Realisatie | Planning | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel | Naam artikel | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | Geheel artikel? |
1 | Belastingen | ||||||||
Dienstverlening | √ | Nee | |||||||
Toeslagen | √ | Nee | |||||||
Toezicht en opsporing en massale processen | √ | √ | Nee | ||||||
2 | Financiële markten | √ | Ja | ||||||
3 | Financieringsactiviteiten publiek-private sector | ||||||||
Publiek-private investeringen | √ | Nee | |||||||
Staatsdeelnemingen | √ | Nee | |||||||
4 | Internationale financiële betrekkingen | √ | Ja | ||||||
5 | Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen | √ | Ja | ||||||
6 | Btw-compensatiefonds | √ | Ja | ||||||
9 | Douane | √ | Ja | ||||||
11 | Financiering staatsschuld | √ | Ja | ||||||
12 | Kasbeheer | √ | Ja | ||||||
n.v.t. | Begrotingsbeleid | √ | n.v.t. |
Toelichting
Algemeen
In de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) is vastgelegd dat al het beleid met een zekere regelmaat – ten minste eens in de zeven jaar – dient te worden geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Er moet volgens de RPE sprake zijn van een dekkende programmering van beleidsdoorlichtingen13. De bovenstaande meerjarige planning van de beleidsdoorlichtingen voor het Ministerie van Financiën is dekkend en voldoet aan de RPE-voorschriften.
Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenplanning zie bijlage 5 «Evaluatie- en overig onderzoek».
In 2019 staat één beleidsdoorlichting gepland, namelijk de Financiering staatsschuld (artikel 11).
Artikel 11 Financiering staatsschuld
De algemene doelstelling van artikel 11 luidt: «Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting». Het Agentschap heeft bij de uitvoering van de taak als schuldmanager te maken met verschillende risico’s, zoals financieringsrisico, renterisico, kredietrisico, valutarisico, operationeel risico en reputatierisico. Dit zijn risico’s onderliggend aan het «risico voor de begroting». Het in de doelstelling genoemde «risico voor de begroting» refereert aan de mate waarin de (rente)kosten van jaar tot jaar fluctueren. Bij de invulling van de algemene doelstelling is het van belang te onderkennen dat er sprake is van een afweging tussen kosten en risico’s. Daarbij geldt dat lagere kosten over het algemeen gepaard gaan met hoger risico en vice versa. Welk risiconiveau daarbij acceptabel is, hangt af van de risicopreferentie. Met het risicobeleid wordt de afruil tussen kosten en risico geadresseerd. Belangrijke onderdelen uit het risicobeleid zijn het financieringsbeleid en het renterisicokader. Voor de inrichting van het risicobeleid baseert de Staat zich onder meer op de internationale richtlijnen voor staatsschuldfinanciering die zijn opgesteld door het IMF en Wereldbank14. De voorgenomen beleidsdoorlichting richt zich op zowel het financieringsbeleid als het renterisicokader. De opzet en vraagstelling van deze beleidsdoorlichting is aan de Tweede Kamer aangeboden.