24.1 Algemene doelstelling: kinderopvang zorgt ervoor dat ouders beter arbeid en zorg kunnen combineren en draagt er toe bij dat kinderen hun talenten beter kunnen ontwikkelen. Voor de kinderen van 0 tot 4 jaar biedt kinderopvang de mogelijkheid beter toegerust te beginnen aan het primair onderwijs.
Omschrijving
Kinderopvang zorgt ervoor dat ouders arbeid en zorg beter kunnen combineren. Ouders kunnen gebruikmaken van dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Om de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te garanderen biedt de Wet kinderopvang (Staatsblad 2004, 455) werkende ouders een recht op een inkomensafhankelijke bijdrage: de kinderopvangtoeslag. Daarnaast is goede kwaliteti van kinderopvang van groot belang, zodat ouders hun kind met een gerust hart naar de kinderopvang kunnen laten gaan. De Wet kinderopvang garandeert een goed kwaliteitsniveau. Kwalitatief goede kinderopvang zorgt er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling.
Verantwoordelijkheid van de minister
De minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en werking van het stelsel van kinderopvang, waaronder zowel de (financiële) toegankelijkheid als de kwaliteit en budgettaire beheersbaarheid van de kinderopvang vallen. De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de uitvoering van de kinderopvangtoeslag.
Externe factoren
Het behalen van de algemene doelstelling hangt onder meer af van:
• het adequaat functioneren van de markt voor kinderopvang;
• cultuuraspecten, waaronder het vertrouwen dat ouders hebben in de kwaliteit van de kinderopvang;
• conjuncturele ontwikkelingen.
Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
---|---|---|---|---|---|
1. | Percentage kinderen van 0 tot 4 jaar met kinderopvangtoeslag | 34 | 47 | 56 | 61 |
Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking OCW | |||||
2. | Percentage kinderen van 4 tot 12 jaar met kinderopvangtoeslag | 9 | 14 | 20 | 22 |
Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking OCW | |||||
3. | Percentage huishoudens, waarvan het jongste kind in de leeftijd van 0 tot 4 jaar is, waarbij beide ouders werken (tenminste 12 uur per week) | 63 | 67 | 70 | 71 |
Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking (EBB), 2006–2009 | |||||
4. | Percentage huishoudens, waarvan het jongste kind in de leeftijd van 4 tot 12 jaar is, waarbij beide ouders werken (tenminste 12 uur per week) | 60 | 63 | 67 | 67 |
Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking (EBB) 2006–2009 |
Toelichting:
1. en 2. Deze cijfers geven een beeld van het percentage kinderen met kinderopvangtoeslag, uitgesplitst naar de leeftijdscategorie 0 tot 4 jaar en 4 tot 12 jaar. In beide leeftijdscategorieën is het percentage kinderen met kinderopvangtoeslag toegenomen. Omdat een deel van de ouders pas na afloop van het toeslagjaar de toeslag aanvraagt, kunnen de cijfers afwijken van die in voorgaande jaarverslagen en begrotingen. De deelnamecijfers zijn kengetallen en geen streefwaarde omdat OCW niet als doel heeft zoveel mogelijk kinderopvangtoeslag uit te keren.
3. en 4. Deze cijfers geven weer in hoeveel huishoudens met jonge kinderen beide ouders werken. Er is een stabilisatie te zien van het aantal huishoudens met jonge kinderen waarin beide ouders werken.
24.2 Budgettaire gevolgen van beleid
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 3 075 884 | 3 055 361 | 2 937 154 | 2 693 433 | 2 657 613 | 2 681 533 | 2 757 830 | |
Waarvan garantieverplichtingen | ||||||||
Programma-uitgaven | 3 078 792 | 3 055 361 | 2 937 154 | 2 693 433 | 2 657 613 | 2 681 533 | 2 757 830 | |
Kinderen kunnen gebruik maken van kinderopvang zonder financiële drempels voor de ouders | 3 034 610 | 2 982 385 | 2 890 483 | 2 661 555 | 2 631 169 | 2 655 123 | 2 730 000 | |
• | Kinderopvangtoeslag uitgaven | 3 034 610 | 2 982 385 | 2 890 483 | 2 661 555 | 2 631 169 | 2 655 123 | 2 730 000 |
Kinderopvang is van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen en ouders | 36 550 | 59 995 | 43 949 | 29 326 | 24 142 | 24 108 | 24 108 | |
• | Subsidies | 36 550 | 59 995 | 43 949 | 29 326 | 24 142 | 24 108 | 24 108 |
Het ondersteunen van kinderen zodat zij zich kunnen ontwikkelen | 7 225 | 12 963 | 2 704 | 2 534 | 2 284 | 2 284 | 3 704 | |
• | Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen, vve en onderzoek. | 7 225 | 12 963 | 2 704 | 2 534 | 2 284 | 2 284 | 3 704 |
Programmakosten overig | 407 | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 | |
• | Agentschap SZW | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Uitvoeringsorganisatie DUO | 407 | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 |
Ontvangsten | 802 325 | 821 736 | 856 736 | 921 736 | 923 736 | 959 736 | 1 006 142 | |
Werkgeversbijdrage | 683 507 | 677 000 | 692 000 | 712 000 | 739 000 | 770 000 | 801 406 | |
Terugontvangsten | 118 818 | 144 736 | 164 736 | 209 736 | 184 736 | 189 736 | 204 736 |
Toelichting:
Goede kinderopvang is van groot belang voor ouders die arbeid en zorg combineren. De Wet kinderopvang is met ingang van 2010 op een aantal onderdelen gewijzigd. Het merendeel van de wijzigingen heeft als doel de gastouderopvang te professionaliseren, misbruik en oneigenlijk gebruik terug te dringen en het kinderopvangstelsel budgettair beheersbaar te houden (zie ook de brief aan de Tweede Kamer van 20 juni 2008 (Tweede Kamer 2007–2008, 31 322 VIII, nr. 25) en de Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Tweede Kamer 2008–2009, 31 874, nr. 25)). Dit heeft een toename van administratieve lasten voor bedrijven tot gevolg.
Zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 15 juni (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 322, nr. 87) in tabel 1 al is vermeld, is er in 2010 sprake van een overschrijding op de kinderopvangtoeslag. De problematiek wordt veroorzaakt doordat er meer ouders dan verwacht na de wijzigingen in de gastouderopvang per 1 januari 2010, gebruik blijven maken van gastouderopvang. Daarnaast is de afname in gebruik van dagopvang en buitenschoolse opvang na de aanpassing van de toeslagtabel die per 1 januari 2009 is doorgevoerd minder dan verwacht. Per saldo bedraagt de overschrijding (exclusief implementatiekosten gastouderopvang) € 275 miljoen in 2010 oplopend tot € 370 miljoen in 2015. De overschrijding loopt op doordat de geraamde groei van met name de buitenschoolse opvang is bijgesteld.
Door een verhoging van de ouderbijdrage vanaf 2011 wordt deze overschrijding gedekt. Het budget voor de kinderopvangtoeslag wordt in 2012 verlaagd met totaal € 310 miljoen, oplopend tot € 444 miljoen in 2015. In de AMvB die hiervoor noodzakelijk is, zal worden toegelicht hoe deze maatregelen zullen worden ingevuld.
De ontvangsten kinderopvang in tabel 24.2 «budgettaire gevolgen van beleid» betreffen de verplichte werkgeversbijdrage aan de kinderopvangtoeslag die door de Belastingdienst wordt geïnd, en de teveel uitbetaalde kinderopvangtoeslag in voorgaande jaren die teruggevorderd wordt.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Programma-uitgaven (totaal operationele doelstellingen) | 2 937 154 | 2 693 433 | 2 657 613 | 2 681 533 | 2 757 830 | |
Totaal juridisch verplicht | 2 890 483 | 2 661 555 | 2 631 196 | 2 655 123 | 2 730 000 | |
Totaal bestuurlijk gebonden | 46 671 | 31 878 | 26 444 | 26 410 | 27 830 | |
Totaal niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Kinderen kunnen gebruik maken van kinderopvang zonder financiële drempels voor de ouders | 2 890 483 | 2 661 555 | 2 631 169 | 2 655 123 | 2 730 000 | |
• | Juridisch verplicht | 2 890 483 | 2 661 555 | 2 631 169 | 2 655 123 | 2 730 000 |
• | Bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Kinderopvang is van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen | 43 949 | 29 326 | 24 142 | 24 108 | 24 108 | |
• | Juridisch verplicht | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Bestuurlijk gebonden | 43 949 | 29 326 | 24 142 | 24 108 | 24 108 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het ondersteunen van kinderen zodat zij zich kunnen ontwikkelen | 2 704 | 2 534 | 2 284 | 2 284 | 3 704 | |
• | Juridisch verplicht | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Bestuurlijk gebonden | 2 704 | 2 534 | 2 284 | 2 284 | 3 704 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Programmakosten-overig | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 | |
• | Juridisch verplicht | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Bestuurlijk gebonden | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
24.3 Operationele beleidsdoelstelling
24.3.1 Kinderen kunnen gebruik maken van kinderopvang zonder financiële drempels voor de ouders
Motivering
Voor het verhogen van de arbeidsparticipatie is het van belang dat ouders geen onoverkomelijke financiële belemmeringen ervaren om gebruik te maken van kinderopvang.
Instrumenten
Ouders die beide werken ontvangen van het Rijk een bijdrage in de kosten van formele kinderopvang, de kinderopvangtoeslag. Ook ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen, hebben recht op kinderopvangtoeslag.
De begroting van de uitgaven voor kinderopvangtoeslag is gebaseerd op een raming van het aantal kinderen in de dagopvang (0 tot 4 jaar) als percentage van het aantal kinderen van 0 tot 4 jaar in de bevolking, het deelnamepercentage. Dezelfde systematiek is gebruikt voor het ramen van het aantal kinderen in de buitenschoolse opvang (BSO). De ontwikkeling van de deelname wordt gebaseerd op de trend in de afgelopen jaren. Door de maatregelen in de gastouderopvang zal de deelname in de dagopvang in 2010 naar verwachting tot circa 58% dalen; vanaf 2011 is een beperkte groei geraamd tot een maximum van circa 62% in 2015. In de buitenschoolse opvang is naar verwachting meer groei mogelijk en wordt een toename verwacht tot circa 34% in 2015.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | |
---|---|---|---|---|
het aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvang | 274 000 | 392 000 | 468 000 | 518 000 |
het aantal huishoudens met een inkomen tot anderhalf modaal dat gebruik maakt van kinderopvang | 122 000 | 167 000 | 202 000 | 224 000 |
Bron: Belastingdienst Toeslagen, bewerkingen OCW; aantallen kunnen in verband met latere vaststellingen van de definitieve toekenningen van de toeslag afwijken van eerdere cijfers.
Toelichting:
De kengetallen in tabel 24.4 geven de ontwikkeling van het algemene gebruik van formele kinderopvang en het gebruik bij huishoudens tot anderhalf modaal weer. Zowel het algemene gebruik van formele kinderopvang als het gebruik bij huishoudens tot anderhalf modaal is de afgelopen jaren gestegen.
2007 | 2008 | 2009 | 2010 * | |
---|---|---|---|---|
Gemiddelde uurpijs | € 5,70 | € 5,84 | € 5,95 | € 6,04 |
Ouderbijdrage eerste kind per uur | ||||
130% van het wettelijk minimumloon | € 0,35 | € 0,36 | € 0,47 | € 0,48 |
1,5 x modaal | € 0,89 | € 0,91 | € 1,20 | € 1,21 |
3 x modaal | € 2,30 | € 2,36 | € 3,10 | € 3,15 |
Ouderbijdrage volgend kind per uur | ||||
130% van het wettelijk minimumloon | € 0,21 | € 0,21 | € 0,21 | € 0,22 |
1,5 x modaal | € 0,30 | € 0,31 | € 0,32 | € 0,32 |
3 x modaal | € 0,48 | € 0,49 | € 0,50 | € 0,51 |
Bron: Belastingdienst Toeslagen, bewerkingen OCW
Toelichting:
In tabel 24.5 staan de kosten van kinderopvang per uur voor ouders bij drie verschillende inkomensklassen, gegeven de werkelijke gemiddelde uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen.
24.3.2 Kinderopvang is van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen en ouders
Motivering
Het kabinet wil dat ouders hun kinderen met een gerust hart aan de kinderopvang kunnen toevertrouwen. Het kabinet neemt, juist omdat het om jonge kinderen gaat, mede de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van kinderopvang en het toezicht daarop. Daarom investeert het kabinet in de kwaliteit van de kinderopvang. Onderdeel van de verbetering van de kwaliteit is het verhogen van de deskundigheid van medewerkers in de kinderopvang en het stimuleren van samenwerking tussen kinderopvangorganisaties en sport- en cultuurorganisaties. Daarnaast is het van belang dat ouders keuzevrijheid hebben bij het kiezen van een kinderopvanginstelling.
• Subsidies
Instrumenten
Mede door middel van het verstrekken van subsidies stimuleert het kabinet onder andere het verbeteren van de kwaliteit maar ook het versterken van toezicht en het uitvoeren van diverse onderzoeken.
• Normen kwaliteit kinderopvang
De Wet kinderopvang stelt eisen aan de aanbieders van kinderopvang zodat er sprake is van verantwoorde kinderopvang, die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Om de algemene eisen van de wet te concretiseren zijn er landelijke normen ontwikkeld door de vertegenwoordigers van ouders en ondernemers in de kinderopvang. Deze normen zijn door het kabinet overgenomen in beleidsregels en toetsingskaders voor het gemeentelijk toezicht. Hiermee wordt een basiskwaliteit van de kinderopvang gegarandeerd.
• Toezicht op de kinderopvang
Op grond van de Wet kinderopvang is de gemeente verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. Het toezicht wordt feitelijk uitgevoerd door de GGD. De GGD’en voeren dit toezicht uniform uit op basis van landelijke gestandaardiseerde toetsingskaders met concrete toetsingscriteria, waarin de eisen uit de Wet kinderopvang en de normen uit de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang één op één zijn overgenomen en geconcretiseerd. In september 2009 is de GGD gestart met risicogestuurd toezicht, «minder waar mogelijk, meer waar nodig». De verwachting is dat met het efficiënter worden van het toezicht de administratieve lasten per bedrijf zullen dalen.
Vanaf 1 januari 2010 houdt de GGD waar het gastouderopvang betreft, niet alleen toezicht op het gastouderbureau, maar ook op de kwaliteit van de opvang bij de gastouder. Dat betekent een uitbreiding van de toezichtstaak van de GGD. Voor dit doel wordt er in 2011 € 10 miljoen extra toegevoegd aan het gemeentefonds. De Inspectie van het Onderwijs ziet namens de minister van OCW toe op de wijze waarop gemeenten het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang en de handhaving uitvoeren.
• Kwaliteit personeel en opleidingen
De deskundigheid van de pedagogisch medewerkers (leidsters) is naast de groepsgrootte en de leidster/kind-ratio een bepalende factor voor de kwaliteit van de kinderopvang. In 2011 wordt via het programma «Excellente kinderopvang» van het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) de kwaliteit van de medewerkers in de kinderopvang verbeterd. BKK ontvangt voor de jaren 2009 tot en met 2012 in totaal € 40 miljoen subsidie om gericht te werken aan de vaardigheden van de pedagogisch medewerkers.
Om de gastouderopvang te professionaliseren worden deskundigheidseisen gesteld aan gastouders. Deze eisen zijn gericht op het bieden van voldoende zorg (MBO 2, helpende welzijn, en MBO 2, helpende zorg en welzijn). Gastouders dienen een diploma EHBO voor kinderen te hebben en te beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en te zorgen voor een veilige omgeving in huis.
• Landelijk register
Het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) is begin 2010 in gebruik genomen. Het wordt in de loop van 2010 gevuld met informatie over alle kinderopvangvoorzieningen, inclusief gastouders, die aan de wettelijke eisen voldoen. De Belastingdienst kent op basis van dit LRK kinderopvangtoeslag toe: ouders hebben alleen recht op kinderopvangtoeslag als hun kinderopvangorganisatie of gastouder met ingang van 1 januari 2011 in het LRK staat. Ouders kunnen via internet het LRK raadplegen, om opvang te zoeken of om vast te stellen of voor de opvang waarvan zij gebruik (willen gaan) maken recht op kinderopvangtoeslag bestaat. Daarnaast vervult het LRK, in combinatie met de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR) een belangrijke rol bij een efficiëntere uitvoering van inspectie en handhaving door GGD’en en gemeenten. Ook het peuterspeelwerk en de voor- en vroegschoolse educatie (vve) worden opgenomen in het LRK.
• Tussenschoolse opvang
Voor de scholing van overblijfmedewerkers is ca € 4,0 miljoen per jaar beschikbaar.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
2007 | 2008 | |
---|---|---|
Dagopvang | 76% | 75% |
Buitenschoolse opvang | 71% | 73% |
Gastouderopvang | 65% | 75% |
Totaal | 73% | 75% |
IvhO, kwaliteit van het Onderwijs, kwaliteit gemeentelijk toezicht Kinderopvang, 2008
Toelichting:
Nieuwe meldingsonderzoeken zijn inspecties die plaats moeten vinden voordat een nieuw kindercentrum van start gaat. Bij de jaarlijkse meldingsonderzoeken werd tot de invoering van het risicogestuurd toezicht een bestaand kindercentrum elk jaar bezocht door de GGD-inspecteur.
Ten opzichte van 2007 is een lichte stijging zichtbaar van de wettelijk voorgeschreven onderzoeken door de GGD. Dit wordt vooral veroorzaakt door een stijging van het percentage afgeronde GGD-onderzoeken van nieuwe locaties. De wettelijke norm van 100% is niet gehaald. De oorzaak hiervan is vooral de verdere stijging van aantal kinderopvanglocaties.
Het totaal aantal jaarlijkse afgeronde onderzoeken is ten opzichte van 2007 met 1 273 onderzoeken gestegen tot 6 973 onderzoeken in 2008.
Basiswaarde 2010 | Streefwaarde 2011 | |
---|---|---|
Algemene kwaliteit | 7,9 | 7,9 |
Pedagogische kwaliteit | 7,6 | 7,6 |
Bron: Monitor Kinderopvang, bewerkingen CBS, jaar 2009.
Toelichting:
In de begroting 2011 is voor het eerst de indicator oudertevredenheid opgenomen. Deze omvat de gemiddelde ervaren algemene en pedagogische kwaliteit kinderopvang door huishoudens met kinderen van 12 jaar en jonger waarvan beide ouders 1 uur of meer per week werken. Aan ouders die gebruik maken van de formele kinderopvang is gevraagd een rapportcijfer, met de schaal 1 op 10, te geven voor de algemene kwaliteit en voor de pedagogische kwaliteit. Voor de algemene kwaliteit is een 7,9 gegeven en voor de pedagogische kwaliteit een 7,6. Het streven is om deze score vast te houden.
2005 | 2008 | |
---|---|---|
Score proceskwaliteit | 3,6 | 3,0 |
Bron: Pedagogische kwaliteit van de opvang van 0- tot 4 jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven NCKO, 2009
Toelichting:
De score proceskwaliteit is de gemiddelde totaalscore van 6 verschillende onderwerpen op een 7-puntsschaal. De 6 onderwerpen betreffen ruimte/meubilering, individuele zorg, taal, activiteiten, interacties en programma. Het gaat hierbij om zogenaamde proceskenmerken oftewel kenmerken van de gang van zaken in de praktijk.
Voor de kinderopvang gelden daarnaast kwaliteitsvoorwaarden die door de overheid (GGD) worden getoetst. Het gaat daarbij met name om structuurkenmerken, dat wil zeggen basisvoorwaarden, waaraan iedereen moet voldoen, zoals voldoende geschoolde beroepskrachten, maximum aantal kinderen in een groep, medezeggenschap van ouders, etc.
24.3.3 Het ondersteunen van kinderen zodat zij hun talenten kunnen ontwikkelen
Motivering
Het streven van het kabinet is dat er in Nederland voor alle kinderen wier ouders dat wensen goede opvang is in peuterspeelzalen en kinderopvanginstellingen. Eind juni 2009 is het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie ingediend bij de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 989, nr. 2). Dit wetsvoorstel is in augustus 2010 in werking getreden. Het doel is dat in 2011 alle kinderen die het nodig hebben voor- en vroegschoolse educatie (vve) aangeboden krijgen. De vve moet van goede kwaliteit zijn en financieel toegankelijk. Het toezicht moet goed geregeld zijn. De harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk betreft zowel de kwaliteit als de financiële toegankelijkheid van met name voorschoolse educatie in peuterspeelzalen. Doel is een kwaliteitsverbetering van peuterspeelzalen, zodat in alle voorzieningen voor jonge kinderen dezelfde uitgangspunten voor veiligheid en gezondheid van toepassing zijn, met behoud van het specifieke karakter van peuterspeelzalen als laagdrempelige buurtvoorziening. Gemeenten hebben een regierol bij het lokaal vormgeven van harmonisatie en voorschoolse educatiebeleid.
Instrumenten
Voor de kwaliteitsverbetering van peuterspeelzaalwerk worden de volgende maatregelen ingezet:
• landelijk geldende kwaliteitseisen vanaf 1 augustus 2010;
• afschaffen van peuterspeelzaalwerk met uitsluitend vrijwilligers, er moet minimaal één leidster op een groep aanwezig zijn die professioneel geschoold is;
• de leidster/kind ratio wordt 1:8, dat wil zeggen dat er minimaal één leidster op acht kinderen aanwezig is;
• landelijk geregeld toezicht.
Er is structureel € 30 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de leidster/kind ratio in het peuterspeelzaalwerk zodat het meer in lijn komt met de leidster/kind ratio in de kinderopvang (voor driejarigen). Er is € 5 miljoen om ervoor te zorgen dat er minimaal één beroepskracht op een groep kan worden aangesteld. Deze € 35 miljoen is structureel vanaf 2010 beschikbaar en wordt toegevoegd aan het gemeentefonds.
In het kader van de landelijke kwaliteitseisen voor peuterspeelzalen wordt de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving bij de gemeenten en de GGD’en belegd. Hiervoor is structureel € 5 miljoen euro aan het Gemeentefonds toegevoegd.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde 2005/2006 | Laatste waarde 2009 | Waarde 2010 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Percentage doelgroepleerlingen onder 2- en 3 jarigen aan wie een vve-programma wordt aangeboden | 46% | 80% | 87% | 100% |
Bron: 2005/2006: Quik Scan vve, Sardes; 2008: landelijke monitor voor- en vroegschoolse educatie 2008, Sardes; 2009:trends in en rondom peuterspeelzaalwerk, 2010: voorschoolse deel vve-monitor 2010, Sardes.
Toelichting:
Deze indicator betreft het percentage doelgroepkinderen van de 2- en 3-jarigen aan wie een vve-programma wordt aangeboden. De doelgroep bestaat uit achterstandsleerlingen op basis van de gewichtenregeling. Het gaat om kinderen die een risico hebben op een taalachterstand in het Nederlands door een gebrek aan taalaanbod in de omgeving waarin zij opgroeien. Op beleidsartikel 1, Primair Onderwijs, is deze indicator voor doelgroepkinderen van 4 en 5 jaar opgenomen. Het is het streven dat het aanbod van vve aan de doelgroepkinderen in de leeftijd van 2 tot en met 5 jaar, groeit naar 100%.
Indicator | Basiswaarde 2007 | Laatste waarde 2008 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|
Peuterspeelzalen, ratio leidster/kind | 1 op 9,2 | 1 op 8 | |
Bron: Regelgeving en financiering kinderopvang en peuterspeelzalen, Regioplan 2007 | |||
Percentage instellingen met minimaal een leidster op minimaal SPW 3 of equivalent niveau. | 98% | 100% | |
Bron: Trends in en rondom het peuterspeelzaalwerk; Sardes 2009 |
Toelichting:
Voor 2010 zijn er geen nieuwe gegevens. Dit mede als gevolg van het feit dat het een overgangsjaar is nu de wet op 1 augustus 2010 is ingevoerd en het pas na invoering relevant is of de gewenste verbetering ook plaats heeft gevonden.
24.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek Onderwerp | AD of OD | A. Start B Afgerond | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie | OD 3 | A 2011 B 2012 | |
Overig evaluatieonderzoek | Monitoring herziening stelsel gastouderopvang | OD 1 | A 2009 B 2011 | |
Wachtlijsten | OD 2 | A 2011 B 2011 | ||
Onderzoek kwaliteit BSO | OD 2 | A 2010 B 2011 | ||
Monitor Kinderopvang | OD 2 | A 2011 B 2012 |