Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren
De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd; er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Kengetallen
Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar OCW in Cijfers.
Normbedragen ho | Normbedragen mbo/bol | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Uitwonend | Thuiswonend | Studie-voorschot | Uitwonend | Thuiswonend | ||
Basisbeurs | € 308,60 | € 110,84 | n.v.t. | € 285,15 | € 87,37 | |
Aanvullende beurs | € 295,53 | € 272,41 | € 413,78 | € 382,29 | € 359,23 | |
Maximaal leenbedrag | € 317,04 | € 317,04 | € 507,39 | € 190,34 | € 190,34 | |
Collegegeldkrediet | € 180,67 | € 180,67 | € 180,67 | n.v.t | n.v.t. | |
Totaal | € 1.101,84 | € 880,96 | € 1.101,84 | € 857,78 | € 636,94 |
Vanwege de coronamaatregelen en de hersteloperatie toeslagen heeft een aantal beleidswijzigingen plaatsgevonden op artikel 11. Allereerst hebben studenten die tot en met studiejaar 2022/2023 uit hun recht op basisbeurs of aanvullende beurs lopen recht op een tegemoetkoming. Ook is voor veel studenten het reisrecht verlengd. Verder worden als onderdeel van de hersteloperatie toeslagen de publieke schulden van de gedupeerden kwijtgescholden. Op artikel 11 betreft dit de kwijtschelding van studieschulden bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 5.171.220 | 6.182.899 | 4.836.822 | 6.042.469 | 6.031.685 | 6.058.753 | 6.075.991 | |
Totale uitgaven | 5.171.220 | 6.182.899 | 4.836.822 | 6.042.469 | 6.031.685 | 6.058.753 | 6.075.991 | |
waarvan juridisch verplicht (%) | 100% | |||||||
Inkomensoverdracht | 2.328.241 | 2.961.441 | 1.328.826 | 2.323.300 | 2.321.670 | 2.366.175 | 2.382.996 | |
Basisbeurs gift (R) | 865.335 | 643.864 | 423.616 | 386.866 | 378.527 | 373.221 | 356.691 | |
Aanvullende beurs gift (R) | 692.622 | 730.654 | 769.726 | 796.567 | 805.985 | 814.819 | 820.985 | |
Reisvoorziening gift (R) | 666.540 | 1.055.892 | ‒ 42.705 | 965.472 | 1.008.151 | 1.043.712 | 1.071.598 | |
Caribisch Nederland gift (R) | 2.852 | 2.894 | 2.894 | 2.894 | 2.894 | 2.894 | 2.894 | |
Overige uitgaven (R) | 100.892 | 528.137 | 175.295 | 171.501 | 126.113 | 131.529 | 130.828 | |
Leningen | 2.717.821 | 3.073.748 | 3.367.673 | 3.576.573 | 3.563.952 | 3.550.331 | 3.553.988 | |
Basisbeurs prestatiebeurs (NR) | ‒ 622.580 | ‒ 408.097 | ‒ 193.415 | ‒ 159.807 | ‒ 180.362 | ‒ 184.232 | ‒ 159.568 | |
Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR) | 122.378 | 134.006 | 120.024 | 109.591 | 84.383 | 61.675 | 45.874 | |
Reisvoorziening (NR) | 161.344 | 169.105 | 160.180 | 145.629 | 118.062 | 102.368 | 80.525 | |
Rentedragende lening (NR) | 2.645.105 | 2.845.884 | 2.972.723 | 3.048.467 | 3.096.658 | 3.114.916 | 3.125.965 | |
Collegegeldkrediet (NR) | 303.414 | 279.243 | 254.231 | 364.769 | 373.536 | 380.321 | 386.099 | |
Leven lang leren krediet (NR) | 29.551 | 28.795 | 25.834 | 37.871 | 39.909 | 41.947 | 41.947 | |
Overige uitgaven (NR) | 78.609 | 24.812 | 28.096 | 30.053 | 31.766 | 33.336 | 33.146 | |
Bijdrage aan agentschappen | 125.158 | 147.710 | 140.323 | 142.596 | 146.063 | 142.247 | 139.007 | |
Dienst Uitvoering Onderwijs | 125.158 | 147.710 | 140.323 | 142.596 | 146.063 | 142.247 | 139.007 | |
Ontvangsten | 1.051.508 | 1.147.989 | 1.211.951 | 1.266.065 | 1.308.869 | 1.355.191 | 1.403.705 | |
Ontvangsten (R) | 97.386 | 83.452 | 73.432 | 74.857 | 80.033 | 88.386 | 98.581 | |
Ontvangen rente (R) | 63.342 | 56.271 | 52.280 | 55.718 | 60.906 | 69.271 | 79.478 | |
Overige ontvangsten (R) | 33.824 | 26.961 | 20.932 | 18.919 | 18.907 | 18.895 | 18.883 | |
Ontvangsten Caribisch Nederland (R ) | 220 | 220 | 220 | 220 | 220 | 220 | 220 | |
Ontvangsten (NR) | 954.122 | 1.064.537 | 1.138.519 | 1.191.208 | 1.228.836 | 1.266.805 | 1.305.124 | |
Terugontvangen lening (NR) | 954.122 | 1.064.537 | 1.138.519 | 1.191.208 | 1.228.836 | 1.266.805 | 1.305.124 |
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
relevante uitgaven: | 2.453.399 | 3.109.151 | 1.469.149 | 2.465.896 | 2.467.733 | 2.508.422 | 2.522.003 |
niet relevante uitgaven: | 2.717.821 | 3.073.748 | 3.367.673 | 3.576.573 | 3.563.952 | 3.550.331 | 3.553.988 |
relevante ontvangsten: | 97.386 | 83.452 | 73.432 | 74.857 | 80.033 | 88.386 | 98.581 |
niet relevante ontvangsten: | 954.122 | 1.064.537 | 1.138.519 | 1.191.208 | 1.228.836 | 1.266.805 | 1.305.124 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2022 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde uitgaven DUO zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.
Toelichting
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenplafond. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na het behalen van het diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeursuitgaven (zolang die nog niet zijn omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
Inkomensoverdrachten
Basisbeurs
Sinds het studiejaar 2015/2016 geldt voor nieuwe studenten in het hoger onderwijs (ho) het studievoorschot. De basisbeurs in het ho is vervangen door de mogelijkheid om gebruik te maken van een leenvoorziening tegen sociale terugbetaalvoorwaarden. Studenten die voordien zijn ingestroomd, vallen voor hun bachelor of master nog onder het oude stelsel en ontvangen in enkele gevallen nog een basisbeurs. Voor mbo-studenten van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) is de basisbeurs onveranderd gebleven. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Studenten in de bol niveau 1 en 2 vallen niet onder het prestatiebeursregime omdat studenten op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor studenten in de bol niveau 1 en 2.
Studenten in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Studenten met basisbeurs | 222.092 | 223.800 | 232.400 | 239.500 | 231.500 | 225.300 | 221.500 |
bol | 216.315 | 221.200 | 231.100 | 238.900 | 231.500 | 225.300 | 221.500 |
hbo | 5.218 | 2.300 | 1.200 | 600 | 0 | 0 | 0 |
wo | 559 | 300 | 100 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Studenten zonder basisbeurs | 585.572 | 619.800 | 637.100 | 647.200 | 652.500 | 653.900 | 653.700 |
bol | 20.030 | 20.500 | 21.400 | 22.100 | 21.400 | 20.900 | 20.500 |
hbo | 345.123 | 360.900 | 366.300 | 367.900 | 367.600 | 363.600 | 358.500 |
wo | 220.419 | 238.400 | 249.400 | 257.200 | 263.500 | 269.400 | 274.700 |
Totaal | 807.664 | 843.600 | 869.500 | 886.700 | 884.000 | 879.200 | 875.200 |
Toelichting
Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studenten met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studenten in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere student die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering.
Naast de groep studenten met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt of omdat ze onder het studievoorschot vallen), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening en de aanvullende beurs. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot vond een verschuiving plaats van het aantal studenten met een basisbeurs naar het aantal studenten zonder basisbeurs.
De gegevens zijn inclusief aantallen studenten die met een meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde basisbeurs gift | 84.597 | 89.701 | 92.998 | 98.339 | 93.612 | 90.040 | 87.793 |
bol | 82.278 | 88.501 | 92.124 | 98.339 | 93.612 | 90.040 | 87.793 |
hbo | 1.355 | 693 | 576 | 0 | 0 | 0 | 0 |
wo | 963 | 507 | 298 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs | 780.738 | 554.163 | 330.618 | 288.527 | 284.915 | 283.181 | 268.898 |
bol | 211.376 | 209.306 | 206.060 | 214.858 | 220.946 | 229.012 | 234.729 |
hbo | 315.070 | 164.630 | 56.245 | 38.533 | 33.683 | 28.783 | 18.783 |
wo | 254.292 | 180.227 | 68.313 | 35.136 | 30.286 | 25.386 | 15.386 |
Totaal | 865.335 | 643.864 | 423.616 | 386.866 | 378.527 | 373.221 | 356.691 |
Toelichting
In tabel 51 worden de geraamde relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs wordt jaarlijks bijgesteld en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot dalen de omzettingen van prestatiebeurs naar gift in het ho.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studenten een extra financiële belemmering. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Studenten in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime. In het ho krijgen studenten de eerste 5 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd.
Voor studenten die onder het studievoorschot vallen is de maximale aanvullende beurs hoger dan voor studenten die hier (nog) niet onder vallen.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol | 108.264 | 112.900 | 117.900 | 121.700 | 117.600 | 114.200 | 112.200 |
hbo | 89.602 | 94.400 | 95.600 | 95.900 | 95.600 | 94.600 | 93.200 |
wo | 31.493 | 33.600 | 35.000 | 36.100 | 37.100 | 37.900 | 38.600 |
Totaal | 229.359 | 240.900 | 248.500 | 253.700 | 250.300 | 246.700 | 244.000 |
Toelichting
Tabel 52 laat het aantal studenten met een aanvullende beurs zien. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde aanvullende beurs gift | 289.739 | 311.073 | 322.781 | 330.580 | 319.436 | 310.382 | 304.977 |
bol | 231.259 | 248.897 | 259.473 | 266.690 | 255.312 | 246.407 | 241.355 |
hbo | 45.783 | 48.386 | 48.948 | 49.082 | 48.938 | 48.442 | 47.777 |
wo | 12.697 | 13.790 | 14.360 | 14.808 | 15.186 | 15.533 | 15.845 |
Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs | 402.884 | 419.581 | 446.945 | 465.987 | 486.549 | 504.437 | 516.008 |
bol | 141.841 | 140.264 | 140.365 | 140.292 | 143.672 | 148.955 | 152.289 |
hbo | 191.368 | 205.554 | 224.843 | 239.496 | 251.938 | 260.235 | 265.295 |
wo | 69.675 | 73.763 | 81.737 | 86.199 | 90.939 | 95.247 | 98.424 |
Totaal | 692.622 | 730.654 | 769.726 | 796.567 | 805.985 | 814.819 | 820.985 |
Toelichting
In de tabel 53 worden de geraamde relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs wordt jaarlijks bijgesteld. Voor studenten in het ho die niet onder het studievoorschot vallen, is de aanvullende beurs naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; thuis- of uitwonend, maximaal respectievelijk € 272,41 of € 295,53 per maand. Dit geldt ook voor het bol, daar bedraagt de aanvullende beurs maximaal respectievelijk € 359,12 of € 382,29 per maand (zie tabel 47).
De hoogte van de maximale aanvullende beurs voor studenten die onder het studievoorschot vallen is € 413,78 per maand. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet langer bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.
Het verloop van deze uitgaven is voor een groot deel afhankelijk van de prijsontwikkeling. Daarnaast is de ontwikkeling in het aantal studenten met minder draagkrachtige ouders en de deelname aan het onderwijs hier van invloed, en spelen exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers van het reisrecht | 817.573 | 867.700 | 892.300 | 906.300 | 901.700 | 898.600 | 884.500 |
bol minderjarig | 112.599 | 111.300 | 109.300 | 107.300 | 104.900 | 105.600 | 107.000 |
bol | 218.779 | 223.800 | 233.700 | 241.600 | 234.100 | 227.900 | 224.100 |
ho | 486.195 | 532.600 | 549.300 | 557.400 | 562.700 | 565.100 | 553.400 |
Aantal RBS | 11.497 | 15.300 | 15.800 | 16.100 | 16.200 | 16.300 | 16.300 |
bol | 1.378 | 2.000 | 2.100 | 2.200 | 2.100 | 2.100 | 2.000 |
ho | 10.119 | 13.300 | 13.700 | 13.900 | 14.100 | 14.200 | 14.300 |
Totaal | 829.070 | 883.000 | 908.100 | 922.400 | 917.900 | 914.900 | 900.800 |
Toelichting
De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (reisvergoeding buitenland studerenden (RBS)).
Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar. In het Nationaal Programma Onderwijs is het reisrecht voor veel ho-studenten verlengd met een extra jaar: studenten die in de periode maart t/m december 2020 een opleiding volgden aan een hogeschool of universiteit én op dat moment minimaal een maand recht hadden op studiefinanciering, krijgen in totaal 12 maanden extra reisrecht erbij, aansluitend op het reguliere reisrecht van de nominale studieduur plus één jaar.
Studenten in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Sinds 1 januari 2017 hebben ook minderjarige studenten in de bol recht op de reisvoorziening.
De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor studenten in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde reisvoorziening gift | 92.663 | 95.460 | 99.706 | 103.469 | 103.248 | 104.139 | 105.855 |
bol | 81.448 | 83.189 | 86.735 | 89.887 | 89.103 | 89.467 | 90.675 |
ho | 11.215 | 12.270 | 12.971 | 13.582 | 14.145 | 14.672 | 15.181 |
Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs | 688.227 | 727.859 | 774.825 | 817.203 | 853.756 | 885.079 | 909.194 |
bol | 210.598 | 246.745 | 260.853 | 277.242 | 288.474 | 295.741 | 301.143 |
ho | 477.629 | 481.114 | 513.972 | 539.961 | 565.282 | 589.338 | 608.051 |
Bijdrage studerenden aan OV-contract | ‒ 972.684 | ‒ 1.026.830 | ‒ 1.089.548 | ‒ 1.127.049 | ‒ 1.141.773 | ‒ 1.158.255 | ‒ 1.162.202 |
bol | ‒ 394.983 | ‒ 402.974 | ‒ 420.891 | ‒ 436.794 | ‒ 432.885 | ‒ 434.249 | ‒ 439.746 |
ho | ‒ 577.701 | ‒ 623.856 | ‒ 668.658 | ‒ 690.255 | ‒ 708.888 | ‒ 724.006 | ‒ 722.456 |
Kosten contract OV-bedrijven | 858.334 | 1.259.403 | 172.312 | 1.171.850 | 1.192.920 | 1.212.749 | 1.218.751 |
Totaal reisvoorziening | 666.540 | 1.055.892 | ‒ 42.705 | 965.472 | 1.008.151 | 1.043.712 | 1.071.598 |
Toelichting
Bij de kosten contract OV-bedrijven zijn de jaarlijkse uitgaven wat lastiger met elkaar te vergelijken. Dit heeft te maken met verschillende kasschuiven. Het betreft allereerst een kasschuif van € 425,0 miljoen van 2021 naar 2018. Daarnaast zijn er twee kasschuiven van € 200,0 miljoen van 2021 naar 2020. Ook is er een kasschuif van € 1.050,0 miljoen van 2022 naar 2021, mede op verzoek van de OV-bedrijven. Contractueel is vastgelegd dat het Ministerie van OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de Staat over de jaren heen.
Overige uitgaven
De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven en kwijtscheldingen. In 2021 zijn de overige uitgaven fors hoger dan andere jaren. Dat komt enerzijds omdat de kosten voor de tegemoetkoming studenten mbo en ho als gevolg van de coronamaatregelen zijn opgenomen onder deze post. Daarnaast worden de kwijtscheldingen als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire ook onder deze post geboekt.
Leningen
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet-relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet.
Basisbeurs
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Sinds het studiejaar 2015/2016 geldt voor nieuwe studenten in het ho het studievoorschot.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde basisbeurs | 256.278 | 263.866 | 270.403 | 277.320 | 268.552 | 262.949 | 259.330 |
bol | 234.960 | 248.835 | 260.084 | 269.525 | 263.314 | 257.743 | 254.173 |
hbo | 19.108 | 13.153 | 9.064 | 6.954 | 4.561 | 4.514 | 4.451 |
wo | 2.210 | 1.878 | 1.255 | 841 | 677 | 692 | 706 |
Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs | ‒ 780.738 | ‒ 554.163 | ‒ 330.618 | ‒ 288.527 | ‒ 284.914 | ‒ 283.181 | ‒ 268.898 |
bol | ‒ 211.376 | ‒ 209.307 | ‒ 206.061 | ‒ 214.858 | ‒ 220.945 | ‒ 229.012 | ‒ 234.729 |
hbo | ‒ 315.070 | ‒ 164.630 | ‒ 56.245 | ‒ 38.533 | ‒ 33.683 | ‒ 28.783 | ‒ 18.783 |
wo | ‒ 254.292 | ‒ 180.226 | ‒ 68.312 | ‒ 35.136 | ‒ 30.286 | ‒ 25.386 | ‒ 15.386 |
Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs | ‒ 98.120 | ‒ 117.800 | ‒ 133.200 | ‒ 148.600 | ‒ 164.000 | ‒ 164.000 | ‒ 150.000 |
bol | ‒ 15.484 | ‒ 17.000 | ‒ 18.000 | ‒ 19.000 | ‒ 20.000 | ‒ 20.000 | ‒ 20.000 |
hbo | ‒ 60.976 | ‒ 70.000 | ‒ 80.000 | ‒ 90.000 | ‒ 100.000 | ‒ 100.000 | ‒ 90.000 |
wo | ‒ 21.660 | ‒ 30.800 | ‒ 35.200 | ‒ 39.600 | ‒ 44.000 | ‒ 44.000 | ‒ 40.000 |
Totaal | ‒ 622.580 | ‒ 408.097 | ‒ 193.415 | ‒ 159.807 | ‒ 180.362 | ‒ 184.232 | ‒ 159.568 |
Toelichting
In tabel 56 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot daalde het aantal toekenningen in het hbo en wo vanaf 2015. Met de invoering van het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) vindt de omzetting van prestatiebeurs naar lening op een later moment plaats. Voorheen werd een prestatiebeurs naar lening omgezet als een student gestopt was met de studie. Nu wordt een prestatiebeurs naar lening omgezet als een student uit de diplomatermijn van 10 jaar loopt, zodat er later bij het behalen van een diploma niet alsnog hoeft te worden omgezet en moet worden verrekend met eventueel betaalde termijnen. Dit zorgt ervoor dat er een oplopende trend zit in de omzettingen van prestatiebeurs naar lening, die ook terug te zien is bij de aanvullende beurs en de reisvoorziening.
Aanvullende beurs
Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde aanvullende beurs | 559.371 | 594.087 | 609.968 | 621.078 | 618.932 | 614.613 | 610.383 |
bol | 165.389 | 172.494 | 180.306 | 186.874 | 182.518 | 178.610 | 176.104 |
hbo | 286.532 | 305.459 | 308.648 | 309.361 | 308.327 | 305.029 | 300.708 |
wo | 107.451 | 116.134 | 121.014 | 124.843 | 128.087 | 130.974 | 133.571 |
Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs | ‒ 402.884 | ‒ 419.581 | ‒ 446.944 | ‒ 465.987 | ‒ 486.549 | ‒ 504.438 | ‒ 516.009 |
bol | ‒ 141.841 | ‒ 140.264 | ‒ 140.365 | ‒ 140.292 | ‒ 143.672 | ‒ 148.955 | ‒ 152.289 |
hbo | ‒ 191.368 | ‒ 205.554 | ‒ 224.842 | ‒ 239.496 | ‒ 251.938 | ‒ 260.236 | ‒ 265.296 |
wo | ‒ 69.675 | ‒ 73.763 | ‒ 81.737 | ‒ 86.199 | ‒ 90.939 | ‒ 95.247 | ‒ 98.424 |
Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs | ‒ 34.110 | ‒ 40.500 | ‒ 43.000 | ‒ 45.500 | ‒ 48.000 | ‒ 48.500 | ‒ 48.500 |
bol | ‒ 9.192 | ‒ 12.000 | ‒ 13.000 | ‒ 14.000 | ‒ 15.000 | ‒ 15.000 | ‒ 15.000 |
hbo | ‒ 19.109 | ‒ 22.000 | ‒ 23.000 | ‒ 24.000 | ‒ 25.000 | ‒ 25.000 | ‒ 25.000 |
wo | ‒ 5.809 | ‒ 6.500 | ‒ 7.000 | ‒ 7.500 | ‒ 8.000 | ‒ 8.500 | ‒ 8.500 |
Totaal | 122.378 | 134.006 | 120.024 | 109.591 | 84.383 | 61.675 | 45.874 |
Toelichting
In tabel 57 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Voor het verloop van deze uitgaven gelden dezelfde factoren als voor de relevante uitgaven aan de aanvullende beurs.
Reisvoorziening
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitbetaalde reisvoorziening | 894.126 | 946.964 | 992.005 | 1.025.832 | 1.040.817 | 1.056.447 | 1.058.719 |
bol | 315.311 | 320.372 | 334.780 | 347.565 | 344.432 | 345.428 | 349.719 |
ho | 578.815 | 626.592 | 657.225 | 678.267 | 696.385 | 711.019 | 709.000 |
Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs | ‒ 688.227 | ‒ 727.859 | ‒ 774.825 | ‒ 817.203 | ‒ 853.755 | ‒ 885.079 | ‒ 909.194 |
bol | ‒ 210.598 | ‒ 246.745 | ‒ 260.853 | ‒ 277.242 | ‒ 288.473 | ‒ 295.741 | ‒ 301.143 |
ho | ‒ 477.629 | ‒ 481.114 | ‒ 513.972 | ‒ 539.961 | ‒ 565.282 | ‒ 589.338 | ‒ 608.051 |
Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs | ‒ 44.555 | ‒ 50.000 | ‒ 57.000 | ‒ 63.000 | ‒ 69.000 | ‒ 69.000 | ‒ 69.000 |
bol | ‒ 8.082 | ‒ 10.000 | ‒ 12.000 | ‒ 13.000 | ‒ 14.000 | ‒ 14.000 | ‒ 14.000 |
ho | ‒ 36.473 | ‒ 40.000 | ‒ 45.000 | ‒ 50.000 | ‒ 55.000 | ‒ 55.000 | ‒ 55.000 |
Totaal reisvoorziening | 161.344 | 169.105 | 160.180 | 145.629 | 118.062 | 102.368 | 80.525 |
Toelichting
In tabel 58 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de reisvoorziening gepresenteerd.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rentedragende lening | 2.645.105 | 2.845.884 | 2.972.723 | 3.048.467 | 3.096.658 | 3.114.916 | 3.125.965 |
Collegegeldkrediet | 303.414 | 279.243 | 254.231 | 364.769 | 373.536 | 380.321 | 386.099 |
Leven lang leren krediet | 29.551 | 28.795 | 25.834 | 37.871 | 39.909 | 41.947 | 41.947 |
Totaal | 2.978.070 | 3.153.922 | 3.252.788 | 3.451.107 | 3.510.103 | 3.537.184 | 3.554.011 |
Toelichting
Het totale bedrag dat wordt geleend stijgt jaarlijks vanwege onder andere hogere studentenaantallen. De verwachte uitgaven aan het collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet lopen in 2021 en 2022 iets terug vanwege de halvering van het collegegeld. Het maximaal aan te vragen collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet voor studenten die het wettelijk collegegeld betalen is in collegejaar 2021-2022 gehalveerd.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Ontvangsten
Leningen worden terugbetaald naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of minder terug te betalen.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ontvangen rente | 63.342 | 56.271 | 52.280 | 55.718 | 60.906 | 69.271 | 79.478 |
Overige ontvangsten | 33.824 | 26.961 | 20.932 | 18.919 | 18.907 | 18.895 | 18.883 |
Renteloos voorschot en relevante | 1.034 | 1.003 | 974 | 961 | 949 | 937 | 925 |
rentedragende lening | |||||||
Kortlopende vorderingen | 32.790 | 25.958 | 19.958 | 17.958 | 17.958 | 17.958 | 17.958 |
Ontvangsten Caribisch Nederland | 220 | 220 | 220 | 220 | 220 | 220 | 220 |
Totaal relevante ontvangsten | 97.386 | 83.452 | 73.432 | 74.857 | 80.033 | 88.386 | 98.581 |
Toelichting
De relevante ontvangsten bestaan uit verschillende posten, waarvan de ontvangen rente de grootste is. De overige relevante ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit ontvangsten op de kortlopende vorderingen, die ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft voornamelijk studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is.
De niet-relevante ontvangsten ontstaan door terugbetaling van de hoofdsom op studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer en vaker is geleend.