich in Nederland vestigen zal worden gereduceerd.

• De dienstverlening aan de 33 in Nederland gevestigde internationale organisaties zal verder zijn verbeterd, onder meer via een verbeterde communicatie met deze doelgroep waardoor zij in staat worden gesteld hun personeel adequaat te informeren over Nederlandse overheidsregelgeving.

• De interdepartementale coördinatie zal verder zijn verbeterd, onder meer door middel van bijeenkomsten van de Stuurgroep Nederland Gastland en een effectievere (thematische) communicatie met lagere overheden en uitvoerende diensten.

• Betere informatievoorziening door de realisatie van een nieuwe website ten behoeve van diplomatieke vertegenwoordigingen en internationale organisaties in Nederland.

Instrumenten/activiteiten

Serviceverlening en communicatie zijn de belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstelling. De uitgave van een geactualiseerde protocolgids is hiervan een voorbeeld, evenals het organiseren van thematische en algemene informatiebijeenkomsten. De communicatie met de doelgroep zal ook verder worden geïntensiveerd door middel van locatiebezoeken.

Daarnaast zal het ministerie van Buitenlandse Zaken intensief contact onderhouden met diverse andere departementen en rijksdiensten om werknemers van Internationale Organisaties en andere expats die zich in Nederland vestigen optimaal te kunnen faciliteren. Ook private partijen, met name de aanbieders van telefonie en internet, zullen worden gestimuleerd specifieke aandacht aan de dienstverlening aan deze groep te geven.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
Verplichtingen55 42264 46646 150176 36446 35646 35646 356
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal97 14691 60082 64283 08886 94587 04586 945
        
8.1 Grotere buitenlandse bekendheid met de nederlandse cultuur en versterking van de culturele identiteit in ontwikkelingslanden.20 28415 06015 15215 21715 29215 29215 292
  Juridisch verplicht  40%30%7%7%7%
  Overig verplicht  57%67%90%90%90%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  3%3%3%3%3%
8.2 Cultureel erfgoed5 3794 9234 8204 8204 8204 8204 820
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
8.3 Draagvlak Nederlands buitenlands beleid71 48371 61762 67063 05166 83366 93366 833
  Juridisch verplicht  63%61%61%61%61%
  Overig verplicht  34%35%35%35%35%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  3%4%4%4%4%
8.4 Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland0000000
        
Ontvangsten759771771771771771771
        
8.10 Doorberekening Defensie diversen759771771771771771771

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekOperationele doelstellingJaar van afronding 
  200620072008200920102011
Beleidsdoorlichtingen       
Internationaal Cultuurbeleid8.1, 8.2     X
Beleidskader publieksdiplomatie8.3   X  
Nederlandals gastheer voor internationale organisaties (zie ook beleidsartikel 1)8.4  X   
Effectenonderzoek       
Cultureel EU-voorzitterschapsprogramma Thinking Forward8.1X     
HGIS cultuur- en bezoekersprogramma8.1 X    
Cultuurstichting China-Nederland8.2  X   
NCDOsubsidiekader/draagvlak OS8.3   X  
Overig evaluatieonderzoek       
Ondersteuning filmindustrie in ontwikkelingslanden8.1  X   
Kosmopolis (gezamenlijk met OCW)8.1   X  
Europafonds8.3X X   
NCDOdraagvlakonderzoek (monitoring systeem)8.3X   X 

NIET-BELEIDSARTIKEL 9: GEHEIM

Op dit artikel worden geheime uitgaven verantwoord.

Niet-beleidsartikel 9 Geheim
Bedragen in EUR 10002007200820092010201120122013
Verplichtingen0pmpmpmpmpmpm
        
Uitgaven0pmpmpmpmpmpm

NIET-BELEIDSARTIKEL 10: NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord die samenhangen met de HGIS-indexering en onvoorziene uitgaven.

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien
Bedragen in EUR10002007200820092010201120122013
Verplichtingen2310 56256 11650 53999 426140 628167 274
        
Uitgaven:       
        
Uitgaven totaal2310 56256 11650 53999 426140 628167 994
10.1 Nominaal en onvoorzien2310 56256 11650 53999 426140 628167 994

NIET-BELEIDSARTIKEL 11: ALGEMEEN

Dit artikel behandelt de apparaatsuitgaven van zowel het departement in Den Haag als de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland, exclusief de uitgaven voor vakattachés. Het omvat de verplichtingen en uitgaven aangaande het ambtelijk personeel, de overige personele uitgaven en het materieel.

Het ambtelijk personeel betreft de algemene leiding van het departement (inclusief de ministers en de staatssecretaris), de beleidsdirecties, de ondersteunende diensten, het uitgezonden personeel op de ambassades, inclusief themadeskundigen en het lokaal aangenomen personeel op de ambassades. Daarnaast worden in dit artikel de buitenlandvergoedingen aan uitgezonden personeel, overige vergoedingen en diverse overige personele uitgaven verantwoord. Tevens zijn de uitgaven voor het post-actieve personeel van het ministerie opgenomen. De materiële uitgaven hebben betrekking op de uitgaven voor de exploitatie van en investeringen in het departement in Den Haag en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Hieronder vallen onder andere de verplichtingen en uitgaven voor huur van kanselarijen, residenties, personeelswoningen en het gebouw in Den Haag, beveiligingsmaatregelen, automatisering en communicatiemiddelen, klein onderhoud en bouwkundige projecten. Op de personele en materiële kosten zijn jaarlijks loon-, prijs-, en koersontwikkelingen van toepassing. Deze ontwikkelingen dekt Buitenlandse Zaken af binnen de daarvoor in de HGIS getroffen voorziening (zie artikel 10). Loonkostenstijgingen vloeien met name voort uit afgesloten CAO’s; de prijsstijgingen waarmee Buitenlandse Zaken te maken heeft passen binnen het kader van algehele (mondiale) inflatie. Daarnaast spelen koersfluctuaties tussen met name de euro en de Amerikaanse dollar een belangrijke rol.

Niet-beleidsartikel 11 Algemeen
Bedragen in EUR10002007200820092010201120122013
Verplichtingen712 357756 241713 526715 066683 166683 166683 166
        
Uitgaven:       
        
Uitgaven totaal718 295761 912744 853728 886664 727672 489677 489
11.1 Apparaatsuitgaven718 295761 912744 853728 886664 727672 489677 489
        
Ontvangsten211 98081 64751 64751 64751 64751 64751 647
        
11.10 Diverse ontvangsten73 61981 64751 64751 64751 64751 64751 647
11.20 Koersverschillen138 361000000
Kengetallen personeel en materieel
 2007200820092010201120122013
Personeel       
Loonkosten departement       
Gemiddelde bezetting1 8761 8431 8411 7791 6801 6801 680
Gemiddelde prijs64 54869 00075 00078 00078 00078 00078 000
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)121 081127 201138 050138 755131 055131 055131 055
        
Loonkosten posten (excl. themadeskundigen)       
Gemiddelde bezetting1 2201 2811 2481 2481 1951 1951 195
Gemiddelde prijs72 02480 00082 00083 00084 00084 00084 000
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)87 862102 509102 299103 561100 361100 361100 361
        
Loonkosten themadeskundigen (posten)       
Gemiddelde bezetting27252423232323
Gemiddelde prijs75 54780 00084 00087 00087 00087 00087 000
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)2 0442 0002 0002 0002 0002 0002 000
        
Totaal loonkosten ambt. Personeel       
Gemiddelde bezetting3 1233 1503 1123 0502 8982 8982 898
Gemiddelde prijs67 56473 56277 87580 11480 54580 54580 545
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)210 986231 710242 349244 316233 416233 416233 416
        
Vergoedingen       
Gemiddelde bezetting1 2471 3061 2711 2711 2181 2181 218
Gemiddelde kosten58 81958 99560 61960 66663 30463 30463 304
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)73 34477 06977 06977 08977 08977 08977 089
        
Lokaal personeel       
Gemiddelde bezetting2 1552 1802 1802 2002 2002 2002 200
Gemiddelde prijs37 22437 00038 00038 00038 00038 00038 000
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)80 21780 66082 84083 60083 60083 60083 600
        
Materieel       
Gemiddelde bezetting (inclusief attachés)5 6705 7225 6845 6425 4905 4905 490
Gemiddelde kosten51 35355 75548 54445 58540 78642 20043 111
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)291 162319 024275 923257 172223 913231 675236 675
        
Totaal toegelicht begrotingsbedrag655 709708 463678 181662 177618 018625 780630 780
(x EUR1000)       
        
Overige apparaatskosten (x EUR1000)62 58653 44966 67266 70946 70946 70946 709
        
Totaal artikel 11 Apparaatsuitgaven718 295761 912744 853728 886664 727672 489677 489
(x EUR1000)       

VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Artikel 1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   101 67887 73484 80880 27080 270 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   4 84322 08423 68930 81323 064 
nieuwe mutaties 2008   700700700700700 
Stand ontwerpbegroting 200980 46078 80592 467107 221110 518109 197111 783104 034104 034

Toelichting artikel 1

De stijging van 0,7 mln euro hangt samen met de meerjarige intensivering van de bilaterale mensenrechtenprogramma’s in Kenia en Pakistan.

Artikel 2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   759 985744 057725 717725 857723 708 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   206 216149 125147 47396 43996 439 
nieuwe mutaties 2008   36 03827 73626 83630 50130 501 
Stand ontwerpbegroting 2009744 939790 934915 1651 002 239920 918900 026852 797850 648850 748
2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   1 1551 1591 1641 1641 164 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   492– 12– 17– 17– 17 
nieuwe mutaties 2008         
Stand ontwerpbegroting 20091 6531 1071 9521 6471 1471 1471 1471 1471 147

Toelichting artikel 2

De verhoging in 2008 hangt onder meer samen met de verhoging van het noodhulp-budget met 20 mln euro in verband met oplopende voedselprijzen en natuurrampen in onder meer Zuidelijk Afrika. Verder is sprake van een structurele verhoging voor 2008 en verder in verband met een verhoogde bijdrage aan het Bureau for Crisis Prevention and Recovery van de VN-organisatie UNDP, het opstarten van regionale milieu-programma’s in het Grote-Meren-gebied en een uitbreiding van het bilaterale programma op het terrein van goed bestuur in Pakistan.

Artikel 3

Versterkte Europese Samenwerking

3 Versterkte Europese samenwerking
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   7 690 2935 296 1906 589 0286 871 1187 053 537 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   – 466 026  22 514  
nieuwe mutaties 2008   66 256– 833 331253 188– 6 742107 535 
Stand ontwerpbegroting 20096 802 2727 011 5327 032 2387 290 5234 462 8596 842 2166 886 8907 161 0727 259 187
3 Versterkte Europese samenwerking
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   623 628636 101648 823661 799675 035 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   25 672     
nieuwe mutaties 2008    69 23270 61772 03073 470 
Stand ontwerpbegroting 2009511 559560 253627 005649 300705 333719 440733 829748 505763 475

Toelichting Artikel 3

Tabel 1 geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse afdrachten aan de EU tot en met 2013.

Tabel 1: Nederlandse afdrachten aan de EU
in mln €200820092010201120122013
(obv BNP en BTW cijfers mei 2008, EU ontwerpbegroting 2009 en inwerktreding Eigen Middelenbesluit in ’09).      
       
BNP-afdracht3 5221 0523 3933 3193 5413 564
BTW-afdracht981380356395411427
Landbouwheffingen418342349356363370
Invoerrechten2 1792 4792 5292 5792 6312 684
Totaal EU-afdrachten(bruto)7 1004 2546 6286 6506 9477 045
Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen1048687899193
Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten545620632645658671
Totaal perceptiekostenvergoedingen649705719734749763
Totaal EU-afdrachten(netto)6 4513 5485 9085 9166 1986 281

Meest opvallend in de meerjarige ontwikkeling van de EU-afdrachten in de komende jaren zijn de kortingen die Nederland heeft bedongen op de afdrachten aan de Europese Unie. Het totale effect daarvan bedraagt circa 1 miljard euro per jaar. In de cijfers is uitgegaan van inwerkingtreding van het nieuwe Eigen Middelenbesluit in 2009, met terugwerkende kracht tot 2007. De Commissie gaat uit van inwerkingtreding in 2009, de meeste lidstaten hebben het nieuwe Eigen Middelen besluit inmiddels geratificeerd. De kortingen zijn zichtbaar in de grote daling van de BNP en BTW afdracht in 2009 en de jaarlijkse kortingen op de afdrachten in de jaren daaropvolgend.

Tabel 2 geeft een toelichting op de mutatie van de Nederlandse afdrachten aan de EU tussen Miljoenennota 2008 en Miljoenennota 2009.

Tabel 2: Mutaties t.o.v. stand MN 2008
 20082009201020112012
BNP-afdracht– 507– 1 09515– 299– 188
BTW-afdracht27– 16– 4442
Landbouwheffingen5– 80– 81– 83– 85
Invoerrechten98356364371378
Totaal EU-afdrachten(bruto)– 377– 833254– 8108
Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen120– 21– 21– 21
Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten2589919395
Totaal perceptiekostenvergoedingen2569707274
Totaal EU-afdrachten(netto)– 402– 903183– 7934

Er doen zich verschillende ontwikkelingen voor die onderstaand worden toegelicht:

1. De meevaller in de kasbetalingen in 2008 wordt grotendeels veroorzaakt door de onderuitputting in de definitieve begroting 2007. De technische verwerking van die meevaller vond plaats via verrekening met de BNP-afdracht in de eerste maanden van 2008. Door de late aanname door het Europees Parlement van de laatste aanvullende begroting van 2008 kon dit niet meer in 2007 gebeuren.

2. In 2009 zijn de afdrachten fors lager dan geraamd. Deze wordtveroorzaakt door de betalingen van de Commissie aan structuurfondsen. In de kasritmes van de Commissie was verondersteld dat in 2009 veel betalingen aan structuurfondsen zouden plaatsvinden. Door twee oorzaken zal dit naar verwachting anders uitvallen. Ten eerste komen de betalingen die betrekking hebben op de huidige periode van de Financiële Perspectieven maar mondjesmaat van de grond. Dit komt door de verscherpte eisen van de Commissie. Ten tweede worden betalingen uit de oude periode versneld gedaan (lidstaten focussen zich vooral op het zekerstellen van de oude betalingen, voordat deze komen te vervallen). Gevolg is een forse daling van de betalingen in 2009. Dit alles werd duidelijk op basis van de Voorontwerpbegroting 2009.

3. De cijfers voor de BNP en BTW grondslagen van de verschillende lidstaten zijn aangepast aan de laatste inzichten. Deze zorgen voor een verandering in de afdrachten voor de jaren 2009 en verder.

Artikel 4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   937 1051 079 2611 231 3241 289 1521 602 909 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   – 76 579– 123 990– 239 344– 72 204– 73 901 
nieuwe mutaties 2008   94 834160 85236 47614 67015 131 
Stand ontwerpbegroting 2009827 5391 018 179959 751955 3601 116 1231 028 4561 231 6181 544 1391 696 472
4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   38 08840 59319 99019 99019 990 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   – 232244 580232 
nieuwe mutaties 2008         
Stand ontwerpbegroting 200915 23139 72989 94237 85640 83719 99020 57020 22220 222

Toelichting artikel 4

De mutaties op dit artikel hangen samen met de sub-artikelen 4.3 (verhoogde economische groei) en 4.2 (armoedevermindering). Bij artikel 4.3 is in de periode 2008–2011 per saldo sprake van een verhoging als gevolg van aanpassingen bij private sector programma’s in partnerlanden. Zo is het bilaterale landenprogramma in Rwanda in 2008 met 2,4 mln euro verhoogd in verband met onder meer rurale programma’s; in zowel 2009 als 2010 is sprake van een ophoging met 0,9 mln euro. In Kenia wordt bijgedragen aan een WB-programma gericht op het terugdringen van regeldruk. Verder is in Nicaragua sprake van vertragingen bij het bilaterale programma als gevolg waarvan het budget voor 2008 met 0,5 mln euro wordt verlaagd. Bij artikel 4.2 is sprake van een afbouw van de macrosteun in Vietnam. Dit leidt tot verlagingen van 6 mln euro in 2008 oplopend tot 12 mln euro in 2011. In Rwanda wordt macrosteun juist opgestart (3 mln euro in 2008 oplopend tot 6 mln in 2011). Daarnaast wordt in 2008 eenmalig met 3 mln euro bijgedragen aan het IMF (Emergency Natural Disaster Assistance en Emergeny Post-Conflict Assistance faciliteiten) ten behoeve van onder meer post conflict landen die getroffen worden door natuurrampen. Ook wordt bijgedragen aan het loket voor fragiele staten binnen de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (2 mln euro in 2008, 9 mln per jaar in de periode 2009–2011). Verder wordt de omvang van het artikel beïnvloed door het gebruikelijke parkeerkarakter van dit artikel samenhangende met de ontwikkeling van het ODA-budget. Het betreft verhogingen vanaf 2008 als gevolg van hogere BNP-ramingen.

Artikel 5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   1 742 1611 820 6361 821 4431 820 4431 804 033 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   – 3 161– 18 937– 27 637– 48 737– 33 827 
nieuwe mutaties 2008   – 7 8166499 2958 1528 152 
Stand ontwerpbegroting 20091 190 1211 653 3411 581 0351 731 1841 802 3481 803 1011 779 8581 778 3581 778 358

Toelichting artikel 5

De verlaging in 2008 is met name samen met neerwaartse aanpassingen bij het bilaterale onderwijsprogramma in Pakistan, onder meer als gevolg van vertragingen door de opschorting van de hulp. Ook is besloten om het landenprogramma in Pakistan, mede in het licht van de indeling van dit land onder het profiel «Veiligheid & Ontwikkeling», meer te richten op goed bestuur en mensenrechten. Verder is in 2008 sprake van een verhoging van het landenbudget gezondheid in Vietnam met 2,8 mln euro, onder meer als compensatie voor onderbesteding in voorgaande jaren. Ook in 2009 en latere jaren worden verlagingen doorgevoerd in het onderwijsprogramma in Pakistan. Anderzijds is sprake van ophogingen bij het landenprogramma gezondheid in Vietnam en de op SRGR gerichte programma’s in Bangladesh en Nicaragua.

Artikel 6

Beter beschermd en verbeterd milieu

6 Beter beschermd en verbeterd milieu
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   418 456426 369478 274577 228376 303 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   – 17 41317 59510 8354 9785 978 
nieuwe mutaties 2008   – 9 706– 3106 7494 1094 109 
Stand ontwerpbegroting 2009282 676336 253356 008391 337443 654495 858586 315386 390386 390

Toelichting artikel 6

De mutaties worden verklaard door aanpassingen in de budgetten van bilaterale landenprogramma’s in partnerlanden. Zo wordt in Vietnam het budget voor zowel het milieuprogramma als het drinkwaterprogramma structureel verlaagd (circa 7 mln euro in 2008 en 9 mln euro in 2009). Dit hangt samen met de aanpassing van het OS-programma in verband met de indeling van Vietnam in het brede-relatie-profiel van de partnerlanden. Ook in Egypte is in dit kader een verlaging doorgevoerd (225 000 euro in 2008, 950 000 euro in 2009). Verder is in Kenia als gevolg van de politieke situatie in 2008 vertraging ontstaan in het landenprogramma (verlaging 4 mln euro). Verder zal in Rwanda vanaf 2009 een meerjarig programma op het gebied van hernieuwbare energie aanvangen (10 mln euro in 2009, 15 mln euro in zowel 2010 en 2011).

Artikel 7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   87 41987 79987 88287 29285 544 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008   – 1 000     
mutatie 1e suppletore begroting 2008   97 376101 7045 4015 6699 145 
nieuwe mutaties 2008     38 13136 77539 674 
Stand ontwerpbegroting 200986 903104 127111 681183 795189 503131 414129 736134 363134 959
7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   28 10128 10128 10128 10128 1010
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   8 7398 5398 5398 5398 539 
nieuwe mutaties 2008         
Stand ontwerpbegroting 200925 19328 19141 12736 84036 64036 64036 64036 64036 640

Toelichting artikel 7

De budgettaire bijstelling is het gevolg van een hogere raming van de kosten van de asielopvang. De hogere kosten zijn overwegend het gevolg van een stijgende instroom van asielzoekers in de opvang. Deze kosten zijn voor een deel toe te rekenen aan ODA.

Artikel 8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   92 42485 18286 08286 08286 082 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008   1 000     
mutatie 1e suppletore begroting 2008   – 1 824– 2 540– 2 994863963 
nieuwe mutaties 2008         
Stand ontwerpbegroting 200977 86586 97697 14691 60082 64283 08886 94587 04586 945
8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   771771771771771 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008         
nieuwe mutaties 2008         
Stand ontwerpbegroting 2009755756759771771771771771771

Toelichting Artikel 8

Geen nieuwe mutaties.

Artikel 9

Geheim

9 Geheim
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   pmpmpmpmpm 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008         
nieuwe mutaties 2008         
Stand ontwerpbegroting 2009000pmpmpmpmpmpm

Toelichting artikel 9

Geen nieuwe mutaties.

Artikel 10

Nominaal en onvoorzien

10 Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   127 058135 444128 793141 102169 554 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   – 115 246– 90 454– 65 580– 29 478– 28 928 
nieuwe mutaties 2008   – 1 25011 126– 12 674– 12 1982 
Stand ontwerpbegroting 2009151992310 56256 11650 53999 426140 628167 994

Toelichting artikel 10

De mutaties zijn het gevolg van wijzigingen in de ramingen voor de inflatie (pBBP).

Artikel 11

Algemeen

11 Algemeen
Opbouw uitgaven (EUR 1000)200720072007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   716 605689 674668 666649 448651 657 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   45 09755 20460 19915 25820 811 
nieuwe mutaties 2008   210– 25212121 
Stand ontwerpbegroting 2009653 443650 211718 295761 912744 853728 886664 727672 489677 489
11 Algemeen
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)200520062007200820092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 2008   80 83350 83350 83350 83350 833 
mutatie Nota van Wijziging 2008         
mutatie amendement 2008         
mutatie 1e suppletore begroting 2008   814814814814814 
nieuwe mutaties 2008         
Stand ontwerpbegroting 200956 413275 938211 98081 64751 64751 64751 64751 64751 647

Toelichting artikel 11

De mutatie op de uitgaven voor 2008 houdt verband met budgettaire overhevelingen die betrekking hebben op de huisvestingskosten.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In deze paragraaf komen alleen de ontwikkelingen op het terrein van de integrale bedrijfsvoering aan de orde die van belang zijn in termen van risico’s en daarmee samenhangende beheersmaatregelen.

Taakstelling

Het kabinet Balkenende IV heeft een ambitieus vernieuwingsprogramma voor de Rijksoverheid opgezet, waarbij naast een forse reductie van het personeelsbestand ook verbeteringen in de werkwijze moeten worden aangebracht. Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken betekent de taakstelling dat in vier jaar tijd de formatie moet worden ingekrompen met 391 fte. Daarnaast moet ruimte gevonden worden voor de nieuwe beleidsprioriteiten (30 fte). Deze reductie wordt verdeeld over beleidssector, ondersteuning en postennet, waarbij de ondersteuning in absolute zin het grootste deel voor haar rekening neemt. De afslanking van het personeelsbestand zal geleidelijk gaan. Voor de uitvoering van de maatregelen zoals uitgewerkt in het voorstel Taakstelling Buitenlandse Zaken is een implementatie team gevormd. Dit team draagt zorg voor de volledig- en tijdigheid van de taakstelling in kwantitatieve zin en voor de implementatie van de voorgestelde verbetermaatregelen.

Slimmer samenwerken tussen Nederlandse ambassades

Om de groei van taken en eisen die worden gesteld aan het postennet het hoofd te kunnen blijven bieden met minder mensen, is het voornemen om de administratie (met name bedrijfsvoering, verwerking paspoort- en visumaanvragen) waar mogelijk regionaal te bundelen. Hiertoe worden pilots opgezet, die in 2010 worden geëvalueerd.

Resultaatgericht management

De beleidsintensiveringen van de bewindspersonen zijn vertaald in jaarplannen en meerjarige strategische plannen voor de Nederlandse ambassades en directies. De komende jaren zal de nadruk liggen op beleidsuitvoering: monitoring van de plannen, resultaatmeting en bijsturing waar nodig.

Kennismanagement

De ambitie om slimmer en beter te werken betekent ook dat we in onze werkprocessen meer ruimte zullen geven aan kennisverwerving en leren om deskundigheid van medewerkers en daarmee kwaliteit te verhogen. Daarbij gaat het om andere manieren van werken die niet alleen betrekking hebben beheer en bedrijfsvoering maar ook op beleidsvoering. Kennis over beheer en beleid zal meer en beter gemanaged worden. Onder andere door praktijkgerichtere training, ruimte voor leren op de werkplek, het bevorderen van een lerende houding en het beter gebruiken van ervaringen voor leerdoeleinden, bijvoorbeeld door het inzetten van mentoren of communities of practice.

Herziening regelgeving

Het proces van integrale vereenvoudiging van de regelgeving, ter vermindering van de (perceptie van) regeldruk, zal worden gecontinueerd. De nieuwe regelgeving zal gestalte krijgen vanuit een risico-georiënteerd en «principle based» perspectief. Tegelijkertijd draagt het management de integrale verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering. Bij deze exercitie krijgt een meer gebruikersvriendelijke presentatie en betere ontsluiting van de regelgeving speciale aandacht.

Informatiesystemen

In 2008 wordt de uitbesteding van het technisch en applicatief beheer van het informatiesysteem voor de financiële en personele administratie opnieuw aanbesteed. Dit moet eind 2008 resulteren in een nieuw contract. Indien dit een contract is met een nieuwe externe leverancier, is er in de overgangsperiode een risico wat betreft de continuïteit. In dat geval is voorzien in een overgangsperiode van enkele maanden.

De koppeling van het informatiesysteem met P-direkt voor de verwerking van de salarissen wordt per 1 januari 2009 in gebruik genomen.

Voorschottenbeheer

Sinds 2006 zijn grote stappen gemaakt in het verbeteren van het voorschottenbeheer. Een groot deel van de oude voorschotten is afgewikkeld en de uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid is verbeterd. Er wordt strikt toegezien op de toepassing van de geldende regelgeving om te voorkomen dat nieuwe achterstanden ontstaan.

Consulaire diensten

Met de consulaire dienstverlening zijn vaak veel belangen gemoeid met een groot afbreukrisico voor het ministerie. Onzorgvuldig handelen kan grote kosten tot gevolg hebben en de reputatie van Nederland in het buitenland en het vertrouwen van de Nederlandse burgers ernstig schaden. Om de genoemde risico’s af te dekken worden de processen voortdurend gemonitord, geanalyseerd, verbeterd en geoptimaliseerd. Onderdeel hiervan is onder andere het creëren van expertisecentra en regionale samenwerkingsverbanden en het invoeren van nieuwe en het verbeteren van bestaande geautomatiseerde informatiesystemen. De activiteiten leidend tot optimalisering zijn een belangrijk aandachtspunt in de bedrijfsvoering.

Veiligheid

Het ministerie van Buitenlandse Zaken opereert in steeds meer gebieden die als risicovol worden gekwalificeerd, zoals landen in Azië en het Midden-Oosten. Maar ook in bepaalde regio’s in Afrika nemen de spanningen toe. De veiligheidsrisico’s kunnen ambassades in de uitvoering van hun taken – ernstig – belemmeren.

Het ministerie spant zich in om zijn medewerkers op de Nederlandse vertegenwoordigingen op een zo veilig mogelijk wijze hun werkzaamheden uit te laten voeren en probeert zo goed mogelijk huisvestingsoplossingen te vinden die resulteren in een aanvaardbare mate van veiligheid. Om dit te realiseren maakt het ministerie continu dreigingsanalyses, inventariseert het risico’s en treft het aanvullende fysieke maatregelen of scherpt het de beveiliging aan. Soms komt het voor dat ambassades tijdelijk worden verplaatst of gesloten.

Diplomaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden niet alleen geplaatst op ambassades, maar ook in toenemende mate als politiek of ontwikkelingssamenwerkingadviseur toegevoegd aan missies in bijvoorbeeld Afghanistan of Soedan. Medewerkers die geplaatst worden in een risicogebied krijgen in samenwerking met het ministerie van Defensie een voorbereidingsprogramma aangeboden.

Integriteit

Ook dit jaar vormt de bevordering van integer handelen van zowel medewerkers individueel als van de organisatie een aandachtspunt. Het onderwerp vergt constant onderhoud. De aard van het werk van het ministerie brengt met zich mee dat mensen rouleren. Het is daarom van belang Nederlandse ambassades blijvend te ondersteunen in het streven ook onder niet altijd makkelijke omstandigheden professioneel en open te handelen. Bewustwording en communicatie spelen een grote rol daarbij. Daarnaast krijgen onderwerpen als (voorkoming van) corruptie en fraude waarmee ambassades extern geconfronteerd worden meer en meer aandacht. Een verdere afstemming met ontwikkelingen binnen de rest van de rijksdienst, maar ook met ontwikkelingen binnen de Europese Unie wordt nagestreefd.

Voorts houdt het ministerie toezicht op financiële transacties door middel van interne controle.

Archief- en dossierbeheer

De Algemene Rekenkamer constateerde in haar jaarverslag 2007 weliswaar een verbetering van het archiefbeheer maar stelde tegelijkertijd vast, dat het nog niet voldoet aan de te stellen eisen. Het verhogen van het bewustzijn over goed archief en dossierbeheer blijft daarom een prioriteit. De in 2008 ingezette driesporenstrategie wordt gecontinueerd en geïntensiveerd. Naast aandacht voor een goede aflegdiscipline van medewerkers (spoor 1), zal de archieffunctie op het departement worden gecentraliseerd (spoor 2). Daarmee worden de aansturingsmogelijkheden op kwaliteit en capaciteit van de archiefmedewerkers vergroot.

Tenslotte zullen de eerste pilots digitaal archiveren uitgevoerd worden. Met dit laatste spoor wordt aangesloten bij het toenemende stroom van digitale informatie en informatieverwerking.

Een gebrek aan archiefmedewerkers die op een buitenlandse post willen werken heeft geleid tot een klein aantal niet bezette functies in het buitenland. De betreffende Nederlandse ambassades zijn verantwoordelijk voor OS-projecten met grote financiële belangen. De oplossing wordt gezocht in de inzet van tijdelijke ondersteuningsmissies.

Duurzame bedrijfsvoering

De rijksoverheid wil zelf een van de koplopers zijn in duurzame bedrijfsvoering. Het ministerie van Buitenlandse Zaken draagt bij aan de realisatie van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO) door de criteria uit het Duurzaam Inkopen beleid voor inkopen, zoals beschreven in de begroting van het ministerie van VROM, te implementeren. Het ministerie van Buitenlandse Zaken levert tevens via het programma duurzame bedrijfsvoering 2006–2010, Samen een duurzaam geheeleen bijdrage aan de klimaatneutrale overheid in 2012 en het 100% duurzaam inkopen in 2010.

De aanpak is eenvoudig en effectief en verloopt langs de lijn: consumeren, reduceren, compenseren en rapporteren. Bij de thema’s waar het mogelijk is, wordt een start gemaakt met het toepassen van de principes van cradle to cradle (C2C afval = voedsel).

Een extra uitdaging vormen de Nederlandse vertegenwoordigingen. Het ministerie maakt serieus werk van duurzaam huisvesten in het buitenland. Om kennis en ervaring op te doen is een pilotproject duurzame nieuwbouw kanselarij Canberra gaande. Tevens wordt in pilots onderzocht op welke wijze de Nederlandse ambassades meer van duurzame energie gebruik kunnen maken.

AGENTSCHAPSPARAGRAAF

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI)

Het CBI is het agentschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het heeft als opdracht het duurzaam versterken van de concurrentiekracht van bedrijven uit OS-landen op de Europese markt. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van operationele doelstelling 4.3: Een beter ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden en versterking van hun concurrentievermogen, zowel nationaal als internationaal.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kasstroom van het departement naar het agentschap.

Tabel 1 Ontvangen kasmiddelen van opdrachtgever DGIS (bedragen in EUR 1000)
 2007200820092010201120122013
ECP9 6779 91910 64811 48112 91612 78611 229
BSOD3 7213 6003 6003 6003 6003 6003 960
Marktinformatie3 6313 8683 8413 8363 9244 0084 609
Training3 3563 6884 2464 8984 9605 0065 602
ITC2 369      
Kasmiddelen22 75421 07522 33523 81525 40025 40025 400

ECP = Export Coaching Programme

BSOD = Business Support Organisation Development

ITC = International Trade Center (WTO/UNCTAD)

1. Baten en Lasten

Tabel 2 Meerjaren baten en lasten (bedragen in EUR 1000)
 2007200820092010201120122013
Baten       
opbrengst moederdepartement24 69517 27917 89924 68225 26325 86225 270
bijdrage moederdepartement ITC2 368      
opbrengst derden555600600600600600600
rentebaten62303030303030
Totale baten27 68017 90918 52925 31225 89326 49225 900
        
Lasten       
apparaatskosten       
– personele kosten2 4001 9011 9692 7152 7792 8452 779
– materiele kosten22 53815 37815 93021 96722 48423 01722 489
bijdrage ITC2 368      
rentelasten4101519212222
afschrijvingskosten       
– materieel182275334312309300300
Dotaties voorzieningen12555555
Totale lasten27 50417 56918 25325 01825 59826 18925 595
        
Saldo van baten en lasten176340276294295303305

A. Baten

Opbrengsten moederdepartement

In onderstaande tabel worden de financiële waarden weergegeven van de verleende en verwachte opdrachten per product.

Tabel 3 Productie (bedragen in EUR 1000)
 2007200820092010201120122013
ECP13 7994 8517 46711 08810 75310 84810 649
BSOD4 4274 8402 2004 8405 2805 2804 400
Marktinformatie3 3613 7383 9334 1284 2904 4854 678
Training3 1083 8504 3004 6004 9005 2005 494
Totaal24 69517 27917 89924 65625 22325 81325 221

Afrekening vindt plaats op het moment dat af te rekenen eenheden opgeleverd kunnen worden. De nog niet opgeleverde eenheden worden nog niet als omzet aangemerkt, maar toegevoegd aan het onderhanden werk.

De productie die voor 1 januari 2006 is opgestart wordt afgerekend tegen kostprijs (ex-post). Productie die vanaf 1 januari 2006 is gestart wordt afgerekend tegen vooraf vastgestelde prijzen (ex-ante). Als efficiencyprikkel en om het risico uit te sluiten dat kosten van de nieuwe productie (vanaf 1 januari 2006) ten onrechte wordt toegerekend aan de oude productie, is een vast bedrag voor het totaal van de oude productie bepaald. Ook zijn er marges ingebouwd binnen welke de prijs en de aantallen dienen te bewegen.

Doelmatigheid; informatie over de geraamde productie

Tabel 4 Productie (aantallen)
 2007200820092010201120122013
ECP30490134186169164161
ECP opdracht 1304881129734
ECP opdracht 222289135164161
        
BSOD611511121210
        
Marktinformatie491 360575 000605 000635 000660 000690 000719 721
        
Training1 4801 9252 1502 3002 4502 6002 747
Tabel 4 a (Q per product)
 Opdracht 1 2007Opdracht 1 2008Opdracht 2 20072008 e.v.20072008 e.v.
ECP45 39353 61566 145    
BSOD   737 770440 000  
Marktinfor5matie     6.846.5
Training     2 1002 100

Opbrengst derden

Van organisaties uit Europa, waaronder de EU, Noorwegen, Zwitserland en Zweden, worden additionele opdrachten verwacht voor het product marktinformatie. Deze opdrachten bestaan uit het toegang verlenen tot opgebouwde databases en het toestemming geven voor gebruik van teksten. Daarnaast wordt door de aan programma’s en trainingen deelnemende bedrijven, organisaties en deelnemers eigen bijdragen betaald.

Rentebaten

De rentebaten worden verkregen door het positieve saldo op het rekening courant bij de Rijkshoofdboekhouding. Het vermelde bedrag is een schatting op basis van ervaringscijfers.

B. Lasten

Personele kosten

In 2009 werken er bij het CBI 20 fte ambtenaren en 22 fte inhuur. De personeelsuitgaven bedragen in 2009 ongeveer 2 900 000 euro. De personele lasten bedragen in 2009 1 969 000 euro.

Het verschil tussen de personele uitgaven (volgens het kasstelsel) en personele lasten (volgens het baten-lastenstelsel) wordt veroorzaakt door productie met een productietijd van meer dan één jaar. Voor deze productie worden de personele uitgaven, voor zover die verband houden met productie die nog niet is opgeleverd, aan het onderhanden werk toegevoegd. Pas in het jaar dat de productie wordt opgeleverd worden deze uitgaven als last genomen. Een gevolg van deze systematiek is dat de personele uitgaven in 2009 voor een gedeelte als personele lasten worden genomen in latere jaren.

Materiële kosten

Tabel 5 Categorieën materiële kosten (bedragen in EUR 1000)
Externe expertise11 151
Publicaties1 192
Reis- en verblijfkosten deelnemers1 501
Organisatie seminars678
Organisatie/deelname beurzen719
Kosten t.b.v. opbrengst derden46
Huisvestingskosten344
Kantoorkosten154
Uitbesteding ondersteunende werkzaamheden102
Algemene kosten31
Bankkosten en koersverschillen10
Totaal15 930

CBI is gehuisvest in de Beurs-WTC in Rotterdam. In 2009 wordt de kantoor- en archiefruimte gehuurd van de Rijksgebouwendienst voor een huurbedrag van 300 000 euro.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen dat via de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën is verkregen. Het rentepercentage voor toekomstige leningen is op 4% gezet.

Afschrijvingskosten

De materiële vaste activa bestaat uit: inventaris, hard- en software en verbouwingen. De afschrijvingstermijnen zijn respectievelijk 5 jaar, 3 jaar, en 5 jaar. De afschrijvingskosten zijn als volgt te verdelen:

Tabel 6 Afschrijvingskosten (bedragen in EUR 1000)
 20092010201120122013
Inventaris45 00055 00056 00050 00050 000
Hard- en software241 000202 000200 000200 000200 000
Verbouwing48 00055 00053 000500 00050 000
Totaal334 000312000309 000300 000300 000

Dotaties aan voorzieningen

CBI houdt een voorziening aan voor dubieuze debiteuren. Deze voorziening is bedoeld voor de opvang van het risico van wanbetaling door contractpartijen.

C. Saldo van baten en lasten

Het resultaat wordt aan het vermogen van het agentschap toegevoegd.

2. Kasstroomoverzicht

Tabel 7 Kasstroomoverzicht 2009 (bedragen in EUR 1000)
 200720082009201020112012
1. Rekening courant RHB 1 januari3 2243 4941 500500500500
2. Totaal operationele kasstroom670– 1 569– 629280290300
  -/- totaal investeringen307300300300300300
  +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
       
3. Totaal investeringskasstroom– 307– 300– 300– 300– 300– 300
  -/- eenmalige uitkeringen aan moederdepartement 
  +/+ eenmalige storting door moederdepartement 
  -/- aflossingen op leningen93175229280290300
  +/+ beroep op leenfaciliteit0300300300300300
4. Totaal financieringskasstroom– 93– 125– 71– 20– 10
5. Rekening courant RHB 31 december3 4941 500500500500500

Toelichting kasstroomoverzicht

In deze operationele kasstroom zijn de te ontvangen kasmiddelen van opdrachtgever DGIS voor de geplande productie verwerkt. Omdat het CBI, naar verwachting, in 2008 meer zal uitgeven dan het van het moederdepartement in dat jaar ontvangt ontstaat er een negatieve operationele kasstroom. Dit wordt opgevangen uit het saldo van de liquide middelen per 1 januari 2008.

BIJLAGE 1. MOTIES EN TOEZEGGINGEN

OmschrijvingHerkomstStand van zaken
In EU-kader pleiten voor nadere oproepen tot normalisatie in reactie op de ontwikkelingen in Birma en agendering van bespreking van de situatie i.h.k.v. de VNVR21 501-02, nr. 770Verzonden op 27 september 2007 (31 214, nr. 1)
M zal naar TKterugkoppelen zodra meer bekend is over mogelijke sanctiesdie nu in EU-kader besproken en uitonderhandeld wordenHand. TK nr. 6Verzonden op 4 oktober 2007 (31 214, nr. 9)
Nederland zal onderzoeken welke NL’se bedrijven investeren in Birma op een wijze die de bevolking benadeeltHand. TK nr. 6Verzonden op 4 oktober 2007 (31 214, nr. 9)
Motie 31 214, nr. 2 (Peters c.s.) over een algeheel EU-verbod op investeringen in Birmese staatsbedrijvenHand. TK nr. 6Verzonden op 4 oktober 2007 (31 214, nr. 9)
Motie 31 214, nr. 5 (Van Velzen/Van Dam) over een Europese investerings- en importboycot op BirmaHand. TK nr. 6Verzonden op 4 oktober 2007 (31 214, nr. 9)
Kabinetsreactie op WRR-rapport «Europa in Nederland»Hand. TK nr. 9Verzonden op 4 oktober 2007 (31 202, nr. 5)
T zal de Kamer informeren over de humanitaire situatie, de vluchtelingensituatie en de Ethiopische aanwezigheid in Somalië21 501-02, nr. 770 
T zal de Kamer informeren over stand van zaken WTO/Doha-besprekingen v.w.b. mogelijke vrijwaringsmaatregelen voor bepaalde landbouwproducten uit derde landen met prijsverstorende werking21 501-02, nr. 770Verzonden op 29 februari 2008 door MinEZ (25 074, nr. 149)
T zal de Kamer informeren over evt. verschil in beleid van EU-lidstaten over al dan niet uitzetting van uitgeprocedeerde Iraanse homoseksuele of christelijke asielzoekers naar Iran21 501-02, nr. 770Voldaan door StasJus op 1 november 2007 tijdens AO
Motie 23 490, nr. 469 (Kuiken c.s.) over het benoemen van illegale wapenhandel als speerpunt van het Sloveense voorzitterschap23 490, nr. 478 In behandeling
De TK informeren over agenda, mandaat en inzet clustermunitieconferentie Wenen21 501-02, nr. 778Verzonden op 4 december 2007 (21 501-02. nr. 781)
T zegt toe dat de Kamer in de komende MvT bij het Hervormingsverdrag een overzicht ontvangt van de veranderingen in het Hervormingsverdrag ten opzichte van de bestaande Verdragen21 501-02, nr. 778Voldaan
Motie 31 200 V, nr. 49 over bescherming van religieuze minderheden in IrakHand. TK nr. 20/21Verzonden op 29 februari 2008 (23 432, nr. 248)
Motie 31 200 V, nr. 25 over contact met mensenrechtenactivisten en de oppositie in ZimbabweHand. TK nr. 20/21Verzonden op 11 december 2007 (21 501-02, 31 200 V, nr. 784)
Motie 31 200 V 47 over het niet terugsturen van Noord-Koreaanse vluchtelingen naar ChinaHand. TK nr. 20/21Verzonden op 17 december 2007 (31 263, nr. 4)
M zal bezien of meer middelen nodig zijn voor Stichting Epafras ten behoeve van gedetineerdenbegeleidingHand. TK nr. 20/21Brief met subsidiebeschikking voor 660 000 euro op 15 mei 2008 aan Stichting Epafras verzonden
Nederland zal bij de Europese Commissie bepleiten dat in EU-programma’s meer aandacht wordt besteed aan de bescherming van kwetsbare groepen, zoals de Assyrische christenen in IrakHand. TK nr. 20/21Meegenomen in brief DAM-73/08 d.d. 29 februari 2008 (23 432, nr. 248)
Jaarlijkse rapportage over de voortgang van het mensenrechtenbeleidHand. TK nr. 20/21Voorzien voorjaar 2009
Nederland zal zich inzetten voor een EU-importverbod van producten gemaakt met de ergste vormen van kinderarbeidHand. TK nr. 20/21Doorlopend
Faciliteren van een ontmoeting van mevrouw Kionka, speciaal EU-vertegenwoordiger voor mensenrechten met Europees Platvorm voor Internationale Bescherming van het Recht op GodsdienstvrijheidHand. TK nr. 20/21Wordt meegenomen in mensenrechtenrapportage, voorjaar 2009
Voor de Kamerleden die zullen deelnemen aan de klimaatconferentie in Bali zal een briefing worden gehoudenHand. TK nr. 20/21Voldaan
Nederland zal voorstellen voor projecten voor de opvang van vluchtelingen uit Irak positief in overweging nemenHand. TK nr. 20/21Meegenomen in brief d.d. 29 februari 2008 (23 432, nr. 248)
De Kamer zal worden geïnformeerd over de besteding van extra fondsen voor duurzame energieHand. TK nr. 20/21In behandeling
De Kamer zal schriftelijk worden geinformeerd over de hulpverlening door het fregat Van NesHand. TK nr. 20/21Verzonden op 8 januari 2008 (31 200 V, nr. 69)
De Kamer, i.h.k.v. de mensenrechtenrapportage, informeren over de rol van speciaal EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten KionkaHand. TK nr. 20/21Wordt meegenomen in mensenrechtenrapportage, voorjaar 2009
De Kamer zal geïnformeerd worden over de uitkomsten van het gesprek (te houden in januari) met voorzitter Terpstra van NOC-NSF met M en Stas VWS over de Olympische Spelen en mensenrechtenHand. TK nr. 20/21Voldaan tijdens 2e termijn regering tijdens Begr. Behandeling op 13/11/07
Brief over het Nederlandse beleid ten aanzien van Rusland (zie ook pidnr. 440)Hand. TK nr. 20/21Verzonden op 15 februari 2008 (31 200V, nr. 73)
De artikel 100-brief over de eventuele verlenging van de Nederlandse missie in Afghanistan zal ook ingaan op de financiering ervanHand. TK nr. 20/21Verzonden d.d. 30 november 2007 (27 925, nr. 279)
De Kamer zal geïnformeerd worden over een mogelijke Nederlandse bijdrage aan EUFOR TsjaadHand. TK nr. 20/21Verzonden op 14 februari 2008 (29 521, nr. 51)
De Kamer zal geinformeerd worden over een mogelijke Nederlandse bijdrage aan UNAMID-missie in SudanHand. TK nr. 20/21Verzonden op 11 maart 2008 (1664)
De Kamer zal geinformeerd worden over subsidieaanvragen voor het mensenrechtenfondsHand. TK nr. 20/21Wordt meegenomen in mensenrechtenrapportage, voorjaar 2009
De Kamer zal schriftelijk geïnformeerd worden over de manier waarop Nederland mensenrechtenactivisten zal steunen, zoals Olif in Papua, Tsvan Girai in Zimbabwe, de dissidenten in Cuba, Jin Yang en Hu Yang in China en Razaghi in IranHand. TK nr. 20/21Verzonden op 6 december 2007 (31 263, nr. 3)
De mensenrechtenambassadeur (MRA) zal bij zijn bezoek aan China bepleiten dat de UNHCRtoegang krijgt tot Noord-Koreaanse vluchtelingen in ChinaHand. TK nr. 20/21Verzonden op 17 december 2007 (31 263, nr. 4)
Motie 31 200 V, nr. 55 Notitie over de rol van abortuswetgeving in het buitenlands beleidHand. TK nr. 20/21Motie is meegenomen in de mensenrechtennotitie. Verzonden op 1 april 2008 per brief (31 263, nr. 9)
Motie 31 200 V, nr. 40 inzake summit over het terugdringen van moedersterfteHand. TK nr. 20/21Meegenomen in de lijst met Kamervragen die op 6 mei 2008 (2248)
Motie 31 200 V, nr. 53 over het Unifem-Afghanistan programmaHand. TKnr. 20/21r (27 925, nr. 311)
Motie 31 200 V, nr. 50 over gebruikmaking van familiestructuren in het ontwikkelingsbeleidHand. TK nr. 20/21Motie is meegenomen in de mensenrechtennotitie. Verzonden op 1 april 2008 (31 263, nr. 9)
Motie 31 200 V, nr. 41 over de coördinatievan Nederlandse initiatieven inzake MDG5Hand. TK nr. 20/21Alle voorstellen zijn goedgekeurd en deze worden in gang gezet om de MDG 5 bijeenkomst te gaan organiseren
Motie 31 200 V, nr. 45 aanpak van kinderarbeid en de rol van de ambassadeHand. TK nr. 20/21Wordt meegenomen in mensenrechtenrapportage, voorjaar 2009
Motie 31 200 V, nr. 28 over alternatieve agrarische productie in UruzganHand. TK nr. 20/21Verzonden op 14 december 2007 (27 925, 31 200 V, nr. 286
Motie 31 200 V, nr. 24 over versterking van politieopbouw in AfghanistanHand. TK nr. 20/21Verzonden op 15 feburari 2008 (27 925, nr. 295)
Motie 31 200 V, nr. 39 over het terugdringen van moedersterfteHand. TK nr. 20/21Verzonden op 6 mei 2008 (2248)
Motie 31 200 V, nr. 57 over de opvang van weeskinderenHand. TK nr. 20/21Verzonden op 1 april 2008 (31 200 V, nr. 84)
Motie 31 200 V, nr. 59 over uitbreiding van het aantal Nederlandse politietrainers in AfghanistanHand. TK nr. 20/21Meegenomen in brief d.d. 15 februari 2008 (27 925, nr. 295)
Motie 31 200, nr.  46 over leerplicht van ieder kind tot 14 jaarHand. TK nr. 20/21Doorlopend
Motie 31 200 V, nr.  23 over een strategisch communicatieplanHand. TK nr. 20/21In behandeling
Motie 31 200 V, nr. 27 over de opvang vluchtelingen uit Irak en regioHand. TK nr. 20/21Verzonden op 29 februari 2008 (23 432, nr. 248)
Motie 31 200 V, nr. 26 over het zoveel mogelijk in de openbaarheid voeren van het mensenrechtenbeleidHand. TK nr. 20/21Meenemen in mensenrechtenrapportage, voorjaar 2009
Motie 31 200 V, nr. 58 over aanpak van kindersekstoerismeHand. TK nr. 20/21Meegnomen in de lijst met Kamervragen d.d. 6 mei 2008 (2248)
Motie 312000 V, nr. 29 over het tegengaan van seksueel geweld tegen vrouwen in Sudan en CongoHand. TK nr. 20/21Afgedaan op 6 november 2007 (30 420, nr. 66)
Motie 31 200 V, nr. 33 Rondetafelconferentie over China, de Olympische Spelen en mensenrechtenHand. TK nr. 20/21Rondetafelconferentie heeft 17 januari 2008 plaatsgevonden
Motie 31 200 V, nr. 37 over actieplan voor de mensenrechtenstrategieHand. TK nr. 20/21Verzonden op 7 maart 2008 (31 263, nr. 6)
Motie 31 200 V, nr. 32 over het verzoek aan Japan om recht te doen aan troostmeisjesHand. TK nr. 20/21Ter uitvoering van motie van Baalen is op 28 november 2007 bij het Japanse ministerie van Buitenlandse Zakengedemarcheerd.
Mensenrechten in relatie tot grootschalige (soja)teelt inbrengen in de volgende EU-LAC top31 200 XIV, nr. 169Wordt meegenomen in het verslag van de EU-LAC top
Mogelijkheid van een bezoek van MRA aan Brazilië bezien, waarbij de relatie soja (en andere grootschalige teelten) en mensenrechten gelegd wordt31 200 XIV, nr. 169Voldaan
In samenwerking met EZmogelijkheid tot invoering WOK (Wet Openbaarheid Ketens) onderzoeken31 200 XIV, nr. 169In behandeling
Rappel inzake toezegging appreciatie van rapport Asser-instituut over impact van EU-regelgeving, met daarin aandacht dat bij wetgeving moet worden vermeld als er EU-regelgeving aan ten grondslag ligt.22 112, nr. 497Verzonden op 6 februari 2008 (22 112, nr. 612)
T zal met MinFin overleg plegen om mogelijkheden te onderzoeken voor techn. ondersteuning van de autoriteiten van Macedonië bij financiële wetgevingsprocessen en budgettering23 987, nr. 75Verzonden op 11 februari 2008 (23 987, nr. 79)
T zal zo spoedig mogelijk de brief over communicatiestrategie over Europa een de Kamer toezenden23 987, nr. 75Verzonden op 7 december 2007 (31 202, nr. 9H)
De Kamer informeren over contacten met derde landen die naar Uruzgan zullen komen27 925, nr. 295Verzonden op 15 februari 2008 (27 925, nr. 295)
Voortgang van de bouw van het kantoor van de Counter-Narcotics Police27 925, nr. 295Verzonden op d.d. 15 februari 2008 (27 925, nr. 295)
Overleg met Cordaid over de effectiviteit van hun programma in Afghanistan27 925, nr. 295Verzonden op 15 februari 2008 (27 925 nr. 295)
T is bereid om de resultaten van de gesprekken die hij met StasBZK heeft met andere overheden op Europees terrein, te melden bij de Tijdelijke Commissie Subsidiariteit, de commissies ESO en/of EuZaHand. EK nr. 33Zodra overleg heeft plaatsgevonden, zal toezegging gestand worden gedaan
De Kamer wordt op de hoogte gehouden van alle stappen in het onderhandelings- en toetredingsproces voor Bosnie-HerzegovinaEK nr. 9Voldaan met Kamerstukken 23 987, nr. 69 en 23 987, nr. 74
31 202, nr. 20 Motie Peters over het terugbrengen van de norme- ring voor de uitstoot van CO2 voor personenauto’sHand. TK nr. 38Voldaan met Geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 3 maart 2008 (21 501-08, nr. 267)
31 202, nr. 19 Motie Peters over toepassing van het beginsel «de vervuiler betaalt»Hand. TK nr. 38Ligt bij Directie/Interdep. overleg
Notitie over mogelijke ideeën over partenariaat als vorm van samenwerking tussen de EU en andere landen binnen het Europees nabuurschapsbeleidHand. TK nr. 38Verzonden op 14 mei 2008 p (31 202, nr. 24)
Toezending aan de Kamer van een inventarisatie van wat de andere lidstaten doen of gaan doen met de informatievoorziening over het verdragHand. TK nr. 38In behandeling
De Kamer in de aanloop naar de NAVO-top in Boekarest informeren over de NL’se visie op de ontwikkeling van de NAVO28 676, nr. 44Verzonden op 21 maart 2008 (28 676, nr. 51)
31 202, nr. 15 Motie Blom over een Europees beleid gericht op verbetering van de sociale en economische positie van RomaHand. TK nr. 38Verzonden op 26 februari 2008 (31 202, nr. 51)
31 202, nr. 21 Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink over de vrijheid van godsdienst, meningsuiting en vergadering als voorwaarden voor een partenariaatHand. TK nr. 38Verzonden op 14 mei 2008 (31 202, nr. 24)
31 202, nr. 22 Motie Ormel over de bevordering van inburgeringscursussenHand. TK nr. 38Verzonden op 14 mei 2008 (31 202, nr. 25)
31 202, nr. 13 Motie Ormel over het partenariaat als samenwerkingsvormHand. TKnr. 38Verzonden op 14 mei 2008 per brief met kenmerk DIE-414/08 (31 202, nr. 24)
De Kamer ontvangt een notitie Migratieen Ontwikkeling, waarin ook de operationele elementen van het EU-Afrika Actieplan worden meegenomen (zie ook pidnrs. 309+189)21 501-02, nr. 789Verzonden op 4 juli 2008 (30 573, nr. 11)
R ontvangt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken voor een debriefing van hun reis naar de Hoorn21 501-02, nr. 789Voldaan
De Kamer ontvangt een notitie over landbouw in ontwikkelingslanden21 501-02, nr. 789Verzonden op 8 mei 2008 (31 250, nr. 14)
De Kamer zal een brief ontvangen met het verslag van de reis van M naar het Midden-Oosten21 501-02, nr. 793Verzonden op 15 februari 2008 (23 432, nr. 247)
De Kamer schriftelijk informeren over een mogelijke EU-missie in Kosovo21 501-02, nr. 793Verzonden op 20 maart 2008 (27 467, nr. 8)
31 200, nr. 174 Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over een inventarisatie van de kansen en risico’s van sojaproductie in ontwikkelingslandenHand. TK nr. 46In behandeling
Uitzoeken hoe het zit met de Surinaamse stagiaires in Nederland in overleg met MinJus20 361, nr. 129In behandeling
M zal enkele vraagstukken inzake Belastingverdrag (AOW) aan MinFin voorleggen20 361, nr. 129Voldaan
Hervatten van het ambtelijk overleg met Suriname over de Toescheidingsovereenkomst20 361, nr. 129In behandeling
Mogelijkheden bezien van versnelde uitputting Verdragsmiddelen20 361, nr. 129Doorlopend
M zal enkele vraagstukken inzake AWBZ aan StasSZW voorleggen20 361, nr. 129Voldaan
Situatie van de Inheemsen opbrengen tijdens volgend beleidsoverleg20 361, nr. 129In behandeling
M zal enkele vraagstukken inzake vliegtarieven aan MinV&W voorleggen20 361, nr. 129Voldaan
De Kamer van nadere informatie voorzien m.b.t. reisadvies Irak29 521, nr. 52 HVerzonden op 1 februari 2008 (31 200 V, nr. 71
De Kamer van nadere financiële informatie voorzien m.b.t. de motie van Gennip (31 200 V, nr. 471)29 521, nr. 52 HMeegenomen in brief d.d. 29 februari 2008 (23 432, nr. 248)
Toezegging Minister Verburg om de Kamer te informeren over sojaproductie in OS-landenHand. TK nr. 46Voldaan
M zal de TK de evaluatie van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland (CNV) toezenden zodra deze beschikbaar is31 200 V, nr. 78In behandeling
M zal de TK nadere informatie verstrekken over de voortgang van de Benelux verdragswijziging31 200 V, nr. 78Verzonden op 13 juni 2008 (31 200 V, nr. 128)
De Kamer informeren over de waarborgenovereenkomst die India met IAEAgaat sluiten en de Nlse inzet in de Nuclear Suppliers Group31 200 V, nr. 76In behandeling
26 049, nr. 63 Motie Van Gennip over verdere invulling van het Comprehensive Partnership AgreementHand. TK nr. 53Verzonden op 28 februari 2008 (26 049, nr. 66)
26 049, nr. 62 Motie Van Gennip over duurzaamheid als criterium in programma’s en individuele subsidiesHand. TK nr. 53Verzonden op 28 februari 2008 (26 049, nr. 66)
De Kamer informeren wanneer het NGO-fonds voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers van start gaat29 237, nr. 70In behandeling
Regering zal mogelijkheid onderzoeken om duurzaamheid als criterium op te nemen in economische programma’s op Indonesië26 049 nr. 66Verzonden op 28 februari 2008 (26 049, nr. 66)
De Kamer binnen enkele maanden informeren over draaiboek voor het al dan niet optreden van de kant van de overheid in gevallen van bijstandsaanvraag voor piraterij26 049 nr. 66Verzonden op 28 februari 2008 (26 049, nr. 66)
Aan Turkse autoriteiten zal worden gevraagd of NL’se beroepsmilitairen met een Turkse nationaliteit ontheven kunnen worden van Turkse dienstplicht31 088, nr. 6Verzonden op 7 mei 2008 (31 088, nr. 7)
Bij Turkse overheid aandringen op regeling voor dienstweigeraars31 088, nr. 6Verzonden op 7 mei 2008 (31 088, nr. 7)
Implementatie van de derde sanctieresolutie ten aanzien van Iran met betrekking tot het handelsinstrumentarium.21 501-02, nr. 805Verzonden op 11 juni 2008 per brief met kenmerk DPZ/TND-156/08
Kamer informeren over NL’se inzet in Raad van Europa bij behandeling zaken over Turkse dienstweigeraars31 088, nr. 6Verzonden op 7 mei 2008 (31 088, nr. 7)
Motie 31 202, nr.32 De Kamer een brief toesturen inzake Europese Unie in het jaar 2030Hand. TK nr. 61In behandeling
Tijdens Europese Raad bepleiten opname resterende drie Cramer- criteria in richtlijn inzake duurzame energie21 501-02, nr. 806Voldaan
R zal de TK schriftelijk informeren over de conditionaliteiten van begrotingssteun aan landen in de Grote Meren29 237, nr. 71In behandeling
R zal een technische briefing aanbieden over begrotingssteun in het algemeen29 237, nr. 71In behandeling
M zal de Eerste Kamer informeren over het tijdpad inzake de Britse lopende juridische procedure omtrent de aanwijzing van de MKO als terroristische organisatie28 764Verzonden op 13 mei (28 764)
De Eerste Kamer over 1 jaar wederom inlichten over de voortgang van de verbetering van de rechtsbescherming bij de EU en VNterrorismelijsten28 764In behandeling
Nederland zal met Ierland, overige EUFOR-partners en regering Tsjaad, afspraken maken over behandeling en overdracht van gevangenen29 521, nr. 58In behandeling
Motie 21 501-20, nr. 382 (Wiegman Van Meppelen-Scheppink) inzake kwalitatieve doelstellingen van de Lissabon-strategie21 501-20Verzonden op 17 juni 2008 (21 501-20, nr. 387)
Nagaan bij de Eur. Commissie welke de redenen zijn dat projectvoorstellen voor wederopbouw Afghanistan in onvoldoende mate kwalificeren voor Europese financiering21 501-20Verzonden op 6 mei 2008 (21 501-20, nr. 384)
Volgende reguliere mr-rapportage aan de Kamer bevat appreciatie HRW-rapport «Russia: Choking on Bureaucracy»31 200V, nr. 113In behandeling
Aandacht vragen van Nederlands bedrijfsleven voor kinderarbeid31 263, nr. 10In behandeling
Schriftelijke beantwoording van niet-beantwoorde vragen31 263, nr. 10Verzonden op 15 april 2008 (31 263, nr. 10)
Nieuwe stand van zaken-brief Afghanistan vóór 21 juni naar de Kamer sturen27 925, nr. 312Verzonden op 20 juni 2008 (27 925, nr. 315)
De Kamer tijdig informeren over de inzet t.a.v. de politieke verklaring die de NAVO tijdens de Top in 2009 zal aannemen28 676, nr. 58In behandeling
Motie 31 200 V, nr. 107 (Gillard cs) over terugvordering onterecht gegeven vergoedingen aan Nederlanders in VN-verbandHand. TKnr. 78In behandeling
Motie 31 200 V, nr. 102 (Boekestijn) inzake zsm toezending van het VN-rapport aan de KamerHand. TK nr. 78Verzonden op 27 mei 2008 (31 200 V nr. 120)
Motie Çörüz 31 263, nr. 13. Nederland het OPCAT niet heeft geratificeerdHand. TK nr. 78Verzonden op 2 juli 2008 per brief met kenmerk DMH/MR-273/08
Een notitie over het Caribisch gebied (voor begrotingsbehandeling)31 200 V, nr. 115In behandeling
Onderzoeken van de mogelijkheden tot steun aan de vakbonden in Cuba31 200 V, nr. 115In behandeling
Nadere informatie verstrekken over de samenwerking tussen Wereldbank en Islamitische Ontwikkelingsbank26 234, nr. 83Verzonden op 27 juni 2008 (26 234, nr. 86)
27 925, nr. 310 Motie Van Gennip c.s. over vrijwilligheid en coördinatie van de eventuele terugkeer van Afghaanse vluchtelingenHand. TK nr. 81In behandeling
27 925, nr. 308 Motie Voordewind/Van Gennip over maatregelen om verspreiding van haatzaaiende teksten en oproepen tegen te gaanHand. TK nr. 81M heeft onder meer ingewilligd door deze kwestie aan de orde te stellen bij Spanta
27 925, nr. 307 Motie Boekestijn over het uitdragen van radicaal gedachtegoed in Afghaanse moskeeën en madrassa’sHand. TK nr. 81Meegenomen in brief d.d. 15 mei 2008 (27 925, nr. 311)
21 501-02, nr. 811 Motie Halsema/Van Dam over een gesprek met de Dalai Lama over de situatie in Tibet21 501-02, nr. 823Verzonden op 15 mei 2008 (21 501-02, nr. 819)
Kabinet zal de Nederlandse inzet voor de conferentie in Accra (2–4 september 2008) tijdig aan de Kamer kenbaar maken21 501-02, nr. 827Verzonden op 18 juli 2008 per brief met kenmerk DEK-066/08
Kabinet zal de Nederlandse inzet voor de conferentie in Doha (29/11–2/12/08) tijdig aan de Kamer kenbaar maken21 501-02, nr. 827In behandeling
31 384, nr. 18 Motie- Ormel c.s. over het mandaat en de inbedding van, de controle op en de samenwerking met de EDEOHand. TK nr. 92In behandeling
31 384, nr. 17 Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink/ Ten Broeke over de inrichting van het parlementair voorbehoud van de KamerHand. TK nr. 92Betreft geen motie voor de regering, maar voor het Presidium
De staatssecetaris zal samen met IPO/VNG bezien hoe de kosten/baten van Europese regionale steun inzichtelijk kunnen worden gemaakt22 112, nr. 658 In behandeling
TKoverzicht sturen van vertegenwoordiging EU-lidstaten bij openingsceremonies Olympische Spelen in Athene en Beijing31 200 V, nr. 140Verzonden op 14 juli 2008 per brief met kenmerk DAO-432/08
TK op de hoogte houden van dialoog tussen gezanten van de Dalai Lama en Chinese regering31 200 V, nr. 140In behandeling
Toezenden aan TK van appreciatie defensie-opbouw China31 200 V, nr. 140Verzonden op 1 juli 2008 per brief met kenmerk DAO-432/08
TK brief sturen over actuele ontwikkelingen in China en aanwezigheid openingsceremonie Olympische Spelen31 200 V, nr. 140Verzonden op 1 juli 2008 per brief met kenmerk DAO-432/08
Motie 31 200 V, nr. 123 (Boekestijn) over professioneel geschoold personeel van de IOBHand. TK. Nr. 94In behandeling
TK informeren over mogelijkheid tot arbitrage tussen China en UNHCR inzake terugzenden Noord-Koreaanse vluchtelingen31 200 V, nr. 140Verzonden op 1 juli 2008 per brief met kenmerk DAO-432/08
Meer tekstueel aangeven in begroting hoe relaties tussen verschillende onderdelen liggen31 444 V, nr. 12In behandeling
31 200 V, nr. 133 (Voordewind c.s.) inzake verzoek aan M bij alle bezoeken aan China te spreken met mensenrechtenactivistenHand. TK nr. 99Staand beleid
31 200 V, nr. 134 (Voordewind c.s.) over het terugsturen van Noord-Koreaanse vluchtelingen door China en arbitrage terzake tussen China en UNHCRHand. TK nr. 99Verzonden op 1 juli 2008 per brief met kenmerk DAO-432/08
M stelt de Kamer op de hoogte van de uitkomsten van het Israëlische onderzoek naar de behandeling van de journalist Mohammed Omer23 432, nr. 260In behandeling
M zal de Kamer nader informeren over de economische ontwikkeling van Gaza zodra hem daarover meer bekend is23 432, nr. 260In behandeling
M zal de Kamer nader informeren over de situatie van de door het lid Van Gennip genoemde mensenrechtenactivisten23 432, nr. 260In behandeling
Motie 23 432, nr. 257 (Van Gennip c.s.) over het oprichten van soort vrije universiteit in (Noord-)Irak23 432, nr. 260In behandeling
Motie 23 432, nr. 258 (Voordewind c.s.) over het vrijmaken van middelen voor de groep ontheemden die zich in de Ninive-vlakte bevinden23 432, nr. 260In behandeling
Motie 23 432, nr. 259 (Van Dam/Van Gennip) over het oprichten van een subcomite voor de mensenrechten onder de Associatieraad23 432, nr. 260In behandeling
R en T zullen onderzoeken of er «teveel aan de strijkstok bleef hangen» bij de EU-hulp aan OS-landen»AO Begrotingsraad d.d. 3 juli 2008In behandeling
Brief aan Kamer over maatschappelijk draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in relatie tot de noodzaak tot modernisering van ontwikkelingssamenwerkingAO Kaderwet ZBO’s & NCDO d.d. 3 juli 2008In behandeling
Het ORIO committeringsplafond wordt met EUR 20 miljoen per jaar verhoogd, van EUR 120 naar EUR 140 miljoen31 200 V, nr. 143In behandeling
Brief inzake de implementatie van het programma hernieuwbare energieAO Klimaatbeleid en Duurzaamheid d.d. 2 juli 2008In behandeling

BIJLAGE 2. LIJST VAN AFKORTINGEN

ACSLanden in Afrika, in het Caraibisch gebied en in de Stille Oceaan
ADEAAssociation for the Development of Education in Africa
AERCAfrican Economic Research Consortium
AMISAfrican Union Mission in Sudan
ANDSAfghan National Development Strategy
ASEMAsia-Europe Meeting
ATPSAfrican Technology Policy Studies Network
ATTInternationaal wapenhandelsverdrag
AUAfrikaanse Unie
AVVNAlgemene Vergadering Verenigde Naties
BBIBeleidsprogramma BiodiversiteitInternationaal
BMOBreed MensenrechtenOverleg
BNIBruto Nationaal Inkomen
BOGBreed Overleg Godsdienstvrijheid
BRIC-landenBrazilië, Rusland, India en China-landen
BTWCBiologisch Wapenverdrag (155)
BZMinisterie van Buitenlandse Zaken
C&OCultuur en ontwikkeling
CAERTRegionale Centrum voor Terrorismebestrijding
CBICentraal Bureau Statistiek
CCWConventionele Wapensverdrag
CDMClean Development Mechanism
CERFCentral Emergency Response Fund
CIECentrum voor Internationale Erfgoedactiviteiten
CPICorruptie Perceptie Index
CSEConventionele Strijdkrachten in Europa
CTBTAlomvattend Kernstopverdrag (138)
CTITFCounter Terrorism Implementation Task Force
CvPClub van Parijs
CWCChemisch Wapenverdrag (182)
DACDevelopment Assistance Committee
DfIDDepartment for International Development
DRCDemocratische Republiek Congo
DISCSDocument Information System Civil Status
EDEOEuropese Dienst voor het Externe Optreden
EFAEducation for All
EFVEenheid Fragiliteit en Vredesopbouw
EHRMEuropees Hof voor de Rechten van de Mens
EITIExtractive Industries Transparency Initiative
ENBEuropees Nabuurschapsbeleid
ENPIEuropean Neighbourhood and Partnership Instrument
EOFEuropees Ontwikkelings Fonds
EPA’sEconomische Partnerschapsakkoorden
ERNWACAEducation and Research Network for West and Central Africa
EUEuropese Unie
EUBAMEU Border Assistance Mission
EULEXEVDB missie in Kosovo
EUPOL EU Police Mission for the Palestinian Territories
EVDEconomische Voorlichtingsdienst
EVDBEuropees Veiligheids- en Defensiebeleid
EVRMEuropees Verdrag voor de Rechten van de Mens
EZMinisterie van Economische Zaken
FAWEForum for African Women Educationalists
FMCTVerdrag betreffende een verbod op de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden
FSIFailed States Index
FTIFast Track Initiative
GBVBGemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheids Beleid
GCCGulf Cooperation Council
GCEGemeenschappelijk Cultureel Erfgoed
GCEGlobal Campaign for Education
GDNGlobal Development Network
GEFGlobal Environment Facility
GFATMGlobal Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria
GHDGoed Humanitair Donorschap
GNEPGlobal Nuclear Energy Partnership
GtZGesellschaft für Technische Zusammenarbeit
HCOCHaagse Gedragscode tegen de proliferatie vanBallistische Wapens
HDIMHuman Dimension Implementation Meeting
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
IAEAInternationaal AtoomenergieAgentschap
IAVIInternational Aids Vaccin Initiative
ICBInternationaal CultuurBeleid
ICRCInternationale Comité voor het Rode Kruis
ICTYJoegoslavië-tribunaal(International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia)
IDEAInstitute for Democracy and Electoral Assistance
IDEPAfrican Institute for Economic Development and Planning
IDLOInternational Development Law Organisation
IEAInternationaal EnergieAgentschap
IFCInternational Finance Corporation
IIEDInternational Institute for Environment and Development
IIEPInternational Institute for Educational Planning
IMFInternationaal Monetair Fonds
INDIntegratie en naturalisatie dienst
IOBInspectie Ontwikkelingssamenwerking en beleidsevaluatie
IPAEuropese instrumenten voor pre-accessie
IPCCIntergovernmental Panel on Climate Change
IPMInternational Partnership on Microbicides
IS-academieInternationale Samenwerking-Academie
ISAFInternational Security Stability Force
IUCNInternational Union for Conservation of Nature
JCLECCentrum voor Samenwerking op het gebied van Rechtshandhaving
KAPKleine Ambassade Projecten
KPAKleine Plaatselijke Activiteiten
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MDG’sMilleninium Development Goals (Millennium Ontwikkelingsdoelen)
MDRIMultilateral Debt Relief Initiative
MDTFMulti Donor Trust Fund
MFNMost Favoured Nation
MFSMedefinancieringsstelsel
MILIEVMilieuen economische verzelfstandiging.
MJSP’sMeerjarige Strategische Plannen
MKBMidden en Klein Bedrijf
MMSMultilateraal Monitoring Systeem
MNAMultilaterale controle brengen van de Nucleaire brandstofcyclus
MOLsMinst Ontwikkelde Landen
MOPANMultilateral Organisations Performance Assessment Network
MOVPMidden Oosten Vredes Proces
MPAPMatra Flex en pre-accessie en harmonisatieprojecten
MPPMatra Projecten Programma
MRRMensenrechtenraad
MVOMaatschappelijkVerantwoord Ondernemen
MVWMassavernietigingswapens
NASACsamenwerkingsverband van Afrikaanse wetenschapsacademies
NAVONoord Atlantische Verdrags Organisatie
NBINile Basin Initiative
NBSO’sNetherlands Business Support Offices
NCDONationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling
NCPNationaal Contactpunt EUTwinning
NCTbNationaal Coordinator Terrorismebestrijding
NFPNetherlands Fellowship Programme
NGO’sNon- Gouvernementele Organisaties
NPTNetherlands Programme for institutional strengthening of education and Training capacity
NPVNon-Proliferatie Verdrag (189)
NVISGeautomatiseerd Visuminformatiesysteem
NWO-WOTRONederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek – Wetenschappelijk Onderzoek in de Tropen
OCHAOffice for the Coordination of Humanitarian Affairs
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ODOperationele Doelstelling
ODAOfficial Development Aid
ODIHROffice for Democratic Institutions and Human Rights
OESOOrganisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OHCHRHoge commissaris voor de Rechten van de Mens
OMVSOrganisation pour la Mise en Valeur du fleuve Senegal
ORETProgramma ontwikkelingsrelevante exporttransacties
ORIOOpvolger ORETregeling
OVSEOrganisatie voor Veiligheiden Samenwerking in Europa
PCAPartnerschaps- en Samenwerkingsakkoorden
PEGASMécanisme Palestino-Européen de Gestion de l’Aide Socio-Economique
PFMPublic Finance Management
PIAPoverty Impact Assessment
PICBProgramma Internationaal Cultuurbeleid
PIDGPrivate Infrastructure Development Group
PPPPurchasing Power Parity
PPP’sPubliek-Private Partnerschappen
PROBASProtocollaire Basisadministratie
PRDPPalestinian Reform and Development Plan
PRSP’sPoverty Reduction Strategy Papers
PRTProvincial Reconstrution Team
PSEProducer Support Estimate
PSIProliferation Security Initiative
PSIAPoverty and Social Impact Analysis
PSOPraktische Sectororiëntatie
PSOMProgramma Samenwerking Opkomende Markten
PUMProject Uitzending Managers
RbVRijks begrotings Voorschriften
RvERaad van Europa
R2PResponsibility 2 Protect
SACMEQSouthern and Eastern African Consortium for Monitoring Educational Quality
SALINBeleidskader voor Strategische Allianties met Internationale NGO’s
SARUASouthern African Regional Universities Association
SGACA’sStrategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses
SICAStichting Internationale Culturele Activiteiten
SII programmaSamenwerking Internationale Institutenprogramma
SNVStichting Nederlandse Vrijwilligers
SPICADSupport Programme for Institutional and Capacity Development
SPSVerdrag over Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
SRGRSeksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten
SSRSecurity Sector Reform
STARTSysTem for Analysis Research and Training
TBTuberculose
TBCTuberculose
TITransparency International
TKTweede Kamer
UISUNESCO Institute for Statistics
UNAIDSVN-Aidsprogramma
UNCSDUnited Nations Commission on Sustainable Development
UNDGOUnited Nations Development Group Office
UNDPUnited Nations Development Programme
UNESCOUnited Nations Educational, Scientifical and Cultural Organisation
UNESCO-IHEUNESCO- Institute for water Education
UNFCCUnited Nations Framework Convention on Climate Change
UNFPAUnited Nations Population Fund
UN-HABITATUN Human Settlements Programme
UNHCRUnited Nations High Commissioner for Refugees
UNICEFUnited Nations Children’s Fund
UNMISUnited Nations Mission in Sudan
UNSGABUN Secretary General’s Advisory Board
UPEACEUniversity for Peace
VNVerenigde Naties
VRVeiligheidsraad
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
WB-investerings- raamwerkWereldbankinvesteringsraamwerk
WHOWorld Health Organisation
WSSDWorld Summit on Sustainable Development
WTOWereldhandelsorganisatie
WTO-TRIPWTO-Trade-related Intellectual Property Rights

BIJLAGE 3. TREFWOORDENLIJST

3D-benadering 14

Accountability 32, 72

Acquis 21, 66

ACS 79, 144

ADEA 144

AERC 95, 144

Afghanistan 14, 24, 25, 26, 28, 29, 41, 52, 65, 70, 71, 74, 96, 131, 139, 140, 141, 142

Afrika 29, 32, 35, 45, 54, 67, 70, 71, 72, 77, 79, 92, 95, 96, 99, 103, 105, 125, 131, 140, 144, 146

Agentschap 1, 7, 21, 29, 133, 136, 145

Aidsambassadeur 97

Aids 31, 38, 97, 98, 145

Algemene Rekenkamer 132

Ambtsberichten 109, 111

AMIS 71, 144

ANDS 25, 144

Apparaatsuitgaven 119, 120

Armoedebeleid 85

Armoedebestrijding 15, 30, 33, 45, 52, 92, 100, 106

ASEM 144

Asiel 18, 48, 49, 78, 108, 109

Asielzoekers 138

ATPS 95, 144

ATT 26, 69, 144

AU 144

Australië 25

AVVN 60, 61, 68, 69, 144

Azië 54, 55, 57, 59, 96, 131

Bali 30, 75, 104, 138

Balkan 20, 70, 77, 78

Basisonderwijs 35, 55, 102

BBI 77, 107, 144

Bedrijfsleven 19, 40, 43, 50, 61, 62, 73, 86, 87, 90, 97, 103, 141

Bedrijfsvoering 1, 7, 130, 131, 132

Begrotingssteun 85, 92, 141

Beleidsdoorlichting 6, 7, 36, 64, 77, 83, 92, 102, 107, 111, 116

Beleidsevaluatie 145

Beleidskaders 102, 112, 113

Beleidsprioriteiten 2, 3, 90, 100, 130

Beroepsonderwijs 34, 93, 94, 95

Bilaterale betrekkingen 62, 80

Bilaterale ontwikkelingssamenwerking 92

Biobrandstof 19, 104

Biodiversiteit 58, 77, 107, 144

Biodiversiteitsverdrag 75

Biometrische kenmerken 108

Blair 22

BMO 62, 144

BNI 123, 144

BNP 20, 123, 124

BOG 62, 144

Bosnië 25, 73, 74

BRIC-landen 112, 144

Broeikasgassen 45

BTWC 68, 144

Buitenlandbeleid 8, 13, 14, 16, 97, 113

Buitenlandse Zaken 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 12, 13, 15, 19, 25, 27, 29, 30, 42, 52, 54, 63, 67, 75, 90, 94, 110, 112, 113, 114, 115, 119, 130, 131, 132, 133, 139, 140, 144

CAERT 67, 144

Caïro-agenda 31, 98

Caïro 36

Capaciteitsopbouw 65, 66, 67, 73, 88, 103

Capaciteits 100

Capaciteitsversterking 88, 93, 95, 100

CBI 1, 2, 7, 86, 87, 133, 135, 136, 137, 144

CCW 144

CDM 107, 144

CERF 71, 72, 77, 144

China 19, 26, 41, 49, 92, 104, 112, 116, 138, 139, 142, 144

CIE 144

Clingendael 66, 102

Coördinatie 71, 72, 75, 78, 83, 84, 88, 97, 115, 139, 142

Coherentie 39, 79, 83, 84, 87, 92

Colombia 28, 29, 74

Concurrentievermogen 133

Conflictpreventie 69, 71, 75, 77

Consulaire dienstverlening 7, 16, 46, 47, 108, 110, 111, 113, 131

Conventionele Wapensverdrag 144

CO 19, 58, 104, 140

C&O 144

Corruptie 28, 32, 33, 72, 73, 85, 132, 144, 147

CPI 6, 73, 74, 144

Crisisbeheersing 14, 24, 25, 26, 52, 65, 66, 69, 70, 71, 76

CSE 69, 144

CTBT 68, 144

CTITF 67, 144

Cultureel erfgoed 112, 115

Cultureel profiel 1, 127

Cultuur 15, 16, 90, 112, 115, 116, 144, 145, 146

CvP 85, 144

CWC 67, 68, 144

Cyprus 20, 21

DAC 73, 88, 144

Democratisering 16, 23, 72, 73

Derde Commissie van de AVVN 41, 42, 61, 62

Discriminatie 41, 97

DISCS 144

DRC 28, 29, 35, 71, 77, 96, 144

Drinkwater 36, 38, 59, 104, 105, 106, 107, 126

Duurzaamheid 15, 30, 31, 45, 66, 84, 104, 141, 143

Duurzame ontwikkeling 27, 28, 58, 84, 94

Economische Zaken 16, 67, 114

Ecosystemen 75

EDEO 20, 66, 142, 144

Education for All 144

EFA 144

EFV 30, 144

EHRM 144

EITI 73, 144

Empowerment 34, 95

ENB 21, 144

Energiebronnen 19, 45, 103

Energiehuishouding 45

Energie 14, 15, 17, 18, 19, 21, 25, 30, 31, 32, 33, 45, 53, 54, 58, 74, 75, 78, 103, 104, 107, 126, 132, 138, 141, 143, 145

Energievoorzieningszekerheid 19, 45, 74, 75, 76, 77

ENPI 72, 83, 144

EOF 82, 144

ERNWACA 144

EU-afdrachten 6, 123

EUBAM 144

EULEX 144

EUPOL COPPS 22, 144

EU 6, 12, 14, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 28, 29, 35, 41, 42, 44, 46, 49, 52, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 87, 89, 103, 104, 108, 109, 110, 116, 120, 122, 123, 135, 138, 139, 140, 141, 142, 143, 144, 146

Eurojust 63

Europese Commissie 20, 80, 103, 138

Europese Raad 18, 20, 80, 141

Europese Unie 5, 6, 14, 17, 20, 42, 52, 62, 66, 78, 123, 132, 141, 144

Evaluatieprogrammering 6

Evaluatie 5, 6, 18, 33, 45, 64, 71, 77, 78, 83, 89, 92, 102, 107, 111, 116, 141

EVDB 26, 29, 65, 66, 70, 144

EVD 50, 144

EVRM 81, 144

Exportsteun 84

EZ 92, 138, 140, 145

FAO 92

FAWE 93, 145

Financiële perspectieven 18, 124

Financing for Development 39

FMCT 67, 68, 145

FMO 92

Fragiele staten 14, 24, 27, 29, 30, 33, 34, 52, 60, 80, 93, 96, 98, 99, 125

FSI 6, 145

FTI 93, 102, 145

Garanties 27, 84

Gaza 142

GBVB 21, 145

GCC 145

GCE 112, 113, 145

GDN 145

Gedetineerdenbegeleiding 48, 108, 138

GEF 145

Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed 112, 145

Gendergelijkheid 7, 88, 89

Gender 15, 30, 34, 52, 53, 60, 84, 95, 96, 97, 101, 138

Gezondheidszorg 11, 28, 36, 98, 99

GFATM 97, 98, 145

GHD 77, 145

GNEP 19, 74, 145

Godsdienstvrijheid 14, 62, 138, 144

Goed bestuur 1, 21, 22, 29, 31, 32, 72, 73, 76, 77, 121

GtZ 145

Guatemala 28, 29, 32, 35, 53, 74, 96

Harmonisatie 16, 20, 69, 89, 98, 109, 110, 146

HCOC 68, 145

HDIM 61, 145

HGIS-C 112

HGIS 7, 8, 52, 116, 118, 119, 145

Hiv/aids 36, 38, 97, 99, 102

HIV 36, 57, 97, 98, 101, 132

Humanitaire hulp 29, 60, 71, 72, 77

Humanitaire hulpverlening 1, 71, 72, 76, 121

IAEA 68, 141, 145

IAVI 98, 145

ICB 145

ICRC 71, 72, 145

ICTY 145

IDEA 31, 73, 145

IDEP 145

IDLO 73, 145

IEA 75, 145

IFC 52, 53, 145

IIED 104, 145

IIEP 145

IMF 33, 60, 85, 125, 145

Indonesië 26, 53, 67, 74, 103, 104, 112, 113, 141

IND 54, 109, 145

Infrastructuur 33, 52, 65, 84, 86, 87, 92, 95, 99

Institutionele ontwikkeling 73, 100

Integriteit 63, 131

Internationaal cultuurbeleid 112

Internationaal onderwijs 102

Internationaal Strafhof 63, 67

Internationale financiële instellingen 60

Internationale organisaties 7, 25, 27, 29, 50, 63, 66, 98, 104, 105, 114, 115, 116

Interne markt 79

IOB 6, 102, 142, 145

IPA 72, 83, 145

IPCC 145

IPM 98, 145

Irak 22, 23, 25, 41, 71, 138, 139, 141, 143

ISAF 24, 25, 70, 145

IUCN 104, 105, 145

JCLEC 67, 145

Joegoslavië-tribunaal 20, 145

Justitie 18, 29, 35, 70, 78, 109, 110

Kandidaat-lidstaten 20, 21, 73, 80

KAP 145

Kinderen 31, 34, 41, 42, 43, 54, 55, 57, 61, 93, 101, 139

Kinderrechten 14, 42

Klimaatverandering 15, 45, 75, 78, 103, 105

KMar 109

Koninkrijk 12, 13, 45, 49, 72, 80

KPA 145

Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit 114

Landbouwbeleid 17, 18

Levensovertuiging 40, 41, 42, 61, 62

Libanon 22, 23, 63

LNV 32, 107, 145

Maatschappelijk middenveld 62, 72, 73, 79, 80, 96, 99, 100, 110

Maatschappelijk verantwoord ondernemen 17

Maatschappelijk 15, 33, 34, 35, 42, 47, 53, 73, 79, 80, 85, 96, 97, 99, 100, 143, 146

Markttoegang 59, 84, 86

Marokko 21, 66, 67

Massavernietigingswapens 24, 26, 67, 68, 146

MATRA 21, 72, 73, 77, 79, 80, 83

Matra 146

MDG 4, 11, 15, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 40, 53, 54, 55, 57, 58, 59, 92, 94, 96, 113, 114, 139, 145

MDRI 145

MDTF 29, 77, 145

Medefinanciering 89, 145

Medefinancieringsprogramma 102

Menselijke ontplooiing 1, 101, 125

Mensen 18

Mensenrechten Tulp 41

Mensenrechtenbeleid 40, 42, 62, 64, 138, 139

Mensenrechten 1, 8, 13, 14, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 40, 41, 42, 43, 44, 52, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 78, 79, 80, 81, 83, 96, 97, 121, 138, 139, 140, 141, 142, 143, 144, 146

MFN 145

MFP 102

MFS 100, 102, 145

Migratie 18, 48, 49, 78, 108, 109, 110, 111, 140

Milieu 1, 2, 17, 18, 29, 30, 31, 34, 39, 52, 53, 75, 76, 77, 84, 103, 104, 106, 107, 126, 140, 146, 147

MILIEV 92, 146

Millennium Ontwikkelingsdoelen 4, 15, 30, 99, 100, 113, 114, 145

MJSP 28, 146

MKB 33, 86, 87, 146

MMS 146

MNA 68, 146

MOPAN 89, 146

MOVP 22, 78, 79, 146

MPAP 83, 146

MPP 146

MRR 41, 42, 60, 61, 146

Multilateraal 13, 26, 39, 41, 42, 68, 93, 146

MVO 33, 61, 62, 86, 87, 92, 146

MVW 146

NASAC 95, 146

Natuurlijke hulpbronnen 58

Natuurrampen 99, 125

NAVO 14, 25, 26, 45, 60, 65, 66, 69, 70, 71, 75, 77, 95, 96, 140, 142, 146

NBI 146

NBSO 92, 146

NCDO 114, 116, 143, 146

NCP 146

NCTb 146

Nederland 1, 5, 7, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 54, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 102, 103, 104, 105, 108, 109, 110, 112, 113, 114, 115, 116, 122, 123, 126, 127, 130, 131, 132, 138, 139, 140, 141, 142, 146, 147

Netherlands Business Support Offices 50, 92, 146

NFP 94, 95, 102, 146

NGO 42, 61, 72, 77, 97, 99, 105, 141, 146, 147

NIMD 32, 73

NIMF 92

NIO 91

Non-proliferatie 26, 68, 76, 79

NPT 94, 95, 102, 146

NPV 26, 67, 68, 146

NVIS 49, 109, 110, 146

NWO-WOTRO 146

OCHA 146

OCW 112, 116, 146

ODA 8, 20, 39, 85, 93, 125, 146

ODIHR 61, 146

OD 95, 133, 134, 135, 146

OESO 59, 73, 84, 85, 88, 104, 146

OHCHR 62, 146

OMVS 146

Ondernemingsklimaat 33, 52, 55, 133

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 16, 113, 114

Onderwijs 11, 27, 28, 33, 34, 35, 36, 48, 93, 94, 95, 101, 102, 114, 146

Onderzoek 5, 6, 23, 29, 32, 42, 43, 45, 48, 64, 65, 75, 77, 79, 83, 86, 92, 94, 95, 98, 101, 102, 103, 107, 109, 110, 111, 113, 116, 138, 140, 141, 142, 143, 146

Onderzoeksbeleid 102

Onderzoekscapaciteit 94

Ontheemden 143

Ontmijning 77

Ontwapening 67, 68, 70, 76, 97

Ontwikkelingsdoelstellingen 27

Ontwikkelingssamenwerking 3, 6, 8, 13, 15, 16, 17, 19, 20, 24, 27, 30, 31, 32, 34, 36, 39, 42, 45, 53, 70, 83, 87, 91, 92, 94, 99, 101, 104, 107, 112, 114, 131, 143, 145

ORET 33, 52, 92, 146

ORIO 31, 33, 52, 86, 87, 143, 146

OVSE 44, 60, 61, 65, 66, 70, 75, 80, 81, 146

Pakistan 25, 28, 29, 41, 62, 74

Paris Declaration 88, 92

Partnerlanden 15, 20, 22, 27, 28, 32, 33, 39, 40, 45, 53, 63, 70, 72, 73, 74, 85, 86, 87, 88, 89, 93, 94, 95, 96, 97, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 112, 113, 124, 126

Partnerschappen 27, 73, 92, 97, 98, 146

PCA 79, 142, 146

PEGAS 22, 146

Personenverkeer 1, 48, 108, 110, 126, 127

PFM 88, 146

PIA 146

PICB 146

PIDG 146

Postennet 50, 90, 130

PPP 53, 146

Pre-accessie 72, 73, 83, 145, 146

PROBAS 146

Procurement 88

Pro-poor 33

PRSP 85, 147

PRT 25, 147

PSE 147

PSIA 147

PSI 147

PSOM 86, 87, 92, 147

PSO 100, 147

Publieke-private partnerschappen 86

Publieksdiplomatie 23, 113, 114, 116

PUM 86, 87, 92, 147

R2P 44, 60, 147

Raad van Europa 44, 60, 63, 66, 80, 82, 141, 147

RbV 147

Rechtsorde 1, 12, 13, 27, 44, 51, 60, 64, 121

Rechtspraak 31, 33, 96

Referendum 17, 29

Reisdocumenten 6, 7, 46, 47, 108

Reproductieve gezondheid 30, 31, 36, 52, 53, 95, 97, 98, 99, 101, 102

Rusland 21, 41, 49, 67, 68, 69, 74, 75, 78, 104, 112, 113, 139, 144

RvE 44, 80, 81, 147

SACMEQ 93, 147

SALIN 102, 147

Samenhang 5, 7, 8, 26, 27, 28, 32, 36, 75, 85, 95, 118, 125, 130

Samenwerking Internationale Instituten 95, 147

Samenwerking 1, 8, 16, 18, 21, 24, 25, 27, 28, 29, 31, 32, 35, 38, 39, 43, 44, 46, 49, 50, 52, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 70, 71, 75, 79, 80, 82, 86, 87, 88, 89, 90, 93, 94, 95, 97, 98, 99, 100, 105, 106, 108, 109, 110, 113, 114, 122, 131, 140, 142, 145, 146, 147

Sancties 138

Sanitatie 36, 38, 104, 105

SARUA 95, 147

Schokland 15, 31, 35, 38, 39, 53, 86, 97, 105, 112

Schuldhoudbaarheid 85, 86

Schuldverlichting 31

Sectorale 85, 92, 99, 107

SICA 147

SII programma 147

Singapore 25, 65

SNV 32, 100, 102, 103, 147

Sociale ontwikkeling 1, 101, 125

SPICAD 147

SPS 147

SRGR 36, 98, 102, 125, 147

SSR 23, 27, 28, 70, 97, 147

Staat van de Unie 8

Stabiliteitsfonds 30, 71, 72, 77

START 104, 147

Strafhof 79

Sub-Sahara Afrika 35, 54, 55, 57, 59, 94

Subsidie 87, 102, 112, 114, 116, 138, 139, 141

Subsidieregeling 98

Suriname 74, 99, 113, 141

Syrië 23, 41

TBC 57, 147

TB 98, 147

Terrorismebestrijding 14, 43, 61, 63, 66, 67, 144

Terrorisme 14, 23, 24, 43, 66, 67, 76, 77, 79, 141, 146

TI 73, 147

TK 108, 138, 139, 140, 141, 142, 147

TMF 102

Tsunami 77

Twinning 79, 146

UIS 147

Uitbreiding 7, 17, 20, 22, 66, 69, 71, 139

UNAIDS 98, 147

UNCSD 147

UNCTAD 133

UNDGO 89, 147

UNDP 29, 73, 77, 92, 122, 147

UNESCO-IHE 105, 147

UNESCO 112, 147

UNFCC 104, 147

UNFPA 36, 53, 98, 99, 147

UN-HABITAT 105, 147

UNHCR 139, 142, 147

UNICEF 93, 98, 105, 147

Unie 5, 8, 14, 17, 18, 20, 21, 29, 65, 71, 75, 78, 79, 80, 144

UNIFEM 96

UNMIS 71, 147

UNSGAB 105, 147

UPEACE 147

Uruzgan 25, 28, 65, 70, 139, 140

Vakbonden 33, 85, 86, 142

Veiligheid 1, 6, 7, 14, 15, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 39, 40, 46, 52, 65, 66, 69, 70, 71, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 83, 96, 97, 110, 121, 126, 127, 131, 144, 145, 146

Veiligheidsraad 23, 60, 68, 147

Verenigde Staten 13

VIS 109

Visumaanvragen 49, 90, 109, 130

Visumverlening 49, 90

VNG 142

VN 7, 22, 25, 26, 28, 29, 35, 39, 41, 42, 43, 44, 53, 60, 61, 62, 63, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 77, 88, 89, 93, 95, 96, 98, 99, 122, 138, 141, 142, 147

Voedselveiligheid 17

Voorschottenbeheer 131

Voorzitterschap 61, 62, 65, 66, 78, 80, 83, 116, 138

Vredesopbouw 29, 30, 60, 77, 100, 144

Vreemdelingenbeleid 109, 110

Vrijheid van godsdienst 40, 41, 42, 61, 62, 140

VROM 4, 72, 107, 147

Vrouwen 27, 28, 31, 32, 34, 35, 36, 38, 41, 42, 53, 60, 62, 71, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 139

VR 71, 138, 147

VS 19, 25, 41, 65, 104, 112

Wapenbeheersing 26, 68, 76, 77

Wapenexportbeleid 26, 68, 69

Waterbeheer 18, 104, 105, 106

WB-investerings- 147

Wereldbank 33, 35, 45, 53, 55, 60, 73, 85, 103, 104, 105, 142, 147

Wereldhandel 13, 148

Wereldmarkt 19, 33, 104

WHO 98, 147

WSSD 148

WTO 20, 21, 39, 79, 84, 133, 138, 148

WTO-TRIP 148

Zetelovereenkomst 63

Zimbabwe 41, 138, 139

Zuid-Afrika 26, 73, 74, 113

Licence