Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de aangepaste Wet financieel statuut van het koninklijk huis. De technische aanpassing en actualisering van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 505) en gepubliceerd in het Staatsblad (Staatsblad 2008, 535), vormt de basis voor de ramingen van dit begrotingsartikel.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2013 | 7.277 | 7.277 | 7.277 | 7.277 | 7.277 | ||
Mutatie eerste suppletoire begroting 2013 | 180 | 270 | 270 | 270 | 270 | 270 | |
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Extrapolatie | 7.277 | ||||||
2. Nominale bijstelling | 67 | 67 | 67 | 67 | 67 | ||
Stand ontwerpbegroting 2014 | 7.208 | 7.457 | 7.614 | 7.614 | 7.614 | 7.614 | 7.614 |
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2013 | nihil | nihil | nihil | nihil | nihil | nihil | |
Stand ontwerpbegroting 2014 | nihil | nihil | nihil | nihil | nihil | nihil | nihil |
De stijging in 2014 ten opzichte van 2013 wordt veroorzaakt door de stijging van de consumentenprijsindex die van toepassing is op de materiële uitgaven die onderdeel zijn van de uitkeringen op grond van de Wet financieel statuut van het koninklijk huis.
Deze uitkeringen bestaan uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. Voor de A-component is als basis genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State in het jaar 2013 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007. De raming is hiermee gelijk aan het werkelijke uitgavenniveau 2013.
De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.
Als basis voor de B-component is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2013 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007. De raming is hiermee gelijk aan het werkelijke uitgavenniveau 2013. Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2012 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2013 en 2014 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2013.
Indien de uiteindelijke loon- en prijsontwikkeling voor 2013 en 2014 afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken.
De raming over 2014 is als volgt samengesteld:
A Inkomen | B Personele en materiële uitgaven | Totaal | |
---|---|---|---|
De Koning | 817 | 4.469 | 5.286 |
De echtgenote van de Koning | 324 | 582 | 906 |
De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap | 462 | 960 | 1.422 |
Totaal | 7.614 |