Artikel
Algemene doelstelling
Het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een voorgezet onderwijsstelsel dat zodanig functioneert, dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.
Financieren:
De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het voortgezet onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren:
De Minister stimuleert specifieke onderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.
Regisseren:
De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.
Indicatoren/kengetallen
Doelstelling/indicator | Basiswaarde (jaartal) | Tussenwaarde1 (jaartal) | Streefwaarde (jaartal) | Bron2 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt | ||||||
a) | Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd | ||||||
• | Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest3 | 56% (2014) | 41% (2016) | 25% (2018) | SA | ||
• | Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s | Nog in ontwikkeling4 | 100% (2018) | SA | |||
• | Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod5 | Nog in ontwikkeling | 0% (2020) | SA | |||
b) | Vergroten studiesucces | ||||||
• | Aandeel zittenblijvers | 5,9%6 (2013) | 4,7% (2017) | 3,9% (2020) | SA | ||
2 | Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat | ||||||
a) | Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders | ||||||
• | Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren7 | 84,1 (2013) | 96% (2016) | 100% (2017) | SA | ||
• | Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding8 | vo | 33% (2013) | 40% (2017) | 50% (2020) | SA, LA | |
Bovenbouw vwo9 | 53% (2013) | Hoger (2017) | 80–85% (2020) | SA, LA | |||
• | Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst | betreft alle leraren 74% (2013) | 86% (2017) | Betreft de leraren met tenminste 3 jaar werkervaring 100% (2020) | SA, LA | ||
• | Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst | Betreft alle leraren 32% (2013) | 40% (2017) | Betreft de leraren met ruime ervaring 100% (2020) | SA, LA | ||
b) | Verbetercultuur | ||||||
• | Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review | 63% (2014) | 81% (2017) | 100% (2020) | LA, T | ||
• | Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister (po/vo/mbo) | 7,9% (2014) | 20% (2016) | 100% (2017) | SA, LA, T | ||
c) | Veilig leerklimaat | ||||||
• | Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt | 93% (2012) | Stabiel of hoger (2017) | Stabiel of hoger (2020)10 | T | ||
3 | Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties | ||||||
• | Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld | 94% (2014) | Hoger (2016) | 100% (2017) | SA, T | ||
• | Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt | 47%11 (2012–2013) | 77% (2017) | 100% (2020) | SA | ||
• | Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert | Nog in ontwikkeling12 | 100% (2017–2018) | SA | |||
• | Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert | Nog in ontwikkeling12 | 100% (2017–2018) | SA | |||
• | Aantal voortijdig schoolverlaters (vo/mbo) | 41.800 (2009) | 25.000 (2014/2015) | 25.000 (2015/2016) | |||
4 | Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren | ||||||
• | Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek | 23% (2012) | 28% (2016) | 30% (2017) |
De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).
SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.
De indicator «Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs» is gewijzigd. Deze indicator en streefwaarde sluit beter aan bij de vraagstelling uit de peiling in 2014.
Het voorheen genoemde percentage van 68 procent wordt niet meer gehanteerd. Dit percentage was het resultaat van een meting onder scholen gericht op het aanbod voor hoogbegaafde – en excellente leerlingen in het VWO; het beleid uit het (oude) bestuursakkoord VO. Het toptalentenbeleid, zoals opgenomen in het sectorakkoord po en vo, is verbreed.
Deze indicator is gewijzigd op basis van het sectorakkoord po en vo. Betrouwbare gegevens op zijn vroegst eind 2015 beschikbaar.
De basiswaarde (5,9 procent) is gecorrigeerd i.v.m. een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de streefwaarde 3,9 procent geworden.
Om eenduidigheid te creëren tussen de afspraken in het sectorakkoord vo en de begroting, is de indicator aangepast. De waardes zijn gelijk gebleven aan de voorgaande begroting.
De streefwaarde is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2015 om een realistischer beeld te geven i.v.m. haalbaarheid van de doelstelling.
Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).
De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt de indicator over de verbetertermijn van (zeer) zwakke scholen in het po en vo. In het Onderwijsverslag 2013-2014 worden de gegevens over de absolute aantallen afdelingen dat zich verbetert in een bepaalde termijn gegeven. Voor deze indicator zijn we op zoek naar het percentage van de totale populatie (zeer) zwakke scholen en afdelingen, dus inclusief de scholen en afdelingen die zich nog niet hebben verbeterd. Bij het opstellen van de begroting 2016 waren deze gegevens nog niet beschikbaar. In de voortgangsrapportage Sectorakkoorden po en vo zullen de waardes worden opgenomen.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. | Totaal aantal ingeschreven leerlingen1 Nader te verdelen in: | 956.600 | 959.300 | 953.400 | 940.400 | 924.100 | 906.000 | 891.200 | |
• | Vmbo, excl. lwoo (excl. «groen onderwijs») | 324.400 | 325.500 | 322.100 | 315.200 | 306.800 | 297.800 | 291.200 | |
• | Lwoo (excl. «groen onderwijs») | 90.400 | 88.400 | 86.100 | 83.500 | 81.800 | 80.200 | 79.300 | |
• | Havo | 252.700 | 254.200 | 253.700 | 251.800 | 248.700 | 245.000 | 241.600 | |
• | Vwo | 254.000 | 255.900 | 256.500 | 255.500 | 253.400 | 250.500 | 247.600 | |
• | Pro | 28.900 | 29.000 | 28.600 | 27.900 | 26.900 | 26.000 | 25.100 | |
• | Vavo | 6.200 | 6.300 | 6.400 | 6.500 | 6.500 | 6.500 | 6.400 | |
2. | Uitgaven per leerling (x €)2 | 7.682 | 7.889 | 7.863 | 7.913 | 7.991 | 8.037 | 8.082 | |
3. | Totaal aantal scholen | 643 | 643 | 643 | 643 | 643 | 643 | 643 | |
4. | Gemiddeld aantal leerlingen per school | 1.488 | 1.492 | 1.483 | 1.463 | 1.437 | 1.409 | 1.386 |
Beleidswijzigingen
De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van het voortgezet onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda.
Het in 2014 gesloten sectorakkoord voortgezet onderwijs heeft als hoofddoel te komen tot professionele scholen, die zich voortdurend verbeteren en werken aan uitdagend onderwijs afgestemd op de behoefte van de leerling. Veel scholen zijn in het schooljaar 2014/2015 aan de slag gegaan met de doelstellingen uit het akkoord en scholen zullen zich in 2016 verder inspannen voor de gestelde doelen. Bijvoorbeeld dat leerlingen meer worden uitgedaagd en minder blijven zitten, dat steeds meer scholen aantoonbaar opbrengstgericht werken en dat het aantal masteropgeleide docenten toeneemt. In oktober 2015 verschijnt de eerste voortgangsrapportage.
In 2016 lopen de middelen uit de regeling Prestatiebox VO, zoals vastgelegd in het sectorakkoord VO, op naar ruim € 201 miljoen.
Om zittenblijven te voorkomen, is er structureel € 9 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is en wordt in 2015 en 2016 als aparte subsidie verstrekt. In 2015 was deze subsidie beschikbaar voor zomerscholen. Door leerlingen die dreigen te blijven zitten in de gelegenheid te stellen om gedurende de zomervakantie «bij te spijkeren», hoeft een deel van die leerlingen niet een heel jaar over te doen. Voor 2016 wordt weer een subsidieregeling gepubliceerd, waarmee naast zomerscholen ook vergelijkbare voorzieningen in andere vakanties (voorjaars- of meivakantie) bekostigd kunnen worden om zittenblijven te voorkomen. Daarna zal bezien worden of het beschikbare bedrag vanaf 2017 kan worden bekostigd via de prestatiebox of de lumpsum.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 7.486.937 | 7.720.600 | 7.579.547 | 7.542.207 | 7.450.629 | 7.465.553 | 7.349.007 | ||
Waarvan garantieverplichtingen | 39.139 | 2.850 | |||||||
Totale uitgaven | 7.315.883 | 7.578.227 | 7.574.452 | 7.571.832 | 7.541.214 | 7.453.203 | 7.349.007 | ||
Waarvan juridisch verplicht (%) | 99,9% | ||||||||
Bekostiging | 7.157.951 | 7.409.386 | 7.445.589 | 7.459.222 | 7.431.590 | 7.343.000 | 7.238.699 | ||
• | Hoofdbekostiging | 6.855.763 | 7.090.630 | 7.084.338 | 7.072.442 | 7.042.778 | 6.954.157 | 6.849.842 | |
– | Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum | 6.276.935 | 6.492.131 | 6.473.351 | 6.464.514 | 6.441.689 | 6.361.674 | 6.266.901 | |
– | Bekostiging lichte ondersteuning | 566.334 | 582.398 | 598.566 | 595.456 | 588.603 | 580.011 | 570.469 | |
– | Bekostiging Caribisch Nederland | 12.494 | 16.101 | 12.421 | 12.472 | 12.486 | 12.472 | 12.472 | |
• | Prestatiebox | 149.854 | 175.900 | 201.295 | 226.824 | 228.856 | 228.887 | 228.901 | |
– | Regeling prestatiebox voortgezet onderwijs | 149.854 | 175.900 | 201.295 | 226.824 | 228.856 | 228.887 | 228.901 | |
• | Aanvullende bekostiging | 152.334 | 142.856 | 159.956 | 159.956 | 159.956 | 159.956 | 159.956 | |
– | Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het VO | 48.425 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2 | 18.600 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs) | 3.505 | 3.200 | 3.200 | 3.200 | 3.200 | 3.200 | 3.200 | |
– | Regeling leerplusarrangement, nieuwkomers en eerste opvang vreemdelingen | 80.382 | 78.020 | 78.020 | 78.020 | 78.020 | 78.020 | 78.020 | |
– | Regeling visueel gehandicapten | 1.300 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Regeling bekostiging kenniscentra voor leerwerktrajecten vmbo | 122 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 | |
– | Regeling functiemix VO Randstadregio's | 0 | 61.386 | 61.386 | 61.386 | 61.386 | 61.386 | 61.386 | |
– | Convenanten met RMC-regio's | 0 | 0 | 17.100 | 17.100 | 17.100 | 17.100 | 17.100 | |
Subsidies | 51.025 | 71.187 | 54.590 | 39.507 | 38.911 | 39.532 | 39.639 | ||
– | Stichting Kennisnet (basissubsidie) PO, VO, MBO | 17.500 | 12.000 | 12.000 | 12.000 | 12.000 | 12.000 | 12.000 | |
– | ICT-projecten | 1.390 | 1.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Beter presteren (Scholen aan Zet en Platform Beta en Techniek) | 0 | 2.600 | 3.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Onderwijs Bewijs | 1.468 | 1.176 | 474 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Regionale verwijzingscommissies VO1 | 6.866 | 6.985 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Pilots zomerscholen2 | 0 | 9.000 | 9.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Overige projecten | 23.801 | 38.426 | 30.116 | 27.507 | 26.911 | 27.532 | 27.639 | |
Opdrachten | 2.513 | 1.888 | 1.788 | 2.070 | 2.381 | 2.347 | 2.353 | ||
– | In- en uitbesteding | 2.513 | 1.888 | 1.788 | 2.070 | 2.381 | 2.347 | 2.353 | |
Bijdragen aan agentschappen | 37.072 | 30.339 | 27.241 | 25.877 | 25.084 | 25.078 | 25.070 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs | 37.072 | 30.339 | 27.241 | 25.877 | 25.084 | 25.078 | 25.070 | |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's | 67.126 | 65.189 | 45.006 | 44.908 | 43.000 | 42.998 | 42.998 | ||
– | ZBO: College voor Toetsen en Examens | 10.785 | 9.892 | 5.084 | 3.965 | 3.965 | 3.965 | 3.965 | |
– | SLOA: onderwijs ondersteunende instellingen PO/VO/MBO (incl. examens) | 56.341 | 55.297 | 39.922 | 40.943 | 39.035 | 39.033 | 39.033 | |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 196 | 238 | 238 | 248 | 248 | 248 | 248 | ||
– | GRAZ (ECML) en PISA | 196 | 238 | 238 | 248 | 248 | 248 | 248 | |
Ontvangsten | 8.588 | 1.361 | 4.661 | 1.361 | 1.361 | 1.361 | 1.361 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 3 is voor 2016 99,9 procent juridisch verplicht.
Bekostiging:
Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de wet voor voortgezet onderwijs, onderliggende besluiten en uitvoeringsregelingen. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.
Subsidies:
Van het beschikbare budget is in 2016 90 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten:
Van het beschikbare budget is in 2016 ruim 85 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht, bijvoorbeeld voor communicatie over wetswijzigingen. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht
Bijdrage aan agentschappen:
Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s:
Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het College voor Toetsen en Examens en de onderwijs ondersteunende instellingen (SLOA). Op basis van overeenkomsten worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties:
Van het beschikbare budget in 2015 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan de eerdergenoemde internationale organisaties.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum
Het voortgezet onderwijs kent een lumpsumbekostiging voor de reguliere uitgaven. De schoolbesturen ontvangen van de rijksoverheid een bedrag voor de personele en materiële kosten. Hiermee worden de schoolbesturen in staat gesteld om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en te voorzien in de kosten van de materiële instandhouding van scholen. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen en de schoolsoort.
Bekostiging lichte ondersteuning
Met de landelijke budgettering van lwoo/pro is vanaf 2014 het bedrag per leerling lwoo/pro gesplitst in een deel basisbekostiging en een deel bekostiging lichte ondersteuning. In deze bekostiging lichte ondersteuning is ook begrepen het budget voor het regionaal zorgbudget.
Bekostiging Caribisch Nederland
Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Prestatiebox
Met ingang van 1 januari 2015 is de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs financieel en inhoudelijk aangepast op basis van het eerdergenoemde Sectorakkoord.
Het bedrag voor 2016 bedraagt ruim € 201 miljoen, een verhoging ten opzichte van 2015 met zo’n € 25 miljoen. Deze verhoging heeft met name betrekking op meer inzet op het bieden van uitdagend onderwijs voor elke leerling en op meer en beter gekwalificeerde masteropgeleide leraren, zoals in het sectorakkoord is afgesproken.
Het budget voor de prestatiebox betreft ruim 2,8 procent van de totale (hoofd)bekostiging.
Aanvullende bekostiging
Leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen
De regeling «leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen» bestaat uit drie onderdelen:
Leerplusarrangement: scholen komen bij een bepaald percentage leerlingen uit achterstandswijken in aanmerking voor aanvullende bekostiging van het Leerplusarrangement.
Nieuwkomers: de aanvullende bekostiging is bestemd voor leerlingen die op enige teldatum korter dan een jaar, dan wel één tot twee jaar in Nederland zijn en die vreemdeling zijn volgens de Vreemdelingenwet 2000.
Eerste opvang vreemdelingen: dit onderdeel van de regeling kent twee peildata, namelijk 1 april en 1 oktober. De aanvullende bekostiging is bestemd voor vreemdelingen die op een van de twee peildata als daadwerkelijk schoolgaand staan ingeschreven en die korter dan één jaar in Nederland verblijven.
Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs)
De beleidsregel IGVO geeft aan op welke wijze scholen een aanvraag kunnen doen voor erkenning en bekostiging van een opleiding voor internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs, hoe dat onderwijs moet worden ingericht en op welke wijze de Minister dit onderwijs bekostigt. De financiële middelen bij deze regeling betreffen de toeslag die scholen per leerling per jaar ontvangen. Daarnaast worden leerlingen IGVO bekostigd als havo- en vwo leerlingen conform het bekostigingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs.
Functiemix vo Randstadregio’s
Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het aktieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de functiemix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.
Convenanten met RMC-regio’s
In het Regeerakkoord «Bruggen slaan» is afgesproken het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te brengen naar maximaal 25.000 in 2016. Om deze doelstelling te realiseren, zijn in 2012 meerjarige prestatiegerichte convenanten afgesloten voor de periode 2012–2015. De partners van deze convenanten zijn scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsonderwijs, de contactgemeenten van de 39 RMC-regio’s en het rijk. Op basis van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en de Regeling prestatiebox ontvangen de onderwijsinstellingen een vaste vergoeding en een (variabele) prestatiesubsidie. De variabele vergoeding wordt per jaar vastgesteld aan de hand van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters. Toekenning vindt plaats als één of meer procentuele vsv-normen is behaald.
Subsidies
Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 10: Subsidies). De belangrijkste hiervan zijn de subsidies voor Stichting Kennisnet, voor het programma «School aan Zet», voor het stimuleringsprogramma van het Platform Bèta en Techniek en voor de pilots zomerscholen.
Stichting Kennisnet ondersteunt onderwijsinstellingen bij het benutten van ICT. «School aan Zet» is een programma dat ondersteuning biedt aan besturen en scholen in het voortgezet onderwijs bij de implementatie van de door OCW en de VO-raad vastgestelde beleidsprioriteiten. Met het stimuleringsprogramma 2012–2015 van het Platform Bèta en Techniek wordt verder geïnvesteerd in het vergroten van de aandacht voor bètatechniek in onder andere het voortgezet onderwijs. Onderdeel hiervan zijn de programma’s uit het «Techniekpact», met als doel om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector te verbeteren via een betere samenwerking tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven.
Opdrachten
Onder deze post vallen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken. Bijvoorbeeld de monitor sociale veiligheid en de monitor experiment regelluwe scholen.
Bijdrage aan agentschappen
Dienst Uitvoering Onderwijs
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
ZBO: College voor Toetsen en Examens
Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) zorgt voor uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de centrale examens in het reguliere voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, de volwasseneneducatie, de staatsexamens voor het voortgezet onderwijs en voor Nederlands als tweede taal (NT2). Het CvTE is verantwoordelijk voor de invoering van de digitale examens en de verwachte diagnostische tussentijdse toets. Daarnaast is het CvTE regievoerder over de examenketen en heeft zij een regierol voor de centrale eindtoets po. In die hoedanigheid heeft zij de taak om namens de overheid de kwaliteit van al deze toetsen en examens te waarborgen en te zorgen voor een vlekkeloze (digitale) afname.
SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO. Ze ontvangen samen bijna € 40 miljoen voor toets- en examenontwikkeling (incl. diagnostische tussentijdse toets) en normering alsmede leerplanontwikkeling.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Onder deze post vallen bijdragen aan de internationale organisaties European Centre for Modern Lanquages (ECML) en Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) ten behoeve van PISA.
Het ECML geldt in Europa en daarbuiten als hét expertisecentrum voor het talenonderwijs. Door deelname hieraan blijft Nederland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op dit terrein.
De internationale bijdrage aan OECD is een voorwaarde voor deelname aan het PISA project, waardoor één keer in de drie jaar kan worden gemeten hoe de prestaties van 15-jarigen zich ontwikkelen op het gebied van wiskunde lezen en «science».
Artikel