De begroting van SZW bevat negen bijlagen.
Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen en SZA-kader
De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de begrotingsgefinancierde regelingen zoals opgenomen in deze begroting. Hij is daarnaast ook beleidsverantwoordelijk voor een aantal regelingen die niet begrotings- maar (grotendeels) premiegefinancierd zijn. In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt daarom gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke budgettaire tabel. In de beleidsagenda en in de bijlage SZA-kader inclusief verdiepingshoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De beleidsagenda is hierdoor enkele pagina’s langer dan de norm die de Rijksbegrotingsvoorschriften hieraan stelt.
Groeiparagraaf
De (toelichting op de) algemene doelstelling van de beleidsartikelen is aangepast in die artikelen waar de voortgang van het wetgevingsproces daar aanleiding toe heeft gegeven. Daarnaast heeft de wens tot meer consistentie in de formulering van de doelstellingen tot enkele aanpassingen geleid. Er zijn geen wijzigingen in de toedeling van de financiële instrumenten aan de artikelen. In beleidsartikel 7 (Kinderopvang) zijn, mede naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer, meer kerncijfers over het gebruik en over de financiering van de kinderopvang dan in de vorige begrotingen opgenomen. Tevens is het gebruik van hyperlinks in deze begroting op verzoek van de Tweede Kamer verder uitgebreid.
Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister en Staatssecretaris
In de Comptabiliteitswet (CW) is in artikel 19 geregeld dat de Minister verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting(en) van een Ministerie. Daarom wordt de begrotingswet ook ondertekend door de Minister. Dit komt in de beleidsartikelen tot uitdrukking onder het kopje «Rol en verantwoordelijkheid Minister». De Staatssecretaris wordt hier niet genoemd. Het begrip Staatsecretaris komt in de CW niet voor. De verhouding tussen Minister en Staatssecretaris is in de Grondwet (artikel 46) geregeld. De Staatssecretaris wordt belast met een deel van de taken van de Minister. Minister en Staatssecretaris verdelen de taken onderling op aanwijzing van de Minister. Voor SZW betekent dit dat de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor een groot aantal beleidsinstrumenten die in de begroting zijn opgenomen, zoals in de beleidsartikelen 2 (o.a. Macrobudget participatiewetuitkeringen, Participatiewet, Wsw), 4 (Wajong), 8 (AOW, pensioenbeleid), 9 (Anw) en 11 (uitvoeringskosten SVB). Dit ongeacht het feit dat de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris in de beleidsartikelen niet expliciet bij «Rol en verantwoordelijkheid» wordt vermeld.
Kerncijfers handhaving
Op het terrein van handhaving wordt thematisch verantwoord. Voor een groot aantal regelingen zijn kerncijfers voor preventie, opsporing en terugvordering opgenomen. Voor de meeste kerncijfers geldt dat er nu ten minste twee metingen beschikbaar zijn. Niet altijd kan getoetst worden of geconstateerde verschillen statistisch significant zijn, omdat soms de vraagstelling is veranderd, bijvoorbeeld als gevolg van wijziging in de verplichtingen waaraan uitkeringsgerechtigden dienen te voldoen. Het vergelijken van kennis over die verplichtingen van jaar op jaar is dan lastig.
In voorliggende begroting zijn voor de tweede keer cijfers over het terugvorderen van ten onrechte betaalde uitkeringen en opgelegde boetes, ontstaan onder de Fraudewet 2013, opgenomen. Aan de hand van een representatieve steekproef van fraudevorderingen en boetes die in een bepaald jaar zijn ontstaan, wordt gedurende vijf jaren gevolgd welk deel van die uitstaande vorderingen daadwerkelijk wordt geïncasseerd. Deze incassoratio’s worden voor de verschillende wetten op vergelijkbare wijze berekend. De incassoratio’s 2013 van de regelingen die door het UWV worden uitgevoerd zijn in 2013 iets afwijkend samengesteld dan in 2014 en geven daardoor een enigszins geflatteerd beeld.
Kerncijfers handhaving worden gepresenteerd in 8 van de 13 beleidsartikelen. Op verzoek van de Tweede Kamer wordt op dit moment gewerkt aan een meer samenhangende presentatie van kerncijfers, waaronder ook de kerncijfers over handhaving. Over dit onderwerp zal voor de begrotingsbehandeling 2016 een brief aan de Tweede Kamer worden gestuurd.
Budgetflexibiliteit
Zoals voorgeschreven wordt in de budgettaire tabellen vermeld welk percentage van de voor het jaar 2016 geraamde uitgaven juridisch verplicht is. In de meeste beleidsartikelen is dit percentage (nagenoeg) 100, aangezien de uitgaven vrijwel volledig voortvloeien uit wet- en regelgeving. Per instrument wordt dit percentage vervolgens nader toegelicht. Het deel van de uitgaven dat niet juridisch is verplicht is veelal op andere wijze verplicht (bijvoorbeeld bestuurlijk gebonden op basis van een convenant). Dit wordt in de beleidsartikelen niet nader aangeduid.
Bronvermelding tabellen met kerncijfers
In tabellen waarin realisatiegegevens van kerncijfers zijn opgenomen wordt in noten onder de tabel verwezen naar de bron van deze gegevens. Ramingen van de kerncijfers komen – tenzij anders vermeld – voor rekening van het Ministerie van SZW.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw1 ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de aanbevelingen.