Inleiding
Voor u ligt de begroting 2013 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Deze begroting bestaat uit de volgende onderdelen:
-
– Beleidsagenda;
-
– Beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen;
-
– Begroting baten-lastendiensten;
-
– Financieel Beeld Zorg;
-
– Diverse bijlagen.
Wijzigingen ten opzichte van begroting vorig jaar (groeiparagraaf)
De VWS-begroting is ten opzichte van vorig jaar op een aantal punten gewijzigd.
Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (TK 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel budgettaire gevolgen van beleid. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor de jaren 2011 en 2012. Een aantal financiële gegevens over 2012 is wel opgenomen in de verdiepingsbijlage.
Tegelijkertijd met de invoering van Verantwoord Begroten is de indeling van de VWS-begroting gewijzigd. Zo zijn de beleidsartikelen over maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg samengevoegd tot artikel 3 en zijn er twee nieuwe beleidsartikelen geïntroduceerd. Het betreft artikel 4 Zorgbreed beleid en het artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten. Ook de nummering van de (niet-)beleidsartikelen is gewijzigd: 1 t/m 11 in plaats van 41 t/m 47 en 97 t/m 99.
Artikel 4 Zorgbreed beleid bevat onderwerpen die betrekking hebben op diverse beleidsterreinen van VWS, zoals arbeidsmarktbeleid, de beheerskosten van de zorgbrede ZBO’s en RWT’s, de instrumenten met betrekking tot het versterken van de positie van de cliënt, kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling en zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland.
Op het nieuwe artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten worden de Zorgtoeslag, Wtcg en de uitgaven in het kader van de fiscale regeling tegemoetkoming specifieke zorguitgaven verantwoord.
In artikel 10 zijn de apparaatsuitgaven van het kerndepartement onderverdeeld naar eigen personeel, inhuur externen, uitgaven ICT en bijdrage SSO’s. Met ingang van de begroting 2014 zullen ook de apparaatsuitgaven van de inspecties, SCP en de adviesraden van VWS nader worden onderverdeeld.
Omschrijving | Was 2011 | Was 2012 | Wordt 2013 | |
---|---|---|---|---|
Programma-uitgaven Volksgezondheid | Artikel 41 | Artikel 41 | Artikel 1 Volksgezondheid Met uitzondering van de bijdragen aan ZonMw en de premiegefinancierde uitgaven. | |
CCMO | Artikel 98 | Artikel 41 | ||
Programma-uitgaven Curatieve zorg | Artikel 42 | Artikel 42 | Artikel 2 Curatieve zorg. Met uitzondering van de begrotingsuitgaven arbeidsmarktbeleid, positie van de cliënt, beheerskosten zorgbrede ZBO’s/RWT’s, zorgtoeslag, zorg, welzijn en jeugdzorg Caribisch Nederland en de premiegefinancierde uitgaven. | |
Programma-uitgaven Langdurige zorg | Artikel 43 | Artikel 43 | Artikel 3 Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg Met uitzondering van positie cliënt, (beheerskosten) Wtcg en TSZ-regeling en de premiegefinancierde uitgaven. | |
Programma-uitgaven Maatschappelijke ondersteuning | Artikel 44 | Artikel 44 | Met uitzondering van premiegefinancierde uitgaven (MEE). | |
Arbeidsmarkt | Artikel 42 | Artikel 42 | Artikel 4 Zorgbreed beleid | |
Positie cliënt | Artikel 42 en 43 | Artikel 42 en 43 | ||
Beheerskosten zorgbrede ZBO’s en RWT’s | Artikelen 42, 43 en 98 | Artikelen 42, 43 en 98 | ||
Bijdragen aan ZonMw | Artikel 41 | Artikel 41 | ||
Programma-uitgaven Jeugd | Artikel 45 | Artikel 45 | Artikel 5 Jeugd | |
Programma-uitgaven Sport en bewegen | Artikel 46 | Artikel 46 | Artikel 6 Sport en bewegen | |
Programma-uitgaven Oorlogsgetroffenen en herinnering WOII | Artikel 47 | Artikel 47 | Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en herinnering WOII | |
Zorgtoeslag | Artikel 42 | Artikel 42 | Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten | |
Wtcg | Artikel 43 | Artikel 43 | ||
TSZ-regeling | Artikel 43 | Artikel 43 | ||
Programma-uitgaven Internationale Samenwerking | Artikel 98 | Artikel 97 | Artikel 9 Algemeen | |
Verzameluitkering | Artikel 98 | Artikel 97 | ||
Strategisch onderzoek RIVM (en NVI) | Artikel 98 | Artikel 97 | ||
Apparaatsuitgaven Volksgezondheid | Artikel 41 | Artikel 98 | Artikel 10 Apparaatsuitgaven (kerndepartement) | |
Apparaatsuitgaven Curatieve zorg | Artikel 42 | Artikel 98 | ||
Apparaatsuitgaven Langdurige zorg | Artikel 43 | Artikel 98 | ||
Apparaatsuitgaven Maatschappelijke ondersteuning | Artikel 44 | Artikel 98 | ||
Apparaatsuitgaven Jeugd | Artikel 45 | Artikel 98 | ||
Apparaatsuitgaven Sport en bewegen | Artikel 46 | Artikel 98 | ||
Apparaatsuitgaven Oorlogsgetroffenen en herinnering WOII | Artikel 47 | Artikel 98 | ||
Apparaatsuitgaven Internationale Samenwerking | Artikel 98 | Artikel 97 | ||
Personeel en materieel kernministerie | Artikel 98 | Artikel 98 | ||
Inspectie voor de Gezondheidszorg | Artikel 98 | Artikel 98 | Artikel 10 Apparaatsuitgaven (inspecties) | |
Inspectie Jeugdzorg | Artikel 98 | Artikel 98 | ||
Sociaal en Cultureel Planbureau en Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling | Artikel 98 | Artikel 98 | Artikel 10 Apparaatsuitgaven (SCP en raden) | |
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg | Artikel 98 | Artikel 98 | ||
Gezondheidsraad | Artikel 98 | Artikel 98 | ||
Uitgaven Nominaal en onvoorzien | Artikel 99 | Artikel 99 | Artikel 11 Nominaal en onvoorzien | |
Premiegefinancierde uitgaven | Artikelen 41 t/m 44 en bijlage Financieel Beeld Zorg | Artikelen 41 t/m 44 en bijlage Financieel Beeld Zorg | Hoofdstuk 2 van de begroting Financieel Beeld Zorg |
In de begroting 2013 zijn daarnaast aanpassingen doorgevoerd in het Financieel Beeld Zorg (FBZ). Zo is een technische leeswijzer toegevoegd, waarin de relatie tussen de begroting en het Budgettair Kader Zorg (BKZ) en het onderscheid tussen premiegefinancierde en begrotingsgefinancierde middelen wordt toegelicht. Het FBZ zelf heeft een meer beleidsmatige focus gekregen en omvat een integraal overzicht van de ontwikkelingen binnen het BKZ. Daarmee wordt invulling gegeven aan de motie Van der Veen (TK 32 710 XVI, nr. 7) en aan de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit het rapport Uitgavenbeheersing in de zorg.
Invulling motie-Schouw
De motie-Schouw (TK 21 501-20, nr. 537) verzoekt onder andere het Ministerie van VWS om aan te geven hoe wordt omgegaan met de aanbeveling van de Europese Commissie om de geplande hervorming van de langdurige zorg ten uitvoer te leggen en deze, gezien de vergrijzing van de bevolking, met verdere maatregelen ter beteugeling van de kostenstijging aan te vullen.
Paragraaf III van de beleidsagenda heeft betrekking op de langdurige zorg. In onderdeel «c. Afremmen uitgavengroei» wordt beschreven welke maatregelen in de langdurige zorg worden genomen om de betaalbaarheid van de zorg te verbeteren.
Beleidsartikelen
Tabel rol en verantwoordelijkheden
Welke rol speelt de minister bij het bereiken van het doel? Hier moet duidelijk worden waar de minister zelf verantwoordelijk voor is, wat de belangrijkste instrumenten zijn en welke wet- en regelgeving van toepassing is.
Voor de keuze van de rol van de minister zijn vier typologieën van toepassing. Het gaat om stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren. Aangezien het gaat om typologieën sluit de rol van de minister in veel gevallen niet geheel één op één aan bij een van de beschreven rollen; de meest van toepassing zijnde rol is bepaald en omschreven.
Budgetflexibiliteit
Het verschil tussen totale programma-uitgaven en de juridisch verplichte programma-uitgaven geeft de mate aan waarin de programma-uitgaven nog niet juridisch verplicht zijn. Dit vormt een indicatie voor de mate van de budgetflexibiliteit: de ruimte die budgettair technisch bezien beschikbaar is voor een alternatieve besteding. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid van de beleidsartikelen is door middel van een percentage aangeven hoeveel procent van de programma-uitgaven juridisch verplicht is.
Budgettair Kader Zorg en de begroting van VWS
In voorliggende begroting zijn, naast de begrotingsuitgaven van het Ministerie van VWS, ook de collectief gefinancierde zorguitgaven opgenomen. Hieronder wordt eerst ingegaan op de ministeriële verantwoordelijkheid bij de zorguitgaven. Vervolgens wordt het onderscheid tussen begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven toegelicht en wordt de relatie tussen het Budgettair Kader Zorg (BKZ) en de begroting van VWS verduidelijkt.
Ministeriële verantwoordelijkheid en budgetrecht van de Staten-Generaal
De minister van VWS beheert zelf de begrotingsgefinancierde middelen. Dat wil zeggen: VWS gaat zelf alle verplichtingen aan en verricht de uitgaven rechtstreeks ten laste van de begroting. Bij de premiegefinancierde zorguitgaven is dat anders; hieraan liggen vooral individuele beslissingen ten grondslag van de partijen die bij de zorg betrokken zijn. Zorgaanbieders leveren zorg aan patiënten/cliënten en declareren de kosten bij zorgverzekeraars en zorgkantoren. VWS is verantwoordelijk voor de randvoorwaarden en de regelgeving. VWS ziet toe op de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de gezondheidszorg, maar verricht de uitgaven niet zelf.
Op de begrotingsgefinancierde uitgaven is het budgetrecht van de Staten-Generaal van toepassing. De Eerste en Tweede Kamer hebben het recht de uitgaven te beoordelen, goed te keuren of te verwerpen. De Tweede Kamer heeft tevens het recht van amendement. Zo bepalen de Staten-Generaal samen met het kabinet welk deel van de belastinginkomsten wordt besteed aan zorggerelateerde uitgaven.
De collectieve zorguitgaven betaald uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden voor een belangrijk deel uit premies gefinancierd. Zij worden daarom aangeduid als premiegefinancierde zorguitgaven. Deze uitgaven maken op grond van de Comptabiliteitswet geen onderdeel uit van de rijksbegroting. Zij worden niet opgenomen in de begrotingsstaat van de VWS-begroting. Het budgetrecht is op deze uitgaven niet van toepassing. De uitgaven maken wel deel uit van het beheersingsregime van het Budgettair Kader Zorg. In de begrotingsstukken van VWS wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van de zorguitgaven en de beleidsontwikkelingen. In het Financieel Beeld Zorg (FBZ) is een overzicht opgenomen van alle uitgaven die onder het Budgettair Kader Zorg vallen. Hierin wordt ook ingegaan op de ontwikkeling van de uitgaven in het Budgettair Kader Zorg.
Overzicht 1: Zorguitgaven naar financieringsbron
Het Budgettair Kader Zorg (BKZ)
Het Budgettair Kader Zorg is het kader waarbinnen de zorguitgaven moeten blijven, overeenstemmend met de afspraken in het kabinet. De BKZ-uitgaven bestaan uit de zorguitgaven op grond van de Zvw en de AWBZ. Een deel van de begrotingsuitgaven van VWS wordt ook toegerekend aan het BKZ. Tot deze categorie horen een deel van de uitgaven aan de zorgopleidingen, de uitgaven van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de uitgaven voor zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland. Deze uitgaven worden op de VWS-begroting verantwoord. Verder vallen onder de bruto-BKZ-uitgaven middelen die via andere begrotingshoofdstukken beschikbaar komen. Het gaat hierbij om de middelen die via het Gemeentefonds worden uitgekeerd aan gemeenten voor uitgaven voor huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ten slotte zijn er bedragen gereserveerd op de aanvullende post in de Miljoenennota voor onder meer loon- en prijsbijstelling voor de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven.
Het verplicht eigen risico en de eigen bijdragen worden samen gerekend als niet-belastingontvangsten. De bruto-BKZ-uitgaven minus deze niet-belastingontvangsten vormen de netto-BKZ-uitgaven. Het Budgettair Kader Zorg is het kader voor de netto-BKZ-uitgaven.
Begroting VWS
De VWS-begroting bevat uitgaven voor onder meer preventie, jeugdzorg en sport. Ook uitgaven om het zorgstelsel goed te laten functioneren, maar die niet direct zijn te relateren aan de zorgverlening, komen rechtstreeks ten laste van de begroting. Voorbeelden hiervan zijn de exploitatiekosten van de Zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Deze uitgaven worden gerekend tot de budgetdisciplinesector Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng).
Overzicht 2 toont het onderscheid tussen het BKZ, de begrotingsuitgaven en de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven. De grote bol betreft de uitgaven die onder het Budgettair Kader Zorg vallen. Het grootste deel hiervan zijn premiegefinancierde uitgaven op grond van de AWBZ en de Zvw. De kleine bol betreft de VWS-begroting. Een deel daarvan wordt gerekend tot het kader Rijksbegroting in enge zin of behoort niet tot een van de drie uitgavenkaders (de rijksbijdragen en de zorgtoeslag). De overlap tussen de twee bollen bestaat uit uitgaven die onderdeel uitmaken van de begroting van VWS, maar worden toegerekend aan het Budgettair Kader Zorg (Wtcg, uitgaven Caribisch Nederland en zorgopleidingen). De uitgaven op grond van de Wmo maken ook onderdeel uit van het Budgettair Kader Zorg. Deze uitgaven worden echter verantwoord op het Gemeentefonds.
Overzicht 2: Onderscheid tussen Budgettair Kader Zorg (BKZ) en VWS-begroting
Tabel 1 geeft een overzicht van de bruto-BKZ-uitgaven. In overzicht 3 is deze uitsplitsing visueel gepresenteerd.
Vindplaats | Artikel | Omschrijving | 2013 | Premie (P) / Begroting (B) |
---|---|---|---|---|
FBZ | Zvw | 41,0 | P | |
FBZ | AWBZ | 27,3 | P | |
Begroting VWS | 4 | Zorgopleidingen | 0,2 | B |
Begroting VWS | 4 | Zorg Caribisch Nederland | 0,1 | B |
Begroting VWS | 8 | Wtcg | 0,4 | B |
Gemeentefonds/BZK | Wmo | 1,5 | B | |
Aanvullende Post Miljoenennota/ Begroting VWS | Loon- en prijsbijstelling | 0,0 | B | |
Bruto-BKZ-uitgaven stand ontwerpbegroting 2013 | 70,5 |
Bron: VWS, NZa productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens, CVZ (voorlopige) financieringslasten Zvw en AWBZ.
Overzicht 3: Bruto BKZ-uitgaven
Tabel 2 toont de bruto-BKZ-uitgaven en BKZ-ontvangsten, maar dan uitgesplitst naar financieringsbron. Het verplicht eigen risico en de eigen bijdragen zijn niet-belastingontvangsten. De bruto-uitgaven minus deze niet-belastingontvangsten vormen de netto-BKZ-uitgaven. Deze netto-BKZ-uitgaven worden getoetst aan het Budgettair Kader Zorg, dat is vastgesteld in de Startnota van het kabinet.
2013 | |
---|---|
Bruto-BKZ-uitgaven stand ontwerpbegroting 2013 | 70,5 |
Premiegefinancierd | 68,3 |
waarvan AWBZ | 27,3 |
waarvan Zvw | 41,0 |
Begrotingsgefinancierd | 2,1 |
waarvan Wmo | 1,5 |
waarvan Zorgopleidingen | 0,2 |
waarvan Wtcg | 0,4 |
waarvan zorg Caribisch Nederland | 0,1 |
waarvan Overig | 0,0 |
BKZ-ontvangsten standontwerpbegroting 2013 | 4,7 |
waarvan Eigen bijdrage Zvw | 2,9 |
waarvan Eigen bijdrage AWBZ | 1,8 |
Netto-BKZ-uitgaven stand ontwerpbegroting | 65,8 |
Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.
Financiering van de zorguitgaven en de sociale fondsen
De collectieve zorguitgaven worden gefinancierd uit premies (nominale ziektekostenpremie, inkomensafhankelijke bijdrage en AWBZ-premie), belastingmiddelen (rijksbijdragen), vanuit de begroting (rijksbijdrage voor de financiering van de premie voor jongeren onder de 18 jaar, Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) en Rijksbijdrage financiering abortusklinieken), het verplicht eigen risico in de Zvw en eigen bijdragen. De premie-inkomsten worden gerekend tot de collectieve lasten en tellen daarom mee in de inkomstenindicator van het kabinet. Dit betekent dat iedere verandering in de hoogte van de premies wordt gecompenseerd door lastenverzwaring of lastenverlichting elders.
De Zvw en de AWBZ zijn volksverzekeringen, waar iedere ingezetene in Nederland verplicht premie voor betaalt en aanspraken aan ontleent. Een deel van de financiering loopt via de sociale fondsen, het Zorgverzekeringsfonds (ZVF) en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ). Deze fondsen maken geen onderdeel uit van de rijksbegroting, maar behoren wel tot de sector overheid. Veranderingen in de financiële positie van de fondsen hebben daarom invloed op het EMU-saldo. De fondsen worden gevoed met premies die door het kabinet worden vastgesteld (de inkomensafhankelijke bijdrage en de AWBZ-premie) en de rijksbijdragen. Ook een eventueel exploitatietekort in het ZVF of het AFBZ kan worden gezien als financiering van de zorguitgaven. Het exploitatiesaldo van de fondsen telt mee in het EMU-saldo en de EMU-schuld van het Rijk. Het Rijk moet hiervoor meer (of minder) lenen.
De nominale ziektekostenpremie wordt niet door het kabinet vastgesteld en wordt rechtstreeks door burgers betaald aan zorgverzekeraars. Het ZVF werkt als een verzekeringsfonds voor zorgverzekeraars. Uit het AFBZ worden de aanspraken betaald die burgers en instellingen hebben op grond van de AWBZ.
In het Financieel Beeld Zorg is aandacht voor de financiering van de zorguitgaven en de financiële positie van de fondsen.