Inleiding
De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn gebruikers door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de uitvoering van de rijkshuisvesting door de Rijksgebouwendienst en voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op het terrein van de rijkshuisvesting die vanuit het directoraat generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) wordt vorm gegeven. De departementen zijn integraal verantwoordelijk voor hun eigen huisvestingsbeslissingen.
De Rijksgebouwendienst verzorgt voor de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken, de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst.
De Rijksgebouwendienst draagt bij aan de studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester zoals advisering over architectuur(beleid), stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst.
De Rijksgebouwendienst is naast Rijkshuisvester, als Corporate Real Estate Manager, ook beheerder over het in de rijkshuisvesting geïnvesteerde vermogen en heeft een verantwoordelijkheid voor het in stand houden van het culturele erfgoed in de vorm van ca. 40037 monumenten. Als Corporate Real Estate Manager adviseert de Rijksgebouwendienst over het aankopen, plannen en afstoten van rijkshuisvesting met als doel een bijdrage te leveren aan het primaire proces en het algemene resultaat van de rijksoverheid.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | |||||||
Leveren producten /diensten | |||||||
Omzet moederdepartement | 21 570 | 20 011 | 21 119 | 20 487 | 20 782 | 20 451 | 18 426 |
Omzet overige departementen | 1 373 204 | 1 366 397 | 1 362 952 | 1 286 959 | 1 241 703 | 1 202 773 | 1 170 333 |
Omzet derden | 12 024 | 12 400 | 12 524 | 12 649 | 12 776 | 12 903 | 13 033 |
Bedrijfsvoering | |||||||
Rentebaten | 3 089 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 1 317 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige baten | 16 282 | 9 000 | 13 130 | 10 201 | 10 303 | 10 406 | 10 510 |
Totaal baten | 1 427 486 | 1 407 981 | 1 409 877 | 1 330 432 | 1 285 704 | 1 246 674 | 1 212 428 |
Lasten | |||||||
Product Huisvesting | |||||||
Apparaatskosten (netto) | 87 065 | 75 627 | 70 482 | 67 605 | 60 923 | 56 897 | 56 864 |
Huren | 287 781 | 289 447 | 287 676 | 281 083 | 266 840 | 244 681 | 223 264 |
Rentelasten | 272 539 | 274 998 | 294 204 | 269 776 | 263 617 | 262 197 | 260 423 |
Afschrijvingen | 346 684 | 350 162 | 356 844 | 326 693 | 314 739 | 309 757 | 305 506 |
Onderhoud | 155 775 | 156 597 | 139 809 | 139 236 | 143 839 | 141 918 | 140 868 |
Dotaties voorzieningen | 17 749 | 16 700 | 15 650 | 11 721 | 7 712 | 7 784 | 7 857 |
Belastingen en heffingen | 23 900 | 23 539 | 22 957 | 22 670 | 22 408 | 21 976 | 21 739 |
Investeringen buiten gebruiksvergoedingen | 113 132 | 94 124 | 90 931 | 85 440 | 80 737 | 75 404 | 67 166 |
Overige producten | |||||||
Services | 48 443 | 48 000 | 46 220 | 44 442 | 41 636 | 40 812 | 39 969 |
Adviezen | 8 818 | 8 000 | 8 080 | 8 161 | 8 242 | 8 325 | 8 408 |
Beleidsondersteuning | 6 941 | 7 046 | 6 341 | 6 188 | 6 191 | 6 192 | 6 190 |
PPS lasten | 39 218 | 44 000 | 51 900 | 51 400 | 50 900 | 50 400 | 49 800 |
Overige lasten | 73 104 | 27 000 | 27 270 | 24 686 | 23 182 | 23 414 | 23 648 |
Totaal lasten | 1 481 149 | 1 415 239 | 1 418 365 | 1 339 101 | 1 290 966 | 1 249 757 | 1 211 702 |
Saldo | – 53 663 | – 7 258 | – 8 488 | – 8 669 | – 5 260 | – 3 083 | 726 |
De omzet wordt in tabel 4 (overzicht doelmatigheid) uitgesplitst naar 3 productcategorieën. Een nadere onderbouwing (pxq) is niet mogelijk vanwege de diversiteit binnen de producten.
Toelichting bij de baten
Omzet moederdepartement
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betaalt de kosten voor het onderhoud van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is tevens opdrachtgever voor de Rijksgebouwendienst voor het leveren van ondersteuning aan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de uitvoering van het rijksbeleid gerelateerd aan de rijkshuisvesting (zie artikel 9 van de begroting voor BZK).
Aan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden de werkelijke kosten in rekening gebracht, inclusief de apparaatskosten die toegerekend worden aan deze (deel) producten.
Omzet departementen
De omzet departementen omvat alle opbrengsten voor geleverde producten en diensten. Het gaat daarbij om ontvangen gebruiksvergoedingen, egalisatie, bijdragen voor kleine projecten, services en adviezen.
Binnen het huur-verhuurstelsel worden interne verhuurcontracten afgesloten tussen de Rijksgebouwendienst en de departementen. Op basis van de «Huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst» brengt de Rijksgebouwendienst een gebruiksvergoeding in rekening. De gebruiksvergoeding bij eigendomspanden bestaat uit componenten voor rente en afschrijving en één component voor de kosten van onderhoud, leegstand, belastingen en het apparaat van de Rijksgebouwendienst. Bij huurpanden bestaat de gebruiksvergoeding ten minste uit componenten voor de markthuur en apparaatskosten. Daarnaast zijn hier de opbrengsten van PPS-contracten opgenomen.
In de raming van de gebruiksvergoeding is rekening gehouden met het afsluiten van nieuwe contracten en met de verwachte beëindiging van contracten als gevolg van voorziene krimp van de overheid.
Sinds 2010 betaalt Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar analogie van het huur-verhuurstelsel, ook een gebruiksvergoeding voor de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken. Deze organisaties betalen zelf geen gebruiksvergoeding voor hun huisvesting.
De huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst heeft als uitgangspunt een (afgezien van de toegepaste indexering) constante huurprijs over de contractperiode. De jaarlijkse opbrengst is daarom een constante reeks, terwijl de kosten van rente en afschrijving per jaar variëren. Het verschil tussen de baten en lasten van rente en afschrijving wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd. In de balans is dit zichtbaar als een langlopende vordering op de gebruikers van de panden onder de post «egalisatierekening».
Bij omzet departementen gaat het daarnaast om investeringen buiten gebruiksvergoeding (kleine, à fonds perdu gefinancierde, huisvestingsprojecten) voor ministeries, die door de Rijksgebouwendienst worden uitgevoerd.
Omzet derden
De Rijksgebouwendienst heeft ook de zorg voor de huisvesting van organisaties op het niveau van de centrale overheid, die (vrijwel) geheel bekostigd worden uit collectieve middelen. Indien organisaties die binnen deze definitie vallen daar om verzoeken, kan de Rijksgebouwendienst de zorg voor de huisvesting op zich nemen. Daarnaast exploiteert de Rijksgebouwendienst een aantal bijzondere objecten zoals parkeergarages en de grafelijke zalen.
Rentebaten
De Rijksgebouwendienst kent rentebaten als gevolg van positieve saldi op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (dagrente) en op de depositorekeningen Rijkshoofdboekhouding. Vanwege de lage rentevergoeding worden de komende jaren geen baten verwacht.
Overige baten
De overige baten betreffen de geraamde onttrekkingen aan de bestemmingsreserves brandveiligheid.
Toelichting bij de lasten
Apparaatskosten (netto)
De bruto apparaatskosten bestaan uit salarissen, opleidingen, externe inzet voor zowel het primaire als het secundaire proces, huisvesting, ICT en overige materiële kosten. Een groot deel van de huisvesting en ICT wordt afgenomen van het moederdepartement.
Voor een deel van de apparaatskosten wordt dekking gegenereerd door toerekening aan de (deel-) producten «huisvestingsprojecten», «services», «adviezen» en «beleidsondersteuning» («verwerkt als productkosten»). De resterende (netto) apparaatkosten moeten worden gedekt vanuit de opslag in de gebruiksvergoeding.
Huren
Deze post betreft de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt.
Rentelasten
De rentelasten zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het ministerie van Financiën.
Afschrijvingen
Dit zijn de afschrijvingen op gebouwen en inbouwpakketten. De afschrijvingstermijn op deze componenten kan variëren van 15 jaar op inbouwpakketten tot 60 jaar op het casco.
Onderhoud
Deze post betreft het dagelijks en het planmatig onderhoud. Het dagelijks onderhoud bestaat uit regelmatig terugkerende vaste werkzaamheden (contractonderhoud en wettelijk verplichte keuringen) en storingsonderhoud. Het planmatig onderhoud betreft de vervanging van en het onderhoud aan de gebouwelementen voor rekening van de Rijksgebouwendienst, zodat het onroerend goed op het gewenste kwaliteitsniveau wordt gehouden.
Deze activiteiten worden ook uitgevoerd voor de objecten van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken en voor objecten buiten het huur-verhuurstelsel.
Belastingen en heffingen
Deze post betreft het eigenaardeel van de onroerendezaakbelasting over de voorraad onroerend goed.
Investeringen buiten de gebruiksvergoedingen
Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor ministeries en investeringen voor gebruikers buiten het huur-verhuurstelsel.
Services
Services zijn basistaken op het gebied van onderhoud, die door de gebruikers zijn overgedragen aan de Rijksgebouwendienst. Een deel van de kosten bestaat uit de opbouw van een vervangingsverplichting die de Rijksgebouwendienst heeft jegens een aantal gebruikers voor de vervanging van de gebruikersinstallaties.
Adviezen
Onder deze post zijn de integrale kosten van niet-projectgebonden adviezen opgenomen.
Beleidsondersteuning
Onder deze post zijn de kosten opgenomen voor het product «beleidsondersteuning».
Dit product wordt door het moederdepartement gefinancierd.
PPS-lasten
Onder deze post is de totale vergoeding die de Rijksgebouwendienst uit hoofde van geïntegreerde PPS-contracten verschuldigd is aan een opdrachtnemer voor onderhoud, dienstverlening en rente.
Overige lasten
Onder de overige lasten worden onder andere niet projectgebonden kosten voor de uitvoering van het programma brandveiligheid voorzien.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen beschikbaar zijn gekomen of naar verwachting zullen komen en op welke wijze gebruik (is/of) zal worden gemaakt van deze middelen.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Begin RHB 1 januari | 436 781 | 426 205 | 331 499 | 311 720 | 286 023 | 282 236 | 322 279 |
2. Operationele kasstroom | 410 552 | 359 815 | 379 624 | 311 069 | 301 676 | 302 178 | 311 831 |
3a. investeringen | – 501 567 | – 521 000 | – 425 000 | – 425 000 | – 425 000 | – 425 000 | – 425 000 |
3b. desinvesteringen | 14 209 | 32 338 | 97 157 | 58 782 | 45 827 | 82 759 | 48 276 |
3. Investeringskasstroom | – 487 358 | – 488 662 | – 327 843 | – 366 218 | – 379 173 | – 342 241 | – 376 724 |
4a. afdracht | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4b. eenmalige storting door moederdepartement | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4c. aflossing | – 450 117 | – 486 859 | – 496 560 | – 395 548 | – 351 290 | – 344 894 | – 338 675 |
4d beroep leenfaciliteit | 516 347 | 521 000 | 425 000 | 425 000 | 425 000 | 425 000 | 425 000 |
4. Financieringskasstroom | 66 230 | 34 141 | – 71 560 | 29 452 | 73 710 | 80 106 | 86 325 |
Eind RHB 31 december | 426 205 | 331 499 | 311 720 | 286 023 | 282 236 | 322 279 | 343 711 |
Toelichting:
Ad 3a, 4d.
De investeringen in rijkshuisvesting en het beroep op de leenfaciliteit zijn gebaseerd op al afgesloten leningen, waarin alle projecten zijn opgenomen waarvoor reeds een opdracht is verstrekt aan de Rijksgebouwendienst, aangevuld met een raming van nieuwe investeringsprojecten op basis van nieuwe huisvestingswensen van ministeries. De Rijksgebouwendienst investeert in grond en gebouwen die in de balans onder de post materiële vaste activa worden verantwoord. In deze investeringen worden ook brandveiligheidinvesteringen meegenomen.
Ad 4c.
De raming van aflossingen (en rentebetalingen) is gebaseerd op de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het ministerie van Financiën.
Doelmatigheid
Met de producten «huisvesting», «services» en «adviezen» bestrijkt de Rijksgebouwendienst de gehele keten van de huisvesting, vanaf de initiële vraag van een afnemer tot en met de realisatie (bouw en/of verbouw) en het beheer. De Rijksgebouwendienst is vraaggestuurd. Dit betekent dat in principe de jaarlijkse omzet voor een groot deel bepalend is voor de benodigde omvang van het personeelsbestand. Vanwege de afslanking van de rijksoverheid zal er op termijn minder huisvestingsvraag zijn. De Rijksgebouwendienst zal daardoor minder m2 huisvesting en minder kleine investeringen buiten de gebruiksvergoeding leveren.
De Rijksgebouwendienst vult de taakstellingen onder andere in door het m2-tarief (ter dekking van het apparaat) jaarlijks zodanig te verlagen, dat het in totaliteit leidt tot besparingen overeenkomstig de reeks die bij de ministeries is ingeboekt. De verlaging van het tarief wordt jaarlijks toegepast bij de doorvoering van de indexering van de gebruiksvergoedingen om de administratieve belasting tot een minimum te beperken. Dit betekent dat vóór het uitvoeringsjaar het tarief bekend is.
Als gevolg van de dalende vraag en de krimpende omvang van de Rijksoverheid, zal ook de Rijksgebouwendienst in omvang afnemen, dit is in de apparaatskostenbegroting zichtbaar in een dalende reeks voor inzet van externen en een verder krimpende ambtelijke organisatie.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Levering producten / diensten: | |||||||
Personele kosten | 92 767 | 85 627 | 82 442 | 79 522 | 72 953 | 69 638 | 70 334 |
waarvan eigen personeel | 69 901 | 66 327 | 64 262 | 61 160 | 57 499 | 56 110 | 56 671 |
waarvan externe inhuur | 22 866 | 19 300 | 18 180 | 18 362 | 15 455 | 13 528 | 13 663 |
Materiële kosten | 36 830 | 35 000 | 33 040 | 33 083 | 32 970 | 32 259 | 31 530 |
waarvan ICT | 18 334 | 21 494 | 16 962 | 16 111 | 16 273 | 15 921 | 15 555 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal bruto apparaatskosten | 129 597 | 120 627 | 115 482 | 112 605 | 105 923 | 101 897 | 101 864 |
Verwerkt als productkosten | 42 531 | 45 000 | 45 000 | 45 000 | 45 000 | 45 000 | 45 000 |
Apparaatskosten (netto) | 87 065 | 75 627 | 70 482 | 67 605 | 60 923 | 56 897 | 56 864 |
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Producten en diensten | |||||||
omzet product huisvesting | 1 312 755 | 1 310 397 | 1 308 652 | 1 234 356 | 1 191 825 | 1 153 636 | 1 118 803 |
omzet product adviezen | 8 819 | 8 000 | 8 080 | 8 161 | 8 242 | 8 325 | 8 408 |
omzet product services | 45 996 | 48 000 | 46 220 | 44 442 | 41 636 | 40 812 | 39 969 |
saldo baten en lasten | – 53 663 | – 7 258 | – 8 488 | – 8 669 | – 5 260 | – 3 083 | 726 |
in % | – 3,8% | – 0,5% | – 0,6% | – 0,7% | – 0,4% | – 0,2% | 0,1% |
Huisvestingsvoorraad in mln m2 BVO | 7,068 | 6,977 | 6,691 | 6,522 | 6,300 | 6,004 | 5,702 |
waarvan verhuurd | 6,717 | 6,571 | 6,209 | 6,051 | 5,862 | 5,600 | 5,387 |
Percentage leegstand voor rekening Rgd | 4,8% | 6,4% | 7,2% | 7,2% | 7,0% | 6,7% | 5,5% |
Indicator technische kwaliteit | 2,21 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 | 2,1–2,8 |
Bedrijfsvoering | |||||||
Bezetting fte's | 811 | 790 | 750 | 700 | 650 | 650 | 650 |
Apparaat-omzetindicator | 9,1% | 8,6% | 8,2% | 8,5% | 8,2% | 8,2% | 8,4% |
Toelichting
Saldo baten en lasten
Het saldo van baten en lasten laat een negatief resultaatbeeld zien. Dit is een gevolg van de toenemende kosten van leegstand die niet via de reguliere inkomsten gedekt kunnen worden. De (kosten van) leegstand neemt toe door minder vraag naar huisvesting net name als gevolg van taakstellingen, uitvoering masterplannen en minder ruimtegebruik per ambtenaar.
Tegelijkertijd zijn overtollige panden als gevolg van de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt vaak moeilijk verkoopbaar, dan wel met (forse) boekwaardeverliezen.
Huisvestingsvoorraad in mln m2 BVO
De huisvestingsvoorraad zal de komende jaren door enerzijds het kabinetsbeleid en anderzijds adequate sturing door de Rijksgebouwendienst afnemen. Bij de gepresenteerde afname is rekening gehouden met de gevolgen voor de departementen in Den Haag van besluiten door de Ministerraad over het masterplan huisvesting Den Haag. Indien de voorraad niet in de voorziene mate daalt, zullen de leegstandkosten voor de Rijksgebouwendienst stijgen en daarmee het saldo van baten en lasten dalen.
Percentage leegstand
Dit betreft leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst in relatie tot de totale voorraad. De totale huisvestingsbehoefte zal minder worden door de afslanking bij de rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties toenemen. Hierdoor loopt het percentage leegstand (tijdelijk) op. De leegstand daalt naar verwachting na de meerjarenperiode weer wanneer objecten verkocht kunnen worden, dan wel wanneer wordt besloten tot sloop.
Indicator technische kwaliteit (ITK)
Dit betreft het gewogen gemiddelde van de technische conditie van alle gebouwen op een schaal van 1 (nieuwbouw) t/m 6 (extreem slecht). Voor een deel van de (niet-strategische) voorraad is een lagere waardering mogelijk waarbij nog altijd voldoende en daarmee economisch betere afwegingen gemaakt kunnen worden.
Bezetting fte’s
Het aantal ambtelijk personeel neemt als gevolg van fte-taakstellingen de komende jaren naar verwachting af tot 650 fte.
Apparaat-omzetindicator
Dit betreft de procentuele verhouding van de apparaatskosten van de Rijksgebouwendienst tot de omzet (totale baten) van de dienst. Een daling van de waarde van de indicator geeft aan dat de verhouding tussen de omzet en het ingezette apparaat verbetert.
Daarnaast beoogt de Rijksgebouwendienst in 2013 de volgende prestatie te realiseren:
Duurzaamheid/Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven (FCIB)
In 2013 wordt gestart met de uitvoering van maatregelen voor Energiebesparing in het kader van FCIB in kantoorpanden (tranche 3 FCIB).