Base description which applies to whole site

5.8 Dienst van de Huurcommissie (DHC)

Inleiding

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt voor een grootste deel gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders een geschil hebben en er onderling niet uitkomen, dan doet de Huurcommissie op verzoek van de huurder of de verhuurder een uitspraak in geschillen over de hoogte van huurprijzen en servicekosten. De Huurcommissie beslecht ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv).

Het Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) Huurcommissie (zonder eigen rechtspersoonlijkheid) wordt ondersteund door het agentschap de Dienst van de Huurcommissie (DHC). Voor de huurders en verhuurders presenteert de Huurcommissie zich als één landelijk opererende, onpartijdige en toegankelijke organisatie.

De Huurcommissie is continu gericht op verbetermogelijkheden bij de uitvoering van haar taken: het voorkomen, helpen oplossen en waar nodig beslechten van geschillen tussen huurder en verhuurder. Het gaat daarbij om verbeteringen in de dienstverlening aan huurders en verhuurders, en verbeteringen in de bedrijfsvoering. De Huurcommissie speelt flexibel in op wijzigingen in het aantal en soort informatievragen, veranderingen in de samenleving, het aantal en soort geschillen en op wijzigingen in de huurprijswet- en regelgeving. Uitgangspunt bij deze verbeteringen is het kader van de wet- en regelgeving van het huurprijsbeleid en de rijksbrede ontwikkelingen die bij alle uitvoeringsorganisaties spelen.

Het aangenomen wetsvoorstel tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met een verdere modernisering van de Huurcommissie en met de introductie van een verhuurdersbijdrage (Stb. 2018, 172, Kamerstukken I 2017–2018, 34 652, nr. A) brengt niet alleen een herziening van de financieringsstructuur met zich mee, maar ook nieuwe taken. Zo is de Huurcommissie per 1 januari 2019 bevoegd om uitspraak te doen in geschillen die voortvloeien uit klachten van de huurder over het handelen of nalaten van de verhuurder bij de producten en diensten die hij aan de huurder levert. Deze taakuitbreiding geldt voor zowel private verhuurders als voor woningcorporaties. Geschillenbeslechting met een bindende uitspraak is echter beperkt tot de gevallen waarin tussen de huurder en verhuurder een gereguleerd huurcontract bestaat. Wanneer een huurder met een klacht een geliberaliseerd huurcontract heeft, kan de Huurcommissie indien beide partijen daarom vragen wel een advies uitbrengen zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

Daarnaast is de Huurcommissie sinds september 2017 door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties officieel aangewezen als buitengerechtelijke geschillenbeslechter in de zin van de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten (ofwel een Europese Alternative Dispute Resolution (ADR) instantie). Met deze wet, die in 2015 van kracht werd, is een Europese richtlijn geïmplementeerd die lidstaten verplicht om een goed werkend en voor consumenten laagdrempelig systeem voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting op te zetten. De Huurcommissie voldoet aan de eisen die aan zo’n geschillenbeslechter – in dit geval voor huurprijsgeschillen – worden gesteld.

Ook de dienstverlening van de Huurcommissie wordt verbeterd. Centraal daarbij staat dat huurders en verhuurders meer keuzemogelijkheden krijgen en daardoor zelf meer invloed hebben op het verloop van de procedure. Dat betekent dat er nieuwe vormen van dienstverlening worden aangeboden en ontwikkeld, zoals een inhoudelijke intake van geschillen, bemiddeling en het afronden van de procedure aan de hand van een onderzoeksrapport.

De meerwaarde van bemiddeling is dat – naast het oplossen van het geschil – gefocust wordt op het verbeteren van de relatie tussen huurder en verhuurder. Bemiddelen is ook aantrekkelijk omdat er kortere en lichtere procedures kunnen worden gevolgd dan bij geschillenbeslechting.

De aanpassing van de dienstverlening van de Huurcommissie vraagt de nodige competenties van de medewerkers en leidt ook tot aanpassingen in de organisatie. Om de benodigde competenties binnen de organisatie op orde te krijgen en de organisatie gereed te maken voor de nieuwe dienstverlening loopt er een verandertraject waar een reorganisatie onderdeel van uitmaakt. De kwantitatieve doelstellingen van de dienst huurcommissie zullen naar verwachting worden gerealiseerd, maar de mogelijkheid om te anticiperen op een hoger dan voorzien werkaanbod is vanwege het verandertraject beperkt.

In de begroting zijn ook de kosten van het ZBO verwerkt.

Staat van baten en lasten

Begroting van baten-lastenagentschap DHC voor het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
 

2017

Stand Slotwet

2018

Vastgestelde begroting

2019

2020

2021

2022

2023

Baten

             

Omzet moederdepartement

12.255

7.489

6.776

6.776

6.776

6.776

6.776

Omzet overige departementen

0

0

0

0

0

0

0

Omzet derden

623

5.725

5.854

5.854

5.854

5.854

5.854

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

3

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

2.302

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

15.183

13.214

12.630

12.630

12.630

12.630

12.630

               

Lasten

             

Apparaatskosten

11.863

10.316

9.731

9.731

9.731

9.731

9.731

personele kosten

7.412

6.535

6.449

6.350

6.300

6.300

6.300

 

waarvan eigen personeel

6.550

5.833

5.259

5.250

5.250

5.250

5.250

 

waarvan externe inhuur

603

702

700

700

700

700

700

 

waarvan overige personele kosten

259

0

490

400

350

350

350

materiële kosten

4.451

3.781

3.282

3.381

3.431

3.431

3.431

 

waarvan apparaat ICT

2.334

1.150

1.184

1.150

1.150

1.150

1.150

 

waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

 

0

0

0

0

 

waarvan overige materiële kosten

2.117

2.631

2.098

2.231

2.281

2.281

2.281

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

494

74

75

75

75

75

75

Materieel

102

74

75

75

75

75

75

 

waarvan apparaat ICT

0

71

74

74

74

74

74

Immaterieel

392

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

2.708

2.824

2.824

2.824

2.824

2.824

2.824

dotaties voorzieningen

18

0

0

0

0

0

0

bijzondere lasten

2.690

2.824

2.824

2.824

2.824

2.824

2.824

Totaal lasten

15.065

13.214

12.630

12.630

12.630

12.630

12.630

               

Saldo van baten en lasten

118

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De reeks Omzet moederdepartement betreft de geraamde bedragen voor de bekostiging van de Huurcommissie, zoals opgenomen in artikel 3, Woningmarkt van de ontwerpbegroting 2019 van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

De wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte brengt nieuwe taken met zich mee. Ook maatschappelijke ontwikkelingen in de rechtspraak, de aanpak van huisjesmelkers en de Nationale Woonagenda hebben gevolgen voor de vraag naar de wettelijke taken van de Huurcommissie. Deze ontwikkelingen zijn in onderstaand overzicht meegenomen. Het streven is om 40% van de geschillen af te handelen via intake en bemiddelen.

Aantal zaken in 2019:

Product

Aantal zaken

Huurprijsgeschillen

4.840

Servicekostengeschillen

2.080

Huurverhogingsgeschillen op basis van punten

490

Huurverhogingsgeschillen op basis van inkomen

730

Wohv geschillen

5

Onderzoeksrapporten rechtbank

10

Onderzoeksrapporten publieksrechtelijke organen

60

Advies geliberaliseerde huurprijs

50

Klachten van huurder over verhuurder

250

Verklaring over redelijkheid van de huurprijs

0

Totaal

8.515

Het aantal zaken betreft een prognose op basis van de instroom van de afgelopen jaren en actuele ontwikkelingen.

Omzet derden

Deze baten betreffen in de eerste plaats de legesopbrengsten die gebaseerd zijn op de veroordeling door de Huurcommissie van geschilpartijen tot vergoeding aan de Staat. De legesontvangsten zijn voor 2019 begroot op € 0,5 mln. Daarnaast dragen verhuurders conform de wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw) met ingang van begrotingsjaar 2018 vast bij aan de kosten van de Huurcommissie. De verhuurdersbijdrage bedraagt voor 2019 € 5,4 mln.

Lasten

Apparaatskosten

De apparaatskosten betreffen zowel de Dienst van de Huurcommissie als de salarissen en vergoedingen van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de zittingsvoorzitters en de zittingsleden van de Huurcommissie (het ZBO).

Personele kosten

De personele kosten betreffen met name de salarissen van de vaste medewerkers van DHC, maar ook de inhuur van externe medewerkers. Voor het opvangen van pieken en voor specifieke projecten waarvoor DHC zelf geen of onvoldoende expertise en capaciteit in huis heeft, wordt een beroep gedaan op externe medewerkers. De overige personele kosten waren in voorgaande jaren opgenomen in de overige materiële kosten. Vanaf 2019 worden deze kosten in de personele kosten meegenomen.

Materiële kosten

De belangrijkste posten zijn huisvesting, bureaukosten, communicatie en ICT. De bijdrage aan SSO's loopt via het kerndepartement en is daarom niet zichtbaar in de staat van baten en lasten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn conform de door de Minister van Financiën voorgeschreven afschrijvingstermijnen. Afgeschreven wordt op computers en kantoorinventaris.

Overige lasten

De Dienst van de Huurcommissie gaat haar dienstverlening veranderen en wordt gereorganiseerd teneinde de competenties van de medewerkers op het juiste niveau te krijgen, de huurders en verhuurders beter van dienst te kunnen zijn en efficiënter (kostenverlagend) te werken. De bijzondere lasten hebben betrekking op de hiermee gepaard gaande transitiekosten. De exacte hoogte van de kosten van de reorganisatie is op het moment van opstellen van deze begroting nog niet bekend.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
   

2017

Stand Slotwet

2018

Vastgestelde begroting

2019

2020

2021

2022

2023

1.

Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen

4.324

2.516

2.590

2.665

2.740

2.815

2.890

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

15.746

13.214

12.630

12.630

12.630

12.630

12.630

 

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 16.304

– 13.140

– 12.555

– 12.555

– 12.555

– 12.555

– 12.555

2.

Totaal operationele kasstroom

– 558

74

75

75

75

75

75

 

–/– totaal investeringen

– 210

 

0

0

0

0

0

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 210

0

0

0

0

0

0

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 854

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 854

0

0

0

0

0

0

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 mln. euro)

2.702

2.590

2.665

2.740

2.815

2.890

2.965

Toelichting

Uitgangspunt is een beginsaldo van € 2,590 mln. per 1 januari 2019.

Operationele kasstroom

Uitgegaan is van een jaarlijks exploitatieresultaat van nul en een stabiel saldo van debiteuren en crediteuren.

Investeringskasstroom

Voor 2019 en volgende jaren is het uitgangspunt dat geen omvangrijke investeringen worden verricht, maar diensten worden afgenomen.

Financieringskasstroom

Er wordt geen beroep gedaan op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren DHC

Omschrijving

2017

Slotwet

2018

Vastgestelde begroting

2019

2020

2021

2022

2023

% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

64

90

90

90

90

90

90

% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden

47

90

90

90

90

90

90

% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90

90

90

90

90

90

90

% Wohv-geschillen afgerond binnen 3 maanden

90

0

0

0

0

0

0

% Wohv-geschillen afgerond binnen 4 maanden

50

90

90

90

90

90

90

% ADR geschillen afgerond binnen 90 dagen

 

90

90

90

90

90

90

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

63

69

69

69

69

69

69

               

Saldo van baten en lasten (%)

1%

0

0

0

0

0

0

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

2014

           

Toelichting

Doorlooptijden

De Huurcommissie werkt met twee verschillende doorlooptijden. In de eerste plaats de doorlooptijd voor de hele procedure, gebaseerd op de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw). Deze telt vanaf het moment dat de verzoeker het voorschot op de leges heeft betaald tot en met het moment waarop de uitspraak wordt verstuurd.

In de tweede plaats de doorlooptijd van ADR (Alternative Dispute Resolution) geschillen, zoals de Implementatiewet voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten voorschrijft. Deze telt vanaf het moment dat het dossier van een zaak compleet is.

Voor de doorlooptijden van geschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte een termijn van maximaal vier maanden. In de afgelopen jaren is geïnvesteerd in de ICT-ondersteuning van het behandelingsproces om deze termijn te kunnen realiseren. Omdat de Huurcommissie bij het behalen van de vermelde doorlooptijden afhankelijk is van de medewerking van huurder en verhuurder (het verstrekken van de benodigde informatie, het meewerken aan onderzoek in de woning, aanwezigheid op hoorzittingen), kan de termijn van vier maanden niet in alle gevallen gerealiseerd worden. De wet kent de mogelijkheid om in die gevallen gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. Het streven is erop gericht om in 2019 de maximale doorlooptijd voor huurprijsgeschillen en huurverhogingsverschillen in vier maanden en die van servicekostengeschillen in vijf maanden voor 90% van de verzoeken te realiseren. Geschilbeslechting via intake en bemiddeling komt de doorlooptijd van een geschil ten goede.

Voor de geschilbeslechting op basis van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) geldt een wettelijke termijn van acht weken, met de mogelijkheid om indien nodig gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. De ervaringen met de Wohv-geschillen leren dat partijen hechten aan overleg onder auspiciën van de Huurcommissie, als gevolg waarvan de termijn van acht weken niet gehaald wordt zonder dat dit op bezwaren van betrokkenen stuit. Om deze reden is als streeftermijn (voor 90% van de Wohv-geschillen) vier maanden geformuleerd.

De ADR doorlooptijd, zoals de Implementatiewet voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten voorschrijft, is 90 dagen. Nadat het dossier eenmaal compleet is, handelt de Huurcommissie minimaal 90% van de zaken binnen de wettelijke termijn van 90 dagen af.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten (uitgedrukt als percentage van de totale baten) is feitelijk gezien geen doelmatigheidsindicator, want slechts de resultante van de baten (waar de Huurcommissie geen invloed op heeft) bij min of meer gelijkblijvende lasten. Zie het daarover gestelde bij «Toelichting op het saldo van baten en lasten».

Personeel

Het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren is geen doelmatigheidsindicator, maar een kengetal. Het aantal medewerkers in vaste dienst blijft constant.

Doorlichting

De doorlichting van DHC zoals bedoeld in de Regeling agentschappen heeft in 2014 plaatsgevonden. Een van de aanbevelingen die hieruit is voortgekomen betreft het nieuwe kostprijsmodel dat als ontwikkelmodel gebruikt gaat worden.

Licence